Brussel, 14.10.2022

COM(2022) 525 final

2022/0325(NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee en tot wijziging van Verordening (EU) 2022/110 van de Raad wat betreft de vaststelling voor 2022 van vangstmogelijkheden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (“de GVB-basisverordening”) 1 moet ervoor zorgen dat de levende aquatische hulpbronnen vanuit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt duurzaam worden geëxploiteerd. Een belangrijk instrument in dit verband is de jaarlijkse vaststelling van de vangstmogelijkheden. Alle verordeningen inzake de vangstmogelijkheden moeten de vangsten beperken tot niveaus die in overeenstemming zijn met de algemene GVB-doelstellingen.

Het doel van dit voorstel is de vangstmogelijkheden vast te stellen voor bepaalde bestanden en groepen bestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

Overeenkomstig het meerjarenplan voor demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee 2 wordt in dit voorstel voorgesteld vangstmogelijkheden vast te stellen voor de betrokken lidstaten (Spanje, Frankrijk en Italië) in de vorm van een maximaal toegestane visserijinspanning en maximale vangstbeperkingen voor garnalen.

In dit voorstel wordt tevens voorgesteld vangstmogelijkheden vast te stellen uit hoofde van overeenkomsten die zijn gesloten in het kader van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM), een regionale organisatie voor visserijbeheer die verantwoordelijk is voor de instandhouding en het beheer van de mariene biologische rijkdommen in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. De Europese Unie is lid van de GFCM, samen met Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Italië, Malta, Roemenië, Slovenië en Spanje. De maatregelen die in het kader van de GFCM worden aangenomen, zijn bindend voor de leden ervan.

Tot slot wordt in dit voorstel voorgesteld een autonoom quotum vast te stellen voor sprot uit de Zwarte Zee dat bedoeld is om het huidige niveau van visserijsterfte niet te doen stijgen. Ook wordt voorgesteld de door de GFCM vastgestelde totale toegestane vangst (TAC) en quota voor tarbot om te zetten in recht van de Unie.

Het uiteindelijke doel van het voorstel is de bestanden op een niveau te brengen en/of te houden waarmee de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan worden gehaald. Met het meerjarenplan voor demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee wordt beoogd om de visserijsterfte op een niveau te brengen waarmee de MDO in steeds verdere mate en waar mogelijk in 2020, doch uiterlijk op 1 januari 2025 kan worden gehaald.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de doelstellingen en voorschriften van het GVB.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voorgestelde maatregelen stroken met het beleid van de Unie inzake duurzame ontwikkeling.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie, als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt d), VWEU. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat het GVB een gemeenschappelijk beleid is, in die zin dat elk regionaal zeebekken van de EU (bijvoorbeeld de Oostzee, de Middellandse Zee) het voorwerp uitmaakt van een verordening inzake vangstmogelijkheden, waardoor een gelijk speelveld bij de uitvoering van het GVB wordt gewaarborgd. Krachtens artikel 43, lid 3, VWEU moet de Raad maatregelen tot vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden aannemen.

In het voorstel wordt voorgesteld de vangstmogelijkheden over de lidstaten te verdelen. In het kader van de artikelen 16 en 17 van de GVB-basisverordening mogen de lidstaten deze mogelijkheden naar eigen goeddunken verdelen over de vaartuigen die hun vlag voeren. Zij kunnen dus met een ruime mate aan vrijheid en conform hun sociale en economische model bepalen hoe zij de mogelijkheden benutten.

Het voorstel heeft geen nieuwe financiële gevolgen voor de lidstaten.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een verordening van de Raad.

Dit voorstel voor visserijbeheer berust op artikel 43, lid 3, VWEU en is in overeenstemming met artikel 16 van de GVB-basisverordening.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Belanghebbende partijen zijn geraadpleegd via de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad “Naar een duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2023”.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De beoordeling van de toestand van de bestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee is gebaseerd op de recentste werkzaamheden van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij en het wetenschappelijk adviescomité van de GFCM.

Effectbeoordeling

De werkingssfeer van verordeningen inzake vangstmogelijkheden is omschreven in artikel 43, lid 3, VWEU.

Met het meerjarenplan voor de demersale visserijen in het westelijke deel van de Middellandse Zee is een visserijinspanningsregeling ingevoerd om het probleem van overbevissing in de demersale visserijen in het desbetreffende gebied aan te pakken. Op grond van artikel 7, lid 3, punt b), van het meerjarenplan kan de verlaging van de visserijinspanning daarnaast worden aangevuld met relevante technische of andere instandhoudingsmaatregelen die overeenkomstig het Unierecht worden genomen om de waarde van de geraamde visserijsterfte die, bij een bepaald visserijpatroon en bij de heersende gemiddelde milieuomstandigheden, een maximale opbrengst op de lange termijn (Fmsy) oplevert, uiterlijk op 1 januari 2025 te verwezenlijken. Bij Verordening (EU) 2022/110 van de Raad (verordening inzake vangstmogelijkheden 2022) 3 zijn op basis van wetenschappelijke advies een visserijinspanningsregeling voor beugvisserijvaartuigen en vangstbeperkingen voor garnalen ingevoerd.

Wat de door de GFCM ingevoerde vangstmogelijkheden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee betreft, wordt in dit voorstel voorgesteld uitvoering te geven aan internationaal overeengekomen maatregelen. Alle elementen die van belang zijn voor de beoordeling van de mogelijke gevolgen van de vangstmogelijkheden, worden in aanmerking genomen bij het voorbereiden en voeren van internationale onderhandelingen in het kader waarvan vangstmogelijkheden van de Unie worden overeengekomen met derde partijen.

Het voorstel is niet alleen gericht op de korte termijn, maar maakt ook deel uit van een langeretermijnaanpak om de visserijinspanning geleidelijk op een niveau te brengen dat op lange termijn duurzaam is.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Dit voorstel zal worden uitgevoerd conform de GVB-basisverordening. De monitoring en de naleving van de voorschriften worden gewaarborgd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad 4 .

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

In het voorstel wordt voorgesteld de vangstmogelijkheden voor 2023 voor bepaalde bestanden en groepen bestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee vast te stellen, en met name:

A.    Uitvoering van het meerjarig beheersplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee

In het kader van het meerjarenplan voor de demersale visserijen in het westelijke deel van de Middellandse Zee moet de Raad een maximaal toegestane visserijinspanning vaststellen voor trawlers die demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee exploiteren, voor elke visserijinspanningsgroep, per lidstaat en voor de bestandsgroepen in bijlage I bij het plan.

Om de MDO-doelen voor de demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee te halen, werd in 2021 in wetenschappelijk advies van zowel het WTECV als het wetenschappelijk adviescomité van de GFCM aanbevolen om snel actie te ondernemen en de visserijsterfte daadwerkelijk te doen dalen. De heek- en diepzeegarnaalbestanden waren zodanig overbevist dat het WTECV uit voorzorg oordeelde dat ze zich op een niveau onder “Blim” bevonden, i.e. het grensreferentiepunt, uitgedrukt in paaibiomassa, als weergegeven in het beste beschikbare wetenschappelijke advies, met name van het WTECV, of van een vergelijkbare onafhankelijke wetenschappelijke instantie die op het niveau van de Unie of op internationaal niveau wordt erkend, onder hetwelk de reproductiecapaciteit verminderd kan zijn.

Volgens het advies van het WTECV (STECF-21-13 en PLEN-21-03) was een holistische benadering, waarbij inspanningsmaatregelen voor zowel trawlers als beugvisserijvaartuigen worden gecombineerd met vangstbeperkingen voor diepzeegarnalen, noodzakelijk om de visserijsterfte, met name voor heek en diepzeegarnalen, dringend te doen dalen. Deze benadering werd geïmplementeerd met de verordening inzake vangstmogelijkheden 2022 en de Commissie stelt voor deze benadering in 2023 te blijven toepassen.

In dit voorstel wordt het niveau van de visserijinspanning en van de vangsten in sommige gevallen met “p.m.” (pro memorie) weergegeven; deze niveaus zullen in een later stadium, wanneer het advies van het WTECV beschikbaar is, worden aangevuld.

Om het gebruik van selectief vistuig te bevorderen en om efficiënte sluitingen van gebieden vast te stellen ter bescherming van jonge vissen en paaiende vissen, is in de verordening inzake vangstmogelijkheden 2022 voorts een compensatiemechanisme vastgesteld voor de inspanningsregeling voor trawlers en de Commissie stelt voor om de toepassing van dit mechanisme in 2023 voort te zetten.

Op basis van de ervaring in het eerste toepassingsjaar meent de Commissie dat moet worden verduidelijkt hoe het mechanisme voor 2022 met terugwerkende kracht moet worden toegepast. De Commissie stelt eveneens voor p.m. % visdagen toe te wijzen overeenkomstig het wetenschappelijke advies van 2023.

B.    GFCM-maatregelen die van toepassing zijn in de Middellandse Zee, met inbegrip van:

- oogstbeperkingen en bovengrenzen voor het aantal vismachtigingen voor rood koraal in de gehele Middellandse Zee (GDG’s 1 tot en met 27);

- bovengrenzen voor het aantal vismachtigingen voor goudmakreel in de gehele Middellandse Zee (GDG’s 1 tot en met 27);

- maatregelen voor kleine pelagische bestanden in het kader van het in 2021 aangenomen meerjarig beheersplan van de GFCM voor kleine pelagische soorten in de Adriatische Zee (GDG’s 17 en 18).

De Commissie stelt voor de uitvoering van de bepalingen van dat plan, volgens een tweestapsbenadering met een overgangsperiode en langetermijnmaatregelen, in 2023 voort te zetten.

2023 is het tweede jaar van de overgangsperiode en de Commissie stelt de voortzetting voor van de toepassing van de vangstbeperkingen, met een over Italië en Kroatië verdeeld intern aandeel voor de overgangsperiode en een overgangsreserve voor Slovenië, en van het vlootcapaciteitsmaximum voor ringzegenvaartuigen en pelagische trawlers die op kleine pelagische bestanden vissen.

Dit capaciteitsmaximum moet hetzelfde zijn als in de verordening inzake vangstmogelijkheden 2022 en moet gebaseerd zijn op de in 2014 aan de GFCM gerapporteerde capaciteit;

- maatregelen voor demersale bestanden in het kader van het meerjarenplan voor de Adriatische Zee (GDG’s 17 en 18):

Tijdens haar 45e jaarvergadering in november 2022 moet de GFCM een nieuwe aanbeveling aannemen waarbij de visserijinspanning voor bodemottertrawlers (OTB) en boomkortrawlers (TBB) voor 2023 wordt verlaagd. Het voorstel zal na de jaarvergadering van de GFCM worden bijgewerkt door middel van een non-paper met de niveaus van de verlaging.

Het in de verordening inzake vangstmogelijkheden 2022 vastgestelde vlootcapaciteitsmaximum moet in 2023 worden gehandhaafd.

Dit voorstel bevat een aantal placeholders voor bestanden waarvoor de overgangsmaatregelen van de GFCM eind 2022 aflopen en waarvoor de GFCM tijdens haar 45e jaarvergadering in november 2022 nieuwe maatregelen moet aannemen;

- maatregelen voor het beheer van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12 tot en met 16), de Ionische Zee (GDG’s 19, 20 en 21) en de Levantijnse Zee (GDG’s 24 tot en met 27);

- maatregelen voor zeebrasem in de Zee van Alborán (GDG’s 1, 2 en 3).

C.    GFCM-maatregelen die van toepassing zijn in de Zwarte Zee, met inbegrip van:

- een autonoom quotum voor sprot op basis van wetenschappelijk advies;

- de TAC en de toewijzing van quota voor tarbot in het kader van het meerjarig beheersplan van de GFCM voor de tarbotvisserij, ter uitvoering van Aanbeveling GFCM/43/2019/3 (GDG 29).

Wat betreft het niveau van de TAC en de quota voor tarbot zal het voorstel van de Commissie na de 45e jaarvergadering van de GFCM in november 2022 worden bijgewerkt.

De GFCM-aanbevelingen tot en met 2017 zijn in EU-recht geïmplementeerd op grond van Verordening (EU) nr. 1343/2011 (zoals gewijzigd) 5 en de Commissie heeft een voorstel aangenomen om uitvoering te geven aan de GFCM-aanbevelingen van 2018 en 2019 (COM/2021/434 final).

Maatregelen die functioneel verbonden zijn met de vangstmogelijkheden, zoals sluitingen van paaigebieden, maken deel uit van dit voorstel omdat de vangstmogelijkheden zonder dergelijke sluitingsperioden (zoals voor tarbot in de Zwarte Zee) niet op hetzelfde niveau zouden kunnen worden vastgesteld. De duur van de sluitingsperiode kan variëren naargelang van de toestand van het bestand zoals beoordeeld in het wetenschappelijk advies.

2022/0325 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee en tot wijziging van Verordening (EU) 2022/110 van de Raad wat betreft de vaststelling voor 2022 van vangstmogelijkheden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Krachtens artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 6 moet bij het aannemen van instandhoudingsmaatregelen rekening worden gehouden met de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar relevant, verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij, met de adviezen van de adviesraden voor de betrokken geografische gebieden of bevoegdheidsgebieden en met de gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten.

(2) Het is aan de Raad om de maatregelen aan te nemen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden, inclusief, voor zover nodig, bepaalde functioneel daarmee verbonden voorwaarden. In artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden aan de lidstaten moeten worden toegewezen op een manier die de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van iedere lidstaat voor elk visbestand of elke visserij waarborgt.

(3)In artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) onder meer tot doel heeft het exploitatieniveau dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) oplevert, indien mogelijk in 2015 en, geleidelijk toenemend, voor alle bestanden uiterlijk in 2020 te verwezenlijken. De overgangsperiode tot en met 2020 had tot doel een evenwicht te vinden tussen enerzijds het bereiken van de MDO voor alle bestanden en anderzijds de mogelijke sociaal-economische gevolgen van eventuele aanpassingen van de desbetreffende vangstmogelijkheden.

(4)Daarom moeten de totale toegestane vangsten (TAC’s) overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van de biologische en sociaal-economische aspecten, waarbij een gelijke behandeling van de visserijsectoren moet worden gegarandeerd, en van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht.

(5)In artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden voor bestanden die onder een specifiek meerjarenplan vallen, in overeenstemming moeten zijn met dat plan.

(6)Het meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee exploiteren, werd ingevoerd bij Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad 7 en is op 16 juli 2019 in werking getreden (“het plan”). Het plan is erop gericht de MDO voor de doelbestanden te bereiken en te behouden en moet ervoor zorgen dat de mariene biologische rijkdommen zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten zich kunnen herstellen en op een niveau blijven dat hoger is dan datgene wat de MDO kan opleveren.

(7)Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1022 moeten de vangstmogelijkheden voor de in artikel 1 van die verordening genoemde bestanden zodanig worden vastgesteld dat een niveau van visserijsterfte wordt bereikt waarmee de maximale duurzame opbrengst in steeds verdere mate en zo mogelijk uiterlijk in 2020, doch uiterlijk op 1 januari 2025 wordt verwezenlijkt. De vangstmogelijkheden moeten worden uitgedrukt als de maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers en beugvisserijvaartuigen en moeten worden vastgesteld overeenkomstig de visserijinspanningsregeling in artikel 7 van het plan en de maximale vangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) en rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in de diepzee overeenkomstig wetenschappelijk advies.

(8)[placeholder scientific advice explanation] Op basis van dat advies moet voor 2023 de maximaal toegestane visserijinspanning van trawlers in het westelijke deel van de Middellandse Zee, overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt b), van het plan met p.m. % worden verlaagd ten opzichte van de uitgangswaarde voor 2015-2017; dit percentage moet in mindering moet worden gebracht op de maximaal toegestane visserijinspanning die voor 2022 is vastgesteld bij Verordening (EU) 2022/110 van de Raad 8 .  

(9)Om de MDO-doelen voor de visbestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee te halen, luidde het advies van het WTECV in 2021 dat verdere spoedeisende maatregelen nodig waren, met name om de visserijsterfte bij vaartuigen voor de beugvisserij op demersale soorten te beheersen. Op basis van dat advies is in bijlage III bij Verordening (EU) 2022/110, overeenkomstig artikel 7, lid 5, van het plan, een maximaal toegestane visserijinspanning voor beugvisserijvaartuigen vastgesteld op basis van de visserijinspanning, uitgedrukt in aantal visdagen tussen 1 januari 2015 en 31 december 2017.

(10) [placeholder best available scientific advice]. Op basis van dat advies moet voor 2023 de maximaal toegestane visserijinspanning van beugvisserijvaartuigen met p.m. % worden verlaagd ten opzichte van de uitgangswaarde voor 2015-2017; dit percentage moet in mindering worden gebracht op de maximaal toegestane visserijinspanning die voor 2022 is vastgesteld bij Verordening (EU) 2022/110 van de Raad. Deze maximaal toegestane visserijinspanning voor beugvisserijvaartuigen moet de maximaal toegestane visserijinspanning die voor 2024 moet worden vastgesteld, onverlet laten.

(11)In 2021 luidde het advies van het WTECV dat de visserijsterfte van blauwrode diepzeegarnaal in de geografische deelgebieden (GDG’s) 1-5-6-7 en GDG’s 8-9-10-11 aanzienlijk zou moeten dalen om uiterlijk in 2025 de MDO te bereiken. Het wetenschappelijk adviescomité (SAC) van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) heeft een vergelijkbaar advies uitgebracht voor de visserijsterfte van blauwrode diepzeegarnaal in GDG 2. Het WTECV was bovendien van mening dat de biomassa van blauwrode diepzeegarnaal afneemt. Op basis van dat advies zijn bij Verordening (EU) 2022/110 voor 2022 de maximale vangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal in de geografische deelgebieden (GDG’s) 1-5-6-7 en 8-9-10-11 vastgesteld.

(12) [placeholder best available scientific advice] Voor 2023 moet de maximale vangstbeperking voor blauwrode diepzeegarnaal in GDG’s 1-2-5-6-7 bijgevolg op p.m. % worden vastgesteld en de maximale vangstbeperking voor blauwrode diepzeegarnaal in GDG’s 8-9-10-11 op p.m. %.

(13)In 2021 stond in het advies van het WTECV dat de biomassa van rode diepzeegarnaal in GDG’s 8-9-10-11 afnam. Op basis van dat advies zijn bij Verordening (EU) 2022/110 voor 2022 de maximale vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal in GDG’s 8-9-10-11 vastgesteld.

(14)[placeholder pending final STECF advice] Voor 2023 moet de maximale vangstbeperking voor rode diepzeegarnaal in GDG’s 8-9-10-11 bijgevolg op p.m. % worden vastgesteld.

(15)Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/5 inzake een meerjarig beheersplan voor duurzame demersale visserij in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM) aangenomen waarbij een visserijinspanningsregeling en een vlootcapaciteitsmaximum voor bepaalde demersale bestanden werden ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(16)Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/1 inzake de vaststelling van een visserijinspanningsregeling voor de belangrijkste demersale visserijen in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM) aangenomen, waarbij voor bepaalde demersale bestanden maximaal toegestane visdagen per type trawl en per vlootsegment werden ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(17)Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/20 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van kleine pelagische bestanden in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM) aangenomen, waarbij een maximumniveau voor de vangsten en een hiermee verband houdend vlootcapaciteitsmaximum voor ringzegenvaartuigen en pelagische trawlers die vissen op kleine pelagische soorten werden ingevoerd, met een afwijking voor de nationale vloten van minder dan tien ringzegenvaartuigen en/of pelagische trawlers die actief op kleine pelagische soorten vissen. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(18)Rekening houdend met de specifieke kenmerken van de Sloveense vloot en de marginale impact ervan op de bestanden van kleine pelagische en demersale soorten, is het wenselijk de bestaande visserijpatronen aan te houden en de toegang van de Sloveense vloot tot een minimumhoeveelheid kleine pelagische soorten en een minimale toewijzing van de inspanning voor demersale bestanden te waarborgen.

(19)Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/4 inzake een beheersplan voor de duurzame exploitatie van rood koraal (Corallium rubrum) in de Middellandse Zee (geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM) aangenomen, waarbij een bevriezing van de visserijinspanning in de vorm van een maximum voor het aantal vismachtigingen en oogstbeperkingen voor rood koraal werden ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(20)Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/11 inzake beheersmaatregelen voor het gebruik van verankerde visaantrekkende voorzieningen in de visserij op goudmakreel in de Middellandse Zee, tot wijziging van Aanbeveling GFCM/43/2019/1 (geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM) aangenomen. Bij de aanbeveling van 2019 werd een bevriezing van de visserijinspanning in de vorm van een maximum voor het aantal vissersvaartuigen dat op goudmakreel mocht vissen, ingevoerd en bij de aanbeveling van 2021 werden die maatregelen verlengd tot eind 2023. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(21) [placeholder new measures for deep-water shrimps in the Strait of Sicily]

(22)[placeholder new measures for deep-water shrimps in the Ionian Sea ]

(23)[placeholder new measures for deep-water shrimps in the Levant Sea]

(24)[placeholder new measures for blackspot seabream in the Alboran Sea]

(25)Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/3 tot wijziging van Aanbeveling GFCM/41/2017/4 inzake een meerjarig beheersplan voor de tarbotvisserij in de Zwarte Zee (geografisch deelgebied 29 van de GFCM) aangenomen. Aanbeveling GFCM/43/2019/3 bevatte een bijgewerkte regionale TAC en een regeling voor de toewijzing van quota voor tarbot, evenals verdere instandhoudingsmaatregelen, en met name een sluitingsperiode van twee maanden en een beperking tot 180 visdagen per jaar. Deze verdere instandhoudingsmaatregelen zijn functioneel verbonden met de vangstmogelijkheden omdat de TAC voor tarbot zonder die maatregelen zou moeten worden verlaagd om het herstel van het bestand te waarborgen. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(26)[placeholder roll-over decision turbot quota]

(27)[placeholder carry over decision turbot quota]

(28)Op basis van het wetenschappelijk advies van de GFCM-werkgroep voor de Zwarte Zee moet de visserijsterfte op het huidige niveau worden gehouden om de duurzaamheid van het sprotbestand in de Zwarte Zee te waarborgen. Daarom moet voor dat bestand opnieuw een autonoom quotum worden vastgesteld.

(29)De in deze verordening vermelde vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad 9 , en met name de artikelen 33 en 34 van die verordening betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de melding van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve dient te worden gepreciseerd welke codes de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens over aanlandingen van onder deze verordening vallende bestanden indienen bij de Commissie.

(30)Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn vanaf 1 januari 2023. Met het oog op de snelle implementatie van deze verordening dient zij onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden.

(31)Om het gebruik van selectief vistuig te bevorderen en om efficiënte sluitingen van gebieden vast te stellen ter bescherming van jonge vissen en paaiende vissen, is in Verordening (EU) 2022/110 van de Raad een compensatiemechanisme vastgesteld voor de inspanningsregeling voor trawlers. Aangezien in het wetenschappelijke advies nog steeds wordt aanbevolen de selectiviteit verder te verbeteren en gebieden op efficiënte wijze te sluiten ter bescherming van jonge vissen, moet dat mechanisme in 2023 worden voortgezet. Op basis van de ervaring in het eerste toepassingsjaar meent de Commissie dat, met het oog op een optimale doeltreffendheid van het compensatiemechanisme, moet worden verduidelijkt hoe het mechanisme met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2022, toen Verordening (EU) 2022/110 in werking trad, moet worden toegepast. Op basis van het wetenschappelijke advies voor 2023 moeten p.m. % visdagen worden toegewezen. Verordening (EU) 2022/110 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(32)De vangstmogelijkheden moeten in volledige overeenstemming met het Unierecht worden gebruikt, 

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor 2023 van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee vastgesteld.

Artikel 2
Toepassingsgebied

1.Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee de volgende visbestanden exploiteren:

(a)rood koraal (Corallium rubrum) en goudmakreel (Coryphaena hippurus) in de Middellandse Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt b);

(b)blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris), rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea), heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus) en zeebarbeel (Mullus barbatus) in het westelijke deel van de Middellandse Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt c);

(c)ansjovis (Engraulis encrasicolus) en sardine (Sardina pilchardus) in de Adriatische Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt d);

(d)heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus), tong (Solea solea), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) en zeebarbeel (Mullus barbatus) in de Adriatische Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt d);

(e)rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) en blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in het Kanaal van Sicilië, zoals afgebakend in artikel 4, punt e), in de Ionische Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt f), en in de Levantijnse zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt g);

(f)zeebrasem (Pagellus bogaraveo) in de Zee van Alborán, zoals afgebakend in artikel 4, punt h);

(g)sprot (Sprattus sprattus) en tarbot (Scophthalmus maximus) in de Zwarte Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt i).

2.Deze verordening is tevens van toepassing op andere visserijactiviteiten van de Unie, zoals de recreatievisserij, wanneer in de desbetreffende bepalingen uitdrukkelijk naar die visserijen wordt verwezen.

Artikel 3
Definities 

(1)Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Daarnaast gelden de volgende definities:

(2) “internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van een staat vallen;

(3) “recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de mariene levende aquatische hulpbronnen worden geëxploiteerd voor vrijetijdsbesteding, toerisme of sport;

(4) “totale toegestane vangst” (TAC):

(5)in visserijen die vallen onder de in artikel 15, leden 4 tot en met 7, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting: de hoeveelheid vis die jaarlijks van elk bestand mag worden aangeland;

(6)in de overige visserijen: de hoeveelheid vis die van elk bestand mag worden gevangen over een periode van een jaar;

(7) “quotum”: een aan de Unie of aan een lidstaat toegewezen aandeel in de TAC;

(8)“autonoom quotum van de Unie”: vangstbeperking die bij gebrek aan een overeengekomen TAC autonoom aan vissersvaartuigen van de Unie wordt toegewezen;

(9)“analytisch quotum”: een autonoom quotum van de Unie waarvoor een analytische evaluatie beschikbaar is;

(10)“analytische evaluatie”: een kwantitatieve evaluatie van trends voor een bepaald bestand op basis van gegevens over de biologie en de exploitatie van dat bestand die blijkens wetenschappelijke toetsing van toereikende kwaliteit zijn om de basis te vormen voor wetenschappelijke adviezen over opties voor toekomstige vangsten;

(11)“visaantrekkende voorziening” of “FAD”: op zee drijvende verankerde uitrusting waarmee wordt beoogd vis aan te trekken.

Artikel 4
Visserijzones

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van visserijzones:

(1)voor de geografische deelgebieden van de GFCM: de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad omschreven gebieden;

(2)voor de Middellandse Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

(3)voor het westelijke deel van de Middellandse Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

(4)voor de Adriatische Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

(5)voor het Kanaal van Sicilië: de wateren in de geografische deelgebieden 12, 13, 14, 15 en 16 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

(6)voor de Ionische Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 19, 20 en 21 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

(7)voor de Levantijnse zee: de wateren in de geografische deelgebieden 24, 25, 26 en 27 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

(8)voor de Zee van Alborán: de wateren in de geografische deelgebieden 1, 2 en 3 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

(9)voor de Zwarte Zee: de wateren in geografisch deelgebied 29 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011.

TITEL II
VANGSTMOGELIJKHEDEN

HOOFDSTUK I
Middellandse Zee

Artikel 5

Rood koraal

1.Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij rood koraal (Corallium rubrum) wordt geoogst, namelijk de gerichte en recreatievisserij in de Middellandse Zee.

2.Voor de gerichte visserij mogen het maximumaantal vismachtigingen en de maximale oogst uit bestanden van rood koraal door vissersvaartuigen van de Unie en tijdens oogstactiviteiten van de Unie de in bijlage I vermelde niveaus niet overschrijden.

3.Het is voor vissersvaartuigen van de Unie die onder lid 2 vallen, verboden rood koraal op zee over te laden.

4.Voor de recreatievisserij nemen de lidstaten de nodige maatregelen om het oogsten, aan boord houden, overladen en aanlanden van rood koraal te verbieden.

Artikel 6
Goudmakreel

1.Dit artikel is van toepassing op alle commerciële activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij visaantrekkende voorzieningen worden gebruikt voor de vangst van goudmakreel (Coryphaena hippurus) in de internationale wateren van de Middellandse Zee.

2.Het maximumaantal vissersvaartuigen dat op goudmakreel mag vissen, is vermeld in bijlage II.

HOOFDSTUK II
Westelijk deel van de Middellandse Zee

Artikel 7
Demersale bestanden 

1.Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1022 genoemde demersale bestanden worden bevist in het westelijke deel van de Middellandse Zee.

2.De maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers en beugvisserijvaartuigen is vastgesteld in bijlage III bij deze verordening. De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2019/1022 en de artikelen 26 tot en met 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

3.De toewijzing van maximale vangstbeperkingen aan lidstaten voor vissersvaartuigen van de Unie in de Uniewateren van het westelijke deel van de Middellandse Zee is eveneens vastgesteld in bijlage III.

4.    De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig dit artikel en bijlage III aan de lidstaten toegewezen:

   a) in overeenstemming met de criteria in artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, en

   b) onverminderd

i)uitwisselingen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

ii)kortingen en nieuwe toewijzingen uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

iii)aanlandingen van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of op grond van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

iv)hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of overgedragen op grond van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

v)verlagingen uit hoofde van de artikelen 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 8 
Compensatiemechanisme

1.Een lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren, voor het betrokken vlootsegment extra visdagen toekennen, tot maximaal p.m. % van de visserijinspanning van die lidstaat voor trawlers, zoals vastgesteld in bijlage III.

2.De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie de lijst van vissersvaartuigen waaraan extra visdagen worden toegekend, met opgave van het desbetreffende aantal extra visdagen.

3.Met ingang van 1 januari 2023 wordt de totale p.m. % van de visserijinspanning berekend op basis van de toegewezen maximale toegestane visserijinspanning voor het betrokken vlootsegment van de betrokken lidstaat.

4.Een lidstaat kan de in lid 1 bedoelde extra visdagen toekennen op voorwaarde dat:

(a)die vaartuigen gebruikmaken van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 45 mm, teneinde de vangsten van jonge heek met ten minste 25 % te verminderen, of

(b)die vaartuigen gebruikmaken van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 50 mm voor diepzeevisserij, teneinde de vangsten van blauwrode diepzeegarnaal met een lengte van het kopborststuk van minder dan 25 mm in de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 en de vangsten van rode diepzeegarnaal met een lengte van het kopborststuk van minder dan 35 mm in de geografische deelgebieden 8, 9, 10 en 11 met ten minste 25 % te verminderen, of

(c)die vaartuigen gebruikmaken van een gereglementeerd hoogselectief vistuig dat door zijn technische specificaties, volgens de wetenschappelijke studie van het WTECV, de vangsten van jonge vissen met ten minste 25 % en van paaiende vissen van alle demersale soorten met ten minste 20 % vermindert ten opzichte van 2020, of

(d)de betrokken lidstaat gebieden tijdelijk heeft gesloten teneinde de vangst van jonge exemplaren van demersale soorten met ten minste 25 %, of van paaiende vissen van alle demersale soorten met ten minste 20 %, te verminderen.

5.Daarnaast stelt de betrokken lidstaat de Commissie elke maand afzonderlijk in kennis van de geleverde visserijinspanning, die in mindering moet worden gebracht op deze extra toewijzing, aan de hand van de specifieke rapporteringscodes voor deze extra toewijzing.

6.De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie uiterlijk op 15 oktober alle beschikbare informatie met betrekking tot de uitvoering van de in de punten a), b), c) of d) genoemde maatregelen.

Artikel 9
Registratie en transmissie van gegevens 

1.    De lidstaten registreren de visserijinspanningsgegevens en zenden deze aan de Commissie toe overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2019/1022.

2.    Wanneer de lidstaten inspanningsgegevens overeenkomstig dit artikel bij de Commissie indienen, gebruiken zij de codes van de visserijinspanningsgroepen van bijlage III.

HOOFDSTUK III
Adriatische Zee

Artikel 10 
Kleine pelagische bestanden 

1.    Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij sardine (Sardina pilchardus) en ansjovis (Engraulis encrasicolus) worden gevangen in de Adriatische Zee.

2.    Het maximumniveau van de vangsten mag de in bijlage IV vastgestelde niveaus niet overschrijden.

3.    Het vlootcapaciteitsmaximum van de vissersvaartuigen van de Unie die op kleine pelagische bestanden mogen vissen, uitgedrukt in kW, BT en aantal vaartuigen, is vastgesteld in bijlage IV.

Artikel 11 
Demersale bestanden  

1.Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus), tong (Solea solea), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) en zeebarbeel (Mullus barbatus) worden gevangen in de Adriatische Zee.

2.De maximaal toegestane visserijinspanning voor demersale bestanden en het vlootcapaciteitsmaximum die onder dit artikel vallen, zijn vermeld in bijlage IV.

3.Een lidstaat mag de hem toegewezen visserijinspanning als bedoeld in bijlage IV wijzigen door visdagen over te dragen tussen visserijinspanningsgroepen van hetzelfde geografische gebied en/of vistuig, op voorwaarde dat de lidstaat een nationale omrekeningsfactor hanteert die wordt geschraagd door het beste beschikbare wetenschappelijke advies.

4.De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 12
Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens over aanlandingen van hoeveelheden gevangen vis bij de Commissie indienen, gebruiken zij daarvoor de bestandscodes van bijlage IV.

HOOFDSTUK IV
Kanaal van Sicilië, Ionische Zee en Levantijnse Zee

Artikel 13
[placeholder new measures]

HOOFDSTUK V
Zee van Alborán

Artikel 14

[placeholder new measures]

HOOFDSTUK VI
Zwarte Zee

Artikel 15
Verdeling van de vangstmogelijkheden voor sprot 

1.Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij sprot (Sprattus sprattus) wordt gevangen in de Zwarte Zee.

2.Het autonoom quotum van de Unie voor sprot, de verdeling van dat quotum over de lidstaten en, in voorkomend geval, de daarmee functioneel verbonden voorwaarden zijn vermeld in bijlage VII.

Artikel 16
Verdeling van de vangstmogelijkheden voor tarbot  

1.Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij tarbot (Scophthalmus maximus) wordt gevangen in de Zwarte Zee.

2.De TAC voor tarbot die in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee van toepassing is, en de verdeling van die TAC over de lidstaten en, in voorkomend geval, de daarmee functioneel verbonden voorwaarden zijn vermeld in bijlage VII.

Artikel 17
Beheer van de visserijinspanning voor tarbot

Het aantal visdagen voor vissersvaartuigen van de Unie die binnen de werkingssfeer van artikel 16 op tarbot mogen vissen, bedraagt, ongeacht de lengte over alles van de vaartuigen, niet meer dan 180 per jaar.

Artikel 18
Sluitingsperiode voor tarbot

Het is voor vissersvaartuigen van de Unie verboden om in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee van 15 april tot en met 15 juni visserijactiviteiten te verrichten, met inbegrip van het overladen, aan boord houden, aanlanden en voor eerste verkoop aanbieden van tarbot.

Artikel 19

Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden in de Zwarte Zee

1.De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig de artikelen 15 en 16 over de lidstaten verdeeld onverminderd:

(a)uitwisselingen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

(b)kortingen en nieuwe toewijzingen uit hoofde van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, en

(c)verlagingen uit hoofde van de artikelen 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

2.De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet.

Artikel 20
Toezending van gegevens 

Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens over aanlandingen van hoeveelheden in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee gevangen sprot en tarbot bij de Commissie indienen, gebruiken zij daarvoor de bestandscodes van bijlage VII.

TITEL III
SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

Wijziging van Verordening (EU) 2022/110 van de Raad

 Bijlage III bij Verordening (EU) 2022/110 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VIII bij de onderhavige verordening.

Artikel 22
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2023.

Artikel 21 is evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(2)    Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1).
(3)    Verordening (EU) 2022/110 van de Raad van 27 januari 2022 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (PB L 21 van 31.1.2022, blz. 165).
(4)    Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
(5)    Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).
(6)    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(7)    Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1).
(8)    Verordening (EU) 2022/110 van de Raad van 27 januari 2022 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (PB L 21 van 31.1.2022, blz. 165).
(9)    Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

Brussel, 14.10.2022

COM(2022) 525 final

BIJLAGEN

bij het Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee en tot wijziging van Verordening (EU) 2022/110 van de Raad wat betreft de vaststelling voor 2022 van vangstmogelijkheden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee


BIJLAGE I

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KADER VAN HET MEERJARIG GFCM-BEHEERSPLAN VOOR ROOD KORAAL IN DE MIDDELLANDSE ZEE

De tabellen van deze bijlage vermelden de maximaal toegestane aantallen vismachtigingen en het maximumniveau van de geoogste hoeveelheden van rood koraal in de Middellandse Zee.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de geografische deelgebieden van de GFCM (“GDG’s”).

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Corallium rubrum

COL

Rood koraal

Tabel 1. Maximumaantal vismachtigingen 1  

Lidstaten

Rood koraal

COL

Griekenland

12

Spanje

0 ( 2 )

Frankrijk

32

Kroatië

28

Italië

40

Tabel 2. Maximumniveau van de geoogste hoeveelheden (in ton levend gewicht)

Soort:

Rood koraal

Gebied:

Wateren van de Unie in de Middellandse Zee — GDG’s 1 tot en met 27

Corallium rubrum

COL/GF1-27

Griekenland

1,844

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Spanje

0 (2)

Frankrijk

1,400

Kroatië

1,226

Italië

1,378

Unie

5,848

TAC

Niet van toepassing

/ niet overeengekomen

BIJLAGE II

VISSERIJINSPANNING VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KADER VAN HET BEHEER VAN GOUDMAKREEL IN DE MIDDELLANDSE ZEE

De tabel van deze bijlage vermeldt het maximumaantal vissersvaartuigen van de Unie dat op goudmakreel mag vissen in de internationale wateren van de Middellandse Zee.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de internationale wateren van de Middellandse Zee.

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Coryphaena hippurus

DOL

Goudmakreel

Maximumaantal vismachtigingen voor vaartuigen actief in internationale wateren(*)

Lidstaat

Goudmakreel DOL

Italië

797

Malta

130

(*) Dit quotum mag overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1343/2011 alleen worden gevangen van 15 augustus tot en met 31 december 2023.

BIJLAGE III

VISSERIJINSPANNING VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KADER VAN HET BEHEER VAN DEMERSALE BESTANDEN IN HET WESTELIJKE DEEL VAN DE MIDDELLANDSE ZEE

De tabellen van deze bijlage vermelden de maximaal toegestane visserijinspanning (in visdagen) per bestandsgroep, zoals omschreven in artikel 1 van Verordening (EU) 2019/1022, de maximale vangstbeperkingen en lengte over alles van de vaartuigen voor alle soorten trawls 31 en vaartuigen voor de beugvisserij op demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee.

Alle in deze bijlage vermelde vangstmogelijkheden vallen onder de voorschriften van Verordening (EU) 2019/1022 en de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de geografische deelgebieden van de GFCM (“GDG’s”).

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Aristaeomorpha foliacea

ARS

Rode diepzeegarnaal

Aristeus antennatus

ARA

Blauwrode diepzeegarnaal

Merluccius merluccius

HKE

Heek

Mullus barbatus

MUT

Zeebarbeel

Nephrops norvegicus

NEP

Langoustine

Parapenaeus longirostris

DPS

Roze diepzeegarnaal

Tabel 1.    Maximaal toegestane visserijinspanning in visdagen

a)

Trawlers in de Zee van Alborán, Balearen, Noord-Spanje en Golfe du Lion (GDG’s 1-2-5-6-7)

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Code voor de extra toewijzing

Zeebarbeel in GDG’s 1, 5, 6 en 7; heek in GDG’s 1, 5, 6 en 7; roze diepzeegarnaal in GDG’s 1, 5 en 6 en langoustine in GDG’s 5 en 6

< 12 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED1_TR1

EFF1/MED1_TR1_AA

≥ 12 m en < 18 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED1_TR2

EFF1/MED1_TR2_AA

≥ 18 m en < 24 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED1_TR3

EFF1/MED1_TR3_AA

≥ 24 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED1_TR4

EFF1/MED1_TR4_AA

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Code voor de extra toewijzing

Blauwrode diepzeegarnaal in GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7

< 12 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF2/MED1_TR1

EFF2/MED1_TR1_AA

≥ 12 m en < 18 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF2/MED1_TR2

EFF2/MED1_TR2_AA

≥ 18 m en < 24 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF2/MED1_TR3

EFF2/MED1_TR3_AA

≥ 24 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF2/MED1_TR4

EFF2/MED1_TR4_AA

b)

Trawlers in Corsica, Ligurische Zee, Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8-9-10-11) 

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Code voor de extra toewijzing

Zeebarbeel in GDG’s 8, 9, 10 en 11; heek in GDG’s 8, 9, 10 en 11; roze diepzeegarnaal in GDG’s 9, 10 en 11 en langoustine in GDG’s 9 en 10

< 12 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED2_TR1

EFF1/MED2_TR1_AA

≥ 12 m en < 18 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED2_TR2

EFF1/MED2_TR2_AA

≥ 18 m en < 24 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED2_TR3

EFF1/MED2_TR3_AA

≥ 24 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED2_TR4

EFF1/MED2_TR4_AA

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Code voor de extra toewijzing

Rode diepzeegarnaal in GDG’s 8, 9, 10 en 11

< 12 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF2/MED2_TR1

EFF2/MED2_TR1_AA

≥ 12 m en < 18 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF2/MED2_TR2

EFF2/MED2_TR2_AA

≥ 18 m en < 24 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF2/MED2_TR3

EFF2/MED2_TR3_AA

≥ 24 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF2/MED2_TR4

EFF2/MED2_TR4_AA

c)

 

Demersale beugvisserijvaartuigen in de Zee van Alborán, Balearen, Noord-Spanje en Golfe du Lion (GDG’s 1-2-5-6-7)

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Heek in GDG’s 1, 5, 6 en 7

< 12 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED1_LL1

≥ 12 m en < 18 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED1_LL2

≥ 18 m en < 24 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED1_LL3

≥ 24 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED1_LL4

d)

d) Demersale beugvisserijvaartuigen in Corsica, Ligurische Zee, Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8-9-10-11)

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Heek in GDG’s 8, 9, 10 en 11

< 12 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED2_LL1

≥ 12 m en < 18 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED2_LL2

≥ 18 m en < 24 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED2_LL3

≥ 24 m

p.m.

p.m.

p.m.

EFF1/MED2_LL4

Tabel 2.    Maximale vangstbeperking

e)

Vangstmogelijkheden voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in de Zee van Alborán, Balearen, Noord-Spanje en Golfe du Lion (GDG’s 1-2-5-6-7) uitgedrukt in maximumniveau van de vangsten in ton levend gewicht

Soort:

Blauwrode diepzeegarnaal

Aristeus antennatus

Gebied:

GDG’s 1-2-5-6-7

(ARA/GF1-7)

Spanje

p.m.

 

 

Frankrijk

p.m.

 

 

Italië

p.m.

 

 

Unie

p.m.

 

 

TAC

Niet van toepassing

 

Maximumniveau van de vangsten

f)

Vangstmogelijkheden voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) en rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in Corsica, Ligurische Zee, Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8-9-10-11) uitgedrukt in maximumniveau van de vangsten in ton levend gewicht

Soort:

Blauwrode diepzeegarnaal

(Aristeus antennatus)

Gebied:

GDG’s 8-9-10-11

(ARA/GF8-11)

Spanje

p.m.

 

 

Frankrijk

p.m.

 

 

Italië

p.m.

 

 

Unie

p.m.

 

 

TAC

Niet van toepassing

 

Maximumniveau van de vangsten

Soort:

Rode diepzeegarnaal

(Aristaeomorpha foliacea)

Gebied:

GDG’s 8-9-10-11

(ARS/GF8-11)

Spanje

p.m.

 

 

Frankrijk

p.m.

 

 

Italië

p.m.

 

 

Unie

p.m.

 

 

TAC

Niet van toepassing

 

Maximumniveau van de vangsten

BIJLAGE IV

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ADRIATISCHE ZEE

De tabellen in deze bijlage bevatten de vangstmogelijkheden per bestands- of inspanningsgroep en, in voorkomend geval, de voorwaarden die daar functioneel verband mee houden, waaronder het maximumaantal vissersvaartuigen van de Unie dat op kleine pelagische bestanden mag vissen.

Alle vangstmogelijkheden in deze bijlage vallen onder de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de geografische deelgebieden van de GFCM (“GDG’s”).

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Engraulis encrasicolus

ANE

Ansjovis

Merluccius merluccius

HKE

Heek

Mullus barbatus

MUT

Zeebarbeel

Nephrops norvegicus

NEP

Langoustine

Parapenaeus longirostris

DPS

Roze diepzeegarnaal

Sardina pilchardus

PIL

Sardine

Solea solea

SOL

Tong

1.   Kleine pelagische bestanden — GDG’s 17 en 18

Maximumniveau van de vangsten (in ton levend gewicht)

Soort:

Kleine pelagische soorten (ansjovis en sardine)

Engraulis encrasicolus en Sardina pilchardus

Gebied:

Wateren van de Unie en internationale wateren van de GFCM — GDG’s 17 en 18

(SP1/GF1718)

Italië

32 941

 (*)

Maximumniveau van de vangsten

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Kroatië

51 735

TAC

Niet van toepassing

(*) Voor Slovenië zijn de hoeveelheden gebaseerd op de vangstniveaus van 2014, tot een totale hoeveelheid van maximaal 300 ton.

Vlootcapaciteitsmaximum voor trawlers en ringzegenvaartuigen die actief op kleine pelagische soorten vissen

Lidstaat

Vistuig

Aantal vaartuigen

kW

BT

Kroatië

PS

249

77 145,52

18 537,72

Italië

PTM-OTM-PS

685

134 556,7

25 852

Slovenië  (*)

PS

4

433,7

38,5

(*) De bepaling van punt 28 van GFCM/44/2021/20 is niet van toepassing op nationale vloten van minder dan tien ringzegenvaartuigen en/of pelagische trawlers die actief op kleine pelagische bestanden vissen, zoals geregistreerd in het nationale en het GFCM-register in 2014. In dat geval mag de capaciteit van de actieve vloot, wat betreft het aantal vaartuigen en uitgedrukt in bruto ton (BT) en/of bruto registerton (BRT) en in kW, met niet meer dan 50 % toenemen.

2.   Demersale bestanden — GDG’s 17 en 18

Maximaal toegestane visserijinspanning (in visdagen) per soort trawl en vlootsegment voor de visserij op demersale bestanden in GDG’s 17 en 18 (Adriatische Zee)

 

 

 

 

 

Visdagen 2022

Vistuigtype

Geografisch gebied

Betrokken bestanden

Lengte over alles van de vaartuigen

Code inspanningsgroep

ITALIË

KROATIË

SLOVENIË  (*)

Trawls (OTB)

GFCM-deelgebieden 17 en 18

Zeebarbeel, heek, roze diepzeegarnaal en langoustine

< 12 m

EFF/MED3_OTB_TR1

p.m.

p.m.

 

≥ 12 m en < 24 m

EFF/MED3_OTB_TR2

p.m.

p.m.

 

≥ 24 m

EFF/MED3_OTB_TR3

p.m.

p.m.

 

Boomkorren (TBB)

GFCM-deelgebied 17

Tong

< 12 m

EFF/MED3_TBB_TR1

p.m.

p.m.

 

≥ 12 m en < 24 m

EFF/MED3_TBB_TR2

p.m.

p.m.

 

≥ 24 m

EFF/MED3_TBB_TR3

p.m.

p.m.

 

(*) Slovenië mag de inspanningsbeperking van 3 000 visdagen per jaar overeenkomstig lid 13 van GFCM/43/2019/5 niet overschrijden.

Vlootcapaciteitsmaximum voor bodemtrawlers en boomkorvaartuigen die op demersale bestanden mogen vissen

Lidstaat

Vistuig

Aantal vaartuigen

kW

BT

Kroatië

OTB

495

79 867,99

13 267,99

Italië

OTB-TBB

1 363

260 618,37

47 148

Slovenië (*)

OTB

11

1 813,00

168,67

(*) De bepalingen van punt 9, c), en punt 28 van GFCM/43/2019/5 zijn niet van toepassing op nationale vloten die met OTB-vistuig en gedurende minder dan 1 000 dagen vissen tijdens de in punt 9, c), genoemde referentieperiode. De vangstcapaciteit van de actieve vloot die met OTB-vistuig vist, mag ten opzichte van de referentieperiode met niet meer dan 50 % toenemen.

BIJLAGE V

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE IONISCHE ZEE, DE LEVANTIJNSE ZEE EN HET KANAAL VAN SICILIË

[placeholder new measures]

BIJLAGE VI

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ZEE VAN ALBORÁN

[placeholder new measures]

BIJLAGE VII

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ZWARTE ZEE

De tabellen van deze bijlage vermelden de TAC’s en quota in ton levend gewicht per bestand en, in voorkomend geval, de voorwaarden die er functioneel mee verbonden zijn.

Alle vangstmogelijkheden in deze bijlage vallen onder de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de geografische deelgebieden van de GFCM (“GDG’s”).

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Sprattus sprattus

SPR

Sprot

Scophthalmus maximus

TUR

Tarbot

Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied:

Wateren van de Unie in de Zwarte Zee - GDG 29

(SPR/F3742C)

Bulgarije

8 032,50

 

Analytisch quotum

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Roemenië

3 442,50

 

Unie

11 475

 

TAC

Niet van toepassing/niet overeengekomen

Soort:

Tarbot

Scophthalmus maximus

Gebied:

Wateren van de Unie in de Zwarte Zee - GDG 29

(SPR/F3742C)

Bulgarije

p.m.

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing

Roemenië

p.m.

 

Unie

p.m.

 (*1)

TAC

p.m.

 

(*1) Van 15 april tot en met 15 juni 2022 zijn visserijactiviteiten, met inbegrip van het overladen, aan boord houden, aanlanden en voor eerste verkoop aanbieden van vis, verboden.

BIJLAGE VIII

TOT WIJZIGING VAN BIJLAGE III BIJ VERORDENING (EU) 2022/110

Bijlage III bij Verordening (EU) 2022/110 wordt als volgt gewijzigd:

1)    In de tabel over trawlers in de Zee van Alborán, Balearen, Noord-Spanje en Golfe du Lion (GDG’s 1-2-5-6-7) wordt voetnoot 2 in punt a) vervangen door:

“2)    Een lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren bovenop bovengenoemde maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers extra visdagen toekennen, tot maximaal 2 % van de visserijinspanning van die lidstaat voor het betrokken vlootsegment, op voorwaarde dat:

a) die vaartuigen gebruikmaken van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 45 mm, teneinde de vangsten van jonge heek met ten minste 25 % te verminderen, of

b) die vaartuigen gebruikmaken van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 50 mm voor diepzeevisserij, teneinde de vangsten van blauwrode diepzeegarnaal met een lengte van het kopborststuk van minder dan 25 mm in de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 en de vangsten van rode diepzeegarnaal met een lengte van het kopborststuk van minder dan 35 mm in de geografische deelgebieden 8, 9, 10 en 11 met ten minste 25 % te verminderen, of

c) die vaartuigen gebruikmaken van een gereglementeerd hoogselectief vistuig dat door zijn technische specificaties, volgens de wetenschappelijke studie van het WTECV, de vangsten van jonge vissen met ten minste 25 % en van paaiende vissen van alle demersale soorten met ten minste 20 % vermindert ten opzichte van 2020, of

d) de betrokken lidstaat gebieden tijdelijk heeft gesloten teneinde de vangst van jonge exemplaren van demersale soorten met ten minste 25 %, of van paaiende vissen van alle demersale soorten met ten minste 20 %, te verminderen.

De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie de lijst van vissersvaartuigen waaraan extra visdagen worden toegekend, met opgave van het desbetreffende aantal extra visdagen.

Daarnaast stelt de betrokken lidstaat de Commissie elke maand afzonderlijk in kennis van de geleverde visserijinspanning, die in mindering moet worden gebracht op deze extra toewijzing, aan de hand van de specifieke rapporteringscodes voor deze extra toewijzing (EFF1/MED1_TR1_AA, EFF1/MED1_TR2_AA, EFF1/MED1_TR3_AA, EFF1/MED1_TR4_AA en EFF2/MED1_TR1_AA, EFF2/MED1_TR2_AA, EFF2/MED1_TR3_AA, EFF2/MED1_TR4_AA).

De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie uiterlijk op 15 oktober alle beschikbare informatie met betrekking tot de uitvoering van de in de punten a), b), c) of d) genoemde maatregelen.

 

Met ingang van 1 januari 2022 wordt de totale 2 % van de visserijinspanning berekend op basis van de toegewezen maximale toegestane visserijinspanning voor het betrokken vlootsegment van de betrokken lidstaat.”.

(1)In de tabel over trawlers in Corsica, Ligurische Zee, Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8-9-10-11) wordt voetnoot 4 in punt b) vervangen door:

“3)    Een lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren bovenop bovengenoemde maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers extra visdagen toekennen, tot maximaal 2 % van de visserijinspanning van die lidstaat voor het betrokken vlootsegment.

Een lidstaat kan hiertoe besluiten, mits:

a) die vaartuigen gebruikmaken van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 45 mm, teneinde de vangsten van jonge heek met ten minste 25 % te verminderen,

of

b) die vaartuigen gebruikmaken van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 50 mm voor diepzeevisserij, teneinde de vangsten van blauwrode diepzeegarnaal met een lengte van het kopborststuk van minder dan 25 mm in de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 en de vangsten van rode diepzeegarnaal met een lengte van het kopborststuk van minder dan 35 mm in de geografische deelgebieden 8, 9, 10 en 11 met ten minste 25 % te verminderen,

of

c) die vaartuigen gebruikmaken van een gereglementeerd hoogselectief vistuig dat door zijn technische specificaties, volgens de wetenschappelijke studie van het WTECV, de vangsten van jonge vissen met ten minste 25 % en van paaiende vissen van alle demersale soorten met ten minste 20 % vermindert ten opzichte van 2020,

of

d) de betrokken lidstaat gebieden tijdelijk heeft gesloten teneinde de vangst van jonge exemplaren van demersale soorten met ten minste 25 %, of van paaiende vissen van alle demersale soorten met ten minste 20 %, te verminderen.

De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie de lijst van vissersvaartuigen waaraan extra visdagen worden toegekend, met opgave van het desbetreffende aantal extra visdagen.

Daarnaast stelt de betrokken lidstaat de Commissie elke maand afzonderlijk in kennis van de geleverde visserijinspanning, die in mindering moet worden gebracht op deze extra toewijzing, aan de hand van de specifieke rapporteringscodes voor deze extra toewijzing (EFF1/MED2_TR1_AA, EFF1/MED2_TR2_AA, EFF1/MED2_TR3_AA, EFF1/MED2_TR4_AA en EFF2/MED2_TR1_AA, EFF2/MED2_TR2_AA, EFF2/MED2_TR3_AA, EFF2/MED2_TR4_AA).

 

De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie uiterlijk op 15 oktober alle beschikbare informatie met betrekking tot de uitvoering van de in de punten a), b), c) of d) genoemde maatregelen.

Met ingang van 1 januari 2022 wordt de totale 2 % van de visserijinspanning berekend op basis van de toegewezen maximale toegestane visserijinspanning voor het betrokken vlootsegment van de betrokken lidstaat.”.

(1)    Aantal vaartuigen en/of duikers, of paren van één duiker en één vaartuig, dat rood koraal mag oogsten.
(2)    Overeenkomstig het temporele verbod op het oogsten van rood koraal in de Spaanse wateren.
(3) 1    TBB, OTB, PTB, TBN, TBS, TB, OTM, PTM, TMS, TM, OTT, OT, PT, TX, OTP, TSP.