EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 7.12.2022
COM(2022) 695 final
2022/0402(CNS)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN DE RAAD
betreffende de rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning van beslissingen en de aanvaarding van authentieke akten inzake afstamming en betreffende de invoering van een Europese akte van afstamming
{SEC(2022) 432 final} - {SWD(2022) 390 final} - {SWD(2022) 391 final} - {SWD(2022) 392 final}
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
De Unie streeft ernaar een ruimte van vrijheid en recht tot stand te brengen, in stand te houden en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen, de toegang tot de rechter en de volledige eerbiediging van de grondrechten zijn gewaarborgd.
Om dit streven kracht bij te zetten, zei Commissievoorzitter Von der Leyen in haar toespraak over de Staat van de Unie in 2020: “Als je een ouder bent in één land, ben je een ouder in alle landen”. Met deze verklaring wees de voorzitter van de Commissie erop dat ervoor moet worden gezorgd dat de afstamming die in een lidstaat is vastgesteld, in alle andere lidstaten voor alle doeleinden wordt erkend. Dit initiatief werd aangemerkt als een van de belangrijkste acties in het kader van de EU-strategie voor de rechten van het kind en de EU-strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers.
Het voorstel heeft als doel de bescherming te versterken van de grondrechten en andere rechten van kinderen in grensoverschrijdende situaties, zoals hun recht op een identiteit, hun recht om niet te worden gediscrimineerd, hun recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, hun recht op erfopvolging en hun recht op levensonderhoud in een andere lidstaat, waarbij de belangen van het kind voorop staan. In overeenstemming met deze doelstelling wordt in de conclusies van de Raad over de EU-strategie voor de rechten van het kind benadrukt dat kinderrechten universeel zijn, dat elk kind dezelfde rechten geniet zonder enige vorm van discriminatie en dat het belang van het kind voorop moet staan bij alle handelingen met betrekking tot kinderen, ongeacht of deze door overheidsinstanties of door particuliere instellingen worden verricht.
Aanvullende doelstellingen van het voorstel bestaan erin rechtszekerheid en voorspelbaarheid te bieden met betrekking tot de regels inzake de internationale rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht voor de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties en inzake de erkenning van de afstamming, en de juridische kosten en lasten voor gezinnen en de rechtsstelsels van de lidstaten te verminderen in verband met juridische procedures voor de erkenning van de afstamming in een andere lidstaat.
De erkenning van de afstamming tussen de lidstaten is noodzakelijk omdat burgers zich steeds vaker in grensoverschrijdende situaties bevinden, bijvoorbeeld wanneer zij familieleden in een andere lidstaat hebben, binnen de Unie reizen, naar een andere lidstaat verhuizen om een baan te vinden of een gezin te stichten of in een andere lidstaat onroerend goed kopen. Naar schatting twee miljoen kinderen kunnen zich momenteel echter voor een situatie gesteld zien waarin hun afstamming zoals die in een lidstaat is vastgesteld, in een andere lidstaat niet voor alle doeleinden wordt erkend.
Het recht van de Unie vereist reeds dat de lidstaten de afstamming van een kind zoals die in een andere lidstaat is vastgesteld, erkennen met het oog op de rechten die het kind ontleent aan het Unierecht, met name aan het Unierecht inzake vrij verkeer, met inbegrip van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, wat het recht op gelijke behandeling met zich brengt alsook het verbod op belemmeringen in aangelegenheden als de erkenning van namen.
Het recht van de Unie vereist echter nog niet dat de lidstaten de afstamming van een kind zoals vastgesteld in een andere lidstaat, voor andere doeleinden erkennen. Dit ontbreken van erkenning kan aanzienlijke negatieve gevolgen hebben voor kinderen. Het belemmert de uitoefening van hun grondrechten in grensoverschrijdende situaties en kan ertoe leiden dat hun de rechten die zij krachtens het nationale recht aan de afstamming ontlenen, worden ontzegd. Zo kunnen kinderen hun recht verliezen op erfopvolging of levensonderhoud in een andere lidstaat, of hun recht op het optreden van een van hun ouders als hun wettelijke vertegenwoordiger in een andere lidstaat op het gebied van bijvoorbeeld medische behandelingen of onderwijs. Deze moeilijkheden kunnen gezinnen dwingen tot een gerechtelijke procedure om de afstamming van hun kinderen in een andere lidstaat te laten erkennen, maar deze gerechtelijke procedures vergen tijd en brengen kosten en lasten met zich mee voor zowel het gezin als de rechtsstelsels van de lidstaten, terwijl het resultaat ervan ongewis is. Hoewel de lidstaten verplicht zijn om de afstamming zoals die in een andere lidstaat is vastgesteld, met het oog op aan het recht van de Unie ontleende rechten te erkennen, kunnen gezinnen ervan worden weerhouden hun recht op vrij verkeer uit te oefenen uit angst dat de afstamming van hun kinderen in een andere lidstaat niet voor alle doeleinden zal worden erkend.
De redenen voor de huidige problemen in verband met de erkenning van de afstamming bestaan erin dat de lidstaten verschillende materiële regels kennen voor de vaststelling van de afstamming in binnenlandse situaties en die regels onder hun bevoegdheid vallen en zullen blijven vallen, maar ook verschillende regels kennen inzake internationale rechterlijke bevoegdheid en verschillende collisieregels voor de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties en inzake de erkenning van de afstamming die in een andere lidstaat is vastgesteld, aangelegenheden op het gebied waarvan de Unie bevoegd is om maatregelen te nemen. De instrumenten van de Unie inzake familierecht met grensoverschrijdende gevolgen, onder meer op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en levensonderhoud, erfopvolging en de overlegging van openbare documenten in een andere lidstaat, strekken zich momenteel echter niet uit tot internationale rechterlijke bevoegdheid of collisieregels voor de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties of tot de erkenning van afstamming tussen lidstaten.
Klachten van burgers, verzoekschriften aan het Europees Parlement en gerechtelijke procedures getuigen van de problemen die gezinnen in de Unie ondervinden in verband met de erkenning van de afstamming van hun kinderen in grensoverschrijdende situaties, onder meer wanneer zij naar een andere lidstaat verhuizen of terugkeren naar hun lidstaat van herkomst, en om erkenning van de afstamming voor alle doeleinden verzoeken.
Om de problemen in verband met de erkenning van de afstamming voor alle doeleinden aan te pakken en de bestaande leemte in het recht van de Unie te dichten, stelt de Commissie voor om Unieregels vast te stellen met betrekking tot de internationale rechterlijke bevoegdheid inzake afstamming (waarbij wordt bepaald van welke lidstaat de rechters bevoegd zijn om in grensoverschrijdende situaties kennis te nemen van aangelegenheden inzake afstamming en om onder meer de afstamming vast te stellen) en het toepasselijke recht (waarbij het nationale recht wordt aangewezen dat van toepassing moet zijn op aangelegenheden inzake afstamming, zoals de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties), om zo vervolgens de erkenning in een lidstaat van de in een andere lidstaat vastgestelde afstamming te vergemakkelijken. De Commissie stelt ook voor een Europese akte van afstamming in te voeren, waar kinderen (of hun wettelijke vertegenwoordigers) om kunnen verzoeken en die zij kunnen gebruiken om in een andere lidstaat bewijs van hun afstamming te overleggen.
Aangezien in het internationaal recht, het recht van de Unie en het recht van de lidstaten alle kinderen zonder onderscheid dezelfde rechten hebben, heeft het voorstel betrekking op de erkenning van de afstamming van een kind, ongeacht de wijze waarop het kind verwekt of geboren is en ongeacht het soort gezin waartoe het kind behoort. Het voorstel omvat dus ook de erkenning van de afstamming van een kind met ouders van hetzelfde geslacht en de erkenning van de afstamming van een kind dat binnenlands in een lidstaat is geadopteerd.
Het voorstel doet echter geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om materiële regels van familierecht vast te stellen, zoals regels inzake de definitie van “gezin” of regels inzake de vaststelling van de afstamming in binnenlandse situaties. Het voorstel doet evenmin afbreuk aan de regels van de lidstaten inzake de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken of aangegane geregistreerde partnerschappen.
Het voorstel is van toepassing ongeacht de nationaliteit van de kinderen en de nationaliteit van hun ouders. In overeenstemming met de bestaande instrumenten van de Unie op het gebied van burgerlijke zaken (met inbegrip van familierecht) en handelszaken, vereist het voorstel echter alleen de erkenning of aanvaarding van in een lidstaat afgegeven documenten tot vaststelling of staving van de afstamming, terwijl op de erkenning of aanvaarding van in een derde land afgegeven documenten tot vaststelling of staving van de afstamming, het nationale recht van toepassing zal blijven.
•Verenigbaarheid met bepalingen op het beleidsterrein
Momenteel zijn de lidstaten op grond van het bestaande Unierecht reeds verplicht de afstamming van een kind zoals vastgesteld in een andere lidstaat te erkennen met het oog op de uitoefening van de rechten die het kind ontleent aan het Unierecht, met name op het gebied van vrij verkeer. Het voorstel doet geen afbreuk aan die verplichting van de lidstaten. Bij gebrek aan Unieregels inzake de internationale rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht voor de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties en inzake de erkenning in een andere lidstaat van de afstamming met het oog op de rechten die een kind aan de afstamming ontleent krachtens het nationale recht, worden deze aangelegenheden momenteel echter geregeld door het nationale recht van elke lidstaat.
De bestaande instrumenten van de Unie regelen de erkenning van rechterlijke beslissingen en authentieke akten op verschillende gebieden die rechtstreeks relevant zijn voor kinderen in grensoverschrijdende situaties, zoals ouderlijke verantwoordelijkheid, levensonderhoud en erfopvolging. Aangelegenheden inzake afstamming zijn echter uitgesloten van het toepassingsgebied van deze instrumenten. De verordening inzake openbare documenten heeft betrekking op de authenticiteit van openbare documenten op bepaalde gebieden, waaronder geboorte, afstamming en adoptie, maar niet op de erkenning van de inhoud van dergelijke openbare documenten. De vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de internationale rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht voor de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties en inzake de erkenning van de afstammming in een andere lidstaat zou een aanvulling vormen op de huidige wetgeving van de Unie inzake familierecht en erfopvolging en de toepassing daarvan vergemakkelijken, aangezien de afstamming van een kind een preliminaire kwestie is die moet worden opgelost voordat de bestaande regels van de Unie inzake ouderlijke verantwoordelijkheid, levensonderhoud en erfopvolging met betrekking tot het kind kunnen worden toegepast.
Aangezien het voorstel tot doel heeft de rechten van kinderen in grensoverschrijdende situaties te beschermen, is het in overeenstemming met het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, waarin is bepaald dat de staten die partij zijn ervoor moeten zorgen dat het kind wordt beschermd tegen alle vormen van discriminatie of bestraffing op grond van de omstandigheden of de activiteiten van de ouders van het kind (artikel 2), dat bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door rechterlijke instanties of wetgevende lichamen, de belangen van het kind de eerste overweging moeten vormen (artikel 3), en dat kinderen recht hebben op een identiteit en het recht hebben door hun ouders te worden verzorgd (artikelen 7 en 8). Het voorstel is ook in overeenstemming met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, dat voorziet in het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, en met de desbetreffende jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, ook wat betreft de erkenning van uit een draagmoeder geboren kinderen. Ten slotte is het ook in overeenstemming met de in het Verdrag betreffende de Europese Unie (artikel 3, leden 3, en 5 VEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “Handvest” genoemd) geformuleerde doelstelling van bescherming en bevordering van de rechten van het kind. Het Handvest waarborgt bij de toepassing en uitvoering van het recht van de Unie de bescherming van de grondrechten van kinderen en hun gezinnen. Deze rechten omvatten het recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven (artikel 7), het recht om niet te worden gediscrimineerd (artikel 21) en het recht van kinderen om regelmatig persoonlijke betrekkingen en rechtstreekse contacten met beide ouders te onderhouden indien dit in overeenstemming is met de belangen van het kind (artikel 24). Uitgaand van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind bepaalt artikel 24, lid 2, van het Handvest ook dat bij alle handelingen in verband met kinderen, ongeacht of deze worden verricht door overheidsinstanties of particuliere instellingen, de belangen van het kind een essentiële overweging vormen.
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het voorstel is gebaseerd op verschillende beleidsinitiatieven. Daarbij gaat het onder meer om “Het programma van Stockholm – Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger” van de Europese Raad van 2010, het actieplan van de Commissie ter uitvoering van het programma van Stockholm, en het groenboek “Minder administratieve formaliteiten voor burgers: De bevordering van het vrije verkeer van openbare documenten en de erkenning van de gevolgen van akten van de burgerlijke stand” van 2010. Bovendien heeft het Europees Parlement de Commissie in 2017 verzocht om een wetgevingsvoorstel in te dienen inzake de grensoverschrijdende erkenning van adoptiebeschikkingen.
In 2020 kondigde de Commissie maatregelen aan om ervoor te zorgen dat de afstamming die in een lidstaat is vastgesteld in alle andere lidstaten zou worden erkend. Dit initiatief werd opgenomen in de EU-strategie voor de rechten van het kind van 2021 als een van de belangrijkste acties ter ondersteuning van gelijkheid en de rechten van kinderen, en in de EU-strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers van 2020. Het Europees Parlement gaf in zijn resolutie van 2022 over de bescherming van de rechten van het kind in civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en familierechtelijke zaken te kennen ingenomen te zijn met het initiatief van de Commissie.
In de conclusies van de Raad over de EU-strategie voor de rechten van het kind wordt benadrukt dat kinderrechten universeel zijn, dat elk kind dezelfde rechten geniet zonder enige vorm van discriminatie en dat het belang van het kind voorop moet staan bij alle handelingen met betrekking tot kinderen, ongeacht of deze door overheidsinstanties of door particuliere instellingen worden verricht. Dit houdt noodzakelijkerwijs de totstandbrenging in van een rechtskader met uniforme regels inzake de internationale rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht voor de erkenning van de afstamming tussen de lidstaten, zodat kinderen zonder discriminatie hun rechten in de Unie kunnen uitoefenen.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Volgens de Verdragen van de Unie valt het materiële recht op het gebied van familiezaken, met inbegrip van de rechtspositie van personen, onder de bevoegdheid van de lidstaten, wat betekent dat de materiële regels voor de vaststelling van de afstamming van een persoon in het nationale recht zijn neergelegd. De Unie kan echter op grond van artikel 81, lid 3, VWEU maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen vaststellen, zoals maatregelen om ervoor te zorgen dat wanneer de afstamming in een lidstaat eenmaal is vastgesteld, deze in de andere lidstaten wordt erkend. Deze maatregelen kunnen de vaststelling omvatten van gemeenschappelijke regels inzake de internationale rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijke recht en procedures voor de erkenning van de afstamming in een andere lidstaat. Deze maatregelen zullen niet leiden tot harmonisatie van het materiële recht van de lidstaten inzake de definitie van “gezin” of de vaststelling van de afstamming in binnenlandse situaties.
Net als andere instrumenten van de Unie op het gebied van familierecht beoogt het voorstel de erkenning van rechterlijke beslissingen en authentieke akten inzake afstamming te vergemakkelijken door de vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de internationale rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht. Het voorstel heeft tot doel te verplichten tot de erkenning van de in een andere lidstaat vastgestelde afstamming met het oog op, met name, de rechten die uit hoofde van het nationale recht voortvloeien uit de afstamming. Artikel 81, lid 3, VWEU is daarom de juiste rechtsgrondslag.
Op grond van Protocol nr. 22 bij het VWEU zijn wettelijke maatregelen op het gebied van justitie niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken. Op grond van Protocol nr. 21 bij het VWEU is Ierland evenmin door dergelijke maatregelen gebonden. Zodra een voorstel op dit gebied is ingediend, kan Ierland echter kennis geven van zijn wens deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van de maatregel en kan het, zodra de maatregel is vastgesteld, zijn wens kenbaar maken om die maatregel te aanvaarden.
•Subsidiariteit
Terwijl het aan de lidstaten is om regels vast te stellen voor de definitie van het begrip “gezin” en voor de vaststelling van de afstamming, is het vaststellen van maatregelen met grensoverschrijdende gevolgen met betrekking tot het familierecht en de rechten van het kind een gedeelde bevoegdheid van de Unie en de lidstaten. Problemen inzake de erkenning in een lidstaat van de in een andere lidstaat vastgestelde afstamming met het oog op aan het nationale recht dan wel het recht van de Unie ontleende rechten hebben een Uniedimensie, aangezien erkenning de betrokkenheid van twee lidstaten vereist. Ook de gevolgen van niet-erkenning van de afstamming hebben een Uniedimensie, aangezien gezinnen ervan kunnen worden weerhouden hun recht op vrij verkeer uit te oefenen uit angst dat de afstamming van hun kind in een andere lidstaat niet voor alle doeleinden zal worden erkend.
Problemen met betrekking tot de erkenning van de afstamming vloeien met name voort uit het verschil tussen de lidstaten in materiële regels voor de vaststelling van de afstamming en het verschil in regels tussen de lidstaten inzake de internationale rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht voor de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties. Lidstaten zouden de problemen met de erkenning van de afstamming individueel niet op bevredigende wijze kunnen oplossen, aangezien de regels en procedures van de lidstaten gelijk aan elkaar of ten minste met elkaar verenigbaar zouden moeten zijn om de afstamming over en weer tussen lidstaten te kunnen erkennen. Maatregelen op het niveau van de Unie zijn nodig om ervoor te zorgen dat een lidstaat waarvan de gerechten of andere bevoegde autoriteiten de afstamming in grensoverschrijdende situaties vaststellen, geacht wordt daartoe bevoegd te zijn, en dat de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van alle lidstaten hetzelfde recht zullen toepassen om de afstamming in grensoverschrijdende situaties vast te stellen. Op die manier zal worden vermeden dat er met betrekking tot een en dezelfde persoon binnen de Unie sprake van conflicterende afstammingen is en zal elke lidstaat de in een andere lidstaat vastgestelde afstamming erkennen.
Daarom zouden de doelstellingen van dit voorstel, vanwege het toepassingsgebied en de gevolgen ervan, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel het best op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt.
•Evenredigheid
Het doel van dit voorstel is het vergemakkelijken van de erkenning van de afstamming tussen de lidstaten door te voorzien in de erkenning van i) rechterlijke beslissingen en ii) authentieke akten tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen, en het vergemakkelijken van de aanvaarding van authentieke akten die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen, maar wel bewijskracht hebben. Daartoe harmoniseert het voorstel de regels van de lidstaten inzake de internationale rechterlijke bevoegdheid voor de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties en de collisieregels van de lidstaten aan de hand waarvan het recht wordt aangewezen dat van toepassing is op de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties.
Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de daarmee beoogde doelstellingen te verwezenlijken: het doet geen afbreuk aan het materiële nationale recht inzake de definitie van het begrip “gezin”, het doet geen afbreuk aan het nationaal recht inzake de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken of aangegane geregistreerde partnerschappen, de regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht zijn alleen van toepassing op de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties, het verplicht de lidstaten er alleen toe de afstamming te erkennen wanneer deze in een lidstaat is vastgesteld en niet wanneer deze in een derde land is vastgesteld, het laat de bevoegdheid van de autoriteiten van de lidstaten op het gebied van afstamming onverlet, en de Europese akte van afstamming is facultatief voor kinderen (of hun wettelijke vertegenwoordigers) en komt niet in de plaats van gelijkwaardige nationale documenten die de afstamming staven.
Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
•Keuze van het instrument
De vaststelling van uniforme regels inzake de internationale rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht voor de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties kan alleen worden gerealiseerd door middel van een verordening, aangezien alleen een verordening een volledig consistente interpretatie en toepassing van de regels waarborgt. In overeenstemming met eerdere instrumenten van de Unie inzake internationaal privaatrecht is het rechtsinstrument dat de voorkeur geniet derhalve een verordening.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Raadpleging van belanghebbenden
Bij de voorbereiding van het voorstel heeft de Commissie in 2021 en 2022 uitgebreid overleg gepleegd waarbij alle lidstaten (met uitzondering van Denemarken) betrokken waren. De raadplegingen waren gericht op een breed scala van belanghebbenden die burgers, overheidsinstanties, academici, beoefenaars van juridische beroepen, ngo’s en andere relevante belangengroepen vertegenwoordigen. De raadplegingen bestonden uit i) publieke feedback op de aanvangseffectbeoordeling, ii) een openbare raadpleging, iii) een bijeenkomst met belanghebbenden en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, en iv) een bijeenkomst met deskundigen van de autoriteiten van de lidstaten.
Naast de raadplegingsactiviteiten van de Commissie heeft een externe contractant raadplegingen gehouden. Deze bestonden uit i) online-enquêtes onder de ambtenaren van de burgerlijke stand van de lidstaten, ii) schriftelijke vragenlijsten voor ministeries en de rechterlijke macht van de lidstaten, en iii) interviews met de rechterlijke macht en ngo’s van de lidstaten.
Over het algemeen waren belanghebbenden die opkomen voor de rechten van kinderen of die regenbooggezinnen, beoefenaars van juridische beroepen of ambtenaren van de burgerlijke stand vertegenwoordigen, er voorstander van dat de Unie de huidige problemen met de erkenning van de afstamming aanpakt door bindende wetgeving vast te stellen. Organisaties die traditionele gezinnen vertegenwoordigen en organisaties die tegen draagmoederschap pleiten, stonden daarentegen over het algemeen kritisch tegenover een wetgevingsvoorstel. De meningen van het publiek liepen uiteen.
De ontvangen feedback vormde de basis voor de voorbereiding van het voorstel en van de bijbehorende effectbeoordeling. Een gedetailleerde samenvatting van de resultaten van de raadplegingen van de Commissie is opgenomen in de effectbeoordeling.
•Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Naast de bovengenoemde raadplegingen van belanghebbenden heeft de Commissie ook expertise uit andere bronnen verzameld en gebruikt.
Bij de voorbereiding van het voorstel heeft de Commissie de expertise ingewonnen van de deskundigengroep inzake de erkenning van afstamming tussen de lidstaten, die zij in 2021 heeft opgericht. De Commissie heeft ook deelgenomen aan vergaderingen van deskundigen over het Parentage/Surrogacy Project van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht en heeft academische literatuur, rapporten en studies geraadpleegd.
Voor de voorbereiding van de effectbeoordeling heeft de Commissie zich gebaseerd op een studie van een externe contractant. De externe contractant heeft ook landverslagen opgesteld over onder meer het materiële recht en het internationaal privaatrecht van de lidstaten inzake afstamming. In de studie van de contractant werden verschillende instrumenten gebruikt om de bestaande problemen op het gebied van de erkenning van afstamming, de effecten van dit voorstel en de overwogen beleidsopties te analyseren. Deze instrumenten omvatten het gebruik van op verschillende manieren verzamelde empirische gegevens (interviews, vragenlijsten, nationale verslagen), alsmede statistieken en deskresearch. Indien er geen kwantitatieve gegevens beschikbaar waren, werd gebruikgemaakt van kwalitatieve ramingen. In de studie van de externe contractant werd geconcludeerd dat de meest geschikte optie voor de Unie om haar beleidsdoelstellingen te verwezenlijken de vaststelling zou zijn van een wetgevingsinstrument inzake de erkenning van de afstamming tussen de lidstaten, met inbegrip van de invoering van een Europese akte van afstamming.
•Effectbeoordeling
Op basis van de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie en de conclusies van de aanvangseffectbeoordeling heeft de Commissie een effectbeoordeling van het voorstel opgesteld. In de effectbeoordeling werden de volgende beleidsopties overwogen: i) het basisscenario, ii) een aanbeveling van de Commissie aan de lidstaten, iii) wettelijke maatregelen bestaande in een verordening inzake de erkenning van de afstamming tussen de lidstaten, en iv) wetgevingsmaatregelen bestaande in een verordening inzake de erkenning van de afstamming tussen de lidstaten, met inbegrip van de invoering van een facultatieve Europese akte van afstamming. Al deze beleidsopties, met inbegrip van het basisscenario, zouden vergezeld gaan van bepaalde niet-wetgevende maatregelen om het bewustzijn te vergroten, goede praktijken te bevorderen en de samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaten die zich met aangelegenheden inzake afstamming bezighouden, te verbeteren.
In de effectbeoordeling werd elk van deze opties onderzocht wat betreft hun verwachte effecten en hun doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang met het juridische en beleidskader van de Unie. Op basis van deze beoordeling werd gekozen voor de optie bestaande in een voorstel voor een verordening inzake de erkenning van de afstamming tussen de lidstaten, met daarbij de invoering van een facultatieve Europese akte van afstamming.
In de effectbeoordeling wordt geconcludeerd dat de gekozen optie de erkenning van de afstamming aanzienlijk zou vergemakkelijken voor alle naar schatting twee miljoen kinderen uit grensoverschrijdende gezinnen en niet alleen voor degenen die momenteel de meeste problemen ondervinden met de erkenning van de afstamming. Met name de Europese akte van afstamming, die specifiek is ontworpen voor gebruik in een andere lidstaat, zou de administratieve lasten van de erkenningsprocedures en de vertaalkosten voor alle gezinnen verminderen.
De gekozen beleidsoptie zou ook het meest doeltreffend zijn om de problemen in verband met de erkenning van de afstamming aan te pakken, aangezien de positieve juridische, sociale en psychologische gevolgen bijzonder groot zouden zijn. De gekozen optie zou een duidelijk positief effect hebben op de bescherming van de grondrechten van kinderen, zoals hun recht op een identiteit, hun recht om niet te worden gediscrimineerd en hun recht op eerbiediging van het privé-leven en van het familie- en gezinsleven. Zij zou ook het meest doeltreffend zijn om de rechten te beschermen die kinderen krachtens het nationale recht aan hun afstamming ontlenen, zoals hun recht op levensonderhoud en erfopvolging in een andere lidstaat. Tot slot zou zij ook een positief sociaal en psychologisch effect hebben, aangezien zij ertoe zou leiden dat kinderen in grensoverschrijdende situaties als lokale kinderen worden behandeld.
Door de vaststelling van uniforme Unieregels inzake de internationale rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht en de erkenning van de afstamming zonder dat daarvoor een specifieke procedure vereist is, zou de gekozen optie de kosten en lasten wegnemen in verband met de administratieve en gerechtelijke procedures die kinderen en hun gezinnen momenteel moeten dragen om de afstamming in een andere lidstaat te laten erkennen. Geschat wordt dat de gemiddelde kosten per erkenningsprocedure bij de gekozen optie met 71 % zouden dalen en met 90 % voor de gezinnen die momenteel de ernstigste problemen ondervinden met de erkenning van de afstamming.
De gekozen optie zou voorts leiden tot aanzienlijke besparingen qua kosten, tijd en lasten voor de overheidsinstanties van de lidstaten. Bij de gekozen optie zouden de kosten voor erkenningsprocedures die door overheidsinstanties worden gedragen, naar schatting met 54 % dalen.
•Grondrechten
Zoals hierboven uiteengezet, leiden de huidige problemen met de erkenning van de afstamming tot situaties die inbreuk maken op de grondrechten en andere rechten van kinderen in grensoverschrijdende situaties. Kinderen hun wettelijke status en afstamming zoals vastgesteld in een andere lidstaat ontzeggen, is in strijd met de grondrechten van kinderen op een identiteit, op non-discriminatie en op eerbiediging van het privé-leven en van het familie- en gezinsleven, alsook met hun belangen. Met het vergemakkelijken van de erkenning van de afstamming tussen de lidstaten beoogt het voorstel de grondrechten van kinderen in grensoverschrijdende situaties te beschermen en de continuïteit van de afstammingsstatus binnen de Unie te waarborgen.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De lidstaten kunnen met eenmalige kosten te maken krijgen om zich aan de nieuwe regels van de verordening aan te passen, met name kosten die voortvloeien uit de noodzaak om rechters, ambtenaren van de burgerlijke stand en andere bevoegde autoriteiten op te leiden met betrekking tot de nieuwe regels. Er kunnen geringe terugkerende kosten worden verwacht voor de permanente opleiding van die autoriteiten. Geen van deze kosten zal naar verwachting aanzienlijk zijn en zij zouden hoe dan ook worden gecompenseerd door de efficiëntiewinsten en kostenbesparingen die de verordening met zich meebrengt.
De bepalingen in het voorstel inzake digitale communicatie via het Europees elektronisch toegangspunt in het kader van het gedecentraliseerde IT-systeem dat is ingesteld bij Verordening (EU) XX/YYYY [de digitaliseringsverordening] zouden gevolgen hebben voor de begroting van de Unie, welke kunnen worden gedekt door herschikking binnen het programma Justitie. Deze gevolgen zouden gering zijn omdat het gedecentraliseerde IT-systeem niet specifiek zou hoeven worden opgezet voor de toepassing van het voorstel, maar zou worden ontwikkeld voor een reeks instrumenten van de Unie inzake justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken in het kader van [de digitaliseringsverordening].
De lidstaten zouden ook enige kosten maken in verband met het installeren en onderhouden van de toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem op hun grondgebied en met het aanpassen van hun nationale IT-systemen zodat deze interoperabel met de toegangspunten worden. Zoals opgemerkt, zou het grootste deel van deze financiële investeringen echter reeds hebben plaatsgevonden in het kader van de digitalisering van andere instrumenten van de Unie inzake justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken. Daarnaast zouden de lidstaten subsidies kunnen aanvragen om deze kosten te financieren in het kader van de desbetreffende financiële programma’s van de Unie, met name de cohesiebeleidsfondsen en het programma Justitie.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage
Een verordening is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten en hoeft derhalve niet in nationaal recht te worden omgezet.
Het voorstel voorziet in passende monitoring-, evaluatie- en rapportageverplichtingen. Ten eerste zou de praktische toepassing van de verordening worden gemonitord door middel van regelmatige bijeenkomsten van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, waaraan deskundigen uit de lidstaten zouden deelnemen. Bovendien zou de Commissie vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening een volledige evaluatie van de toepassing van de verordening uitvoeren. De evaluatie zou worden uitgevoerd op basis van onder meer input van de autoriteiten van de lidstaten, externe deskundigen en relevante belanghebbenden.
•Uitleg van de bepalingen van het voorstel
Het voorstel bestaat uit negen hoofdstukken: i). onderwerp, toepassingsgebied en definities; ii) rechterlijke bevoegdheid op het gebied van afstamming in grensoverschrijdende situaties; iii) het recht dat van toepassing is op de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties; iv) de erkenning van rechterlijke beslissingen en authentieke akten met bindende rechtsgevolgen die in een andere lidstaat zijn gegeven respectievelijk afgegeven; v) de aanvaarding van authentieke akten zonder bindende rechtsgevolgen die in een andere lidstaat zijn afgegeven; vi) de Europese akte van afstamming; vii) gedelegeerde handelingen; viii) digitale communicatie; en ix) algemene en slotbepalingen.
Hoofdstuk I - Onderwerp, toepassingsgebied en definities
Artikel 1 omschrijft het onderwerp van de verordening. Met het voorstel wordt beoogd de erkenning in een lidstaat van de in een andere lidstaat vastgestelde afstamming te vergemakkelijken door middel van de vaststelling van uniforme regels inzake (i) internationale rechterlijke bevoegdheid voor de vaststelling van de afstamming in een lidstaat in grensoverschrijdende situaties; ii) het recht dat van toepassing is op de vaststelling van de afstamming in een lidstaat in grensoverschrijdende situaties; iii) de erkenning van rechterlijke beslissingen en van authentieke akten tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen; iv) de aanvaarding van authentieke akten die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen, maar wel bewijskracht hebben; en v) de invoering van een facultatieve Europese akte van afstamming waarmee een kind of een wettelijke vertegenwoordiger in een andere lidstaat de afstamming kan aantonen.
De afstamming wordt doorgaans van rechtswege of door een handeling van een bevoegde autoriteit, zoals een rechterlijke beslissing, een beslissing van een administratieve instantie of een notariële akte, vastgesteld, waarna de afstamming doorgaans in het register van de burgerlijke stand of het bevolkingsregister van de lidstaat wordt geregistreerd. Burgers verzoeken echter meestal om erkenning van de afstamming in een andere lidstaat op basis van een authentieke akte die geen vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen inhoudt, maar die bewijskracht heeft met betrekking tot de eerder in die lidstaat langs andere weg (van rechtswege of door een besluit van een bevoegde autoriteit) vastgestelde afstamming. Bij dergelijke authentieke akten kan het bijvoorbeeld om een uittreksel uit het bevolkingsregister of een geboorte- of afstammingsverklaring gaan. De uniforme regels in het voorstel betreffende het recht dat van toepassing is op de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties zijn bedoeld om de aanvaarding te vergemakkelijken van authentieke akten die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen, maar wel bewijskracht hebben ten aanzien van de eerder in die lidstaat vastgestelde afstamming (bijvoorbeeld een geboorteakte) of ten aanzien van andere feiten dan de vaststelling van de afstamming (bijvoorbeeld erkenning van het vaderschap of toestemming voor de vaststelling van de afstamming).
In artikel 2 over het verband tussen het voorstel en andere bepalingen van het Unierecht wordt verduidelijkt dat het voorstel geen afbreuk mag doen aan de rechten die een kind ontleent aan het Unierecht, met name de rechten uit hoofde van het Unierecht inzake vrij verkeer, met inbegrip van Richtlijn 2004/38/EG. Het voorstel is niet bedoeld om te voorzien in aanvullende voorwaarden of vereisten voor de erkenning van de afstamming met het oog op de uitoefening van aan het Unierecht ontleende rechten, noch om de uitvoering van dergelijke regels te beïnvloeden. Het recht van de Unie inzake vrij verkeer zal derhalve onverminderd van toepassing blijven. Met name kan de erkenning van de afstamming voor de uitoefening van de aan het Unierecht ontleende rechten alleen worden geweigerd op gronden die zijn toegestaan krachtens het Unierecht inzake vrij verkeer, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie. Ook kunnen, op grond van het huidige Unierecht uit hoofde van artikel 21 VWEU en het desbetreffende afgeleide recht, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie, de eerbiediging van de nationale identiteit van een lidstaat uit hoofde van artikel 4, lid 2, VEU en de openbare orde van een lidstaat niet als rechtvaardiging dienen voor de weigering een ouder-kindrelatie tussen kinderen en hun ouders van hetzelfde geslacht te erkennen met het oog op de uitoefening van de rechten die het kind aan het Unierecht ontleent. Bovendien kan de afstamming met het oog op de uitoefening van de aan het Unierecht ontleende rechten op om het even welke wijze worden aangetoond. Een lidstaat heeft derhalve niet het recht om van een persoon te verlangen dat hij ofwel de verklaring overlegt waarin het voorstel voorziet, gevoegd bij een rechterlijke beslissing of een authentieke akte betreffende de afstamming, ofwel de bij het voorstel ingevoerde Europese akte van afstamming overlegt, wanneer hij verzoekt om erkenning van de afstamming met het oog op de rechten die een kind ontleent aan het Unierecht inzake vrij verkeer. Dit mag een persoon echter niet beletten om er in dergelijke gevallen voor te kiezen ook de desbetreffende verklaring of de Europese akte van afstamming over te leggen.
In artikel 2 wordt ook verduidelijkt dat het voorstel geen afbreuk doet aan de toepassing van de verordening inzake openbare documenten, die het verkeer van openbare documenten (zoals vonnissen, notariële akten en administratieve akten) op bepaalde gebieden, waaronder geboorte, afstamming en adoptie, reeds vereenvoudigt wat de authenticiteit ervan betreft.
Artikel 3 bepaalt het toepassingsgebied van het voorstel. De regels inzake rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht zijn van toepassing wanneer in een lidstaat de afstamming in grensoverschrijdende situaties moet worden vastgesteld. De regels inzake de erkenning van de afstamming zijn van toepassing wanneer de te erkennen afstamming in een lidstaat is vastgesteld; het voorstel is dus niet van toepassing op de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding van rechterlijke beslissingen en authentieke akten tot vaststelling of bewijs van de afstamming die in een derde land zijn gegeven respectievelijk verleden of geregistreerd. In die gevallen blijft op de erkenning of aanvaarding het nationale recht van elke lidstaat van toepassing. Het voorstel is echter van toepassing op de erkenning van de afstamming van alle kinderen, ongeacht hun nationaliteit en de nationaliteit van hun ouders, mits de afstamming in een lidstaat en niet in een derde land is vastgesteld.
Aangelegenheden die mogelijk verband houden met de afstamming van een kind, maar waarop andere Unie- of internationale instrumenten of nationaal recht van toepassing zijn, vallen buiten het toepassingsgebied van het voorstel, waarbij te denken valt aan zaken betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid, levensonderhoud, erfopvolging, interlandelijke adoptie, het bestaan, de geldigheid of de erkenning van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap van de ouders van het kind en de gevolgen van het al dan niet registreren van de afstamming van het kind in een desbetreffend register van een lidstaat. Door de afstamming van het kind als preliminaire kwestie op te lossen, zou het voorstel echter de toepassing van bestaande Unie-instrumenten inzake ouderlijke verantwoordelijkheid, levensonderhoud en erfopvolging met betrekking tot het kind vergemakkelijken. Het voorstel heeft ook geen betrekking op de rechten en plichten die uit hoofde van het nationale recht voortvloeien uit de afstamming, bijvoorbeeld de nationaliteit en de naam van het kind.
Artikel 4 definieert voor de toepassing van het voorstel de begrippen “afstamming”, “kind”, “vaststelling van de afstamming”, “gerecht” en “rechterlijke beslissing”, “authentieke akte”, “lidstaat van herkomst”, “gedecentraliseerd IT-systeem” en “Europees elektronisch toegangspunt”.
–“Kind” wordt ruim gedefinieerd en omvat personen van alle leeftijden wier afstamming moet worden vastgesteld, erkend of bewezen. Aangezien de afstammingsstatus gedurende het gehele leven van een persoon relevant is, is het voorstel van toepassing op kinderen van elke leeftijd, dat wil zeggen zowel minderjarigen als volwassenen. Waar het gaat om de belangen van het kind en het recht om te worden gehoord, moet “kind”echter worden opgevat als een verwijzing naar het begrip “kind” zoals gedefinieerd in het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind, dat wil zeggen een persoon jonger dan 18 jaar, tenzij volgens het recht dat op het kind van toepassing is de meerderjarigheid eerder wordt bereikt.
–“Afstamming”, ook wel filiatie genoemd, houdt de rechtens vastgestelde ouder-kindrelatie in, met inbegrip van de juridische status van het zijn van kind van een bepaalde ouder of bepaalde ouders. Voor de toepassing van het voorstel kan de afstamming biologisch of genetisch zijn of door adoptie of van rechtswege zijn ontstaan. Zoals opgemerkt, heeft het voorstel betrekking op de in een lidstaat vastgestelde afstamming van zowel minderjarigen als volwassenen, waaronder ook overleden en nog ongeboren kinderen, ongeacht of daarbij het gaat om alleenstaande ouders, personen die de facto een paar vormen, echtparen of paren die hun partnerschap hebben laten registreren. Het heeft betrekking op de erkenning van de afstamming van een kind, ongeacht de wijze waarop het kind werd verwekt of is geboren - dus met inbegrip van kinderen die zijn verwekt met geassisteerde voortplantingstechnologie - en ongeacht het type gezin waartoe het kind behoort, dus met inbegrip van kinderen met twee ouders van hetzelfde geslacht, kinderen met één ouder en kinderen die in een lidstaat door een of twee ouders binnenlands zijn geadopteerd.
–“Vaststelling van de afstamming” houdt in dat de relatie tussen een kind en elke ouder rechtens wordt vastgesteld, waarbij het ook kan gaan om de vaststelling van de afstamming naar aanleiding van een vordering waarbij een reeds vastgestelde afstamming wordt betwist. In voorkomend geval kan deze term ook de extinctie of de beëindiging van de afstamming omvatten. Het voorstel is niet van toepassing op de vaststelling van de afstamming in binnenlandse situaties zonder grensoverschrijdende aspecten, zoals een binnenlandse adoptie in een lidstaat; het is echter wel van toepassing op de erkenning van de afstamming die in dergelijke binnenlandse situaties in een lidstaat is vastgesteld.
–“Authentieke akten” wordt ruim gedefinieerd, zoals in andere verordeningen van de Unie op het gebied van civiel recht. Authentieke akten in de zin van het voorstel omvatten derhalve (i) documenten tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen, zoals notariële akten (bijvoorbeeld bij adoptie of wanneer het kind nog niet is geboren), of administratieve beslissingen (bijvoorbeeld na erkenning van het vaderschap), alsmede (ii) documenten waarbij de afstamming niet met bindende rechtsgevolgen wordt vastgesteld, maar die bewijs bieden voor de langs andere weg vastgestelde afstamming (bijvoorbeeld: een uittreksel uit een bevolkingsregister of een register van de burgerlijke stand, een geboorteakte of een afstammingsverklaring) of voor andere feiten (bijvoorbeeld een notariële akte of een administratief document waarin de erkenning van het vaderschap of de toestemming voor het gebruik van geassisteerde voortplantingstechnologie is vastgelegd).
In artikel 5 wordt verduidelijkt dat het voorstel geen invloed heeft op het antwoord op de vraag welke autoriteiten in elke lidstaat bevoegd zijn om aangelegenheden inzake afstamming te behandelen (bijvoorbeeld gerechten, administratieve instanties, notarissen, griffiers en/of andere autoriteiten).
Hoofdstuk II - Rechterlijke bevoegdheid
Om de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding van rechterlijke beslissingen en authentieke akten inzake afstamming te vergemakkelijken, worden in het voorstel uniforme bevoegdheidsregels vastgesteld inzake de vaststelling van afstamming met een grensoverschrijdend element. De bevoegdheidsregels voorkomen ook parallelle procedures in verschillende lidstaten, die eventueel tot tegenstrijdige beslissingen leiden. Aangezien in de meeste lidstaten geen regeling kan worden getroffen ten aanzien van rechten op het gebied van afstamming of afstand van dergelijke rechten kan worden gedaan, voorziet het voorstel niet in partijautonomie op het gebied van rechterlijke bevoegdheid (bijvoorbeeld door forumkeuze of bevoegdheidsoverdracht mogelijk te maken).
Het voorstel voorziet in alternatieve gronden voor rechterlijke bevoegdheid teneinde de toegang tot de rechter in een lidstaat te vergemakkelijken. Om ervoor te zorgen dat kinderen toegang hebben tot een gerecht dat zich in hun nabijheid bevindt, zijn de bevoegdheidsgronden gebaseerd op de afstand van het gerecht tot het kind. De bevoegdheid kan dus berusten bij de lidstaat van de gewone verblijfplaats van het kind, de lidstaat van nationaliteit van het kind, de lidstaat van de gewone verblijfplaats van de wederpartij (bijvoorbeeld de persoon jegens wie het kind aanspraak maakt op afstamming), de lidstaat van de gewone verblijfplaats van een van de ouders, de lidstaat van nationaliteit van een van de ouders of de lidstaat van geboorte van het kind. Overeenkomstig de bestaande jurisprudentie van het Hof van Justitie ter zake wordt de gewone verblijfplaats vastgesteld op basis van een geheel van feitelijke omstandigheden die eigen zijn aan elke zaak.
Indien de bevoegdheid niet kan worden vastgesteld op basis van een van de algemene alternatieve bevoegdheidsgronden, zijn de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zich bevindt, bevoegd. Deze bevoegdheidsgrond kan met name van toepassing zijn op vluchtelingenkinderen en internationaal ontheemde kinderen. Indien van geen enkele lidstaat een gerecht op grond van dit voorstel bevoegd is, dient de residuele bevoegdheid in elke lidstaat te worden bepaald door de wetgeving van die lidstaat. Om een oplossing te bieden voor gevallen van rechtsweigering voorziet dit voorstel ook in een forum necessitatis zodat een gerecht van een lidstaat waarmee een zaak voldoende nauw verbonden is, kennis mag nemen van een zaak op het gebied van afstamming die nauw verbonden is met een derde staat. Dit kan bij wijze van uitzondering gebeuren, zoals wanneer een procedure in die derde staat onmogelijk blijkt, bijvoorbeeld als gevolg van een burgeroorlog, of wanneer van het kind of een andere belanghebbende de inleiding van een procedure in die derde staat redelijkerwijs niet kan worden verwacht.
In het voorstel wordt er ook aan herinnerd dat kinderen jonger dan 18 jaar die hun mening kunnen vormen, het recht hebben om in de gelegenheid te worden gesteld hun mening te geven in hun betreffende procedures inzake afstamming.
Hoofdstuk III - Toepasselijke recht
Het voorstel moet voor rechtszekerheid en voorspelbaarheid zorgen en bevat daarom gemeenschappelijke regels inzake het recht dat van toepassing is op de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties. Dergelijke gemeenschappelijke regels zijn bedoeld om tegenstrijdige beslissingen over afstamming te voorkomen, al naargelang de lidstaat waarvan de rechter of andere bevoegde autoriteit de afstamming heeft vastgesteld. Zij hebben ook tot doel om met name de aanvaarding te bevorderen van authentieke akten waarbij in de lidstaat van herkomst geen afstamming met bindende rechtsgevolgen wordt vastgesteld, maar die in die lidstaat wel bewijskracht hebben;
Het door het voorstel als toepasselijk aangewezen recht heeft een universeel karakter, dat wil zeggen dat het van toepassing is ongeacht of het het recht van een lidstaat dan wel het recht van een derde staat is. In de regel moet het recht dat van toepassing is op de vaststelling van de afstamming het recht zijn van de staat waar de persoon die bevalt ten tijde van de bevalling haar gewone verblijfplaats heeft. Om er echter voor te zorgen dat het toepasselijke recht in alle omstandigheden kan worden bepaald, moet het recht van de staat van geboorte van het kind van toepassing zijn wanneer niet kan worden vastgesteld waar de persoon die bevalt, ten tijde van de bevalling haar gewone verblijfplaats heeft (bijvoorbeeld in het geval van een vluchteling of een internationaal ontheemde moeder).
Teneinde de meest voorkomende problemen met betrekking tot de erkenning van afstamming aan te pakken die zich thans voordoen, kunnen de terzake van afstamming op grond van de verordening, zoals voorgesteld, bevoegde autoriteiten van een lidstaat wanneer de bovengenoemde regel als resultaat heeft dat slechts ten aanzien van één ouder de afstamming wordt vastgesteld (doorgaans de genetische ouder in een paar van hetzelfde geslacht), bij wijze van uitzondering op de bovengenoemde regel, één van twee subsidiaire alternatieve regels toepassen en hetzij het recht van de nationaliteit van een van de ouders, hetzij het recht van de staat waar het kind is geboren toepassen om de afstamming vast te stellen ten aanzien van de tweede ouder (doorgaans de niet-genetische ouder in een paar van hetzelfde geslacht). Van deze mogelijkheid kan gebruik worden gemaakt door bevoegde autoriteiten die zich als eersten over de vaststelling van de afstamming buigen, maar ook door bevoegde autoriteiten in een situatie waarin door de autoriteiten van een andere lidstaat de afstamming ten aanzien van één ouder al is vastgesteld. Wanneer een rechterlijke beslissing of een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen ten aanzien van elk van de ouders overeenkomstig een van de in het voorstel aangewezen toepasselijke wetgevingen is gegeven respectievelijk verleden of geregistreerd door een gerecht of een andere bevoegde autoriteit van een lidstaat die op grond van de verordening, zoals voorgesteld, bevoegd is, moet elk van deze documenten waarbij de afstamming ten aanzien van elk van de ouders is vastgesteld, in alle andere lidstaten worden erkend overeenkomstig de in het voorstel vervatte regels inzake erkenning. Daarnaast kan het kind (of een wettelijke vertegenwoordiger) een Europese akte van afstamming aanvragen tot staving van de afstamming ten aanzien van beide ouders in een andere lidstaat.
Met het oog op het algemeen belang moeten de gerechten en andere voor de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties bevoegde autoriteiten in uitzonderlijke gevallen de mogelijkheid hebben om specifieke bepalingen van buitenlands recht buiten toepassing te laten, indien de toepassing hiervan in een bepaalde zaak kennelijk onverenigbaar zou zijn met de openbare orde van hun lidstaat. Het mag echter niet mogelijk zijn dat dergelijke autoriteiten deze uitzondering toepassen om het recht van een andere lidstaat buiten toepassing te laten wanneer dat in strijd zou zijn met het Handvest en met name artikel 21, dat discriminatie verbiedt. Deze uitzondering mag derhalve niet worden toegepast om te weigeren een bepaling van een andere staat toe te passen die voorziet in de mogelijkheid van afstamming met betrekking tot twee ouders van een paar van hetzelfde geslacht, louter op grond van het feit dat de ouders van hetzelfde geslacht zijn.
Hoofdstuk IV - Erkenning
Dit hoofdstuk bevat regels inzake de erkenning van in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissingen en afgegeven authentieke akten tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen.
De erkenning in een lidstaat van in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissingen en afgegeven authentieke akten tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen in de lidstaat van herkomst, moet gebaseerd zijn op het beginsel van wederzijds vertrouwen in elkaars rechtsstelsel. Dit vertrouwen moet verder worden versterkt door de vaststelling van uniforme regels inzake internationale bevoegdheid en inzake het recht dat van toepassing is op de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties. In een lidstaat gegeven rechterlijke beslissingen en afgegeven authentieke akten tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen, moeten in een andere lidstaat worden erkend zonder dat daarvoor een bijzondere procedure nodig is, onder meer met het oog op het bijwerken van akten van de burgelijke stand van het kind. Dit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid dat een belanghebbende een gerechtelijke procedure inleidt om een beslissing te verkrijgen waarbij wordt vastgesteld dat er geen gronden zijn om de erkenning van de afstamming te weigeren of een procedure inleidt tot niet-erkenning van de afstamming.
Een partij die zich wil beroepen op een rechterlijke beslissing of een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen in een andere lidstaat, moet een afschrift van de rechterlijke beslissing of de authentieke akte en de desbetreffende verklaring overleggen. Verklaringen zijn bedoeld om de leesbaarheid van de documenten die zij vergezellen en dus de erkenning van die documenten te vergemakkelijken. Wat authentieke akten tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen betreft, dient de verklaring ook als bewijs dat de lidstaat waarvan de autoriteit de authentieke akte heeft afgegeven, op grond van de verordening, zoals voorgesteld, bevoegd was om de afstamming vast te stellen.
De autoriteiten van de lidstaat waar iemand zich beroept op afstamming, mogen niet verlangen dat een rechterlijke beslissing of een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen of een Europese akte van afstamming, vergezeld gaat van een verklaring, wanneer het beroep op de afstamming plaatsvindt met het oog op aan het Unierecht ontleende rechten, waaronder het recht op vrij verkeer. Dit mag een persoon echter niet beletten om ervoor te kiezen om in dergelijke gevallen ook de desbetreffende verklaring of een Europese akte van afstamming over te leggen.
De lijst van gronden voor weigering van de erkenning van de afstamming in het voorstel is uitputtend, in overeenstemming met de onderliggende doelstelling ervan de erkenning van de afstamming te vergemakkelijken. Bij de beoordeling van een eventuele weigering van de erkenning van de afstamming om redenen van openbare orde moeten de autoriteiten van de lidstaat rekening houden met de belangen van het kind, met name de bescherming van de rechten van het kind, met inbegrip van het behoud van echte familiebanden tussen het kind en de ouders. De erkenning mag alleen bij wijze van uitzondering en in het licht van de omstandigheden van elk concreet geval om redenen van openbare orde worden geweigerd en deze grond mag dus niet op abstracte wijze worden aangevoerd teneinde de erkenning van de afstamming van een kind af te wijzen, bijvoorbeeld wanneer het om ouders van hetzelfde geslacht gaat. In een concreet geval zou een dergelijke erkenning kennelijk onverenigbaar moeten zijn met de openbare orde van de lidstaat waar de erkenning wordt verlangd, bijvoorbeeld omdat de grondrechten van een persoon zijn geschonden bij de verwekking, geboorte of adoptie van het kind of bij de vaststelling van de afstamming van het kind. De gerechten of andere bevoegde autoriteiten zouden niet de mogelijkheid mogen hebben om de erkenning van een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing of afgegeven authentieke akte te weigeren wanneer dat in strijd zou zijn met het Handvest en met name artikel 21 daarvan, dat discriminatie, met inbegrip van discriminatie van kinderen, verbiedt. De autoriteiten van de lidstaten zouden dus niet om redenen van openbare orde kunnen weigeren om een rechterlijke beslissing of een authentieke akte te erkennen tot vaststelling van de afstamming als gevolg van adoptie door een alleenstaande man of tot vaststelling van de afstamming ten aanzien van twee ouders van een paar van hetzelfde geslacht, wanneer die weigering enkel plaatsvindt omdat de ouders hetzelfde geslacht hebben.
Het voorstel zal geen afbreuk doen aan de beperkingen die voortvloeien uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie inzake de weigering om afstamming te erkennen op grond van de openbare orde wanneer de lidstaten krachtens het Unierecht inzake vrij verkeer verplicht zijn een door de autoriteiten van een andere lidstaat afgegeven document tot vaststelling van een ouder-kindrelatie te erkennen met het oog op de uitoefening van aan het Unierecht ontleende rechten. In het bijzonder kan de erkenning van een ouder-kindrelatie met het oog op de uitoefening van de rechten die het kind aan het Unierecht ontleent, niet worden geweigerd met een beroep op de openbare orde op grond van het feit dat de ouders van hetzelfde geslacht zijn.
Hoofdstuk V - Authentieke akten zonder bindende rechtsgevolgen
Het voorstel voorziet ook in de aanvaarding van authentieke akten waarbij in de lidstaat van herkomst geen afstamming met bindende rechtsgevolgen wordt vastgesteld, maar die in die lidstaat wel bewijskracht hebben. De bewijskracht kan betrekking hebben op de eerdere vaststelling van de afstamming langs andere weg of op andere feiten. Afhankelijk van het nationale recht kan een dergelijke authentieke akte bijvoorbeeld bestaan in een geboorteakte, een akte van afstamming, een uittreksel uit het geboorteregister of een notariële of administratieve akte waarin de erkenning van ouderschap of de instemming van een moeder of een kind met de vaststelling van de afstamming is vastgelegd.
Dergelijke authentieke akten dienen in een andere lidstaat dezelfde bewijskracht te hebben als in de lidstaat waar zij zijn verleden, of althans de daarmee meest vergelijkbare bewijskracht. Een persoon die van een dergelijke authentieke akte gebruik wenst te maken in een andere lidstaat, kan de autoriteit die de authentieke akte in de lidstaat van herkomst formeel heeft verleden of geregistreerd, verzoeken een verklaring af te geven waarin de bewijskracht van de akte wordt beschreven.
De aanvaarding van authentieke akten die geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht hebben, kan alleen worden geweigerd om redenen van openbare orde met dezelfde beperkingen als die welke op die weigeringsgrond van toepassing zijn wanneer deze wordt toegepast op rechterlijke beslissingen en authentieke akten met bindende rechtsgevolgen, ook wat betreft de naleving van het Handvest.
Hoofdstuk VI - Europese akte van afstamming
Het voorstel voorziet in de invoering van een facultatieve Europese akte van afstamming (hierna “de akte” genoemd). Deze uniforme akte is specifiek ontworpen om de erkenning van de afstamming in de Unie te vergemakkelijken, aangezien zij zou worden afgegeven “voor gebruik in een andere lidstaat”. De akte moet worden afgegeven in de lidstaat waar de afstamming overeenkomstig het toepasselijke recht werd vastgesteld en waarvan de rechter op grond van de verordening, zoals voorgesteld, bevoegd was. Zodra de akte is afgegeven, kan deze ook worden gebruikt in de lidstaat waar zij is afgegeven.
De akte is een facultatieve akte, aangezien de autoriteiten van de lidstaten haar alleen maar zouden moeten afgeven als het kind of een wettelijke vertegenwoordiger daarom verzoekt. Daarom zouden personen die een akte mogen aanvragen daartoe niet verplicht zijn en zouden zij vrij zijn om andere documenten, zoals een rechterlijke beslissing of een authentieke akte die vergezeld gaat van de desbetreffende akte, over te leggen wanneer zij in een andere lidstaat om erkenning van de afstamming verzoeken. Een persoon of autoriteit aan wie een exemplaar van een in een andere lidstaat afgegeven Europese akte van afstamming wordt overgelegd, zou echter niet kunnen verlangen dat in plaats van de akte een rechterlijke beslissing of authentieke akte wordt overgelegd.
Nationale geboorte- of afstammingscertificaten zijn doorgaans authentieke akten met bewijskracht inzake de afstamming. De procedure voor de afgifte van nationale certificaten en het formaat van deze certificaten alsook de taal waarin zij zijn gesteld, verschillen per lidstaat en ook de inhoud en de gevolgen ervan hangen af van de lidstaat van afgifte. Op grond van de verordening, zoals voorgesteld, kunnen zij vergezeld van een facultatieve verklaring waarin hun bewijskracht wordt beschreven, in omgang worden gebracht en moet de bewijskracht ervan worden aanvaard, tenzij zij strijdig zijn met de openbare orde van de lidstaat waar zij worden overgelegd.
Een akte van afstamming wordt daarentegen altijd afgegeven volgens dezelfde procedure als in het voorstel is vastgesteld, in de vorm van een uniform standaardformulier (opgenomen in bijlage V bij het voorstel) en met dezelfde inhoud en rechtsgevolgen in de hele Unie zoals die in het voorstel zijn vastgesteld. De akte wordt geacht nauwkeurig bewijs te leveren van de elementen die zijn vastgesteld krachtens het in het voorstel aangewezen toepasselijke recht, en hoeft niet eerst te worden omgezet in een nationaal document om te kunnen worden opgenomen in het desbetreffende register in een lidstaat. Aangezien het formulier van de akte in alle talen van de Unie beschikbaar zou zijn, zou het veel minder vaak nodig zijn om documenten die de afstamming staven, te vertalen.
Aangezien de afstammingsstatus in de meeste gevallen stabiel is, zou de geldigheid van de akte en van de afschriften daarvan niet in de tijd beperkt zijn, onverminderd de mogelijkheid om de akte waar nodig te corrigeren, te wijzigen, te schorsen of in te trekken.
Hoofdstuk VII - Gedelegeerde handelingen
Indien de aan dit voorstel gehechte standaardformulieren voor de verklaringen waarvan een rechterlijke beslissing, een authentieke akte of de Europese akte van afstamming vergezeld gaat, moeten worden gewijzigd, zou de Commissie de bevoegdheid hebben gedelegeerde handelingen vast te stellen na het vereiste overleg met de deskundigen van de lidstaten.
Hoofdstuk VIII - Digitalisering
Dit hoofdstuk bevat bepalingen betreffende de elektronische communicatie tussen natuurlijke personen (of hun wettelijke vertegenwoordigers) en gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten via een gedecentraliseerd IT-systeem en het Europees elektronisch toegangspunt op het Europees e-justitieportaal. De gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten zouden alleen via het Europees elektronisch toegangspunt met natuurlijke personen mogen communiceren indien de desbetreffende persoon vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het gebruik van dit communicatiemiddel.
Hoofdstuk IX – Algemene en slotbepalingen
Dit hoofdstuk bevat met name bepalingen over de verhouding van het voorstel tot bestaande internationale verdragen, bepalingen inzake gegevensbescherming en overgangsbepalingen inzake de toepassing van rechterlijke beslissingen en authentieke akten die vóór de datum van toepassing van de verordening zijn gegeven respectievelijk verleden.
2022/0402 (CNS)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN DE RAAD
betreffende de rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning van beslissingen en de aanvaarding van authentieke akten inzake afstamming en betreffende de invoering van een Europese akte van afstamming
DE RAAD VAN DE UROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)De Europese Unie heeft zich tot doel gesteld om met volledige eerbiediging van de grondrechten een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht tot stand te brengen en in stand te houden, waarin het vrije verkeer van personen en toegang tot de rechter gewaarborgd zijn. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte moet de Unie maatregelen nemen om te zorgen voor de wederzijdse erkenning tussen de lidstaten van rechterlijke beslissingen en beslissingen in buitengerechtelijke zaken op het gebied van burgerlijk recht en voor de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende collisieregels en regels inzake rechterlijke bevoegdheid in burgerlijke zaken.
(2)Deze verordening betreft de erkenning in een lidstaat van de afstamming van een kind zoals die in een andere lidstaat is vastgesteld. De verordening heeft als doel de grondrechten en andere rechten van kinderen inzake hun afstamming in grensoverschrijdende situaties te beschermen, met inbegrip van hun recht op een identiteit, hun recht om niet te worden gediscrimineerd en hun recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, waarbij de belangen van het kind voorop staan. Deze verordening heeft ook tot doel rechtszekerheid en voorspelbaarheid te bieden en de proceskosten en de lasten voor gezinnen, nationale gerechten en andere bevoegde autoriteiten in verband met procedures voor de erkenning van de afstamming in een andere lidstaat te verminderen. Om deze doelen te bereiken, moet deze verordening de lidstaten ertoe verplichten de afstamming van een kind die in een andere lidstaat is vastgesteld, voor alle doeleinden te erkennen.
(3)De artikelen 21, 45, 49 en 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verlenen de burgers van de Unie het recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven. Zij houden het recht van de burgers van de Unie in om niet met belemmeringen te worden geconfronteerd en het recht op gelijke behandeling als eigen onderdanen bij de uitoefening van het recht van vrij verkeer, ook wat betreft bepaalde sociale voordelen, in de zin van elk voordeel dat de mobiliteit kan vergemakkelijken. Dit recht geldt ook voor familieleden van burgers van de Unie zoals gedefinieerd in Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad op het gebied van studiebeurzen, toelating tot onderwijs, verlaging van de kosten van openbaar vervoer voor grote gezinnen, lagere studententarieven voor openbaar vervoer en lagere entreeprijzen voor musea. De door de verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer geboden bescherming omvat ook het recht om een in een lidstaat rechtmatig toegekende naam in andere lidstaten te laten erkennen.
(4)Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: “Hof van Justitie” genoemd) heeft geoordeeld dat een lidstaat verplicht is een ouder-kindrelatie te erkennen teneinde een kind in staat te stellen om met elke ouder het door artikel 21, lid 1, VWEU gewaarborgde recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, zonder belemmeringen uit te oefenen en om alle rechten uit te oefenen die het kind aan het Unierecht ontleent. De rechtspraak van het Hof van Justitie verplicht de lidstaten echter niet om de ouder-kindrelatie tussen het kind en de in de door de autoriteiten van een andere lidstaat opgestelde geboorteakte als de ouders van het kind vermelde personen te erkennen voor andere doeleinden dan de uitoefening van de rechten die het kind aan het Unierecht ontleent.
(5)Volgens de Verdragen berust de bevoegdheid om materiële regels inzake familierecht vast te stellen, zoals regels inzake de definitie van “gezin” en regels inzake de vaststelling van de afstamming van een kind, bij de lidstaten. Op grond van artikel 81, lid 3, VWEU kan de Unie echter maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen vaststellen, met name regels betreffende de internationale bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning van de afstamming.
(6)In overeenstemming met de bevoegdheid van de Unie om maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen vast te stellen, werd de Commissie in “Het programma van Stockholm – Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger” van de Europese Raad uit 2010 verzocht de problemen te onderzoeken in verband met de akten van de burgerlijke stand en de toegang tot de registers van die akten en om in het licht van haar bevindingen passende voorstellen in te dienen en na te gaan of de wederzijdse erkenning van de effecten van akten van de burgerlijke stand misschien op bepaalde gebieden wenselijk zou kunnen zijn. Het actieplan van de Commissie ter uitvoering van het programma van Stockholm voorzag in een wetgevingsvoorstel om de formaliteiten voor de legalisatie van documenten tussen de lidstaten af te schaffen en in een wetgevingsvoorstel betreffende de wederzijdse erkenning van de effecten van bepaalde akten van de burgerlijke stand, bijvoorbeeld betreffende geboorte, afstamming en adoptie.
(7)In 2010 publiceerde de Commissie een groenboek getiteld “Minder administratieve formaliteiten voor burgers: de bevordering van het vrije verkeer van openbare documenten en de erkenning van de gevolgen van akten van de burgerlijke stand”, waarmee zij een brede raadpleging begon over aangelegenheden inzake het vrije verkeer van openbare documenten en de erkenning van de gevolgen van akten van de burgerlijke stand. Zij overwoog onder meer de mogelijkheid om een Europese akte van de burgerlijke stand in te voeren die de grensoverschrijdende erkenning van de burgerlijke staat in de Unie zou vergemakkelijken. De raadpleging had als doel bijdragen te verzamelen van belanghebbenden en van het grote publiek om een beleid van de Unie op deze terreinen en de daarbij horende wetgevingsvoorstellen uit te kunnen werken. In 2016 heeft de Uniewetgever Verordening (EU) 2016/1191 aangenomen ter bevordering van het vrije verkeer van burgers door vereenvoudiging van de vereisten voor het overleggen van bepaalde openbare documenten in de Europese Unie, waaronder documenten op het gebied van geboorte, afstamming en adoptie.
(8)Hoewel de Unie bevoegd is maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen vast te stellen, zoals regels inzake de internationale bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning van de afstamming tussen de lidstaten, heeft de Unie tot op heden op deze gebieden geen bepalingen over de afstamming vastgesteld. De bepalingen van de lidstaten die thans op deze gebieden van toepassing zijn, verschillen van elkaar.
(9)Op het niveau van de Unie hebben een aantal Unie-instrumenten betrekking op bepaalde rechten van kinderen in grensoverschrijdende situaties, met name Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad, Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad. Deze verordeningen bevatten echter geen bepalingen over de vaststelling of de erkenning van de afstamming. Verordening (EU) 2016/1191 van het Europees Parlement en de Raad strekt zich weliswaar uit tot openbare documenten betreffende geboorte, afstamming en adoptie, maar deze verordening heeft betrekking op de authenticiteit en de taal van dergelijke documenten en niet op de erkenning van de inhoud of de gevolgen ervan in een andere lidstaat.
(10)Als gevolg van het ontbreken van gemeenschappelijke bepalingen van de Unie inzake internationale bevoegdheid en toepasselijk recht voor de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties en inzake de erkenning van de afstamming tussen lidstaten, kunnen gezinnen moeilijkheden ondervinden om de afstamming van hun kinderen binnen de Unie voor alle doeleinden te laten erkennen, onder meer wanneer zij naar een andere lidstaat verhuizen of naar hun lidstaat van herkomst terugkeren.
(11)Kinderen ontlenen een aantal rechten aan hun afstamming, waaronder het recht op een identiteit, een naam en een nationaliteit (indien het ius sanguinis van toepassing is), het recht op gezagsuitoefening en bezoek door hun ouders, het recht op levensonderhoud, erfrechten en het recht op wettelijke vertegenwoordiging door hun ouders. Wanneer de in een lidstaat vastgestelde afstamming in een andere lidstaat niet wordt erkend, kan dat ernstige negatieve gevolgen hebben voor de grondrechten van kinderen en voor de rechten die zij aan het nationale recht ontlenen. Dit kan gezinnen ertoe aanzetten een procedure te beginnen om de afstamming van hun kind in een andere lidstaat te laten erkennen, hoewel dergelijke procedures een onzekere uitkomst hebben en aanzienlijke tijd en kosten met zich meebrengen voor zowel de gezinnen als de rechtsstelsels van de lidstaten. Uiteindelijk kunnen gezinnen ervan worden weerhouden hun recht op vrij verkeer uit te oefenen uit vrees dat de afstamming van hun kind in een andere lidstaat niet zal worden erkend waar het gaat om aan het nationale recht ontleende rechten.
(12)In 2020 kondigde de Commissie maatregelen aan om ervoor te zorgen dat de afstamming die in een lidstaat is vastgesteld in alle andere lidstaten zou worden erkend. Dit initiatief werd opgenomen in de EU-strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers van 2020 en de EU-strategie voor de rechten van het kind van 2021 als een van de belangrijkste acties ter ondersteuning van gelijkheid en de rechten van kinderen. Het Europees Parlement gaf in zijn resolutie van 2021 over lhbtiq-rechten in de EU en in zijn resolutie van 2022 over de bescherming van de rechten van het kind in civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en familierechtelijke zaken te kennen ingenomen te zijn met het initiatief van de Commissie.
(13)Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de rechten die een kind ontleent aan het Unierecht, met name de rechten die een kind geniet uit hoofde van het Unierecht inzake vrij verkeer, met inbegrip van Richtlijn 2004/38/EG. Zo moeten de lidstaten nu al een ouder-kindrelatie erkennen teneinde kinderen in staat te stellen om met elk van hun beide ouders zonder belemmeringen het recht te kunnen uitoefenen om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven en om alle rechten uit te oefenen die zij aan het Unierecht ontlenen. Deze verordening voorziet niet in aanvullende voorwaarden of vereisten voor de uitoefening van dergelijke rechten.
(14)Uit hoofde van artikel 21 VWEU en het desbetreffende afgeleide recht, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie, kan de eerbiediging van de nationale identiteit van een lidstaat uit hoofde van artikel 4, lid 2, VEU en de openbare orde van een lidstaat niet als rechtvaardiging dienen voor de weigering een ouder-kindrelatie tussen kinderen en hun ouders van hetzelfde geslacht te erkennen met het oog op de uitoefening van de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent. Bovendien kan de afstamming met het oog op de uitoefening van dergelijke rechten op om het even welke wijze worden aangetoond. Een lidstaat heeft derhalve niet het recht om van een persoon te verlangen dat hij ofwel de verklaringen overlegt waarin deze verordening voorziet, gevoegd bij een rechterlijke beslissing of een authentieke akte betreffende de afstamming, ofwel de bij deze verordening ingevoerde Europese akte van afstamming overlegt, wanneer hij zich, in het kader van de uitoefening van het recht op vrij verkeer, beroept op rechten die een kind aan het Unierecht ontleent. Dit mag een persoon echter niet beletten om in dergelijke gevallen ervoor te kiezen om ook de desbetreffende verklaring of de Europese akte van afstamming over te leggen waarin deze verordening voorziet. Om ervoor te zorgen dat burgers van de Unie en hun familieleden ervan in kennis worden gesteld dat deze verordening geen afbreuk doet aan de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent, moeten de aan deze verordening gehechte modelformulieren voor de verklaringen en voor de Europese akte van afstamming, specifiek vermelden dat de desbetreffende verklaring of de Europese akte van afstamming geen afbreuk doet aan de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent, met name de rechten die een kind geniet krachtens het Unierecht inzake vrij verkeer, en dat met het oog op de uitoefening van dergelijke rechten de ouder-kindrelatie op om het even welke wijze kan worden aangetoond.
(15)Deze verordening mag geen afbreuk doen aan Verordening (EU) 2016/1191 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot openbare documenten inzake geboorte, afstamming en adoptie, met name wat betreft de overlegging door burgers van gewaarmerkte afschriften en het gebruik door de autoriteiten van de lidstaten van het Informatiesysteem interne markt (“IMI”) indien zij gegronde twijfel hebben over de authenticiteit van een aan hen voorgelegd openbaar document inzake geboorte, afstamming of adoptie of voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan.
(16)Artikel 2 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de Rechten van het Kind van 20 november 1989 (“VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind”) verplicht de staten die partij bij dat verdrag zijn om de rechten van kinderen te eerbiedigen en te waarborgen zonder discriminatie van welke aard dan ook, en om alle passende maatregelen te nemen om te waarborgen dat het kind wordt beschermd tegen alle vormen van discriminatie of bestraffing op grond van de omstandigheden van de ouders van het kind. Volgens artikel 3 van genoemd verdrag moet bij alle maatregelen die door, onder meer, rechterlijke instanties of bestuurlijke autoriteiten worden genomen, de belangen van het kind de eerste overweging vormen.
(17)Elke verwijzing in deze verordening naar de “belangen van het kind” moet van toepassing zijn op kinderen in de zin van artikel 1 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de Rechten van het Kind van 20 november 1989 (“VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind”), dat wil zeggen kinderen jonger dan 18 jaar, tenzij volgens het op het kind van toepassing zijnde recht de meerderjarigheid eerder wordt bereikt. Elke verwijzing in deze verordening naar de “belangen van het kind” moet worden geïnterpreteerd in de zin van artikel 24 van het Handvest van grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”) en van de artikelen 3 en 12 van het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind, zoals uitgewerkt in nationaal recht. Elke verwijzing naar de “belangen van het kind” in deze verordening moet worden opgevat als een verwijzing naar de belangen van kinderen ongeacht hun leeftijd.
(18)Artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950 (hierna: “Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens” genoemd) voorziet in het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, terwijl artikel 1 van Protocol nr. 12 bij dat verdrag bepaalt dat het genot van elk in de wet neergelegd recht moet worden verzekerd zonder enige discriminatie op welke grond dan ook, zoals geboorte. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft artikel 8 van het verdrag aldus uitgelegd dat alle staten die onder zijn jurisdictie vallen, verplicht zijn om de in het buitenland vastgestelde juridische ouder-kindrelatie tussen een uit een draagmoeder geboren kind en de biologische wensouder te erkennen en om te voorzien in een mechanisme voor de erkenning rechtens van de ouder-kindrelatie met de niet-biologische wensouder (bijvoorbeeld door adoptie van het kind).
(19)Het Hof van Justitie heeft bevestigd dat de wezenlijke kenmerken van het Unierecht hebben geleid tot een gestructureerd netwerk van beginselen, regels en onderling samenhangende juridische betrekkingen tussen de Unie en haar lidstaten en tussen de lidstaten onderling. Deze juridische constructie berust op de fundamentele premisse dat elke lidstaat met alle andere lidstaten een reeks gemeenschappelijke waarden deelt waarop de Unie berust, zoals uiteengezet in artikel 2 VEU, en dat elke lidstaat erkent dat de andere lidstaten deze waarden met hem delen. Deze premisse impliceert en rechtvaardigt dat de lidstaten er onderling op vertrouwen dat de andere lidstaten deze waarden erkennen.
(20)Overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) behoren gelijkheid en non-discriminatie tot de waarden waarop de Unie berust en die de lidstaten gemeen hebben. Artikel 21 van het Handvest verbiedt discriminatie op grond van onder meer geboorte. Artikel 3 VEU en artikel 24 van het Handvest voorzien in de bescherming van de rechten van het kind, en artikel 7 van het Handvest voorziet in het recht van eenieder op eerbiediging van zijn privéleven en zijn familie- en gezinsleven.
(21)Overeenkomstig de bepalingen van internationale verdragen en het recht van de Unie moet deze verordening ervoor zorgen dat kinderen in grensoverschrijdende situaties zonder discriminatie hun rechten kunnen genieten en hun rechtspositie behouden. Daartoe, en in het licht van de jurisprudentie van het Hof van Justitie, onder meer inzake wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten, en van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, moet deze verordening van toepassing zijn op de erkenning in een lidstaat van de in een andere lidstaat vastgestelde afstamming, ongeacht de wijze waarop het kind is verwekt of geboren en ongeacht het soort gezin waartoe het kind behoort, ook in geval van binnenlandse adoptie. Onder voorbehoud van de toepassing van de regels inzake het toepasselijke recht van deze verordening moet deze verordening derhalve betrekking hebben op de erkenning in een lidstaat van de in een andere lidstaat vastgestelde afstamming van een kind met ouders van hetzelfde geslacht. Deze verordening moet ook van toepassing zijn op de erkenning in een lidstaat van de afstamming van een kind dat in een andere lidstaat binnenlands is geadopteerd op grond van de regels inzake binnenlandse adoptie in die lidstaat.
(22)Met het oog op de verwezenlijking van haar doelstellingen is het noodzakelijk en passend dat deze verordening gemeenschappelijke regels inzake rechterlijke bevoegdheid, toepasselijk recht, erkenning of, al naargelang het geval, aanvaarding van rechterlijke beslissingen en authentieke akten met betrekking tot afstamming, alsmede regels inzake de invoering van een Europese akte van afstamming, samenbrengt in een bindend en rechtstreeks toepasselijk rechtsinstrument van de Unie.
(23)Deze verordening heeft betrekking op “burgerlijke zaken”, met inbegrip van civiele gerechtelijke procedures en de daaruit voortvloeiende beslissingen inzake afstamming, en authentieke akten inzake afstamming. De term “burgerlijke zaken” moet autonoom worden uitgelegd, overeenkomstig de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie. De term dient te worden beschouwd als een autonoom begrip dat moet worden uitgelegd aan de hand van, in eerste instantie, de doelstellingen en het systeem van deze verordening en, in tweede instantie, de algemene beginselen die in alle nationale rechtsstelsels tezamen worden gevonden. De term “burgerlijke zaken” moet derhalve aldus worden uitgelegd dat hij ook maatregelen kan omvatten die naar het recht van een lidstaat onder het publiekrecht kunnen vallen.
(24)Voor de toepassing van deze verordening kan de afstamming, ook wel filiatie genoemd, biologisch of genetisch zijn of door adoptie of van rechtswege zijn ontstaan. Eveneens voor de toepassing van deze verordening moet afstamming de rechtens vastgestelde ouder-kindrelatie inhouden, en de juridische status omvatten van het zijn van kind van een bepaalde ouder of bepaalde ouders. Deze verordening moet de in een lidstaat vastgestelde afstamming van zowel minderjarigen als volwassenen omvatten, waaronder ook overleden en nog ongeboren kinderen, ongeacht of het bij de ouders gaat om alleenstaande ouders, personen die de facto een paar vormen, echtparen of paren in een relatie die op grond van het op die relatie toepasselijk recht, vergelijkbare gevolgen als een huwelijk heeft, zoals een geregistreerd partnerschap. Deze verordening moet van toepassing zijn ongeacht de nationaliteit van het kind wiens afstamming moet worden vastgesteld en ongeacht de nationaliteit van de ouders van het kind. De term “ouder” in deze verordening moet, al naargelang het geval, worden opgevat als een verwijzing naar de wettelijke ouder, de wensouder, de persoon die beweert ouder te zijn of de persoon ten aanzien waarvan het kind aanspraak maakt op afstamming.
(25)Deze verordening mag niet van toepassing zijn op de vaststelling van de afstamming in een lidstaat in een binnenlandse situatie zonder grensoverschrijdende elementen. Deze verordening mag derhalve geen bepalingen bevatten over de rechterlijke bevoegdheid of het toepasselijke recht inzake de vaststelling van de afstamming in binnenlandse gevallen, zoals de afstamming van een kind na een binnenlandse adoptie in een lidstaat. Om de rechten van het kind, zoals neergelegd in het Handvest, zonder discriminatie in grensoverschrijdende situaties te vrijwaren, moeten de bepalingen van deze verordening betreffende de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding van rechterlijke beslissingen en authentieke akten inzake de afstamming, op grond van het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten, zoals bevestigd door het Hof van Justitie, echter ook van toepassing zijn op de erkenning van de afstamming die in een lidstaat is vastgesteld in binnenlandse situaties, zoals het ouderschap dat in een lidstaat is vastgesteld in aansluiting op een binnenlandse adoptie in die lidstaat. De bepalingen van deze verordening betreffende de relevante verklaring en de Europese akte van afstamming moeten derhalve ook van toepassing zijn op de afstamming die in een lidstaat in een binnenlandse situatie is vastgesteld, bijvoorbeeld in aansluiting op een binnenlandse adoptie in een lidstaat.
(26)Voor de toepassing van deze verordening is een binnenlandse adoptie in een lidstaat een adoptie waarbij het kind en de adoptieouder(s) hun gewone verblijfplaats in dezelfde lidstaat hebben en waarbij de adoptie een blijvende ouder-kindrelatie tot stand brengt. Teneinde rekening te houden met de verschillende rechtstradities van de lidstaten, moet deze verordening betrekking hebben op binnenlandse adoptie in een lidstaat wanneer de adoptie leidt tot de beëindiging van de rechtsbetrekking tussen het kind en het gezin van herkomst (volledige adoptie), alsook op binnenlandse adoptie in een lidstaat die niet leidt tot de beëindiging van de rechtsbetrekking tussen het kind en het gezin van herkomst (zwakke adoptie).
(27)Interlandelijke adoptie, waarbij het kind en de adoptieouder (s) hun gewone verblijfplaats in verschillende staten hebben, valt onder het Haags Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie van 1993, waarbij alle lidstaten partij zijn. Deze verordening mag niet van toepassing zijn op interlandelijke adoptie, ongeacht of daarbij twee lidstaten dan wel een lidstaat en een derde staat betrokken zijn, en ongeacht of een interlandelijke adoptie onder het Haags Verdrag valt.
(28)Hoewel de vaststelling en de erkenning van de afstamming overeenkomstig deze verordening relevant zijn voor andere gebieden van het burgerlijk recht, moet het toepassingsgebied van deze verordening worden beperkt tot de rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning van beslissingen en de aanvaarding van authentieke akten inzake afstamming. Andere gebieden van het burgerlijk recht die geacht kunnen worden verband te houden met de afstamming, dienen ten behoeve van de duidelijkheid uitdrukkelijk te worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze verordening.
(29)Met name mogen de in deze verordening vervatte regels inzake de rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning van beslissingen en de aanvaarding van authentieke akten niet van toepassing zijn op rechten op levensonderhoud, geregeld bij Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad, erfrechten, geregeld bij Verordening (EG) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad, of zaken betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, geregeld bij Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad. Aangezien de kwestie van de afstamming van een kind echter als een prealabele vraag moet worden beantwoord voordat kwesties in verband met ouderlijke verantwoordelijkheid, levensonderhoud of erfopvolging met betrekking tot het kind worden opgelost, moet deze verordening de toepassing van bovengenoemde Unie-instrumenten op het gebied van familierecht en erfopvolging vergemakkelijken.
(30)Deze verordening mag niet van toepassing zijn op preliminaire kwesties, zoals het bestaan, de geldigheid of de erkenning van een huwelijk of een relatie die volgens het daarop toepasselijke recht vergelijkbare gevolgen heeft, waarop het nationale recht van de lidstaten, met inbegrip van de regels van internationaal privaatrecht van de lidstaten en, in voorkomend geval, de jurisprudentie van het Hof van Justitie inzake vrij verkeer, van toepassing moeten blijven.
(31)De vereisten voor de inschrijving van de afstamming in een register moeten van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. Het is derhalve het recht van de lidstaat waar het register wordt gehouden dat dient te bepalen onder welke wettelijke voorwaarden en op welke wijze de registratie moet plaatsvinden, en welke autoriteiten moeten nagaan of aan alle voorwaarden is voldaan en of de aangeboden of opgemaakte akten volledig zijn of de noodzakelijke informatie bevatten. Om veelvouden van akten te voorkomen, moeten de akten die door de bevoegde autoriteiten in een andere lidstaat zijn opgemaakt en op grond van deze verordening worden verspreid, door de nationale registrerende autoriteit worden aanvaard. In het bijzonder dient een op grond van deze verordening afgegeven Europese akte van afstamming een geldig document te vormen voor de inschrijving van de afstamming in het register van een lidstaat. Aangezien de procedure voor de afgifte van de Europese akte van afstamming en de inhoud en rechtsgevolgen daarvan in alle lidstaten uniform moeten zijn, zoals bepaald in deze verordening, en de Europese akte van afstamming moet worden afgegeven in overeenstemming met de in deze verordening vastgestelde regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht, mogen de bij de registratie betrokken autoriteiten niet voorschrijven dat de Europese akte van afstamming eerst wordt omgezet in een nationaal document inzake afstamming. Dit mag de bij de registratie betrokken autoriteiten niet beletten om de voorwaarden te bevestigen die nodig zijn om de authenticiteit van de Europese akte van afstamming vast te stellen, of om de persoon die om registratie verzoekt te vragen om de aanvullende informatie te verstrekken die vereist is krachtens het recht van de lidstaat waar het register wordt gehouden, mits deze informatie niet reeds in de Europese akte van afstamming is opgenomen. De bevoegde autoriteit kan de persoon die om registratie verzoekt, mededelen hoe de ontbrekende gegevens kunnen worden verstrekt. De gevolgen van de inschrijving van de afstamming in een register (bijvoorbeeld of, al naargelang het nationale recht, door de inschrijving de afstamming wordt vastgesteld of alleen de reeds vastgestelde afstamming kan worden aangetoond) moeten ook van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten en worden bepaald door het recht van de lidstaat waar het register wordt gehouden.
(32)Deze verordening mag niet van toepassing zijn op de erkenning van in een derde land gegeven rechterlijke beslissingen inzake de afstamming, noch op de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding van authentieke akten inzake de afstamming die in een derde staat zijn verleden of geregistreerd. Op de erkenning of aanvaarding van dergelijke documenten moet het nationale recht van elke lidstaat van toepassing blijven.
(33)De vaststelling van de afstamming moet bestaan in de vaststelling van rechtswege van de rechtsbetrekking tussen een kind en elke ouder, waarbij het ook kan gaan om de vaststelling van de afstamming naar aanleiding van een vordering waarbij een eerder vastgestelde afstamming wordt betwist. In voorkomend geval moet deze verordening ook van toepassing zijn op de extinctie of de beëindiging van de afstamming.
(34)Ondanks de verschillen tussen de nationale wetgevingen wordt de afstamming doorgaans van rechtswege of door middel van een handeling van een bevoegde autoriteit vastgesteld. Van vaststelling van rechtswege van de afstamming is bijvoorbeeld sprake bij de afstamming door geboorte ten aanzien van de persoon die bevalt en bij de afstamming op grond van een wettelijk vermoeden ten aanzien van de echtgenoot of de geregistreerde partner van de persoon die bevalt. Van vaststelling van de afstamming door middel van een handeling van een bevoegde autoriteit is onder meer sprake in geval van de vaststelling van de afstamming door middel van een rechterlijke beslissing (zoals in geval van adoptie of in procedures waarin de afstamming wordt betwist of daarop aanspraak wordt gemaakt, bijvoorbeeld door het aantonen van bezit van staat), een notariële akte (bijvoorbeeld in geval van adoptie of wanneer het kind nog niet is geboren), een administratieve beslissing (bijvoorbeeld na erkenning van het vaderschap) of registratie. De afstamming wordt doorgaans ingeschreven in het register van de burgerlijke stand of het persoons- of bevolkingsregister. De afstamming kan worden aangetoond aan de hand van het document tot vaststelling van de afstamming (zoals de rechterlijke beslissing, de notariële akte of de administratieve beslissing tot vaststelling van de afstamming). Het bewijs van de afstamming wordt echter meestal geleverd door de inschrijving van de afstamming in het register zelf, door een uittreksel uit het desbetreffende register of door een verklaring met daarin de in het desbetreffende register opgenomen gegevens (zoals een geboorteakte of een akte van afstamming).
(35)De vlotte en correcte werking van een justitiële ruimte op het niveau van de Unie, met respect voor de verschillende rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten, is voor de Unie van fundamenteel belang. In dat opzicht moet het wederzijds vertrouwen in elkaars justitiële stelsels nog worden versterkt.
(36)Om de erkenning van rechterlijke beslissingen en authentieke akten inzake afstamming te vergemakkelijken, moeten in deze verordening uniforme bevoegdheidsregels worden vastgesteld voor de vaststelling van afstamming met een grensoverschrijdend element. Deze verordening moet ook het recht verduidelijken van kinderen jonger dan 18 jaar om in de gelegenheid te worden gesteld hun mening te geven in procedures die op hen betrekking hebben.
(37)Deze verordening mag geen invloed hebben op de kwestie welke autoriteiten in elke lidstaat bevoegd zijn om aangelegenheden inzake afstamming te behandelen (bijvoorbeeld gerechten, administratieve instanties, notarissen, griffiers of andere autoriteiten).
(38)Deze verordening dient de verschillende stelsels die in de lidstaten met betrekking tot aangelegenheden inzake afstamming worden toegepast, te eerbiedigen. Wat “authentieke akten” betreft, verlenen de lidstaten autoriteiten, zoals notarissen, administratieve instanties of griffiers, vaak de bevoegdheid om authentieke instrumenten tot vaststelling van de afstamming te verlijden die bindende rechtsgevolgen hebben in de lidstaat waar zij zijn verleden of geregistreerd (“authentieke akten met bindende rechtsgevolgen”), of om authentieke akten te verlijden die geen bindende rechtsgevolgen hebben in de lidstaat waar zij zijn verleden of geregistreerd, maar die wel bewijskracht hebben in die lidstaat (“authentieke akten zonder bindende rechtsgevolgen”). De term “bevoegdheidsverklaring” in deze verordening moet autonoom worden uitgelegd in overeenstemming met de definitie van “authentiek instrument” die horizontaal wordt gehanteerd in Unie-instrumenten en in het licht van de doelstellingen van deze verordening.
(39)Om de belangen van het kind te beschermen moet de rechterlijke bevoegdheid worden bepaald op basis van het criterium van de nabijheid. Bijgevolg moet, waar mogelijk, de bevoegdheid berusten bij de lidstaat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft. Om de toegang van het kind tot de rechter in een lidstaat te vergemakkelijken, moet echter ook alternatieve bevoegdheid worden toegekend aan de lidstaat van nationaliteit van het kind, aan de lidstaat van de gewone verblijfplaats van de wederpartij (bijvoorbeeld de persoon ten aanzien waarvan het kind aanspraak maakt op afstamming), aan de lidstaat van de gewone verblijfplaats van een van de ouders, aan de lidstaat van nationaliteit van een van de ouders of aan de lidstaat van geboorte van het kind.
(40)Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie moet de gewone verblijfplaats van het kind worden vastgesteld op basis van een geheel van feitelijke omstandigheden die eigen zijn aan elke zaak. Naast de fysieke aanwezigheid van het kind op het grondgebied van een lidstaat moeten andere factoren worden gekozen aan de hand waarvan kan worden aangetoond dat die aanwezigheid op geen enkele wijze tijdelijk of periodiek is en een zekere mate van integratie van het kind weerspiegelt in een sociale en familiale omgeving die in de praktijk het centrum van diens leven vormt. Tot deze factoren behoren onder meer de duur, de regelmatigheid, de omstandigheden en de redenen van het verblijf van het kind op het grondgebied van de betrokken lidstaat en de nationaliteit van het kind, waarbij de relevantie van de factoren varieert naargelang van de leeftijd van het betrokken kind. Zij omvatten ook de plaats en omstandigheden van het schoolbezoek van het kind, en de familiale en sociale relaties van het kind in de lidstaat. Het voornemen van de ouders om zich met het kind in een bepaalde lidstaat te vestigen, kan ook in aanmerking worden genomen wanneer dat voornemen blijkt uit concrete stappen, zoals de aankoop of huur van een woning in de betrokken lidstaat. Daarentegen is de nationaliteit van de persoon die bevalt of de eerdere woonplaats van deze persoon in de lidstaat van het aangezochte gerecht niet relevant, terwijl het feit dat het kind in die lidstaat is geboren en de nationaliteit van die lidstaat bezit, niet volstaat.
(41)Wanneer in deze verordening wordt verwezen naar nationaliteit als aanknopingspunt voor de bevoegdheid of het toepasselijke recht, is de vraag hoe een kind of een ouder met meerdere nationaliteiten moet worden beschouwd een preliminaire vraag die buiten het toepassingsgebied van deze verordening valt en aan het nationale recht, met inbegrip van, in voorkomend geval, internationale verdragen, moet worden overgelaten, met volledige inachtneming van de algemene beginselen van de Unie. Voor de toepassing van deze verordening kan een kind of een ouder met meerdere nationaliteiten het gerecht of het recht kiezen van een van de lidstaten waarvan hij of zij de nationaliteit bezit op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt of waarop de afstamming wordt vastgesteld.
(42)Indien de bevoegdheid niet kan worden vastgesteld op basis van de algemene alternatieve bevoegdheidsgronden, dienen de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zich bevindt, bevoegd te zijn. Deze regel op basis van aanwezigheid moet met name de gerechten van een lidstaat in staat stellen bevoegdheid uit te oefenen ten aanzien van kinderen uit derde landen, met inbegrip van personen die om internationale bescherming verzoeken of die bescherming genieten, zoals vluchtelingenkinderen en kinderen die internationaal ontheemd zijn geraakt als gevolg van onlusten in de staat waar zij hun gewone verblijfplaats hebben.
(43)Indien geen enkel gerecht van een lidstaat op grond van deze verordening bevoegd is, dient de bevoegdheid in elke lidstaat te worden bepaald aan de hand van het recht van die lidstaat, met inbegrip van de internationale instrumenten die in die lidstaat van kracht zijn.
(44)Om een oplossing te bieden voor gevallen van rechtsweigering moet deze verordening ook voorzien in een forum necessitatis zodat een gerecht van een lidstaat, bij wijze van uitzondering, kennis mag nemen van een zaak op het gebied van afstamming die nauw verbonden is met een derde staat. Het bestaan van een dergelijke uitzondering kan worden verondersteld als een procedure in de betrokken derde staat onmogelijk blijkt, bijvoorbeeld vanwege een burgeroorlog, of als van een kind of een andere betrokken partij redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat het, respectievelijk zij, in die staat een procedure aanhangig maakt of voert. Bevoegdheid op grond van forum necessitatis kan evenwel alleen worden uitgeoefend als het geschil voldoende nauw verbonden is met de lidstaat van het aangezochte gerecht.
(45)Uit een oogpunt van proceseconomie en procedurele efficiëntie mag de verordening, indien de uitkomst van een procedure voor een gerecht van een lidstaat dat geen bevoegdheid heeft op grond van deze verordening, afhangt van het beslechten van een incidentele vordering die binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, de gerechten van die lidstaat er niet van weerhouden over deze vordering te beslissen. Als het onderwerp van de procedures bijvoorbeeld een geschil over een erfenis is waarbij ten behoeve van die procedure de ouder-kindrelatie tussen de erflater en het kind moeten worden vastgesteld, dan moet de lidstaat die bevoegd is voor het geschil over de erfenis derhalve de mogelijkheid hebben over die vordering te beslissen ten behoeve van die procedure, ongeacht of hij op grond van deze verordening bevoegd is voor aangelegenheden inzake afstamming. Een dergelijke beslissing moet in overeenstemming met het bij deze verordening aangewezen toepasselijke recht worden gegeven en mag alleen gevolgen hebben voor de procedure waarvoor zij is gegeven.
(46)Met het oog op een ordelijke rechtspleging moet worden voorkomen dat in verschillende lidstaten onderling onverenigbare rechterlijke beslissingen worden gegeven. Daarom moet deze verordening voorzien in algemene procedureregels die vergelijkbaar zijn met die welke vervat zijn in andere regelgeving van de Unie op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken.
(47)Een dergelijke procedureregel is de litispendentieregel, die in werking moet treden wanneer dezelfde zaak inzake afstamming voor verschillende gerechten in verschillende lidstaten aanhangig wordt gemaakt. Deze regel moet bepalen welk gerecht de zaak inzake afstamming moet behandelen.
(48)Deze verordening moet definiëren op welk tijdstip een zaak voor de toepassing van deze verordening wordt geacht bij een gerecht aanhangig te zijn gemaakt. Aangezien in de lidstaten twee verschillende systemen bestaan, waarbij het stuk waarmee de procedure wordt ingeleid hetzij eerst aan de wederpartij wordt betekend of medegedeeld, hetzij eerst bij het gerecht wordt neergelegd, moet het volstaan dat de eerste stap krachtens het nationale recht is ondernomen, op voorwaarde dat de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de eventuele op grond van het nationale recht vereiste stappen te ondernemen opdat de tweede stap zou plaatsvinden.
(49)Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie moeten procedures inzake de vaststelling van afstamming op grond van deze verordening, als grondbeginsel, de bij deze procedures betrokken kinderen jonger dan 18 jaar die in staat zijn een eigen mening te vormen, een daadwerkelijke en effectieve mogelijkheid bieden om die mening te uiten, en bij het beoordelen van de belangen van het kind moet voldoende rekening worden gehouden met die mening. Deze verordening moet het echter aan de lidstaten overlaten om in hun nationaal recht en nationale procedures te bepalen door wie en hoe het kind zal worden gehoord. Bovendien mag het horen van een kind, hoewel het een recht van het kind blijft, geen absolute verplichting inhouden, maar moet de noodzaak daartoe worden beoordeeld met inachtneming van de belangen van het kind.
(50)Deze verordening moet rechtszekerheid en voorspelbaarheid bieden door te voorzien in gemeenschappelijke regels inzake het recht dat van toepassing is op de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties. Dergelijke gemeenschappelijke regels zijn bedoeld om tegenstrijdige beslissingen te voorkomen, al naar gelang de lidstaat waarvan de rechter of andere bevoegde autoriteit de afstamming heeft vastgesteld, en met name om de aanvaarding te bevorderen van authentieke akten die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht hebben.
(51)In de regel moet het recht dat van toepassing is op de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties het recht zijn van de staat waar de persoon die bevalt ten tijde van de bevalling haar gewone verblijfplaats heeft. Dit aanknopingspunt moet ervoor zorgen dat het toepasselijke recht in de overgrote meerderheid van de gevallen kan worden bepaald, ook met betrekking tot een pasgeborene, van wie de gewone verblijfplaats wellicht moeilijk vast te stellen is. Het tijdstip van geboorte moet strikt worden uitgelegd, en daarbij moet worden verwezen naar de meest voorkomende situatie, namelijk die waarbij de afstamming bij de geboorte van rechtswege wordt vastgesteld en binnen enkele dagen na de geboorte in het desbetreffende register wordt ingeschreven. Dat recht moet zowel van toepassing zijn op situaties waarin de persoon die bevalt haar gewone verblijfplaats heeft in de staat van geboorte (hetgeen de meest voorkomende situatie zou zijn), als op situaties waarin de persoon die bevalt haar gewone verblijfplaats heeft in een andere staat dan de staat van geboorte (bijvoorbeeld bij geboorte tijdens een reis). Wanneer de afstamming van het kind vóór de geboorte van het kind moet worden vastgesteld, moet naar analogie het recht van de staat waar de persoon die bevalt ten tijde van de bevalling haar gewone verblijfplaats heeft, van toepassing zijn. Om ervoor te zorgen dat het toepasselijke recht in alle omstandigheden kan worden bepaald, moet het recht van de staat van geboorte van het kind van toepassing zijn in de zeldzame gevallen waarin niet kan worden vastgesteld waar de persoon die bevalt ten tijde van de bevalling haar gewone verblijfplaats heeft (bijvoorbeeld wanneer het gaat om een vluchteling of een internationaal ontheemde moeder).
(52)Bij wijze van uitzondering kan, wanneer het toepasselijke recht in de regel leidt tot de vaststelling van de afstamming ten aanzien van slechts één ouder (bijvoorbeeld alleen de genetische ouder van een paar van hetzelfde geslacht), een van de twee subsidiaire wetgevingen, namelijk het recht van de staat waarvan een van de ouders de nationaliteit bezit of het recht van de staat van geboorte van het kind, worden toegepast om de afstamming ten aanzien van de tweede ouder vast te stellen (bijvoorbeeld de niet-genetische ouder in een paar van hetzelfde geslacht). Aangezien in die gevallen zowel de afstamming ten aanzien van de ene ouder als de afstamming ten aanzien van de andere ouder zou worden vastgesteld overeenkomstig een van de bij deze verordening als toepasselijk aangewezen wetgevingen, moet de afstamming ten aanzien van elke ouder, ook indien vastgesteld door de autoriteiten van verschillende lidstaten, overeenkomstig de regels van deze verordening in alle andere lidstaten worden erkend wanneer de afstamming ten aanzien van elke ouder is vastgesteld door de autoriteiten van een lidstaat waarvan de gerechten op grond van deze verordening bevoegd zijn.
(53)Het bij deze verordening aangewezen toepasselijke recht moet ook worden toegepast wanneer het geen recht van een lidstaat is.
(54)Om de rechtszekerheid en de continuïteit van de afstamming te waarborgen, mag, wanneer de afstamming in een lidstaat is vastgesteld overeenkomstig een van de wetgevingen die bij deze verordening als toepasselijk zijn aangewezen, de wijziging van het toepasselijke recht als gevolg van een verandering van de gewone verblijfplaats van de persoon die is bevallen of van de nationaliteit van een van de ouders, geen gevolgen hebben voor de reeds vastgestelde afstamming.
(55)Een belanghebbende kan een eenzijdige rechtshandeling verrichten inzake een vastgestelde of vast te stellen afstamming, bijvoorbeeld de erkenning van het vaderschap of de toestemming van een echtgenoot voor het gebruik van geassisteerde voortplantingstechnologie. Een dergelijke handeling moet formeel geldig zijn indien zij voldoet aan de vormvereisten van het bij deze verordening als toepasselijk aangewezen recht, van het recht van de staat waar de persoon die de handeling verricht zijn gewone verblijfplaats heeft, of van het recht van de staat waar de handeling is verricht.
(56)Met het oog op het algemeen belang moeten de gerechten en andere voor de vaststelling van de afstamming bevoegde autoriteiten van de lidstaten in uitzonderlijke gevallen de mogelijkheid hebben om specifieke bepalingen van buitenlands recht buiten toepassing te laten, indien de toepassing hiervan in een bepaalde zaak kennelijk onverenigbaar zou zijn met de openbare orde van de betrokken lidstaat. Niettemin mogen de gerechten en andere bevoegde autoriteiten de exceptie van openbare orde niet toepassen om het recht van een andere lidstaat buiten toepassing te laten wanneer dat in strijd zou zijn met het Handvest en met name artikel 21, dat discriminatie verbiedt.
(57)Aangezien er staten zijn waar twee of meer rechtsstelsels of reeksen van rechtsregels betreffende de in deze verordening geregelde materie mogelijk naast elkaar bestaan, moet worden bepaald in welke mate deze verordening van toepassing is binnen de verschillende territoriale eenheden van die staten.
(58)Deze verordening moet de regels vastleggen inzake de erkenning van rechterlijke beslissingen en authentieke akten tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen die in een andere lidstaat zijn gegeven respectievelijk afgegeven.
(59)Afhankelijk van het nationale recht kan een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen in de lidstaat van herkomst bijvoorbeeld een notariële adoptieakte zijn of een administratieve beslissing tot vaststelling van de afstamming na erkenning van het vaderschap. Daarnaast moet deze verordening de regels vastleggen inzake de aanvaarding van authentieke akten die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht hebben; Afhankelijk van het nationale recht kan een dergelijke authentieke akte bijvoorbeeld een geboorteakte of een akte inzake afstamming zijn waaruit de in de lidstaat van herkomst vastgestelde afstamming blijkt (ongeacht of de afstamming van rechtswege is vastgesteld of door een besluit van een bevoegde autoriteit, zoals een rechterlijke beslissing, een notariële akte, een administratieve beslissing of registratie).
(60)Wederzijds vertrouwen in de rechtsbedeling in de Unie rechtvaardigt het beginsel dat rechterlijke beslissingen inzake de vaststelling van de afstamming die in een lidstaat zijn gegeven, in alle lidstaten moeten worden erkend, zonder dat daarvoor een erkenningsprocedure nodig is. Met name wanneer de autoriteiten van de aangezochte lidstaat een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing krijgen voorgelegd waarbij de afstamming wordt vastgesteld die niet meer kan worden betwist in de lidstaat van herkomst, moeten zij deze rechterlijke beslissing van rechtswege erkennen zonder dat daartoe enigerlei bijzondere procedure vereist is en moeten zij de akten inzake afstamming in het desbetreffende register dienovereenkomstig aanpassen.
(61)Het moet aan het nationale recht worden gelaten om te bepalen of de gronden voor weigering door een partij of ambtshalve kunnen worden aangevoerd. Indien de erkenning van een beslissing wordt betwist, mag dit eventuele belanghebbenden die zich ten principale op de erkenning van een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing inzake afstamming wensen te beroepen, niet beletten om te verzoeken om een rechterlijke beslissing dat er geen gronden zijn voor weigering van de erkenning van die rechterlijke beslissing. Het moet aan het nationale recht van de lidstaat waar dat verzoek wordt ingediend, worden gelaten om te bepalen wie kan worden beschouwd als een belanghebbende die het recht heeft dat verzoek in te dienen.
(62)De erkenning van in een lidstaat gegeven beslissingen inzake afstamming moet gebaseerd zijn op het beginsel van wederzijds vertrouwen. De gronden voor weigering van de erkenning moeten dus, in het licht van de onderliggende doelstelling van deze verordening, namelijk de bevordering van de erkenning van de afstamming en de doeltreffende bescherming van de rechten van kinderen en de belangen van het kind in grensoverschrijdende situaties, tot het noodzakelijke minimum beperkt blijven.
(63)De erkenning van een rechterlijke beslissing kan slechts worden geweigerd als een of meer van de in deze verordening bepaalde gronden voor weigering van de erkenning aanwezig zijn. De lijst van in deze verordening genoemde gronden voor weigering van de erkenning is uitputtend. Gronden die niet in deze verordening worden vermeld, bijvoorbeeld een schending van de bepaling over aanhangigheid, mogen niet als weigeringsgronden ingeroepen kunnen worden. Een latere rechterlijke beslissing moet altijd in de plaats komen van een eerdere rechterlijke beslissing, voor zover beide beslissingen onverenigbaar zijn.
(64)Wat betreft de mogelijkheid voor kinderen jonger dan 18 jaar om hun mening te uiten, moet het gerecht dat de beslissing heeft gegeven de vrijheid hebben om te beslissen wat de geschikte methode is om het kind te horen. De weigering van erkenning van een rechterlijke beslissing mag niet uitsluitend worden gebaseerd op het enkele feit dat het gerecht dat de beslissing heeft gegeven, een andere methode heeft gebruikt dan die welke een gerecht in de lidstaat van erkenning zou gebruiken.
(65)Authentieke akten met bindende rechtsgevolgen in de lidstaat van herkomst moeten voor de toepassing van de in deze verordening vastgestelde regels inzake erkenning worden gelijkgesteld met “rechterlijke beslissingen”.
(66)Hoewel de verplichting uit hoofde van deze verordening om kinderen jonger dan 18 jaar de mogelijkheid te geven hun mening te uiten, niet van toepassing mag zijn op authentieke akten met bindende rechtsgevolgen, moet aan het recht van kinderen om hun mening te uiten passend belang worden gehecht overeenkomstig artikel 24 van het Handvest en in het licht van artikel 12 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, zoals uitgevoerd krachtens nationaal recht en nationale procedures. Het feit dat kinderen niet de mogelijkheid is geboden hun mening te uiten, mag niet automatisch een grond zijn om de erkenning van authentieke akten met bindende rechtsgevolgen te weigeren.
(67)De erkenning in een lidstaat op grond van deze verordening van een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing tot vaststelling van de afstamming, of van een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen die in een andere lidstaat is verleden of geregistreerd, houdt niet in dat het eventuele huwelijk of geregistreerd partnerschap van de ouders van het kind wiens afstamming is of moet worden vastgesteld, wordt erkend.
(68)Om rekening te houden met de verschillende stelsels die in de lidstaten inzake afstamming worden toegepast, moet deze verordening garanderen dat authentieke akten die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht hebben, in alle lidstaten worden aanvaard. Dergelijke authentieke akten kunnen bewijskracht hebben met betrekking tot de reeds vastgestelde afstamming of andere feiten. Afhankelijk van het nationale recht kunnen authentieke akten die de reeds vastgestelde afstamming aantonen bijvoorbeeld een geboorteakte, een akte inzake afstamming of een uittreksel uit het geboorteregister zijn. Authentieke akten die andere feiten aantonen, kunnen bijvoorbeeld een notariële akte of een administratief document zijn waarin de erkenning van het vaderschap is vastgelegd, een notariële akte of een administratief document waarin de toestemming van een moeder of een kind voor de vaststelling van de afstamming is vastgelegd, een notariële akte of een administratief document waarin de toestemming van een echtgenoot voor het gebruik van geassisteerde voortplantingstechnologie is vastgelegd, of een notariële akte of administratief document waarin het bezit van staat is vastgelegd.
(69)Authentieke akten die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht hebben, moeten in een andere lidstaat dezelfde bewijskracht hebben als in de lidstaat van herkomst, of de meest vergelijkbare bewijskracht. Bij de vaststelling van de bewijskracht, of de meest vergelijkbare bewijskracht, van een dergelijke authentieke akte in een andere lidstaat moet worden gelet op de aard en de reikwijdte van haar bewijskracht in de lidstaat van herkomst. Het recht van de lidstaat van herkomst bepaalt derhalve welke bewijskracht aan een dergelijke authentieke akte in een andere lidstaat moet worden toegekend.
(70)De “formele geldigheid” van een authentieke akte die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht heeft, moet een autonoom begrip zijn dat gegevens omvat zoals de authenticiteit van de akte, de vormvereisten, de bevoegdheid van de autoriteit die de akte opmaakt en de procedure volgens welke de akte wordt opgemaakt. Hieronder vallen ook de feitelijke gegevens die door de betrokken autoriteit in de akte zijn vastgesteld. Een partij die de formele geldigheid van een dergelijke authentieke akte wenst te betwisten, moet dit doen voor het bevoegde gerecht van de lidstaat van herkomst van de authentieke akte, volgens het recht van die lidstaat.
(71)De term “rechtshandeling” (bijvoorbeeld erkenning van het vaderschap of de verlening van toestemming) of “rechtsbetrekking” (bijvoorbeeld de afstamming van een kind) die is vastgelegd in een authentieke akte die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht heeft, moet worden uitgelegd als een materieelrechtelijke verwijzing naar hetgeen in de akte is vastgelegd. Een partij die een in de authentieke akte vastgelegde rechtshandeling of rechtsbetrekking betwist, moet dit doen voor de krachtens deze verordening bevoegde gerechten, die hierover moeten oordelen volgens het bij deze verordening aangewezen op de vaststelling van afstamming toepasselijke recht.
(72)Het gerecht van een lidstaat waarbij een incidentele vordering wordt ingesteld betreffende een rechtshandeling of rechtsbetrekking die is vastgelegd in een authentieke akte zonder bindende rechtsgevolgen maar met bewijskracht in de lidstaat van herkomst, moet bevoegd zijn om van die vordering kennis te nemen.
(73)Indien een authentieke akte die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht heeft, wordt betwist, mag zij in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst geen bewijskracht hebben zolang de zaak aanhangig is. Indien de zaak zich beperkt tot een specifiek punt betreffende de in de authentieke akte vastgelegde rechtshandeling of rechtsbetrekking, heeft de betwiste authentieke akte, wat het bestreden punt betreft, in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst geen bewijskracht zolang de zaak aanhangig is. Een authentieke akte die op een daartoe strekkende vordering ongeldig is verklaard, heeft niet langer bewijskracht.
(74)De autoriteit die in het kader van de toepassing van deze verordening twee onverenigbare authentieke akten voorgelegd krijgt waarbij de afstamming niet met bindende rechtsgevolgen wordt vastgesteld, maar die bewijskracht hebben in hun respectieve lidstaat van herkomst, moet beoordelen of een akte, en in voorkomend geval welke akte, gelet op de omstandigheden van het concrete geval, voorrang heeft. Indien uit de omstandigheden niet blijkt of een dergelijke authentieke akte, dan wel welke akte, in voorkomend geval voorrang heeft, moet de zaak worden beslecht door de krachtens deze verordening bevoegde gerechten of, indien de vraag bij incidentele vordering wordt opgeworpen, door het aangezochte gerecht.
(75)Met het oog op het algemeen belang moeten de gerechten en andere voor de vaststelling van afstamming bevoegde autoriteiten van de lidstaten in uitzonderlijke gevallen de mogelijkheid hebben om de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding van een rechterlijke beslissing of authentieke akte inzake in een andere lidstaat vastgestelde afstamming te weigeren, indien in een bepaalde zaak die erkenning of aanvaarding kennelijk onverenigbaar zou zijn met de openbare orde van de betrokken lidstaat. Niettemin mogen de gerechten en andere bevoegde autoriteiten niet de mogelijkheid hebben om de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding van een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing of afgegeven authentieke akte te weigeren wanneer dat in strijd zou zijn met het Handvest en met name artikel 21, dat discriminatie verbiedt.
(76)Om de erkenning van de in een lidstaat vastgestelde afstamming snel, soepel en efficiënt te kunnen regelen, moeten kinderen of hun ouder(s) de status van het kind gemakkelijk kunnen aantonen in een andere lidstaat. Om dit te verwezenlijken, moet bij deze verordening worden voorzien in de instelling van een eenvormige akte, de Europese akte van afstamming, die wordt afgegeven om in een andere lidstaat te worden gebruikt. Ten einde het subsidiariteitsbeginsel te eerbiedigen, mag de Europese akte van afstamming niet in de plaats treden van interne documenten met gelijkaardige strekking in de lidstaten.
(77)De autoriteit die de Europese akte van afstamming afgeeft, moet de formaliteiten die vereist zijn voor de registratie van afstamming in de lidstaat waar het register wordt gehouden, in acht nemen. Daartoe moet deze verordening voorzien in uitwisseling van informatie over die formaliteiten tussen de lidstaten.
(78)Het gebruik van de Europese akte van afstamming mag niet verplicht worden gesteld. Dit betekent dat eenieder die gerechtigd is een Europese akte van afstamming aan te vragen, namelijk het kind of een wettelijke vertegenwoordiger, hiertoe niet verplicht mag zijn en vrijelijk de andere instrumenten die hem op grond van deze verordening ter beschikking staan (een rechterlijke beslissing of een authentieke akte) moet kunnen voorleggen bij het verzoek om erkenning in een andere lidstaat. Een persoon of autoriteit die een in een andere lidstaat afgegeven Europese akte van afstamming voorgelegd krijgt, kan evenwel niet verlangen dat in plaats daarvan een rechterlijke beslissing of authentieke akte wordt verstrekt.
(79)De Europese akte van afstamming moet worden afgegeven in de lidstaat waar de afstamming is vastgesteld en waarvan de gerechten krachtens deze verordening bevoegd zijn. Welke autoriteiten bevoegd zijn om de Europese akte van afstamming af te geven, hetzij gerechten hetzij andere autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van afstamming, bijvoorbeeld administratieve instanties, notarissen of griffiers, moet door elke lidstaat in zijn nationale wetgeving worden bepaald. De lidstaten moeten de Commissie de nodige informatie verstrekken betreffende de autoriteiten die krachtens het nationale recht bevoegd zijn om de Europese akte van afstamming af te geven, zodat die informatie kan worden bekendgemaakt.
(80)Hoewel de inhoud en de gevolgen van nationale authentieke akten die de afstamming aantonen (zoals geboorteakten of akten van afstamming) verschillen naargelang van de lidstaat van herkomst, moet de Europese akte van afstamming in alle lidstaten dezelfde inhoud en dezelfde rechtsgevolgen hebben. Zij moet bewijskracht hebben en moet worden geacht nauwkeurig aan te geven welke elementen zijn vastgesteld krachtens het bij deze verordening aangewezen, op de vaststelling van de afstamming toepasselijke recht. De bewijskracht van de Europese akte van afstamming mag zich niet uitstrekken tot elementen die niet door deze verordening geregeld worden, zoals de burgerlijke staat van de ouders van het kind op wiens afstamming het betrekking heeft. De nationale authentieke akte die de afstamming aantoont, wordt weliswaar afgegeven in de taal van de lidstaat van herkomst, maar het aan deze verordening gehechte formulier voor de Europese akte van afstamming is beschikbaar in alle talen van de Unie.
(81)Het gerecht of een andere bevoegde autoriteit moet de Europese akte van afstamming op verzoek afgeven. Het origineel van de Europese akte van afstamming moet bij de autoriteit van afgifte blijven, die een of meer gewaarmerkte afschriften van de Europese akte van afstamming aan de verzoeker of een wettelijke vertegenwoordiger moet afgeven. Aangezien de afstammingsstatus in de overgrote meerderheid van de gevallen stabiel is, mag de geldigheid van de afschriften van de Europese akte van afstamming niet in de tijd worden beperkt, onverminderd de mogelijkheid om de Europese akte van afstamming waar nodig te corrigeren, te wijzigen, op te schorten of in te trekken. Deze verordening moet voorzien in de mogelijkheid van beroep tegen beslissingen van de autoriteit van afgifte, waaronder de beslissing tot weigering van de afgifte van een Europese akte van afstamming. Wanneer een Europese akte van afstamming wordt gecorrigeerd, gewijzigd, geschorst of ingetrokken, stelt de autoriteit van afgifte eenieder die gewaarmerkte afschriften heeft ontvangen daarvan in kennis teneinde onrechtmatig gebruik van een gewaarmerkt afschrift te voorkomen.
(82)Deze verordening moet voorzien in een moderne vorm van toegang tot de rechter, zodat natuurlijke personen of hun wettelijke vertegenwoordigers en gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten elektronisch kunnen communiceren via het bij Verordening (EU).../... [de digitaliseringsverordening] op het Europees e-justitieportaal ingestelde Europees elektronisch toegangspunt. Er moet worden gezorgd voor samenhang met [de digitaliseringsverordening]. Daarom is het passend dat in deze verordening zo nodig wordt verwezen naar [de digitaliseringsverordening], ook wat betreft de definities van “gedecentraliseerd IT-systeem” en “Europees elektronisch toegangspunt”. Het Europees elektronisch toegangspunt is onderdeel van een gedecentraliseerd IT-systeem. Het gedecentraliseerde IT-systeem moet bestaan uit de back-endsystemen van de lidstaten en interoperabele toegangspunten, met inbegrip van het Europees elektronisch toegangspunt, via welke zij onderling verbonden moeten zijn. De toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem moeten gebaseerd zijn op het bij Verordening (EU) 2022/850 ingestelde e-Codex-systeem. Het Europees interoperabiliteitskader biedt het referentieconcept voor interoperabele beleidsuitvoering.
(83)Het Europees elektronisch toegangspunt moet natuurlijke personen of hun wettelijke vertegenwoordigers in staat stellen een aanvraag voor een Europese akte van afstamming in te dienen en die akte elektronisch te ontvangen en te verzenden. Het moet hen ook in staat stellen elektronisch te communiceren met gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het kader van een procedure tot het verkrijgen van een beslissing dat er geen gronden zijn voor weigering van de erkenning van een rechterlijke beslissing of een authentieke akte inzake afstamming, of van een procedure tot weigering van de erkenning van een rechterlijke beslissing of een authentieke akte inzake afstamming. De gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogen alleen via het Europees elektronisch toegangspunt met de burgers communiceren indien de burger vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het gebruik van dit communicatiemiddel.
(84)Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de toepassing van de Verdragen nr. 16, nr. 33 en nr. 34 van de Internationale Commissie voor de Burgerlijke Stand (CIEC) met betrekking tot meertalige uittreksels en geboorteakten tussen lidstaten of tussen een lidstaat en een derde staat.
(85)Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen wat de instelling van het gedecentraliseerde IT-systeem ten behoeve van de doeleinden van deze verordening betreft, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.
(86)Om ervoor te zorgen dat de verklaringen, als bedoeld in de hoofdstukken IV en V, en de Europese akte van afstamming, als bedoeld in hoofdstuk VI van deze verordening, up-to-date worden gehouden, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I tot en met V bij deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangt de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(87)In verband met de internationale verplichtingen van de lidstaten moet de toepassing van de internationale verdragen waarbij een of meer lidstaten op het tijdstip van vaststelling van deze verordening partij zijn, onverlet worden gelaten. Om de regels toegankelijker te maken moet de Commissie aan de hand van de gegevens die de lidstaten haar doorgeven, de lijst van de betrokken verdragen bekendmaken op het Europees e-justitieportaal. De coherentie met de algemene doelstellingen van deze verordening vereist evenwel dat deze verordening tussen de lidstaten voorrang heeft boven de verdragen die exclusief tussen twee of meer lidstaten zijn gesloten en betrekking hebben op aangelegenheden waarop deze verordening van toepassing is.
(88)Artikel 351 van het VWEU is van toepassing op overeenkomsten die lidstaten vóór hun toetreding tot de Unie hebben gesloten met één of meer derde landen.
(89)De Commissie moet de door de lidstaten toegezonden informatie openbaar maken via het Europees e-justitieportaal en up-to-date houden.
(90)Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het Handvest zijn erkend. Deze verordening beoogt met name de toepassing te bevorderen van artikel 7 inzake het recht van eenieder op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, artikel 21 inzake het verbod op discriminatie, en artikel 24 betreffende de bescherming van de rechten van het kind.
(91)Deze verordening moet worden toegepast in overeenstemming met de gegevensbeschermingswetgeving van de Unie en met inachtneming van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zoals verankerd in het Handvest. Indien in het kader van deze verordening persoonsgegevens worden verwerkt, moet dit gebeuren in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (de algemene verordening gegevensbescherming, “AVG”), Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (de EU-verordening gegevensbescherming, “EUVG”) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad.
(92)Voor de toepassing van deze verordening moeten de gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogelijk persoonsgegevens verwerken met het oog op de vaststelling van afstamming in grensoverschrijdende situaties en de erkenning van afstamming tussen lidstaten. Dit omvat de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de vaststelling van de afstamming in een grensoverschrijdende situatie, de afgifte van verklaringen bij rechterlijke beslissingen of authentieke akten, de afgifte van een Europese akte van afstamming, de overlegging van documenten voor de erkenning van de afstamming, het verkrijgen van een beslissing dat er geen gronden zijn voor weigering van de erkenning van de afstamming, of het verzoek om weigering van de erkenning van de afstamming. De documenten die voor bovengenoemde doeleinden door gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden behandeld, bevatten persoonsgegevens die op grond van deze verordening door gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden verwerkt. De verwerkte persoonsgegevens zullen met name betrekking hebben op kinderen, hun ouders en hun wettelijke vertegenwoordigers. De persoonsgegevens die door gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden behandeld, moeten worden verwerkt in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming, met name de AVG. Bovendien kan het nodig zijn dat de Commissie voor de toepassing van deze verordening persoonsgegevens verwerkt in het kader van de elektronische communicatie tussen natuurlijke personen of hun wettelijke vertegenwoordigers en gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor het aanvragen, ontvangen en toezenden van een Europese akte van afstamming, of in het kader van procedures betreffende de erkenning of weigering van de erkenning van de afstamming via het Europees elektronisch toegangspunt in het kader van het gedecentraliseerde IT-systeem. De persoonsgegevens die door de Commissie worden behandeld, moeten worden verwerkt in overeenstemming met de EUVG.
(93)Deze verordening moet de rechtsgrondslag vormen voor de verwerking van persoonsgegevens door gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig artikel 6, leden 1 en 3, van de AVG en door de Commissie overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, van de EUVG. De verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens in het kader van deze verordening voldoet aan de vereisten van artikel 9, lid 2, van de AVG, aangezien de gegevens zullen worden verwerkt door gerechten die handelen in het kader van hun rechtsbevoegdheid overeenkomstig punt f), of de verwerking noodzakelijk zal zijn om redenen van zwaarwegend algemeen belang op grond van deze verordening, die tot doel heeft de erkenning van rechterlijke beslissingen en authentieke akten inzake afstamming in een andere lidstaat te vergemakkelijken teneinde de bescherming van de grondrechten en andere rechten van kinderen in grensoverschrijdende situaties binnen de Unie te waarborgen, in overeenstemming met punt g). Evenzo voldoet de verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens in het kader van deze verordening aan de vereisten van artikel 10, lid 2, van de EUVG, aangezien de verwerking van gegevens noodzakelijk zal zijn voor het instellen, uitoefenen of verdedigen van een rechtsvordering overeenkomstig punt f), of de verwerking noodzakelijk zal zijn om redenen van zwaarwegend algemeen belang op grond van deze verordening, in overeenstemming met punt g).
(94)Op grond van deze verordening mogen persoonsgegevens alleen worden verwerkt voor de daarin vervatte specifieke doeleinden, onverminderd verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt b), en artikel 89 van de AVG, aangezien, zodra de afstamming in een grensoverschrijdende situatie is vastgesteld of erkend, de gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogelijk persoonsgegevens moeten verwerken met het oog op archivering in het algemeen belang. Aangezien deze verordening betrekking heeft op de grensoverschrijdende aspecten van afstamming, die een kwestie van burgerlijke staat is die voor onbepaalde tijd relevant kan blijven, mag deze verordening geen beperkingen bevatten met betrekking tot de opslag van de verwerkte informatie en persoonsgegevens.
(95)Met het oog op de vaststelling van de afstamming in een grensoverschrijdende situatie, de afgifte van verklaringen bij rechterlijke beslissingen of authentieke akten, de afgifte van een Europese akte van afstamming, de overlegging van documenten voor de erkenning van de afstamming, het verkrijgen van een beslissing dat er geen gronden zijn voor weigering van de erkenning van de afstamming, of het verzoek om weigering van erkenning van de afstamming, moeten gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten die door de lidstaten worden gemachtigd om deze verordening toe te passen, worden beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van de AVG. Met het oog op het technisch beheer, de ontwikkeling, het onderhoud, de beveiliging en de ondersteuning van het Europees elektronisch toegangspunt, en op de communicatie tussen natuurlijke personen of hun wettelijke vertegenwoordigers en gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten via het Europees elektronisch toegangspunt en het gedecentraliseerde IT-systeem, moet de Commissie worden beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 3, punt 8, van de EUVG. Verwerkingsverantwoordelijken moeten de veiligheid, integriteit, authenticiteit en vertrouwelijkheid van de voor bovengenoemde doeleinden verwerkte gegevens waarborgen.
(96)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad en heeft op [datum] een advies uitgebracht.
(97)[Overeenkomstig de artikel 1, artikel 2, en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland.] OF
(97 a)[Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van het Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, heeft Ierland [bij brief van ...,] te kennen gegeven te willen deelnemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening.]
(98)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en aan het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, zodat deze niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken is.
(99)Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt vanwege de verschillen tussen nationale regels betreffende de rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijk recht en de erkenning van rechterlijke beslissingen en authentieke akten, maar vanwege de rechtstreekse toepasselijkheid en het bindend karakter van deze verordening beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden gemeenschappelijke regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht voor de vaststelling van afstamming in een lidstaat in grensoverschrijdende situaties, en gemeenschappelijke regels voor de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding in een lidstaat van in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissingen inzake afstamming en in een andere lidstaat verleden of geregistreerde authentieke akten inzake afstamming vastgesteld, en wordt een Europese akte van afstamming vastgesteld.
Artikel 2
Verhouding tot andere bepalingen van het Unierecht
1.Deze verordening doet geen afbreuk aan de rechten die een kind ontleent aan het Unierecht, met name de rechten die een kind geniet uit hoofde van het Unierecht inzake vrij verkeer, met inbegrip van Richtlijn 2004/38/EG. Met name doet deze verordening geen afbreuk aan de beperkingen inzake de weigering van de erkenning van de afstamming op grond van de openbare orde wanneer de lidstaten krachtens het Unierecht inzake vrij verkeer verplicht zijn een door de autoriteiten van een andere lidstaat afgegeven document tot vaststelling van een ouder-kindrelatie te erkennen met het oog op de uitoefening van aan het Unierecht ontleende rechten.
2.Deze verordening laat Verordening (EU) 2016/1191 onverlet, met name wat betreft openbare documenten, zoals gedefinieerd in die verordening, op het gebied van geboorte, afstamming en adoptie.
Artikel 3
Toepassingsgebied
1.Deze verordening is van toepassing op burgerlijke zaken op het gebied van afstamming in grensoverschrijdende situaties.
2.Deze verordening is niet van toepassing op:
(a)het bestaan, de geldigheid of de erkenning van een huwelijk of een relatie die volgens het daarop toepasselijke recht vergelijkbare gevolgen heeft, zoals een geregistreerd partnerschap;
(b)zaken betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid;
(c)de handelingsbekwaamheid van natuurlijke personen;
(d)handlichting;
(e)internationale adoptie;
(f)verplichtingen inzake levensonderhoud;
(g)trusts en erfopvolging;
(h)nationaliteit;
(i)de wettelijke vereisten voor de inschrijving van de afstamming in een register van een lidstaat en de rechtsgevolgen van de inschrijving van de afstamming in een register van een lidstaat of van het achterwege blijven daarvan.
3.Deze verordening is niet van toepassing op de erkenning van in een derde land gegeven rechterlijke beslissingen tot vaststelling van de afstamming, noch op de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding van authentieke akten tot vaststelling of bewijs van de afstamming die in een derde staat zijn verleden of geregistreerd.
Artikel 4
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1.“afstamming”: de rechtens vastgestelde ouder-kindrelatie. Het omvat de juridische status van het zijn van kind van een bepaalde ouder of bepaalde ouders;
2.“kind”: een persoon van elke leeftijd wiens afstamming moet worden vastgesteld, erkend of bewezen;
3.“vaststelling van de afstamming”: de bepaling in rechte van de relatie tussen een kind en elke ouder, waarbij het ook kan gaan om de vaststelling van de afstamming naar aanleiding van een vordering waarbij een eerder vastgestelde afstamming wordt betwist;
4.“gerecht”: een autoriteit in een lidstaat die rechterlijke functies op het gebied van afstamming vervult;
5.“rechterlijke beslissing”: een beslissing van een gerecht van een lidstaat, zoals een vonnis, bevel of oordeel, op het gebied van afstamming;
6.“authentieke akte”: een akte die als authentieke akte formeel is verleden of geregistreerd in een lidstaat op het gebied van afstamming en waarvan de authenticiteit:
(a)betrekking heeft op de ondertekening en de inhoud van de akte; en
(b)is vastgesteld door een overheidsinstantie of door een andere daartoe door de lidstaat van herkomst bevoegd verklaarde autoriteit;
7.“lidstaat van herkomst”: de lidstaat waarin de rechterlijke beslissing inzake de afstamming is gegeven, de authentieke akte inzake de afstamming formeel is verleden of geregistreerd, of de Europese akte van afstamming is afgegeven;
8.“gedecentraliseerd IT-systeem”: een IT-systeem als gedefinieerd in artikel 2, punt 4, van [de digitaliseringsverordening];
9.“Europees elektronisch toegangspunt”: een interoperabel toegangspunt als gedefinieerd in artikel 2, punt 5, van [de digitaliseringsverordening].
Artikel 5
Bevoegdheid op het gebied van afstamming in de lidstaten
Deze verordening laat de bevoegdheid van de autoriteiten van de lidstaten op het gebied van afstamming onverlet.
HOOFDSTUK II
RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID
Artikel 6
Algemene bevoegdheid
Op het gebied van afstamming zijn bevoegd de gerechten van de lidstaat:
(a)van de gewone verblijfplaats van het kind op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, of
(b)van de nationaliteit van het kind op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, of
(c)van de gewone verblijfplaats van de wederpartij op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, of
(d)van de gewone verblijfplaats van een van de ouders op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, of
(e)van de nationaliteit van een van de ouders op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, of
(f)van geboorte van het kind.
Artikel 7
Rechterlijke bevoegdheid gebaseerd op de aanwezigheid van het kind
Wanneer de bevoegdheid niet op grond van artikel 6 kan worden bepaald, zijn de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zich bevindt, bevoegd.
Artikel 8
Residuele rechterlijke bevoegdheid
Indien geen enkel gerecht van een lidstaat op grond van de artikelen 6 of 7 bevoegd is, wordt de bevoegdheid in elke lidstaat bepaald door de wetgeving van die lidstaat.
Artikel 9
Forum necessitatis
Indien geen enkel gerecht van een lidstaat op grond van andere bepalingen van deze verordening bevoegd is, kunnen de gerechten van een lidstaat bij wijze van uitzondering uitspraak doen over aangelegenheden inzake afstamming indien in een derde staat waarmee de zaak nauw verbonden is, redelijkerwijs geen procedure aanhangig kan worden gemaakt of kan worden gevoerd, of indien een procedure daar onmogelijk blijkt.
De zaak moet voldoende nauw verbonden zijn met de lidstaat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt.
Artikel 10
Incidentele vorderingen
1.Indien de uitkomst van een procedure voor een gerecht van een lidstaat in een procedure betreffende een zaak die niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, afhangt van het beslechten van een incidentele vordering in verband met afstamming, dan mag een gerecht in die lidstaat die vordering ten behoeve van die procedure beslechten, zelfs indien die lidstaat krachtens deze verordening niet bevoegd is.
2.De beslechting van een incidentele vordering krachtens lid 1 heeft enkel gevolgen voor de procedure waarvoor zij is verricht.
Artikel 11
Aanhangigmaking van een zaak bij een gerecht
Een zaak wordt geacht bij een gerecht aanhangig te zijn gemaakt:
(a)op het tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, op voorwaarde dat de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk aan de wederpartij te doen betekenen of mede te delen;
(b)indien de betekening of mededeling van dit stuk moet plaatsvinden voor het bij het gerecht wordt neergelegd, op het tijdstip waarop het door de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of mededeling, wordt ontvangen, op voorwaarde dat de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk bij het gerecht neer te leggen; of
(c)indien de procedure ambtshalve door het gerecht wordt ingesteld, op het tijdstip waarop de beslissing om de procedure in te stellen door het gerecht wordt genomen, of, indien een dergelijke beslissing niet is vereist, op het tijdstip waarop de zaak ter griffie wordt ingeschreven.
Artikel 12
Toetsing van de rechterlijke bevoegdheid
Het gerecht van een lidstaat waarbij een zaak aanhangig is gemaakt waarvoor overeenkomstig deze verordening niet dit gerecht maar een gerecht van een andere lidstaat ten gronde bevoegd is, verklaart zich ambtshalve onbevoegd.
Artikel 13
Toetsing van de ontvankelijkheid
1.Indien de wederpartij die zijn gewone verblijfplaats in een andere lidstaat heeft dan de lidstaat waar de procedure werd ingesteld, niet verschijnt, houdt het bevoegde gerecht zijn uitspraak aan zolang niet vaststaat dat de wederpartij in de gelegenheid is gesteld het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk zo tijdig als met het oog op zijn verdediging noodzakelijk was, te ontvangen, of dat daartoe al het nodige is gedaan.
2.Artikel 22 van Verordening (EU) 2020/1784 is in plaats van lid 1 van dit artikel van toepassing, indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk overeenkomstig het bepaalde in die verordening door een lidstaat aan een andere lidstaat diende te worden toegezonden.
3.Wanneer Verordening (EU) 2020/1784 niet van toepassing is, wordt artikel 15 van het Verdrag van ’s-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken toegepast, indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk overeenkomstig dat verdrag aan een andere staat diende te worden toegezonden.
Artikel 14
Litispendentie
1.Wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen procedures aanhangig zijn die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak later aanhangig is gemaakt de zaak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het eerst aangezochte gerecht vaststaat.
2.In de in lid 1 bedoelde gevallen deelt een aangezocht gerecht, op verzoek van een ander gerecht waarbij het geschil aanhangig is gemaakt, onverwijld aan het verzoekende gerecht mee op welke datum het is aangezocht.
3.Indien de bevoegdheid van het eerst aangezochte gerecht vaststaat, verklaart elk gerecht waarbij de zaak later aanhangig wordt gemaakt, zich onbevoegd.
Artikel 15
Recht van kinderen om hun mening te uiten
1.Wanneer de gerechten van de lidstaten krachtens deze verordening hun bevoegdheid uitoefenen, zorgen zij er in overeenstemming met nationaal recht en procedures voor dat kinderen jonger dan 18 jaar van wie de afstamming moet worden vastgesteld en die in staat zijn hun eigen mening te vormen, een daadwerkelijke en effectieve mogelijkheid wordt geboden die mening te uiten, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van een vertegenwoordiger of een daarvoor geschikte instantie.
2.Wanneer het gerecht in overeenstemming met het nationale recht en de nationale procedures kinderen jonger dan 18 jaar de mogelijkheid biedt om overeenkomstig dit artikel hun mening te uiten, hecht het gerecht passend belang aan de mening van de kinderen in overeenstemming met hun leeftijd en rijpheid.
HOOFDSTUK III
TOEPASSELIJK RECHT
Artikel 16
Universele toepassing
Alle bij deze verordening als toepasselijk aangewezen recht is van toepassing ongeacht of dit het recht van een lidstaat is.
Artikel 17
Toepasselijk recht
1.Het recht dat van toepassing is op de vaststelling van de afstamming is het recht van de staat waar de persoon die bevalt ten tijde van de bevalling haar gewone verblijfplaats heeft of, indien niet kan worden vastgesteld waar de persoon die bevalt ten tijde van de bevalling haar gewone verblijfplaats heeft, het recht van de staat van geboorte van het kind.
2.Niettegenstaande lid 1 kan het recht van de staat waarvan de ouder of de tweede ouder de nationaliteit heeft, of het recht van de staat van geboorte van het kind, van toepassing zijn op de vaststelling van de afstamming ten aanzien van de tweede ouder indien het toepasselijke recht krachtens lid 1 leidt tot vaststelling van de afstamming ten aanzien van slechts één ouder.
Artikel 18
Werkingssfeer van het toepasselijke recht
Het recht dat bij deze verordening is aangewezen als het toepasselijke recht voor de vaststelling van de afstamming is met name van toepassing op:
(a)de procedures om de afstamming vast te stellen of te betwisten;
(b)de bindende rechtsgevolgen en/of de bewijskracht van authentieke akten;
(c)de procesbevoegdheid van personen in procedures betreffende de vaststelling of betwisting van de afstamming;
(d)de termijnen voor vaststelling of betwisting van de afstamming.
Artikel 19
Wijziging van het toepasselijke recht
Wanneer de afstamming in een lidstaat is vastgesteld op grond van deze verordening, is een wijziging van het toepasselijke recht niet van invloed op de reeds vastgestelde afstamming.
Artikel 20
Formele geldigheid
1.Een eenzijdige rechtshandeling voor de vaststelling van de afstamming is naar de vorm geldig indien zij voldoet aan de voorschriften van een van de volgende rechtsstelsels:
(a)het recht dat van toepassing is op de vaststelling van de afstamming op grond van artikel 17;
(b)het recht van de staat waar degene die de handeling verricht zijn gewone verblijfplaats heeft; of
(c)het recht van de staat waar de handeling is verricht.
2.Een rechtshandeling inzake de vaststelling van de afstamming kan worden bewezen aan de hand van ieder bewijsmiddel dat is toegelaten door de lex fori of door een van de in artikel 1 bedoelde rechtsstelsels op grond waarvan de rechtshandeling naar de vorm geldig is, voor zover het bewijs op die wijze voor de aangezochte rechter kan worden geleverd voor de aangezochte rechter.
Artikel 21
Uitsluiting van terugverwijzing
Onder toepassing van het bij deze verordening aangewezen recht van een staat wordt verstaan de toepassing van het recht dat in die staat geldt, met uitsluiting van het internationaal privaatrecht.
Artikel 22
Openbare orde
1.De toepassing van een voorschrift van het bij deze verordening aangewezen recht van een staat kan slechts worden geweigerd in geval van kennelijke onverenigbaarheid met de openbare orde van het land van de aangezochte rechter.
2.Lid 1 wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.
Artikel 23
Staten met meer dan een rechtssysteem
1.Indien het bij deze verordening aangewezen recht het recht is van een staat met meerdere territoriale eenheden, die elk hun eigen rechtsregels op het gebied van afstamming hebben, bepalen de interne collisieregels van die staat van welke territoriale eenheid de rechtsregels van toepassing zijn.
2.Bij gebreke van zulke interne collisieregels:
(a)wordt, ter bepaling van het recht dat van toepassing is volgens de bepaling waarbij wordt verwezen naar de gewone verblijfplaats van de persoon die bevalt ten tijde van de geboorte, een verwijzing naar het recht van de in lid 1 bedoelde staat uitgelegd als een verwijzing naar het recht van de territoriale eenheid waar de persoon die bevalt haar gewone verblijfplaats heeft;
(b)wordt, ter bepaling van het recht dat van toepassing is volgens de bepaling waarbij wordt verwezen naar de geboorte van het kind, een verwijzing naar het recht van de in lid 1 bedoelde staat uitgelegd als een verwijzing naar het recht van de territoriale eenheid waar het kind geboren is.
(c)Een lidstaat die meerdere territoriale eenheden telt, die elk hun eigen rechtsregels op het gebied van afstamming hebben, is niet verplicht deze verordening toe te passen op wetsconflicten die zich enkel tussen deze territoriale eenheden voordoen.
HOOFDSTUK IV
ERKENNING
AFDELING 1
Algemene bepalingen inzake erkenning
Artikel 24
Erkenning van een rechterlijke beslissing
1.Een in een lidstaat gegeven rechterlijke beslissing wordt in alle andere lidstaten erkend zonder dat daartoe speciale procedures vereist zijn.
2.Er is met name geen speciale procedure vereist om de akten van de burgerlijke stand van een lidstaat aan te passen op grond van een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing inzake afstamming waartegen volgens de wetgeving van die lidstaat geen rechtsmiddel meer openstaat.
3.Indien de erkenning van een rechterlijke beslissing als incidentele vraag voor een gerecht van een lidstaat wordt opgeworpen, kan dat gerecht daarover uitspraak doen.
Artikel 25
Beslissing dat er geen gronden voor weigering van de erkenning zijn
1.Iedere belanghebbende partij kan overeenkomstig de procedures van de artikelen 32 tot en met 34, verzoeken om een beslissing dat er geen gronden voor weigering van de erkenning zijn, als vermeld in artikel 31.
2.De relatieve bevoegdheid van het gerecht dat overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie is meegedeeld, wordt bepaald door het recht van de lidstaat waarin een procedure overeenkomstig lid 1 wordt aangespannen.
Artikel 26
Voor erkenning over te leggen stukken
1.Een partij die een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing wenst in te roepen, legt de volgende stukken over:
(a)een afschrift van de rechterlijke beslissing dat voldoet aan de voorwaarden tot vaststelling van de authenticiteit ervan; en
(b)de passende, overeenkomstig artikel 29 afgegeven verklaring.
2.Het gerecht of een andere bevoegde autoriteit waarvoor een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing wordt ingeroepen kan, indien nodig, van de partij die de beslissing inroept, verlangen dat zij een vertaling of transliteratie overlegt van de vertaalbare inhoud van de vrije tekstvelden van de in dit artikel, lid 1, punt b), bedoelde verklaring.
3.Het gerecht of een andere bevoegde autoriteit waarvoor een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing wordt ingeroepen, kan van de partij die de beslissing inroept, verlangen dat zij een vertaling of transliteratie van de rechterlijke beslissing overlegt naast een vertaling of transliteratie van de vertaalbare inhoud van de vrije tekstvelden van de verklaring, indien de werkzaamheden zonder die vertaling of transliteratie niet door dat gerecht of die autoriteit kunnen worden voortgezet.
Artikel 27
Ontbrekende stukken
1.Worden de in artikel 26, lid 1, vermelde stukken niet overgelegd, dan kan het gerecht of een andere bevoegde autoriteit waarvoor een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing wordt ingeroepen, voor de overlegging een termijn bepalen of gelijkwaardige stukken aanvaarden, dan wel, indien het gerecht of de autoriteit zich voldoende voorgelicht acht, van de overlegging vrijstelling verlenen.
2.Indien het gerecht of een andere bevoegde autoriteit waarvoor een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing wordt ingeroepen, zulks vereist, wordt een vertaling of transliteratie van dergelijke gelijkwaardige stukken overgelegd.
Artikel 28
Aanhouding van de uitspraak
Het gerecht waarvoor een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing wordt ingeroepen, kan zijn uitspraak geheel of gedeeltelijk aanhouden indien:
(a)in de lidstaat van herkomst een gewoon rechtsmiddel tegen die rechterlijke beslissing is ingesteld, of
(b)is verzocht om een beslissing dat er geen gronden voor weigering van de erkenning zijn, zoals bedoeld in artikel 25, dan wel om een beslissing dat de erkenning op een van die gronden geweigerd moet worden.
Artikel 29
Afgifte van de verklaring
1.Het overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie meegedeelde gerecht van een lidstaat van herkomst geeft op verzoek van een partij en met gebruikmaking van het formulier in bijlage I een verklaring af ten behoeve van een rechterlijke beslissing inzake afstamming.
2.De verklaring wordt in de taal van de rechterlijke beslissing opgesteld en afgegeven. De verklaring mag op verzoek van de partij ook worden afgegeven in een andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie. Dit schept geen verplichting voor het gerecht dat de verklaring afgeeft om voor een vertaling of transliteratie van de vertaalbare inhoud van de vrije tekstvelden te zorgen.
3.De verklaring bevat een tekst waarin de burgers van de Unie en hun familieleden ervan in kennis worden gesteld dat de verklaring geen afbreuk doet aan de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent en dat voor de uitoefening van die rechten de ouder-kindrelatie op om het even welke wijze kan worden aangetoond.
4.Tegen de afgifte van de verklaring staat geen rechtsmiddel open.
Artikel 30
Correctie van de verklaring
1.Het overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie meegedeelde gerecht van een lidstaat van herkomst corrigeert de verklaring op verzoek, of ambtshalve, indien er, ten gevolge van een materiële fout of weglating, een discrepantie bestaat tussen de ten uitvoer te leggen rechterlijke beslissing en de verklaring.
2.Het recht van de lidstaat van herkomst is van toepassing op de procedure voor de correctie van de verklaring.
Artikel 31
Gronden voor weigering van de erkenning
1.De erkenning van een rechterlijke beslissing wordt geweigerd:
(a)indien de erkenning, gelet op de belangen van het kind, kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen;
(b)indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op hun verdediging noodzakelijk was, aan de personen tegen wie verstek werd verleend, is medegedeeld of betekend, tenzij vaststaat dat deze personen ondubbelzinnig met de rechterlijke beslissing instemmen;
(c)op verzoek van eenieder die stelt dat de rechterlijke beslissing de uitoefening van zijn vaderschap of haar moederschap over het kind in de weg staat, indien zij is gegeven zonder dat deze persoon in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord;
(d)indien en voor zover zij onverenigbaar is met een latere rechterlijke beslissing op het gebied van afstamming die is gegeven in de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen;
(e)indien en voor zover zij onverenigbaar is met een latere rechterlijke beslissing op het gebied van afstamming die in een andere lidstaat is gegeven, mits die latere rechterlijke beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen.
2.Lid 1, punt a), wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.
3.De erkenning van een rechterlijke beslissing inzake afstamming kan worden geweigerd indien deze is gegeven zonder dat kinderen in de gelegenheid zijn gesteld hun mening te uiten, tenzij dit in strijd is met de belangen van het kind. Indien de kinderen jonger dan 18 jaar waren, is deze bepaling van toepassing wanneer de kinderen overeenkomstig artikel 15 in staat waren hun mening te vormen.
AFDELING 2
Procedure voor weigering van de erkenning
Artikel 32
Verzoek tot weigering van de erkenning
1.Op de procedure voor het indienen van een verzoek tot weigering van de erkenning is, voor zover deze niet onder de onderhavige verordening valt, de wetgeving van de lidstaat waarin een procedure voor niet-erkenning wordt aangespannen van toepassing.
2.De erkenning van een rechterlijke beslissing op het gebied van afstamming wordt geweigerd indien een van de in artikel 31 genoemde gronden voor weigering van de erkenning is vastgesteld.
3.De relatieve bevoegdheid van het gerecht dat overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie is meegedeeld, wordt bepaald door het recht van de lidstaat waarin een procedure voor niet-erkenning wordt aangespannen.
4.De verzoeker verstrekt het gerecht een afschrift van de rechterlijke beslissing alsmede, in voorkomend geval en indien mogelijk, de passende, overeenkomstig artikel 29 afgegeven verklaring.
5.Het gerecht kan zo nodig verlangen dat de verzoeker een vertaling of transliteratie overlegt van de vertaalbare inhoud van de vrije tekstvelden van de passende, overeenkomstig artikel 29 afgegeven verklaring.
6.Het gerecht kan verlangen dat de verzoeker een vertaling of transliteratie van de rechterlijke beslissing overlegt, indien de autoriteit of het gerecht zijn werk niet kan doen zonder die vertaling of transliteratie.
7.Het gerecht kan vrijstelling van de overlegging van de in lid 4 bedoelde stukken verlenen als:
(a)deze reeds in zijn bezit zijn; of
(b)het gerecht het onredelijk vindt om deze van de verzoeker te eisen.
8.De partij die om weigering van de erkenning van een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing verzoekt, is niet verplicht een postadres te hebben in de lidstaat waarin een procedure voor niet-erkenning wordt aangespannen. Die partij moet alleen een gemachtigde vertegenwoordiger hebben in de lidstaat waarin een procedure tot niet-erkenning wordt aangespannen als een dergelijke vertegenwoordiger krachtens het recht van die lidstaat verplicht is, ongeacht de nationaliteit van de partijen.
Artikel 33
Bezwaar of beroep
1.Elke partij kan tegen de rechterlijke beslissing over het verzoek tot weigering van de erkenning bezwaar of beroep instellen.
2.Het bezwaar of beroep wordt ingesteld bij het gerecht dat de lidstaten overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie hebben meegedeeld als het gerecht waar dit bezwaar of beroep moet worden ingesteld.
Artikel 34
Verder bezwaar of hoger beroep
Tegen de op het bezwaar of beroep gegeven rechterlijke beslissing kan slechts bezwaar of beroep worden ingesteld als de betrokken lidstaat de Commissie overeenkomstig artikel 71 in kennis heeft gesteld van de gerechten waar verder bezwaar of hoger beroep moet worden ingesteld.
AFDELING 3
Authentieke akten met bindende rechtsgevolgen
Artikel 35
Toepassingsgebied
Deze afdeling is van toepassing op authentieke akten tot vaststelling van afstamming die:
(a)formeel zijn verleden of geregistreerd in een lidstaat die krachtens hoofdstuk II bevoegdheid uitoefent; en
(b)bindende rechtsgevolgen hebben in de lidstaat waar zij formeel zijn verleden of geregistreerd.
Artikel 36
Erkenning van authentieke akten
Authentieke akten tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen in de lidstaat van herkomst, worden erkend in andere lidstaten zonder dat daarvoor een speciale procedure nodig is. De afdelingen 1 en 2 van dit hoofdstuk zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij in deze afdeling anders is bepaald.
Artikel 37
Verklaring
1.De overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie meegedeelde bevoegde autoriteit van een lidstaat van herkomst geeft op verzoek van een partij en met gebruikmaking van het formulier in bijlage II een verklaring af voor een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen.
2.De verklaring mag alleen worden afgegeven indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
(a)de lidstaat die de overheidsinstantie of andere autoriteit heeft gemachtigd de authentieke akte tot vaststelling van de afstamming formeel te verlijden of te registreren, had daartoe de bevoegdheid krachtens hoofdstuk II; en
(b)de authentieke akte heeft bindende rechtsgevolgen in die lidstaat.
3.De verklaring wordt in de taal van de authentieke akte gesteld. Zij mag op verzoek van een partij ook worden afgegeven in een andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie. Dit schept geen verplichting voor de bevoegde autoriteit die de verklaring afgeeft om voor een vertaling of transliteratie van de vertaalbare inhoud van de vrije tekstvelden te zorgen.
4.De verklaring bevat een tekst waarin de burgers van de Unie en hun familieleden ervan in kennis worden gesteld dat de verklaring geen afbreuk doet aan de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent en dat voor de uitoefening van die rechten de ouder-kindrelatie op om het even welke wijze kan worden aangetoond.
5.Indien de verklaring niet wordt opgemaakt, wordt de authentieke akte niet erkend in een andere lidstaat.
Artikel 38
Correctie en intrekking van de verklaring
1.De overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie meegedeelde bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst corrigeert de verklaring op verzoek, of ambtshalve, indien er ten gevolge van een materiële fout of weglating een discrepantie bestaat tussen de authentieke akte en de verklaring.
2.De in lid 1 van dit artikel bedoelde bevoegde autoriteit trekt de verklaring op verzoek, of ambtshalve, in indien deze verklaring, gelet op de vereisten van artikel 37, ten onrechte werd afgegeven.
3.Op de procedure, inclusief rechtsmiddelen, ter correctie of intrekking van de verklaring is het recht van de lidstaat van herkomst van toepassing.
Artikel 39
Gronden voor weigering van de erkenning
1.De erkenning van een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen wordt geweigerd:
(a)indien de erkenning, gelet op de belangen van het kind, kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen;
(b)op verzoek van eenieder die stelt dat de authentieke akte de uitoefening van zijn vaderschap of haar moederschap over het kind in de weg staat, indien de authentieke akte formeel is verleden of geregistreerd zonder dat deze persoon daarbij betrokken is geweest;
(c)indien en voor zover zij onverenigbaar is met een latere rechterlijke beslissing inzake afstamming of een latere authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen die is gegeven respectievelijk verleden of geregistreerd, in de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen;
(d)indien en voor zover zij onverenigbaar is met een latere rechterlijke beslissing inzake afstamming of een latere authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen die in een andere lidstaat is gegeven respectievelijk verleden of geregistreerd, op voorwaarde dat die latere rechterlijke beslissing of authentieke akte voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen.
2.Lid 1, punt a), wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.
3.De erkenning van een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen kan worden geweigerd indien zij formeel is verleden of geregistreerd zonder dat de kinderen in de gelegenheid zijn gesteld hun mening te uiten. Indien de kinderen jonger dan 18 jaar waren, is deze bepaling van toepassing wanneer de kinderen in staat waren hun mening te vormen.
AFDELING 4
Overige bepalingen
Artikel 40
Geen toetsing van de bevoegdheid van het oorspronkelijke gerecht
De bevoegdheid van het gerecht van de lidstaat van herkomst dat de afstamming vaststelt, wordt niet getoetst. Het in artikel 31, lid 1, punt a), genoemde criterium van de openbare orde wordt niet toegepast op de bevoegdheidsregels van de artikelen 6 tot en met 9.
Artikel 41
Geen onderzoek ten gronde
In geen geval wordt een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing of authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen in de lidstaat van herkomst, ten gronde onderzocht.
Artikel 42
Kosten
Dit hoofdstuk is ook van toepassing op de berekening van de gerechtskosten van overeenkomstig deze verordening aangespannen procedures.
Artikel 43
Rechtsbijstand
1.Een verzoeker die in de lidstaat van herkomst in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in het kader van de procedures op grond van artikel 25, lid 1, en artikel 32, in aanmerking voor de gunstigste bijstand of de ruimste vrijstelling waarin de wetgeving van de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen, voorziet.
2.Een verzoeker die in de lidstaat van herkomst kosteloos een procedure voor een overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie meegedeelde administratieve autoriteit heeft kunnen voeren, heeft in de procedures van artikel 25, lid 1, en artikel 32 recht op rechtsbijstand overeenkomstig lid 1 van dit artikel. Hiertoe legt hij een door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst opgestelde verklaring over, waaruit blijkt dat hij voldoet aan de financiële voorwaarden om voor het geheel of een gedeelte in aanmerking te komen voor rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven.
HOOFDSTUK V
AUTHENTIEKE AKTEN ZONDER BINDENDE RECHSTGEVOLGEN
Artikel 44
Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op authentieke akten die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht hebben.
Artikel 45
Aanvaarding van authentieke akten
1.Een authentieke akte zonder bindende rechtsgevolgen in de lidstaat van herkomst heeft dezelfde bewijskracht in een andere lidstaat als in de lidstaat van herkomst, of althans de daarmee meest vergelijkbare bewijskracht, op voorwaarde dat dit niet kennelijk strijdig is met de openbare orde van de andere lidstaat waar zij wordt overgelegd.
2.Het criterium van de openbare orde, bedoeld in lid 1, wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.
3.Een persoon die van een dergelijke authentieke akte gebruik wenst te maken in een andere lidstaat, kan de autoriteit die de authentieke akte in de lidstaat van herkomst formeel heeft verleden of geregistreerd, verzoeken het formulier in bijlage III in te vullen en daarbij de bewijskracht te vermelden die in de lidstaat van herkomst aan de authentieke akte wordt verbonden.
4.De verklaring bevat een tekst waarin de burgers van de Unie en hun familieleden ervan in kennis worden gesteld dat de verklaring geen afbreuk doet aan de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent en dat voor de uitoefening van die rechten de ouder-kindrelatie op om het even welke wijze kan worden aangetoond.
5.De authenticiteit van een dergelijke authentieke akte kan uitsluitend voor een gerecht van de lidstaat van herkomst en volgens het recht van die lidstaat worden betwist. Een authentieke akte die wordt betwist, heeft geen bewijskracht in een andere lidstaat zolang het bevoegde gerecht zich niet heeft uitgesproken.
6.De in een dergelijke authentieke akte vastgelegde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen worden uitsluitend betwist voor de krachtens deze verordening bevoegde gerechten, op grond van het volgens hoofdstuk III toepasselijke recht. Een authentieke akte die wordt betwist, heeft, wat het bestreden punt betreft, in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst geen bewijskracht zolang het bevoegde gerecht zich niet heeft uitgesproken.
7.Indien de uitkomst van een procedure afhangt van de beslissing over een incidentele vordering met betrekking tot de in een dergelijke authentieke akte vastgelegde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen, is dit gerecht bevoegd om van die vordering kennis te nemen.
HOOFDSTUK VI
EUROPESE AKTE VAN AFSTAMMING
Artikel 46
Instelling van een Europese akte van afstamming
1.Bij deze verordening wordt een Europese akte van afstamming (hierna “de akte” genoemd) vastgesteld, die wordt afgegeven om in een andere lidstaat te worden gebruikt en die de in artikel 53 omschreven rechtsgevolgen heeft.
2.Het gebruik van de akte is niet verplicht.
3.De akte komt niet in de plaats van de interne documenten die in de lidstaten voor soortgelijke doeleinden worden gebruikt. Zodra de akte is afgegeven om in een andere lidstaat te worden gebruikt, heeft zij echter ook in de lidstaat waarvan de autoriteiten haar overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk hebben afgegeven, de in artikel 53 omschreven rechtsgevolgen.
Artikel 47
Doel van de akte
De akte is bestemd om te worden gebruikt door een kind of een wettelijke vertegenwoordiger die zich in een andere lidstaat moet beroepen op de afstammingsstatus van het kind.
Artikel 48
Bevoegdheid voor het afgeven van de akte
1.De akte wordt afgegeven in de lidstaat waar de afstamming is vastgesteld en waarvan de gerechten, als gedefinieerd in artikel 4, lid 4, bevoegd zijn op grond van artikel 6, artikel 7 of artikel 9.
2.De overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie meegedeelde autoriteit van afgifte van de in lid 1 bedoelde lidstaat is:
(e)een gerecht in de zin van artikel 4, lid 4, of
(f)een andere autoriteit die krachtens het nationale recht bevoegd is om aangelegenheden inzake afstamming te behandelen.
Artikel 49
Verzoek om een akte
1.De akte wordt afgegeven op verzoek van het kind (“de verzoeker”) of, in voorkomend geval, een wettelijke vertegenwoordiger.
2.Het verzoek kan worden ingediend met behulp van het formulier in bijlage IV.
3.Het verzoek bevat de volgende informatie, voor zover deze de verzoeker bekend is en de autoriteit van afgifte deze nodig heeft om de juistheid te kunnen vaststellen van de gegevens die de verzoeker gestaafd wil hebben, en gaat vergezeld van alle nodige stukken, hetzij de originele documenten, hetzij afschriften die voldoen aan de noodzakelijke voorwaarden om de authenticiteit ervan vast te kunnen stellen, onverminderd artikel 50, lid 2:
(a)nadere gegevens betreffende de verzoeker: achterna(a)m(en) (in voorkomend geval, achterna(a)m(en) bij de geboorte), voorna(a)m(en), geslacht, geboortedatum en -plaats, nationaliteit (indien bekend), identificatienummer (in voorkomend geval), adres;
(b)indien van toepassing, nadere gegevens betreffende de wettelijke vertegenwoordiger van de verzoeker: achterna(a)m(en) (in voorkomend geval, achterna(a)m(en) bij de geboorte), voorna(a)m(en), adres en vertegenwoordigingsbevoegdheid;
(c)nadere gegevens betreffende elke ouder: achterna(a)m(en) (in voorkomend geval, achterna(a)m(en) bij de geboorte), voorna(a)m(en), geboortedatum en -plaats, nationaliteit, identificatienummer (in voorkomend geval), adres;
(d)de plaats en de lidstaat waar de afstamming van het kind is geregistreerd;
(e)de elementen waarop de verzoeker de afstamming baseert, met aangehecht het origineel of een afschrift van het (de) document(en) tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen of tot bewijs van de afstamming;
(f)de contactgegevens van het gerecht van de lidstaat dat de afstamming heeft vastgesteld, van de bevoegde autoriteit die een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen heeft afgegeven, of van de bevoegde autoriteit die een authentieke akte heeft afgegeven die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht heeft;
(g)een verklaring dat, bij beste weten van de verzoeker, de te staven elementen niet het voorwerp uitmaken van een geschil;
(h)alle overige informatie die de verzoeker met het oog op de afgifte van de akte dienstig acht.
Artikel 50
Behandeling van het verzoek
1.Na ontvangst van het verzoek verifieert de autoriteit van afgifte de door de verzoeker verstrekte gegevens, verklaringen, stukken en andere bewijzen. Zij verricht ambtshalve het daartoe vereiste en in het nationale recht voorgeschreven of toegestane onderzoek, of vereist dat de verzoeker alle bewijzen overlegt die zij verder nodig acht.
2.Indien de verzoeker geen afschriften van de relevante stukken heeft kunnen overleggen die voldoen aan de noodzakelijke voorwaarden om de authenticiteit ervan vast te kunnen stellen, kan de autoriteit van afgifte andere bewijsmiddelen aanvaarden.
3.De autoriteit van afgifte kan, indien en voor zover het nationale recht daarin voorziet, vereisen dat verklaringen onder ede worden afgelegd, ofwel op erewoord in plaats van een verklaring onder ede.
4.Voor de toepassing van dit artikel verschaft de bevoegde autoriteit van een lidstaat de autoriteit van afgifte van een andere lidstaat, op haar verzoek, de informatie uit met name het register van de burgerlijke stand, het persoonsregister of het bevolkingsregister en andere registers waarin feiten die betrekking hebben op de afstamming van de verzoeker zijn opgenomen, mits de bevoegde autoriteit volgens het nationale recht die informatie aan een andere nationale autoriteit zou mogen verschaffen.
Artikel 51
Afgifte van de akte
1.Zodra de te staven gegevens volgens het op de vaststelling van afstamming toepasselijke recht vaststaan, geeft de autoriteit van afgifte de akte volgens de in dit hoofdstuk bepaalde procedure onverwijld af. De autoriteit van afgifte gebruikt het formulier in bijlage V.
De autoriteit van afgifte geeft de akte met name niet af indien:
(a)de te staven gegevens worden betwist, of
(b)de akte niet in overeenstemming is met een rechterlijke beslissing betreffende de te staven gegevens.
2.De vergoeding die voor de afgifte van een akte wordt geïnd, mag niet hoger zijn dan de vergoeding die wordt geïnd voor de afgifte van een akte uit hoofde van het nationale recht die de afstamming van de verzoeker aantoont.
Artikel 52
Inhoud van de akte
De akte bevat de volgende informatie, naargelang het geval:
(a)de naam, het adres en de contactgegevens van de autoriteit van afgifte van de lidstaat;
(b)indien verschillend, de naam, het adres en de contactgegevens van het gerecht van de lidstaat dat de afstamming heeft vastgesteld, van de bevoegde autoriteit die een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen heeft afgegeven, of van de bevoegde autoriteit die een authentieke akte heeft afgegeven die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht heeft;
(c)het referentienummer van het dossier;
(d)datum en plaats van afgifte;
(e)de plaats en de lidstaat waar de afstamming van het kind is geregistreerd;
(f)nadere gegevens betreffende de verzoeker: achterna(a)m(en) (in voorkomend geval, achterna(a)m(en) bij de geboorte), voorna(a)m(en), geslacht, geboortedatum en -plaats, nationaliteit (indien bekend), identificatienummer (in voorkomend geval), adres;
(g)indien van toepassing, nadere gegevens betreffende de wettelijke vertegenwoordiger van de verzoeker: achterna(a)m(en) (in voorkomend geval, achterna(a)m(en) bij de geboorte), voorna(a)m(en), adres en vertegenwoordigingsbevoegdheid;
(h)nadere gegevens betreffende elke ouder: achterna(a)m(en) (in voorkomend geval, achterna(a)m(en) bij de geboorte), voorna(a)m(en), geboortedatum en -plaats, nationaliteit, identificatienummer (in voorkomend geval), adres;
(i)de gegevens op grond waarvan de autoriteit van afgifte zich bevoegd acht om de akte af te geven;
(j)het op de vaststelling van de afstamming toepasselijke recht en de gegevens op basis waarvan dat recht is vastgesteld;
(k)een tekst waarin de burgers van de Unie en hun familieleden ervan in kennis worden gesteld dat de akte geen afbreuk doet aan de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent en dat voor de uitoefening van die rechten de ouder-kindrelatie op om het even welke wijze kan worden aangetoond;
(l)handtekening en/of stempel van de autoriteit van afgifte.
Artikel 53
Rechtsgevolgen van de akte
1.De akte heeft rechtsgevolgen in alle lidstaten zonder dat daartoe speciale procedures vereist zijn.
2.De akte moet worden geacht nauwkeurig aan te geven welke elementen zijn vastgesteld krachtens het op de vaststelling van de afstamming toepasselijke recht. De persoon die in de akte als kind van een bepaalde ouder of bepaalde ouders aangegeven staat, wordt geacht de in de akte vermelde status te hebben.
3.Onverminderd artikel 3, lid 2, punt i), is de akte een geldig document voor de inschrijving van de afstamming in het desbetreffende register in een lidstaat.
Artikel 54
Gewaarmerkte afschriften van de akte
1.De autoriteit van afgifte bewaart het origineel van de akte en verstrekt een of meer gewaarmerkte afschriften aan de verzoeker of een wettelijke vertegenwoordiger.
2.De autoriteit van afgifte houdt, voor de toepassing van artikel 55, lid 3, en artikel 57, lid 2, een lijst bij van de personen aan wie overeenkomstig lid 1 gewaarmerkte afschriften zijn verstrekt.
Artikel 55
Correctie, wijziging of intrekking van de akte
1.Schrijffouten in de akte worden door de autoriteit van afgifte op verzoek van eenieder die een rechtmatig belang aantoont, of ambtshalve, gecorrigeerd.
2.Op verzoek van eenieder die een rechtmatig belang aantoont of, indien mogelijk krachtens het nationale recht, ambtshalve, wijzigt de autoriteit van afgifte de akte of trekt zij deze in, indien is aangetoond dat de akte of onderdelen daarvan niet met de werkelijkheid overeenstemmen.
3.De autoriteit van afgifte stelt eenieder die overeenkomstig artikel 54, lid 1, gewaarmerkte afschriften van de akte heeft ontvangen, onverwijld in kennis van de correctie, wijziging of intrekking daarvan.
Artikel 56
Rechtsmiddelen
1.De persoon die om een akte heeft verzocht of een wettelijke vertegenwoordiger kan tegen de beslissingen van de autoriteit van afgifte overeenkomstig artikel 51, bezwaar aantekenen.
Eenieder die een rechtmatig belang aantoont, kan tegen de beslissingen van de autoriteit van afgifte overeenkomstig artikel 55 en artikel 57, lid 1, punt a), bezwaar aantekenen.
Het bezwaar moet bij een gerecht van de lidstaat van de autoriteit van afgifte worden ingesteld, overeenkomstig het recht van die lidstaat.
2.Indien uit de beslissing op het in lid 1 bedoelde bezwaar blijkt dat de akte niet met de werkelijkheid overeenstemt, zal het bevoegde gerecht de akte corrigeren, wijzigen of intrekken of ervoor zorgen dat de autoriteit van afgifte de akte corrigeert, wijzigt of intrekt.
Indien uit de beslissing op het in lid 1 bedoelde bezwaar blijkt dat de weigering tot afgifte van de akte ongegrond was, geeft het bevoegde gerecht de akte af of zorgt zij ervoor dat de autoriteit van afgifte de zaak opnieuw behandelt en een nieuwe beslissing neemt.
Artikel 57
Schorsing van de rechtsgevolgen van de akte
1.De rechtsgevolgen van de akte kunnen worden geschorst door:
(a)de autoriteit van afgifte, op verzoek van eenieder die een rechtmatig belang aantoont, in afwachting van een wijziging of intrekking van de akte overeenkomstig artikel 55, of
(b)het gerecht, op verzoek van eenieder die ingevolge artikel 56 gerechtigd is bezwaar aan te tekenen tegen een besluit van de autoriteit van afgifte, totdat over het bezwaar uitspraak is gedaan.
2.De autoriteit van afgifte of, in voorkomend geval, het gerecht stelt eenieder die overeenkomstig artikel 54, lid 1, gewaarmerkte afschriften van de akte heeft ontvangen, onverwijld in kennis van de schorsing van de rechtsgevolgen van de akte.
Zolang de rechtsgevolgen van de akte opgeschort zijn, kunnen er geen gewaarmerkte afschriften van de akte meer worden verstrekt.
HOOFDSTUK VII
DIGITALE COMMUNICATIE
Artikel 58
Communicatie via het Europees elektronisch toegangspunt
1.Het Europees elektronisch toegangspunt dat overeenkomstig artikel 4 van [de digitaliseringsverordening] op het Europees e-justitieportaal wordt ingesteld, kan worden gebruikt voor elektronische communicatie tussen natuurlijke personen of hun wettelijke vertegenwoordigers en de gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten in verband met:
(a)een procedure tot verkrijging van een beslissing dat er geen gronden zijn voor weigering van de erkenning van een rechterlijke beslissing of een authentieke akte inzake afstamming, of een procedure tot verkrijging van een beslissing tot weigering van de erkenning van een rechterlijke beslissing of een authentieke akte inzake afstamming;
(b)het verzoek om, de afgifte, correctie, wijziging, intrekking, opschorting van of beroepsprocedures met betrekking tot de Europese akte van afstamming.
2.Artikel 4, lid 3, artikel 5, leden 2 en 3, artikel 6, artikel 9, leden 1 en 3, en artikel 10 van [de digitaliseringsverordening] zijn van toepassing op elektronische communicatie krachtens lid 1.
Artikel 59
Vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie
1.Met het oog op communicatie langs elektronische weg op grond van artikel 58, lid 1, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast waarin het volgende wordt bepaald:
(a)de technische specificaties ter bepaling van de methoden voor communicatie langs elektronische weg;
(b)de technische specificaties voor communicatieprotocollen;
(c)de doelstellingen inzake informatiebeveiliging en relevante technische maatregelen ter waarborging van minimumnormen voor informatiebeveiliging en een hoog niveau van cyberbeveiliging voor het verwerken en verzenden van informatie;
(d)de minimale beschikbaarheidsdoelstellingen en mogelijke daarmee verband houdende technische vereisten voor elektronische communicatie via het gedecentraliseerde IT-systeem.
2.De in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
3.De in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen worden uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] vastgesteld.
Artikel 60
Referentie-implementatiesoftware
1.De Commissie is verantwoordelijk voor het creëren, onderhouden en ontwikkelen van referentie-implementatiesoftware die de lidstaten eventueel in plaats van een nationaal IT-systeem als back-endsysteem wensen te gebruiken. Het creëren, onderhouden en ontwikkelen van de referentie-implementatiesoftware wordt gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.
2.De Commissie levert, onderhoudt en ondersteunt de referentie-implementatiesoftware kosteloos.
Artikel 61
Kosten van het gedecentraliseerde IT-systeem, het Europees elektronisch toegangspunt en de nationale IT-portalen
1.Elke lidstaat draagt de kosten van de installatie, de exploitatie en het onderhoud van de toegangspunten van het gedecentraliseerd IT-systeem die zich op zijn grondgebied bevinden.
2.Elke lidstaat draagt de kosten in verband met het zodanig invoeren en aanpassen van zijn nationale IT-systemen dat deze interoperabel zijn met de toegangspunten, en draagt de kosten van het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen.
3.De lidstaten worden niet belet om in het kader van de desbetreffende financieringsprogramma’s van de Unie subsidies aan te vragen ter ondersteuning van de in de leden 1 en 2 bedoelde activiteiten.
4.De Commissie draagt alle kosten in verband met de introductie van ondersteuning voor elektronische communicatie via het Europees elektronisch toegangspunt op grond van artikel 58, lid 1.
Artikel 62
Comitéprocedure
1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing.
HOOFDSTUK VIII
GEDELEGEERDE HANDELINGEN
Artikel 63
Bevoegdheidsdelegatie
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I tot en met V om deze bij te werken of om daarin technische wijzigingen door te voeren.
Artikel 64
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.De in artikel 63 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd met ingang van [datum van inwerkingtreding van deze verordening].
3.De Raad kan de in artikel 63 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn vastgesteld in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij de Raad daarvan in kennis.
6.Een krachtens artikel 63 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van die handeling aan de Raad geen bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. Die termijn kan op initiatief van de Raad met twee maanden worden verlengd.
7.De Commissie stelt het Europees Parlement in kennis van de vaststelling van de door haar vastgestelde gedelegeerde handelingen, eventuele bezwaren die daartegen zijn gemaakt of de intrekking van de bevoegdheidsdelegatie door de Raad.
HOOFDSTUK IX
ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 65
Legalisatie of soortgelijke formaliteit
In het kader van deze verordening mag geen legalisatie of soortgelijke formaliteit worden voorgeschreven.
Artikel 66
Verhouding tot bestaande internationale verdragen
1.Deze verordening laat de internationale overeenkomsten onverlet waarbij een of meer lidstaten op het tijdstip van de vaststelling van deze verordening partij zijn en die bepalingen bevatten inzake aangelegenheden die bij deze verordening worden geregeld.
2.Deze verordening heeft echter tussen de lidstaten voorrang op uitsluitend tussen lidstaten gesloten overeenkomsten, voor zover deze betrekking hebben op aangelegenheden die bij deze verordening worden geregeld.
3.Deze verordening laat het Verdrag van ’s-Gravenhage van 29 mei 1993 inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie onverlet.
4.Deze verordening laat de Verdragen nr. 16, nr. 33 en nr. 34 van de Internationale Commissie voor de burgerlijke stand onverlet.
Artikel 67
Lijst van overeenkomsten
1.Uiterlijk [zes maanden vóór de datum waarop deze verordening van toepassing wordt] stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de in artikel 66, lid 1, bedoelde overeenkomsten. De lidstaten delen aan de Commissie elke na die datum gedane opzegging van een overeenkomst mee.
2.Binnen zes maanden na ontvangst van de in lid 1 bedoelde kennisgevingen publiceert de Commissie op het Europees e-justitieportaal:
(e)een lijst van de in lid 1 bedoelde overeenkomsten;
(f)de in lid 1 bedoelde opzeggingen.
Artikel 68
Gegevensbescherming
1.De voor de toepassing van deze verordening vereiste persoonsgegevens worden door de gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten verwerkt met het oog op de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties en op de erkenning van de afstamming, alsook in verband met de vaststelling van de afstamming overeenkomstig hoofdstuk II, de afgifte van verklaringen krachtens de artikelen 29, 37 en 45, de afgifte van een Europese akte van afstamming krachtens artikel 51, de overlegging van de stukken voor de erkenning van de afstamming krachtens artikel 26, het verkrijgen van een beslissing dat er geen gronden voor weigering van de erkenning van de afstamming zijn krachtens artikel 25, of het verzoek om weigering van de erkenning van de afstamming krachtens artikel 32.
2.De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening wordt beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de in lid 1 genoemde doeleinden, onverminderd verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt b), en artikel 89 van de AVG.
3.Voor de toepassing van deze verordening worden de gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van de AVG.
4.De voor de toepassing van deze verordening vereiste persoonsgegevens worden door de Commissie verwerkt in het kader van de elektronische communicatie tussen natuurlijke personen of hun wettelijke vertegenwoordigers en de gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten, via het Europees elektronisch toegangspunt in het kader van het gedecentraliseerde IT-systeem.
5.De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening wordt beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de in lid 4 genoemde doeleinden.
6.Voor de toepassing van deze verordening wordt de Commissie beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 3, punt 8, van de EUVG.
Artikel 69
Overgangsbepalingen
1.Deze verordening is van toepassing op gerechtelijke procedures die zijn ingeleid en op authentieke akten die zijn verleden of geregistreerd op of na [datum waarop deze verordening van toepassing wordt].
2.Onverminderd lid 1 erkennen de lidstaten, indien de afstamming is vastgesteld overeenkomstig een van de rechtsstelsels die krachtens hoofdstuk III als toepasselijk zijn aangewezen in een lidstaat waarvan de gerechten op grond van hoofdstuk II bevoegd waren:
(a)rechterlijke beslissingen tot vaststelling van de afstamming in een andere lidstaat in het kader van een gerechtelijke procedure die is ingesteld vóór [datum waarop deze verordening van toepassing wordt], en
(b)authentieke akten tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen in de lidstaat van herkomst, die vóór [datum waarop deze verordening van toepassing wordt] formeel is verleden of geregistreerd.
Hoofdstuk IV is van toepassing op de in dit lid bedoelde rechterlijke beslissingen en authentieke akten.
3.Onverminderd lid 1 aanvaarden de lidstaten een authentieke akte die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht heeft, op voorwaarde dat dit niet kennelijk strijdig is met de openbare orde van de lidstaat waar aanvaarding wordt verlangd.
Hoofdstuk V is van toepassing op de in dit lid bedoelde authentieke akten.
Artikel 70
Herziening
1.Uiterlijk [vijf jaar vanaf de datum waarop deze verordening van toepassing wordt] dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens, een verslag in over de toepassing van deze verordening, waarin onder meer de eventuele praktische problemen die zich hebben voorgedaan, worden geëvalueerd. Dat verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
2.De lidstaten stellen de Commissie op verzoek informatie ter beschikking die relevant is voor de evaluatie van de werking en toepassing van deze verordening, in zoverre die beschikbaar is, en die met name de volgende elementen betreft:
(a)het aantal verzoeken tot weigering van de erkenning van een rechterlijke beslissing of van een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen in de lidstaat van herkomst krachtens artikel 32, en het aantal gevallen waarin het verzoek tot weigering werd ingewilligd;
(b)het aantal keren dat beroep werd ingesteld krachtens respectievelijk artikel 33 en artikel 34;
(c)het aantal verzoeken om betwisting van de inhoud van een authentieke akte die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht heeft, en het aantal gevallen waarin de verzoeker in het gelijk is gesteld;
(d)het aantal afgegeven Europese akten van afstamming; en
(e)de uit hoofde van artikel 61, lid 2, van deze verordening gemaakte kosten.
Artikel 71
Aan de Commissie mee te delen informatie
1.De lidstaten delen de Commissie het volgende mee:
(a)de autoriteiten die bevoegd zijn om authentieke akten op het gebied van afstamming als gedefinieerd in artikel 4, punt 6), te verlijden of te registreren;
(b)de gerechten en autoriteiten die bevoegd zijn om verklaringen af te geven als bedoeld in artikel 29, artikel 37 en artikel 45, en de gerechten en autoriteiten die bevoegd zijn om verklaringen als bedoeld in artikel 38 te corrigeren;
(c)de gerechten die bevoegd zijn voor de behandeling van verzoeken om een beslissing dat er geen gronden zijn voor weigering van de erkenning krachtens artikel 25, en de gerechten die bevoegd zijn voor de behandeling van verzoeken tot weigering van erkenning krachtens artikel 32 en voor beroepen tegen rechterlijke beslissingen over dergelijke verzoeken tot weigering krachtens respectievelijk de artikelen 33 en 34; en
(d)de gerechten en autoriteiten die bevoegd zijn om de Europese akte van afstamming af te geven krachtens artikel 51, en de gerechten die bevoegd zijn voor de in artikel 56 bedoelde beroepsprocedures.
2.De lidstaten delen de in lid 1 bedoelde informatie uiterlijk [zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] aan de Commissie mee.
3.De lidstaten doen de Commissie mededeling van eventuele wijzigingen van de in lid 1 bedoelde informatie.
4.De Commissie maakt de in lid 1 bedoelde informatie openbaar via gepaste middelen, met inbegrip van het Europees e-justitieportaal.
Artikel 72
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van [de eerste dag van de maand die volgt op het tijdvak van achttien maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].
Artikel 71 is evenwel van toepassing vanaf [de datum van inwerkingtreding van deze verordening].
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter