Projectklasse en -type
|
Definitie
|
Doel
|
Normen
|
Specifieke voorwaarden
|
PROJECTKLASSE A: Ecologisch duurzame elektriciteitsproductie
[Bevat de exacte inhoud van het huidige artikel 1 en aanhangsel I, alsmede elektriciteitsproductie op basis van waterstof.]
|
TYPE 1: Duurzame-energieprojecten en energie-efficiëntie in duurzame-energieprojecten
|
Toepassingsgebied van het huidige artikel 1 en aanhangsel I. Dit kan volgens ons geen eenvoudige kopie van aanhangsel I in het vak “Definitie” zijn, aangezien de eigenlijke definitie van in aanmerking komende projecten is opgenomen in artikel 1, maar wat de inhoud betreft stellen wij voor hier het toepassingsgebied van het huidige artikel 1 en aanhangsel I weer te geven, zonder inhoudelijke wijzigingen (d.w.z. geen norm, n.v.t.) en de nodige aanpassingen van formele aard in de tekst.
|
TYPE 2: Elektriciteitsproductie uit gasvormige en vloeibare brandstoffen van hernieuwbare oorsprong, met inbegrip van schone waterstof
|
Bouw en exploitatie van installaties voor elektriciteitsopwekking die elektriciteit produceren met behulp van gasvormige en vloeibare brandstoffen van hernieuwbare oorsprong, met inbegrip van schone waterstof.
|
Elektriciteitsproductie met een lage broeikasgasemissie.
|
De broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus van de elektriciteitsopwekking zijn lager dan 100 g CO2e/kWh. De broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus moeten worden berekend op basis van projectspecifieke gegevens aan de hand van ISO 14067:2018 of ISO 14064-1:2018, en moeten door een derde partij worden geverifieerd.
Er zijn twee opties: bij de bouw wordt meetapparatuur voor de monitoring van de fysieke emissies, zoals methaanlekkage, geïnstalleerd of er wordt een programma inzake lekdetectie- en -reparatie opgezet; of bij de exploitatie wordt verslag uitgebracht van de fysieke metingen van methaanemissies en wordt eventuele lekkage geëlimineerd.
|
25 jaar. [Nog te bespreken]
|
PROJECTKLASSE B: Saneringsprojecten in met fossiele brandstoffen gestookte elektriciteitscentrales, vervanging van fossiele brandstoffen
[De exacte inhoud van aanhangsel II, projectklasse A, type 1, en projectklasse B. Wij merken op dat de hernummering van projectklasse A, type 1, moet worden weerspiegeld in artikel 6, punt c), van de regeling.]
|
Kopieer hier de huidige inhoud van aanhangsel II, projectklasse A, type 1, en projectklasse B.
Toelichtingen: Wij stellen voor om projectklasse A in twee delen op te splitsen om een duidelijk onderscheid te maken tussen CCUS-projecten als zodanig (die veel toepassingen kunnen hebben, niet alleen in de energiesector maar ook in de industrie, en die we hebben verplaatst naar de nieuwe projectklasse D) en projecten die gericht zijn op de opwekking van elektriciteit uit fossiele brandstoffen (die we allemaal samen zouden willen voegen in deze nieuwe projectklasse B). De EU heeft eerder de noodzaak gesignaleerd om de huidige normen in dit deel bij te werken, maar wij kunnen er voorlopig mee instemmen dit in een later stadium van de besprekingen op te pakken.
|
PROJECTKLASSE C: Energie-efficiëntie
[De exacte inhoud van aanhangsel II, projectklasse C.]
|
Kopieer hier de huidige inhoud van aanhangsel II, projectklasse C.
|
PROJECTKLASSE D: Afvang, gebruik en opslag van CO2
[Toepassingsgebied van het huidige aanhangsel II, projectklasse A, type 2. In dit verband stellen wij geactualiseerde normen voor om rekening te houden met het feit dat CCUS een cruciale technologie is om de uitstoot van broeikasgassen in veel industriële toepassingen te verminderen en dat de normen niet gericht moeten zijn op het afvangpercentage, maar op de doeltreffendheid van de afvang, wat betekent dat CCUS-projecten in aanmerking moeten komen voor stimulansen, ook al is het afvangpercentage laag. De reden voor de voorgestelde nieuwe normen is dat CO2-lekkage de waarde van CCUS als matigingsoptie kan ondermijnen. Daarom moet met behulp van beleidsbepalingen monitoring worden aangemoedigd.]
|
TYPE 1: CCUS-projecten (koolstofafvang, ‑gebruik en ‑opslag) als zodanig
|
Bouw en exploitatie van installaties voor koolstofafvang, -gebruik en/of -opslag, met inbegrip van activiteiten die rechtstreeks verband houden met vervoer en infrastructuur die essentieel zijn voor de exploitatie, zoals voertuigen en schepen.
|
Kopieer hier de huidige inhoud van aanhangsel II, projectklasse A, type 2.
|
Het vervoer van CO2 vanaf de installatie waar het is afgevangen naar het punt waar het wordt geïnjecteerd, leidt niet tot CO2-lekkages van meer dan 0,5 % van de massa van het vervoerde CO2.
Wanneer CO2 wordt vervoerd en/of opgeslagen, zijn passende lekdetectiesystemen en een monitoringplan voorhanden, met regelmatige verslagen die door de nationale autoriteiten of een onafhankelijke derde partij worden gecontroleerd.
De geologische opslag van CO2 voldoet aan ISO 27914:2017.
|
Kopieer hier de huidige inhoud van aanhangsel II, projectklasse A, type 2.
|
PROJECTKLASSE E: Opslag van elektriciteit
|
TYPE 1: Installaties voor elektriciteitsopslag
|
Bouw en exploitatie van installaties die elektriciteit in een andere vorm opslaan en weer in de vorm van elektriciteit afgeven. Dit omvat pompaccumulatie (waterkracht).
|
Opslag van elektriciteit maakt een grotere penetratie van hernieuwbare energie en een beter beheer van de vraag op het net mogelijk.
|
Indien de activiteit chemische energieopslag omvat, voldoet het opslagmedium (waterstof of ammoniak) aan de CCSU-normen voor schone fabricage van het desbetreffende product.
|
25 jaar. [Nog te bespreken]
|
TYPE 2: Productie en recycling van batterijen en accu’s
|
Fabricage van oplaadbare batterijen, batterijpakken en accu’s voor vervoer, stationaire en niet aan het net gekoppelde energieopslag en andere industriële toepassingen. Hieronder valt de fabricage van de respectieve componenten (actieve materialen alsmede cellen, behuizingen en elektronische componenten voor batterijen en accu’s). Recycling van afgedankte batterijen en accu’s.
|
Batterijen en accu’s zijn een belangrijke factor voor de opslag van elektriciteit en voor koolstofarm vervoer.
|
Geen norm. N.v.t.
|
25 jaar. [Nog te bespreken]
|
PROJECTKLASSE F: Transmissie en distributie van koolstofarme elektriciteit
|
TYPE 1:
Transmissie en distributie van koolstofarme elektriciteit
|
Bouw, uitbreiding en exploitatie van installaties voor het vervoer van koolstofarme elektriciteit. Hieronder vallen directe aansluitingen op koolstofarme bronnen en hele netwerken waarbij de gemiddelde netfactor over een voortschrijdende periode van vijf jaar aan de normen voldoet.
|
Hiermee wordt een grotere penetratie van koolstofarme energiebronnen ondersteund.
|
Koolstofarme elektriciteitsbronnen worden gedefinieerd als hernieuwbare bronnen of bronnen waarbij de broeikasgasemissies van de geproduceerde elektriciteit, gemeten op basis van de levenscyclus, onder de drempelwaarde van 100 gCO2e/kWh liggen.
[Zoals eerder en in ons document voor de technische experts van de deelnemers vermeld, staan we open voor bespreking van aanvullende selectiecriteria.]
|
25 jaar. [Nog te bespreken]
|
PROJECTKLASSE G: Productie, transmissie en distributie van schone waterstof en opslag van waterstof
|
TYPE 1:
Productie van schone waterstof
|
Bouw en exploitatie van installaties voor de ecologisch duurzame productie van waterstof, en/of van uitrusting voor de productie van waterstof.
|
Duurzame productie en duurzaam gebruik van waterstof biedt kansen voor broeikasgasemissiereducties in veel sectoren, met name energie, productie en vervoer.
|
Productie voldoet aan de eis dat broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus minder dan 3 kg CO2e per kg geproduceerd H2 bedragen.
[De normen moeten regelmatig worden herzien. Dit zou onderdeel kunnen worden gemaakt van een algemene herzieningsclausule.]
|
25 jaar. [Nog te bespreken]
|
TYPE 2:
Vervoersnetwerken voor waterstof
|
Bouw en exploitatie van vervoersnetwerken voor waterstof of andere koolstofarme gassen (d.w.z. uit hernieuwbare bronnen of die voldoen aan de norm voor de productie van schone waterstof).
Herbestemming van aardgasnetwerken voor 100 % waterstof en aanpassing van aardgasnetwerken die de integratie van waterstof en andere koolstofarme gassen mogelijk maken (d.w.z. met inbegrip van netwerken waarin de vermenging van waterstof en andere koolstofarme gassen in het systeem toeneemt).
|
Duurzame productie en duurzaam gebruik van waterstof biedt kansen voor broeikasgasemissiereducties in veel sectoren, met name energie, productie en vervoer.
|
De activiteit omvat lekdetectie en -reparatie van bestaande gaspijpleidingen en andere netwerkelementen om methaanlekkage te beperken.
|
25 jaar. [Nog te bespreken]
|
TYPE 3:
Opslag van waterstof
|
Bouw van opslagfaciliteiten voor waterstof, omzetting van bestaande ondergrondse gasopslagfaciliteiten in opslagfaciliteiten voor waterstof en exploitatie van waterstofopslagfaciliteiten.
|
Duurzame productie en duurzaam gebruik van waterstof biedt kansen voor broeikasgasemissiereducties in veel sectoren, met name energie, productie en vervoer.
|
In het geval van projecten die verband houden met de exploitatie van de faciliteiten, moet de in de installatie opgeslagen waterstof voldoen aan de in dit aanhangsel vastgestelde normen voor de productie van schone waterstof.
|
25 jaar. [Nog te bespreken]
|
PROJECTKLASSE H: Productie met lage emissies
|
TYPE 1:
Productie van schone ammoniak
|
Productie met lage emissies van watervrij ammoniak.
|
Bevordering van de productie van schone ammoniak en het gebruik ervan, wat de uitstoot van broeikasgassen op verschillende gebieden kan verminderen.
|
Ammoniak wordt geproduceerd uit schone waterstof die volgens de in dit aanhangsel vastgestelde normen wordt geproduceerd, of wordt uit afvalwater teruggewonnen.
|
25 jaar. [Nog te bespreken]
|
TYPE 2:
Productie met lage emissies in sectoren waar de uitstoot moeilijk te beperken is (waaronder cement, ijzer en staal, aluminium)
|
Productie met lage emissies, met inbegrip van complete productie-installaties en onderdelen daarvan, levering van uitrusting en daarmee rechtstreeks verband houdende infrastructuur en diensten.
|
Fabrikanten stimuleren om over te schakelen op duurzame praktijken in sectoren die moeilijk milieuvriendelijker te maken zijn.
|
De EU stelt voor de volgende activiteiten in aanmerking te laten komen op basis van een referentiewaarde voor de beste productie-installaties met minder uitstoot:
Voor cement:
a) grijze cementklinker, waarbij de specifieke broeikasgasemissies lager liggen dan 0,722 t CO2e per ton grijze cementklinker;
b) cement op basis van grijze klinker of andere hydraulische bindmiddelen, waarbij de specifieke broeikasgasemissies afkomstig van de productie van klinker en cement of andere bindmiddelen lager liggen dan 0,469 t CO2e per ton vervaardigd cement of ander bindmiddel.
Voor ijzer en staal:
a) ijzer en staal waarbij de broeikasgasemissies, verminderd met de hoeveelheid emissies die is toegewezen aan de productie van afgassen, niet meer bedragen dan de volgende waarden toegepast op de verschillende stappen van het productieproces:
a.vloeibaar ruwijzer = 1,331 t CO2e/t product;
b.gesinterd erts = 0,163 t CO2e/t product;
c.cokes (exclusief bruinkoolcokes) = 0,144 t CO2e/t product;
d.gietijzer = 0,299 t CO2e/t product;
e.hooggelegeerd staal uit vlamboogovens = 0,266 t CO2e/t product;
f.koolstofstaal uit vlamboogovens= 0,209 t CO2e/t product;
b) staal in vlamboogovens die koolstofstaal uit vlamboogovens of hooggelegeerd staal uit vlamboogovens produceren, waarbij de input van metaalschroot ten opzichte van de productoutput niet lager is dan 70 % voor de productie van hooggelegeerd staal en 90 % voor de productie van koolstofstaal.
Voor aluminium:
a) primair aluminium indien de economische activiteit aan de volgende criteria voldoet:
a.broeikasgasemissies bedragen niet meer dan 1,484 t CO2e per ton vervaardigd aluminium;
b.de gemiddelde koolstofintensiteit voor de indirecte broeikasgasemissies bedraagt niet meer dan 100 g CO2e/kWh; c. het elektriciteitsverbruik voor het productieproces bedraagt niet meer dan 15,5 MWh/t Al;
b) secundair aluminium.
[De normen moeten regelmatig worden herzien. Dit zou onderdeel kunnen worden gemaakt van een algemene herzieningsclausule.]
|
25 jaar. [Nog te bespreken]
|
PROJECTKLASSE I: Emissievrij vervoer en vervoer met lage emissies
|
TYPE 1:
Emissievrij vervoer en ondersteunende infrastructuur
|
Voertuigvloten zonder directe emissies, met inbegrip van voertuigen voor vervoer over de weg, per spoor en over water en de bijbehorende infrastructuur die essentieel is voor de exploitatie van dergelijke voertuigen.
|
De overgang naar vloten die emissievrij zijn of lage directe uitlaatemissies hebben, is van cruciaal belang voor de matiging van klimaatverandering.
|
De directe CO2-uitlaatemissies van de bewegende activa zijn nul.
Alleen in het geval van goederenvervoer zijn voertuigen, treinen, wagons of vaartuigen niet bestemd voor het vervoer van fossiele brandstoffen en is de infrastructuur niet bestemd voor het vervoer of de opslag van fossiele brandstoffen.
|
25 jaar. [Nog te bespreken]
|
TYPE 2:
Vervoer over water met lage emissies
|
Vaartuigen met lage emissies.
|
De overgang naar vloten die emissievrij zijn of lage directe uitlaatemissies hebben, is van cruciaal belang voor de matiging van klimaatverandering.
|
Voor personenvervoer over binnenwateren: hybride en dualfuelvaartuigen halen voor hun normale werking ten minste 50 % van hun energie uit brandstoffen zonder directe CO2-(uitlaat)emissies of uit plug-invermogen.
Voor goederenvervoer over binnenwateren: vaartuigen hebben directe CO2-(uitlaat)emissies per tonkilometer – berekend (of geraamd in het geval van nieuwe vaartuigen) aan de hand van de door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) ontwikkelde operationele energie-efficiëntie-indicator (EEOI, Energy Efficiency Operational Indicator) – die 50 % lager liggen dan de gemiddelde referentiewaarde voor CO2-emissies voor zware bedrijfsvoertuigen op basis van een internationale of een andere erkende norm.
Voor goederenvervoer via de zee- en kustvaart en voor vaartuigen voor havenactiviteiten, ondersteunende activiteiten en gespecialiseerde operaties: hybride en dualfuelvaartuigen halen voor hun normale werking op zee en in havens ten minste 25 % van hun energie uit brandstoffen zonder directe CO2-(uitlaat)emissies of uit plug-invermogen. Als alternatief hebben de vaartuigen een bereikte Energy Efficiency Design Index (EEDI)-waarde die 10 % onder de toepasselijke EEDI-vereisten ligt indien de vaartuigen kunnen varen op brandstoffen zonder directe CO2-(uitlaat)emissies of op brandstoffen uit hernieuwbare bronnen.
Een “modal shift” (verschuiving van vervoerswijzen) van weg naar water mogelijk maken: als vaartuigen uitsluitend worden gebruikt om kust- en kortevaartdiensten te verrichten die bedoeld zijn om de modal shift van momenteel over land naar zee vervoerde goederen mogelijk te maken, volstaat het dat de directe CO2-(uitlaat)emissies van de vaartuigen, berekend aan de hand van de IMO-EEDI, 50 % lager zijn dan de gemiddelde referentiewaarde voor de CO2-emissies van zware bedrijfsvoertuigen op basis van een internationale of een andere erkende norm.
[Wij stellen voor dit projecttype in 2025 te herzien. Dit zou onderdeel kunnen worden gemaakt van een algemene herzieningsclausule.]
|
25 jaar. [Nog te bespreken]
|
TYPE 3:
Aanpassing en modernisering van het vervoer over water
|
Aanpassing en modernisering van vaartuigen om emissies te verminderen.
|
De overgang naar vloten die emissievrij zijn of lage directe uitlaatemissies hebben, is van cruciaal belang voor de matiging van klimaatverandering.
|
Het brandstofverbruik van het schip wordt met ten minste 10 % verminderd, uitgedrukt in liter brandstof per tonkilometer, wat duidelijk wordt aangetoond met een vergelijkende berekening. De aangepaste vaartuigen zijn niet bestemd voor het vervoer van fossiele brandstoffen.
[Wij stellen voor dit projecttype in 2025 te herzien. Dit zou onderdeel kunnen worden gemaakt van een algemene herzieningsclausule.]
|
25 jaar. [Nog te bespreken]
|
TYPE 4:
Koolstofarme luchthaveninfrastructuur
|
Bouw, modernisering, onderhoud en exploitatie van koolstofarme luchthaveninfrastructuur, d.w.z. voor de exploitatie van vliegtuigen zonder CO2-uitlaatemissies, voor de levering van elektriciteit en voorgeconditioneerde lucht aan stationaire luchtvaartuigen of voor het zonder directe emissies uitvoeren van de eigen activiteiten van de luchthaven.
|
De overgang naar vloten die emissievrij zijn of lage directe uitlaatemissies hebben, is van cruciaal belang voor de matiging van klimaatverandering.
|
Geen norm. N.v.t.
|
25 jaar. [Nog te bespreken]
|