30.9.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 375/34


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over ecologische transitie — Wat is het juiste evenwicht tussen maatschappelijke aanvaardbaarheid en milieuvereisten vanuit het perspectief van steden en regio’s, met het oog op de ontwikkeling van veerkrachtige gemeenschappen?

(2022/C 375/06)

Rapporteur:

Hanna ZDANOWSKA (PL/EVP), burgemeester van Łódź

Referentiedocumenten:

Raadpleging Raadsvoorzitterschap

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

Algemeen

1.

juicht het toe dat de groene transitie een van de topprioriteiten van het Franse voorzitterschap is, aangezien aanpassing aan en beperking van de klimaatverandering, herstel en bescherming van de biodiversiteit, waarborging van de territoriale veerkracht bij natuurrampen, en bevordering van een gezond milieu en een betere levenskwaliteit Europa veerkrachtiger maken en de doelstellingen van de Europese Green Deal en de Overeenkomst van Parijs helpen verwezenlijken;

2.

Het CvdR onderschrijft de gepubliceerde mededeling over de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering (1) en het speciale verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) (2). Het benadrukt dat de groene transitie niet mogelijk is zonder de inbreng van lokale en regionale overheden, alsook van bewoners, bedrijven, innovatiecentra en universiteiten.

3.

De groene transitie moet centraal staan bij alle beleidskeuzes en zo leiden tot een nieuwe, systemische en geïntegreerde aanpak voor het uitstippelen en uitvoeren van beleid en programma’s. Zij moet worden gefaciliteerd door de digitale transitie, wat betekent dat moderne digitale instrumenten die voldoen aan hoge duurzaamheidsnormen, inclusief sterke democratische en technologische waarborgen, als belangrijke aanjagers van verandering worden ingezet en gepromoot en dat daarin geïnvesteerd wordt. Het is in dit verband ook van cruciaal belang om minder ontwikkelde en plattelandsregio’s te ondersteunen zodat zij hun achterstand kunnen inhalen en de kloof tussen verschillende gebieden kan worden gedicht.

4.

Het lokale niveau en het regionale niveau zijn van fundamenteel belang voor het opbouwen van veerkracht. Op lokaal en regionaal niveau — openbaar bestuur, lokaal en regionaal bestuur, bewoners, economische actoren — moeten degenen die deel uitmaken van de lokale en regionale structuur veel meer het gevoel krijgen dat zij een eigen inbreng hebben en tot een gemeenschap behoren, maar dit vereist passende en alomvattende institutionele en financiële steun.

5.

In het licht van de klimaat- en de biodiversiteitscrisis en de oorlog in Oekraïne zou de gehele gezondheids- en zorgsector aanzienlijk moeten worden versterkt. Daarbij moet gezondheid worden beschouwd als een belangrijke drijfveer achter en prioriteit voor de groene transitie en is het zaak de synergieën tussen klimaat- en gezondheidsbeleid conform de aanbevelingen van het 8e milieuactieprogramma te versterken.

6.

Volgens het CvdR kan een veerkrachtige gemeenschap de gevolgen van klimaatgevaren en andere ontwrichtingen weerstaan en opvangen, en kan zij zich van de gevolgen daarvan herstellen. Daarom is het van belang de negatieve effecten te verzachten, maar ook een klimaat te scheppen waarin de samenleving, het milieu en de economie kunnen floreren door een reeks oplossingen in te voeren die aanzetten tot actie.

7.

Veerkrachtige gemeenschappen zijn ook realiseerbaar als er veerkrachtige politieke systemen worden ontwikkeld die gericht zijn op gelijkheid, solidariteit, sociale rechtvaardigheid en gendergelijkheid, en wel door kinderen en jongeren bij een en ander te betrekken en niemand — met name kwetsbare groepen — aan zijn lot over te laten, en door rekening te houden met de ruimtelijke diversiteit van onder meer plattelands-, kust-, berg-, eiland-, archipel- en ultraperifere regio’s.

8.

Beleid voor groene productiemethoden en -technologieën moet ook het concurrentievermogen van lokale kmo’s vergroten, het creëren en ontwikkelen van groene banen mogelijk maken en tot betere vaardigheden van werknemers leiden.

9.

In het licht van de hoge energieprijzen en de oorlog in Oekraïne herhaalt het CvdR zijn oproep om de invoer van Russisch gas, olie en kolen in Europa volledig te verbieden en spoort het lokale en regionale overheden aan om rampenplannen op te stellen om zich op de gevolgen van dergelijke sancties voor te bereiden. Het plan REPowerEU is een manier om de energietransitie te versnellen, de algehele afhankelijkheid van de EU van de invoer van energie en grondstoffen te verminderen en zo de daarmee gepaard gaande politieke, economische en veiligheidsrisico’s te verkleinen. Niettemin betreurt het CvdR ten zeerste dat niet duidelijk wordt verwezen naar de rol van steden en regio’s, zowel bij het overwinnen van de huidige energiecrisis als bij het vinden van duurzame oplossingen daarvoor.

Keuze van de juiste beleidsmix voor veerkrachtige systemen

10.

Het CvdR staat achter de definitie van een klimaatveerkrachtig Europa waarbij, in overeenstemming met de missie van Horizon Europa, de veerkracht van ecologische, sociale en economische systemen hand in hand gaat met het streven naar duurzame ontwikkeling op de lange termijn, waaronder ook gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en gendergelijkheid vallen. Het is belangrijk om kinderen en jongeren hierbij te betrekken, niemand aan zijn lot over te laten en politieke stelsels veerkrachtiger te maken, zodat gedeelde waarden, solidariteit en respect voor diversiteit worden bevorderd door middel van inclusieve sociale transformatie.

11.

De mededeling over een nieuwe klimaataanpassingsstrategie indachtig zou er zo spoedig mogelijk een systemische en goed onderbouwde reactie op de klimaatverandering moeten komen. Veerkracht is een complex concept en vereist geïntegreerde, multisectorale en flexibele maatregelen die met een territoriale aanpak worden ontwikkeld en geschraagd worden door feitelijke gegevens. Voor het opbouwen van veerkrachtige systemen moeten de juiste prioriteiten worden gekozen en is er synergie nodig tussen de verschillende beleidsmaatregelen die de transitie naar een duurzaam grondgebied — dat crises en schokken het hoofd kan bieden en de feitelijke en verwachte gevolgen ervan kan opvangen — ondersteunen.

12.

Investeringsprojecten zouden daarom klimaatrisico- en kwetsbaarheidsanalyses moeten omvatten, en kosten-batenscenario’s zouden daarop moeten worden afgestemd.

13.

Voorts vreest het CvdR dat de energiecrisis naar verwachting een asymmetrische impact op steden en regio’s zal hebben, omdat zij over ongelijke mogelijkheden beschikken om op de verstoorde energievoorziening en de stijgende energieprijzen te reageren. De Commissie en de lidstaten worden opgeroepen om deze asymmetrieën terdege in aanmerking te nemen bij het formuleren en implementeren van de respectieve maatregelen.

14.

Het CvdR steunt de voorstellen voor een snellere invoering van lokale maatregelen op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie om de energiesoevereiniteit en -zekerheid van Europa te waarborgen en energiearmoede te bestrijden, met name in het licht van de oorlog in Oekraïne en de schadelijke gevolgen daarvan voor Europa op energiegebied.

15.

Het CvdR steunt plannen en maatregelen om een rechtvaardige en inclusieve transitie in steenkoolgebieden te waarborgen en de nodige middelen vrij te maken om deze gebieden te helpen vooruitgang te boeken en eventuele obstakels uit de weg te ruimen en om hun ontwikkeling op een nieuwe leest te schoeien.

16.

De belangrijkste belemmeringen voor een snelle toepassing van koolstofarme technologieën houden verband met het gebrek aan financiële en personele middelen, met bestaand beleid, regelgeving en organisatiestructuren die nog steeds afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen, alsook met sociaal-culturele factoren zoals een gebrek aan maatschappelijk draagvlak, aangezien dit kan leiden tot banenverlies en bevolkingsafname, met name in steenkoolgebieden. Daarom moet innovatie voortkomen uit specifieke lokale contexten en een rechtstreeks effect hebben op het systeem en de gemeenschap als geheel, en moet zij processen tegengaan die een gebrek aan maatschappelijke acceptatie veroorzaken.

17.

Er is steun nodig om de ontwikkeling van en de toegang tot actieve en openbare vormen van mobiliteit en vervoer die emissievrij en emissiearm zijn te vergemakkelijken.

18.

Klimaatverandering is in de 21e eeuw mogelijk de grootste bedreiging voor de gezondheid in de wereld. Daarom dringt het CvdR aan op multidisciplinaire en multisectorale samenwerking waarbij wordt uitgegaan van de “één gezondheid”-benadering, wat moet leiden tot gecoördineerde maatregelen op alle bestuursniveaus in internationale agentschappen, ngo’s en academische instellingen, met als oogmerk bescherming van de natuur en herstel van de biodiversiteit, habitats en ecosystemen.

19.

Maatregelen ter beperking van het risico op rampen waarbij een ecosysteemgerichte aanpak wordt gevolgd zijn kosteneffectieve beleidsinstrumenten. Ze worden echter niet ten volle benut en hun potentieel moet op EU-niveau verder worden vergroot (3).

20.

Er moet vaart worden gezet achter de transitie naar een circulaire economie, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor lokale en regionale overheden. Bovendien moet worden gezorgd voor nieuwe bedrijfsmodellen en krachtigere instrumenten, met name binnen het kader van gemeentelijke diensten en hun mechanismen voor uitgebreide verantwoordelijkheid van de consument en publiek-private partnerschappen, en in samenhang hiermee de bevordering van duurzame consumptie- en productiemodellen en groene of duurzame overheidsopdrachten.

21.

Het CvdR is voor innovatieve governance-oplossingen in de overheidssector op basis van het “living lab”-concept. Willen gemeenschappen veerkrachtig worden, dan moeten zij hulp krijgen bij het zoeken naar doeltreffende manieren om problemen de baas te worden, en wel door gebruik te maken van de creativiteit en innovaties van gebruikers van overheidsdiensten.

22.

Bij investeringsprocessen moet worden gekeken naar op de natuur gebaseerde oplossingen. In dit initiatief, dat deel uitmaakt van de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering, krijgen op de natuur gebaseerde oplossingen voorrang (4).

23.

Het CvdR is ingenomen met initiatieven (waaronder het Burgemeestersconvenant en het klimaatpact) die voor lokale en regionale overheden een stimulans zijn om meer ambitie aan de dag te leggen en meer transformerende maatregelen te nemen. De ambassadeurs van deze initiatieven zouden meer activiteiten moeten ontplooien om alle lokale bestuursniveaus bewuster te maken van het klimaat en vaart te zetten achter hun transitie; ook zouden hun activiteiten elders navolging moeten krijgen.

24.

Het CvdR onderschrijft de richtsnoeren inzake steun op het gebied van klimaat, energie en milieu (CEEAG). Deze richtsnoeren zullen het streven om te voldoen aan de doelstellingen van de Europese Green Deal doeltreffender maken, met name wat betreft renovatie van gebouwen, biodiversiteit, schone mobiliteit, hernieuwbare energie en efficiënt gebruik van hulpbronnen, met het oog op de ondersteuning van de overgang naar een circulaire economie.

25.

De juiste voorwaarden moeten worden geschapen om de sociale economie te ontwikkelen. Het politieke en juridische kader is essentieel om het juiste klimaat voor de sociale economie te scheppen. Dit omvat een kader voor belastingen, overheidsopdrachten en staatssteun, dat moet worden aangepast aan de behoeften van de sociale economie.

Lokale en regionale overheden als belangrijke actoren in de groene transitie

26.

Op lokaal, grootstedelijk, regionaal, nationaal, Europees en mondiaal niveau moet er een goed functionerend kader voor multilevel governance komen. Radicale en duurzame veranderingen in de levensstijl, die nodig zijn om een eerlijke, duurzame, koolstofarme en veerkrachtige samenleving tot stand te brengen, vereisen zowel bottom-up- als top-downsamenwerking.

27.

Lokale en regionale overheden zijn “leidende actoren” in de groene transitie. Zij voeren 70 % van alle EU-wetgeving uit, 70 % van de maatregelen om de klimaatverandering te matigen, 90 % van de strategieën voor aanpassing aan de klimaatverandering en 65 % van de maatregelen ter verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen en tekenen voor een derde van de overheidsuitgaven en twee derde van de overheidsinvesteringen. Omdat zij beter dan wie ook op de hoogte zijn van lokale en regionale uitdagingen, moeten zij de beschikking krijgen over instrumenten waarmee ze kunnen werken aan systemische oplossingen die het best op het lokale scenario zijn afgestemd. Dit betekent evenwel niet dat zij alleen verantwoordelijk zijn. Het is de plicht van de hogere bestuursniveaus de lokale en regionale overheden hierbij te ondersteunen.

28.

Het CvdR pleit voor uitgebreider gebruik van participatieve governance (discussies, begrotingen enz.) en multistakeholdergovernance, omdat de kans op optimale groene investeringen in kleine plattelandsgemeenten, steden en regio’s daardoor wordt vergroot. Lokale en regionale overheden ondersteunen de besluitvorming in al haar stadia en verlenen actieve steun als onderdeel van beleidsstrategieën.

29.

Globaal denken en lokaal handelen is de enige manier om de ambitieuze klimaatdoelen van de Overeenkomst van Parijs te halen. In dit verband roept het Comité het UNFCCC op om lokale en regionale overheden actief en zinvol te betrekken als geloofwaardige partner van de COP inzake klimaatactie.

30.

Het CvdR moedigt lokale en regionale overheden aan om lokale klimaattoppen te organiseren, die een positief effect hebben op de betrokkenheid van deze overheden bij de aanpassing aan de klimaatverandering en de energietransitie. Verder bieden deze toppen de gelegenheid om de aanbevelingen van het Comité van de Regio’s voor de jaarlijkse VN-klimaatconferenties voor te bereiden.

De sociale dimensie van het werken aan veerkracht

31.

Voor een transitie is het altijd van cruciaal belang dat lokale gemeenschappen bij de besluitvorming worden betrokken. Er moet meer worden ingezet op empowerment, inclusiviteit, gedeelde waarden en solidariteit, met inbreng van alle actoren in de opbouw van veerkrachtigere gemeenschappen. Ook is het van essentieel belang dat jongeren een stem in het kapittel krijgen.

32.

Er moeten instrumenten worden ontwikkeld die huishoudens ertoe aanzetten om mee te doen aan de transitie. Ook zijn diverse vormen van steun nodig, met name voor de meest kwetsbare groepen burgers en gebieden, en de oprichting van het Sociaal Klimaatfonds verdient in dit verband bijval. Financiële hulp zou moeten worden gegeven via een systeem van gedeeld beheer dat de beginselen van samenwerking en multilevel governance eerbiedigt.

33.

Prosumenten en consumenten moeten een grotere rol krijgen in de groene transitie, met wetgeving die paal en perk stelt aan greenwashing en bevorderlijk is voor weloverwogen keuzes.

34.

Het CvdR dringt aan op maatregelen die de weg banen voor relevante initiatieven en op lagere drempels voor de oprichting van lokale hernieuwbare-energiegemeenschappen, aangezien zij een essentieel instrument zijn om het wijdverbreide gebruik van hernieuwbare energiebronnen te bevorderen en een decentraal energiesysteem tot stand te brengen dat lokale economische en sociale voordelen biedt.

35.

Het energiebesparingspotentieel blijft onderbelicht in het REPowerEU-plan; het CvdR verzoekt de Commissie en de lidstaten na te denken over maatregelen, zoals campagnes om het publiek bewust te maken en om tot gedragsverandering aan te zetten.

Onderwijs en leren om veerkracht op te bouwen

36.

De groene transitie heeft alleen kans van slagen als door middel van klimaateducatie op alle onderwijsniveaus en door scholing en omscholing kenniskapitaal wordt ontwikkeld.

37.

Het klimaatpact moet sneller aan de verplichtingen voldoen die op lokaal niveau al zijn aangegaan door lokale actoren (kmo’s, scholen, lokale autoriteiten, universiteiten enz.) en nieuwe toezeggingen genereren om van Europa tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent te maken.

38.

Het CvdR staat achter de doelstellingen, beginselen en richtsnoeren van Horizon Europa en dringt erop aan dat de eisen inzake de duurzaamheid van projecten en het toezicht op de effecten ervan worden aangescherpt.

39.

Gewezen zij op het belang van acties ter bevordering, uitbreiding en financiering van bestaande en nieuwe initiatieven ter ondersteuning van de uitwisseling van kennis en beste praktijken door Europese, nationale, regionale en lokale netwerken en samenwerking tussen steden, zoals wederzijdse leeractiviteiten, studiebezoeken, partnerbegeleiding en coaching.

40.

Lokale en regionale overheden moeten alle zeilen bijzetten om wederzijdse en grensoverschrijdende administratieve samenwerking bij de uitvoering van overgangsprojecten te bevorderen, met inbegrip van interregionale, intergemeentelijke en grensoverschrijdende samenwerking in de hele EU.

41.

Het CvdR stelt voor om gebruik te maken van lokale en regionale beste praktijken in de strijd tegen klimaatverandering, welke voortvloeien uit initiatieven zoals het Burgemeestersconvenant, de Under2-coalitie, EU-missies enz. Het doel hiervan is gebruik te maken van de gegevens die zijn verzameld bij de ontwikkeling van klimaatstrategieën voor de lange termijn en ervaringen uit te wisselen over succesvolle methoden, innovatieve oplossingen en waardevolle lessen uit dergelijke initiatieven.

42.

De Europese Commissie zou moeten overwegen een specifiek instrument op te zetten voor technische bijstand en informatie-uitwisseling tussen lokale en regionale overheden die met vergelijkbare uitdagingen worden geconfronteerd op het gebied van de groene transitie en de opbouw van veerkrachtige gemeenschappen, door financiële steun te verlenen voor het delen van beste praktijken van de EU (via studiebezoeken).

43.

Samenwerking tussen de generaties, integratie van het jongerenperspectief en jongerenbeleid en ondersteuning door het programma “Jonge democratische politici” zijn van groot belang. Om het potentieel van jongeren voor de groene transitie te benutten zou er door middel van op getalenteerde jongeren gerichte projecten, programma’s en activiteiten een innovatie-ecosysteem tot stand moeten worden gebracht.

44.

Het CvdR pleit voor de oprichting van lokale/regionale klimaathubs die kunnen dienstdoen als informatiepunten en plaatsen om lokale gemeenschappen te helpen met de groene transitie. Dergelijke hubs zouden bottom-upinitiatieven en -projecten kunnen lanceren die zorgen voor samenwerking tussen zowel geëngageerde als sceptische en niet-geëngageerde gebruikers van steden en regio’s.

Bewustmaking van het publiek en toezicht op veranderingen

45.

Een doeltreffend klimaatbeleid is alleen mogelijk als het publiek zich bewust is van de klimaatverandering en de oorzaken en gevolgen daarvan. Met moderne technologische instrumenten (teledetectie, vervoerstelematica, drones, ICT) is een veel effectievere uitvoering van het klimaatbeleid mogelijk.

46.

Een samenleving die zich bewust is van de klimaatbedreigingen, toont meer solidariteit bij het aanvaarden van moeilijke, vaak kostbare maatregelen. Actuele en betrouwbare informatie vormt de basis van de acties en is bepalend voor het draagvlak onder lokale en regionale gemeenschappen.

47.

Het welslagen van de groene transitie hangt af van het engagement van een groot aantal lokale partners. Duidelijke en voortdurende communicatie over de transitie en de dialoog zijn belangrijk, met name als het gaat om lastige onderwerpen zoals de inperking van individueel vervoer en de locatie van voor het publiek moeilijk aanvaardbare gemeentelijke voorzieningen.

Marktdeelnemers om veerkracht op te bouwen

48.

Het bedrijfsleven en de industrie zouden inspanningen om zich aan de klimaatverandering aan te passen moeten steunen, en er moet worden gezorgd voor de nodige juridische en financiële middelen om te voorkomen dat de lokale bevolking opdraait voor de kosten van door het bedrijfsleven veroorzaakte negatieve externe effecten.

49.

Duurzame productie moet door middel van regelgeving worden gestimuleerd, met een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor een steeds groter aantal productgroepen en voor de afzonderlijke levenscyclusfasen hiervan.

50.

Het CvdR is ingenomen met de herziening van de Richtlijn inzake industriële emissies, die niet alleen bedoeld is om verontreiniging te helpen voorkomen en beheersen, maar ook om innovatie te stimuleren, koplopers te belonen en een gelijk speelveld op de EU-markt te helpen creëren.

51.

Om een emissievrij en volledig geïntegreerd energiesysteem in de EU tot stand te brengen zijn er meer grensoverschrijdende projecten en infrastructuur voor duurzame energie nodig. Belemmeringen moeten worden weggenomen en de samenwerking op het gebied van emissiearme en hernieuwbare energie over de grenzen heen moet worden versterkt.

52.

De interne markt voor bouwproducten moet een impuls krijgen door middel van regelgeving die de “renovatiegolf” kan stimuleren en investeringen in duurzaam bouwen kan bevorderen.

Duurzame consumptie

53.

Het CvdR pleit voor wetgeving die ervoor zorgt dat alle fysieke goederen op de EU-markt gedurende hun hele levenscyclus — van ontwerp en dagelijks gebruik tot herbestemming en hergebruik — milieuvriendelijker, circulair en energie-efficiënter zijn.

54.

Het CvdR dringt aan op wetswijzigingen om te zorgen voor efficiëntere maatregelen om voedselverspilling aan te pakken, met inbegrip van het stimuleren van de ontwikkeling van een duurzame voedingssector (de “van boer tot bord”-strategie) en het verminderen van de milieueffecten van de levensmiddelen- en detailhandelssector, door maatregelen te nemen op het gebied van vervoer, opslag, verpakking en het voorkomen van voedselverspilling, en op maatregelen om duurzame voedselconsumptie te bevorderen.

55.

De Commissie zou steun moeten verlenen aan de ontwikkeling van de Europese sociale economie, die daadwerkelijk een eind kan maken aan voedselverspilling en korte levenscycli en nieuwe groene activiteiten kan ontwikkelen.

56.

Het CvdR wijst erop dat lokale en regionale overheden in de huidige crisistijd en de daarmee samenhangende uitdagingen gedwongen zijn hun doelstellingen voortdurend te herzien, risico’s in kaart te brengen en dynamisch te reageren op opkomende ontwikkelingsbeperkingen, die het moeilijk kunnen maken om de transitiemaatregelen op een permanente en alomvattende manier ten uitvoer te leggen.

De financiële dimensie van het werken aan veerkracht

57.

De belangrijkste fondsen (zoals het cohesiebeleid van de EU, de faciliteit voor herstel en veerkracht, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, het moderniseringsfonds) alsook de fondsen die rechtstreeks gericht zijn op het lokale en regionale niveau (LIFE, Connecting Europe Facility enz.) en de groene transitie ondersteunen, worden op nationaal niveau geprogrammeerd, en de reikwijdte van lokale en regionale projecten hangt af van de richtsnoeren van de centrale overheid. Er moeten procedures komen die zorgen voor een zo groot mogelijke — en op hun behoeften afgestemde — participatie van lokale en regionale overheden in de programmering en uitvoering van de EU-fondsen.

58.

Het CvdR benadrukt dat het door de Europese Commissie gepresenteerde REPowerEU-plan, dat betrekking heeft op het opvoeren van de energiebesparing, het diversifiëren van de voorziening, het sneller ontwikkelen van hernieuwbare energiebronnen, het terugdringen van het verbruik van fossiele brandstoffen en het bevorderen van slimme investeringen, moet voorzien in financiële steun voor lokale en regionale overheden om hen bij de tenuitvoerlegging ervan te helpen, en in de toewijzing van bestaande of nieuwe middelen van de EU. Het verzoekt de lidstaten ongebruikte middelen van de faciliteit voor herstel en veerkracht te herbestemmen om lokale plannen voor energiezekerheid en investeringen in hernieuwbare energiebronnen te ondersteunen.

59.

Het CvdR wijst op de rol van Verdragsbepalingen inzake de financiering van activiteiten van lokale en regionale overheden, met name als het om klimaatbescherming gaat. Veranderingen moeten worden afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van lokale gemeenschappen, zodat zij doeltreffend en zonder buitensporige lasten voor de lokale bevolking kunnen worden doorgevoerd. Daarom zou de Europese Commissie de regels voor de financiering van gemeentelijke diensten moeten herzien, zodat de weg vrij komt voor betere manieren om de meest dringende behoeften op dit gebied, dat van invloed is op het milieu, te financieren.

60.

De regels voor overheidssteun moeten worden gestroomlijnd, ook wat betreft steun voor oplossingen op het gebied van financiering en onderhoud van systemen die essentieel zijn voor afvalbeheer. Daarbij is het met name zaak dat lokale en regionale overheden mogelijkheden krijgen om het beheer van deze systemen te financieren en dat er ondersteuning komt voor crisisbeheer en voor marktdeelnemers, inclusief micro-ondernemingen.

61.

Het CvdR benadrukt dat energie- en mobiliteitsarmoede moeten worden bestreden door middel van energie-efficiëntiemaatregelen en een bredere toepassing van hernieuwbare energiebronnen, en dat de lidstaten in dit verband steun moeten verlenen op lokaal en regionaal niveau. Het acht het daarom van essentieel belang om de hiermee aanvankelijk gepaard gaande hogere kosten te verlichten, met name voor huishoudens, micro- en kleine ondernemingen en kwetsbare consumenten.

62.

De financiering die wordt voorzien in het kader van de herziening van de bestaande ETS is ontoereikend om een werkelijk rechtvaardige transitie te waarborgen. Daarom moet worden overwogen om inkomsten van buiten het ETS voor wegvervoer en gebouwen (ETS II) toe te wijzen aan het Sociaal Klimaatfonds. Het CvdR stelt voor dat de samenvoeging met de middelen voor het Sociaal Klimaatfonds eerder begint dan de uitvoering van ETS II.

63.

Het Sociaal Klimaatfonds moet de negatieve gevolgen voor huishoudens, micro- en kleine ondernemingen en de meest kwetsbare vervoersgebruikers compenseren en moet zorgen voor een sociaal duurzame ontwikkeling.

64.

Het CvdR zou graag zien dat de particuliere sector (onder meer via uitgebreide producentenverantwoordelijkheid) een grotere rol gaat spelen bij het opbouwen van de veerkracht van steden en regio’s.

65.

Het CvdR dringt aan op flexibilisering van het Europese mededingingsrecht, met name wat staatssteun betreft, aangezien het onvoldoende rekening houdt met de aard van de concurrentie waarmee Europese ondernemingen te maken krijgen in derde landen, waar de regels afwijken van de Europese.

66.

De kosten die lokale overheden moeten dragen als gevolg van de talrijke crises en de vertraagde steun van de hogere bestuursniveaus worden onderschat. Daarom zijn voorstellen voor effectievere oplossingen welkom.

67.

Het CvdR dringt aan op meer financiële steun voor groene investeringen die een sneeuwbaleffect teweegbrengen, zodat er meer maatregelen komen ter bevordering van de groene transitie.

68.

Lokale en regionale overheden moeten niet alleen rechtstreeks toegang tot financiering krijgen, maar ook adequate technische bijstand en steun voor capaciteitsopbouw, zodat bestaande financieringsmogelijkheden worden benut, deze overheden worden geholpen om een goed evenwicht te vinden tussen particuliere en publieke middelen en meer gebruik wordt gemaakt van groene en duurzame overheidsopdrachten voor investeringen.

69.

Het CvdR steunt het idee van een “groene begroting” als instrument van begrotingsbeleid om de milieudoelstellingen te helpen verwezenlijken. Die zou het mogelijk maken om de milieueffecten van het begrotingsbeleid en de samenhang ervan met nationale en internationale verplichtingen te beoordelen (5).

70.

Het CvdR dringt aan op verdere administratieve vereenvoudiging en vermindering van de regelgevingsbelemmeringen voor de ontwikkeling en toepassing van nieuwe en innovatieve technologieën en bedrijfsmodellen.

71.

De uitvoering van het klimaatbeleid is grotendeels een zaak van lokale en regionale overheden, terwijl potentiële financiering (bijvoorbeeld inkomsten uit belastingen en emissierechten) voornamelijk naar de centrale begroting vloeit. De regels voor de toegang tot middelen zouden dan ook herzien moeten worden.

De levering van ecosysteemdiensten versterken

72.

Er zijn specifieke maatregelen nodig om het waterbeheer in stedelijke gebieden te stroomlijnen, met name om watervoorraden te beheren met aandacht voor verbindingen met het stroomgebied, en om een programma met bijbehorend fonds op te zetten voor kleinschalige op waterretentie gerichte investeringen.

73.

Ondanks het brede toepassingsgebied van de milieuwetgeving in de EU bestaan er zorgwekkend genoeg nog steeds grote lacunes in de wettelijke bescherming van ecosystemen (6), terwijl het herstel van ecosystemen van cruciaal belang is om een hoge levenskwaliteit te behouden en ervoor te zorgen dat de processen die nodig zijn voor duurzame ontwikkeling niet tot stilstand komen.

Brussel, 30 juni 2022.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Vasco ALVES CORDEIRO


(1)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM:2021:82:FIN

(2)  https://report.ipcc.ch/ar6wg2/pdf/IPCC_AR6_WGII_FinalDraft_FullReport.pdf

(3)  Climate change adaptation and disaster risk reduction in Europe Enhancing coherence of the knowledge base, policies and practices 15/2017, EEA, https://www.eea.europa.eu/publications/climate-change-adaptation-and-disaster

(4)  https://climate-adapt.eea.europa.eu/eu-adaptation-policy/sector-policies/ecosystem

(5)  https://www.oecd.org/environment/green-budgeting/

(6)  Mapping and Assessment of Ecosystems and their Services: An EU ecosystem assessment, 2020 https://publications.jrc.ec.europa.eu/repository/handle/JRC120383