6.9.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 342/148


P9_TA(2022)0039

Uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — jaarverslag 2021

Resolutie van het Europees Parlement van 17 februari 2022 over de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — jaarverslag 2021 (2021/2182(INI))

(2022/C 342/13)

Het Europees Parlement,

gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), en met name de artikelen 21 en 36,

gezien het Handvest van de Verenigde Naties, het VN-Verdrag inzake het recht van de zee, de Slotakte van Helsinki van 1 augustus 1975 en de daaropvolgende documenten en het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa van 19-21 november 1990,

gezien het verslag van 16 juni 2021 van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV) getiteld “CFSP Report — Our priorities in 2021” (HR(2021)0094),

gezien resolutie 1325(2000) van de VN-Veiligheidsraad van 31 oktober 2000 over vrouwen, vrede en veiligheid,

gezien haar aanbeveling betreffende de koers van de politieke betrekkingen tussen de EU en Rusland van 16 september 2021 (1) en haar resolutie over de situatie aan de Oekraïense grens en in de door Rusland bezette gebieden van Oekraïne van 16 december 2021 (2),

gezien de gezamenlijke verklaringen over de samenwerking tussen de EU en de NAVO van 10 juli 2016 en 8 juli 2018,

gezien zijn eerdere resoluties over de situatie in Hongkong, waaronder die van 8 juli 2021 over Hongkong, in het bijzonder de zaak Apple Daily (3), en van 19 juni 2020 over de wet inzake de nationale veiligheid die de Volksrepubliek China heeft uitgevaardigd voor Hongkong en de noodzaak van de EU de hoge mate van autonomie van Hongkong te verdedigen (4),

gezien artikel 54 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A9-0354/2021),

A.

overwegende dat het de plicht en verantwoordelijkheid van het Parlement is om democratisch toezicht te houden op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), en dat het zowel tijdig en op een transparante manier de benodigde informatie moet krijgen als over doeltreffende middelen moet beschikken om deze rol volledig en doeltreffend te kunnen vervullen;

B.

overwegende dat recente internationale ontwikkelingen en multidimensionale uitdagingen en een snel veranderende geopolitieke omgeving de bestaande trends die van invloed zijn op belangrijke aspecten van het GBVB van de EU hebben versneld, de kwetsbaarheid van de EU ten aanzien van externe gebeurtenissen en druk aan het licht hebben gebracht, de noodzaak hebben onderstreept van een krachtiger, ambitieuzer, geloofwaardig, strategisch en eensgezind EU-optreden op het wereldtoneel, en benadrukt dat de EU autonoom haar eigen strategische doelstellingen moet kunnen vaststellen en de capaciteiten moet kunnen ontwikkelen om die na te streven;

C.

overwegende dat deze ontwikkelingen en uitdagingen onder meer de ongekende COVID-19-pandemie, die haar oorsprong vond in Wuhan (China), en de gevolgen daarvan omvatten; alsook de veranderende rol van de VS op het wereldtoneel, de pogingen van Rusland om de Europese veiligheidsarchitectuur te ontmantelen en zijn aanhoudende aanvallen op Oekraïne en bezetting van gebieden in Georgië en Oekraïne, hybride aanvallen op EU-lidstaten, zoals het inzetten van migranten met als politiek doel onze democratische grondvesten te doen wankelen; de voortdurende inbreuken op het internationale recht door Belarus; de toenemende assertiviteit van de Chinese Communistische Partij en andere autoritaire en totalitaire regimes; de recente snelle ineenstorting van het overheidsapparaat van Afghanistan en de daaropvolgende overname van het land door de Taliban; de spanningen in de Indo-Pacifische regio, met name in de Zuid- en Oost-Chinese Zee en in de Straat van Taiwan; de proliferatie van massavernietigingswapens; de betwisting van wapenbeheersingsovereenkomsten; klimaatverandering; financiële criminaliteit; de verergering van regionale conflicten die tot ontheemding van bevolkingsgroepen hebben geleid; concurrentie om natuurlijke hulpbronnen; energie- en waterschaarste; falende staten; terrorisme; grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; cyberaanvallen; en desinformatiecampagnes;

D.

overwegende dat deze bestaande trends het gevolg zijn van verschuivingen in het mondiale machtsevenwicht richting een multipolaire wereld met toegenomen geopolitieke concurrentie die mondiale governance en het verschaffen van internationale collectieve voorzieningen bemoeilijken terwijl daaraan juist steeds meer behoefte is;

E.

overwegende dat er een nieuw tijdperk van “on-vrede” is aangebroken, een tijd van toenemende geopolitieke onzekerheid met een groeiend aantal regionale conflicten en hevige machtsstrijd met aanzienlijke gevolgen voor de veiligheid van de EU;

F.

overwegende dat de voortdurende militaire opbouw van Russische strijdkrachten langs de grens en in de illegaal bezette gebieden van Oekraïne, alsook in Belarus en het district Kaliningrad, een geloofwaardige en ernstige dreiging vormt voor de veiligheid van Oekraïne en Europa; overwegende dat alle verdere militaire acties en hybride aanvallen van de Russische Federatie beantwoord moeten worden met de vaststelling van zware economische en financiële sancties in nauwe samenwerking met de Verenigde Staten, de NAVO en andere partners;

G.

overwegende dat de nadelige impact van klimaatverandering op de veiligheid van de EU steeds duidelijker zichtbaar wordt;

H.

overwegende dat tegen 2050 naar verwachting meer dan de helft van de wereldwijde bevolkingsgroei in Afrika zal plaatsvinden, namelijk 1,3 miljard van de naar schatting bijkomende 2,4 miljard mensen wereldwijd; overwegende dat de concentratie van deze groei in een aantal van de armste landen in combinatie met de effecten van klimaatverandering zal leiden tot een reeks nieuwe uitdagingen die, indien zij niet onmiddellijk worden aangepakt, bijzonder problematische gevolgen zullen hebben voor zowel de betreffende landen als de EU; overwegende dat in het UNCTAD-verslag van 2019 over handel en ontwikkeling (5) is geraamd dat er 2,5 biljoen USD extra per jaar nodig zal zijn om de verbintenissen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN te halen;

I.

overwegende dat de EU op het wereldtoneel moet optreden met een eensluidende stem die is geworteld in een gemeenschappelijke strategische cultuur, teneinde haar leidersrol te ontwikkelen en multilateralisme nieuw leven in te blazen en te hervormen door uitdrukking te geven aan haar waarden van democratie, de rechtsstaat, sociale rechtvaardigheid, grondrechten met inbegrip van gendergelijkheid en steun voor vrijheid wereldwijd, en haar visie voor een duurzame en inclusieve toekomst;

J.

overwegende dat een ruime meerderheid van de burgers van de EU — ook gezien de opmerkingen die tot dusver zijn geplaatst op het digitale platform van de Conferentie over de toekomst van Europa — voorstander is van een sterkere rol voor de EU en een gemeenschappelijke Europese aanpak op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid, en vindt dat het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU samenhangender en doeltreffender moet zijn;

1.

onderstreept dat de EU om haar strategische doelstelling inzake de ontwikkeling van haar mondiale leidersrol te verwezenlijken, haar GBVB op basis van de volgende zes acties moet vormgeven:

het verdedigen van de op regels gebaseerde internationale orde op basis van de beginselen en verbintenissen die zijn vastgelegd in het Handvest van de VN, de Slotakte van Helsinki en het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa,

het voortouw nemen bij de versterking van multilaterale partnerschappen voor mondiale prioriteiten, met name haar partnerschap met de VN, en bij de bescherming en bevordering van democratie en mensenrechten wereldwijd,

verbeteren van de zichtbaarheid en besluitvorming van de EU en het volledig en meer doeltreffend benutten van de harde en zachte machtsinstrumenten van de EU, onder meer door invoering van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op het gebied van het buitenlands beleid van de EU,

ontwikkelen van Europese soevereiniteit door het extern en intern handelen van de EU op een coherente manier aan elkaar te verbinden, en door het vermogen tot autonoom optreden waar nodig, te combineren met de bereidheid om strategische solidariteit met gelijkgezinde partners na te streven,

nader ontwikkelen van regionale strategieën, waaronder diplomatieke en economische betrekkingen en samenwerking op het gebied van veiligheid,

versterken van democratisch toezicht, controle en verantwoording en de parlementaire dimensie van het GBVB van de EU;

Het voortouw nemen bij de versterking van multilaterale partnerschappen voor mondiale prioriteiten, met name haar partnerschap met de VN, en bij de bescherming en bevordering van democratie en mensenrechten wereldwijd

2.

is verheugd over de toenemende ambitie en initiatieven van de EU om het voortouw te nemen bij de bevordering van mondiale partnerschappen voor kernprioriteiten en bij de versterking van de op regels en waarden gebaseerde multilaterale orde middels een hervorming van belangrijke instellingen en organisaties teneinde deze doeltreffender te maken en hun veerkracht te vergroten, en middels een betere gebruikmaking van bestaande mechanismen en instellingen voor multilaterale mondiale governance; merkt op dat deze initiatieven het voor de internationale gemeenschap, onder internationaal recht, mogelijk maken om op doeltreffende wijze het hoofd te bieden aan mondiale uitdagingen zoals klimaatverandering, pandemieën, de energiecrisis en terroristische dreigingen, en om de invloed van kwaadwillige autoritaire actoren te bestrijden; herhaalt dat het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU moet bijdragen aan de uitvoering van de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling 2030 (SDG’s);

3.

benadrukt de noodzaak om een werkelijk strategisch partnerschap tussen de EU en de VN te ontwikkelen op het gebied van klimaatactie en mensenrechten en in het kader van crisisbeheersing; verzoekt de lidstaten en regeringen wereldwijd om meer bevoegdheden, middelen en interventiecapaciteit toe te kennen aan VN-organen; betreurt het dat China en Rusland de VN-Veiligheidsraad ervan weerhouden onderdrukkende regimes voor hun daden te veroordelen, een eensgezind internationaal antwoord op verschillende crises in de weg staan, en de uitvoering van besluiten van de G7 op VN-niveau tegenhouden; spreekt nogmaals zijn krachtige steun uit voor het Internationaal Strafhof (ICC) en verzoekt de EU en de lidstaten om voldoende financiële steun te verlenen zodat het ICC zich van zijn taken kan kwijten;

4.

onderstreept de noodzaak voor de EU om wereldwijd de democratie te verdedigen en te bevorderen door zelf het goede voorbeeld te geven, onder meer door toe te zien op de strikte naleving van de beginselen van democratie, mensenrechten en de rechtsstaat in alle EU-lidstaten; verzoekt de EU te ijveren voor een wereldwijde alliantie van democratieën; is overtuigd van de noodzaak van het bundelen van middelen, het uitwisselen van best practices, het coördineren van gezamenlijk optreden en het ontwikkelen van gedeelde strategieën om kwaadwillige inmenging en desinformatie door autoritaire staten en hun handlangers, vijandige niet-statelijke actoren en organisaties, en antidemocratische actoren binnen democratische samenlevingen, tegen te gaan; is van mening dat de EU en haar lidstaten, om dit tot een succes te maken, door middel van nauwe samenwerking met onder meer NAVO, moeten ijveren voor een overheidsbrede en maatschappijbrede aanpak voor het tegengaan van hybride dreigingen, in combinatie met een ambitieuze agenda ter ondersteuning van de democratie die gericht is op het behoud en de bevordering van de vrijheid van meningsuiting en de onafhankelijkheid van de media; spreekt in dit verband zijn volledige steun uit voor de “Summits for Democracy” die door de VS zijn gehouden, waarbij de nadruk ligt op concrete maatregelen om de universele mensenrechten te verdedigen, achteruitgang van de democratie te voorkomen en corruptie te bestrijden;

5.

verzoekt de EU haar instrumentarium voor het tegengaan van buitenlandse inmengings-, propaganda- en beïnvloedingsoperaties te ontwikkelen, met inbegrip van nieuwe instrumenten die het mogelijk maken kosten op te leggen aan daders, en de relevante structuren, met name de strategische taakgroepen voor communicatie van de EDEO, te versterken; is ingenomen met de lopende herziening van de praktijkcode betreffende desinformatie van de Commissie; benadrukt de noodzaak voor de EU om de zichtbaarheid van haar acties te vergroten door middel van een betere, meer strategische communicatie over haar externe optreden richting haar eigen burgers maar ook buiten de EU;

6.

maakt zich ernstige zorgen over de aanhoudende achteruitgang van de democratie en de tegenslagen op het gebied van de mensenrechten in steeds meer derde landen, waaronder aanvallen op politieke rechten en op de integriteit van verkiezingen; wijst nogmaals op het belang van aanhoudende steun vanuit de EU voor verkiezingsprocessen wereldwijd, onder meer door middel van verkiezingswaarnemingsmissies, en herinnert aan de fundamentele rol van het Parlement in dit verband; beklemtoont dat het van belang is dat binnenlandse verkiezingswaarnemers het hoogste beschermingsniveau genieten; vraagt de EU om op het gebied van verkiezingswaarneming nog nauwer samen te werken met alle relevante partners, zoals de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), de Raad van Europa en de organisaties die de Verklaring inzake de beginselen voor internationale verkiezingswaarneming en de Gedragscode voor internationale verkiezingswaarnemers onderschrijven;

7.

spoort de EU aan te werken aan haar leiderschapsrol bij de verdediging en bevordering van vrijheid, democratie en mensenrechten in multilaterale fora, en met name binnen de VN; is van mening dat de EU moet zorgen voor een transparant en doeltreffend gebruik van de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten (EUGHRSR), onder meer door het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot corruptiegerelateerde misdrijven; herhaalt dat de EU de mensenrechtenbepalingen van de door haar gesloten internationale overeenkomsten beter moet handhaven; herinnert aan het politieke karakter van de EUGHRSR, die deel uitmaakt van een geïntegreerde en alomvattende beleidsaanpak van de EU;

8.

dringt aan op de volledige uitvoering en stelselmatige integratie van gendermainstreaming en het genderactieplan III van de EU (GAP III) in al het externe optreden van de EU, op alle niveaus waarop betrekkingen plaatsvinden en bij alle relevante activiteiten en concepten, en ook na afloop van GAP III; verzoekt de EU en de lidstaten het voortouw te nemen bij de tenuitvoerlegging van resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid; dringt bij de EDEO aan op verbetering van het geografische evenwicht zodat de verscheidenheid van de lidstaten ook naar behoren wordt weerspiegeld in de nationaliteiten die zijn vertegenwoordigd in zijn organisatie, zoals vermeld in artikel 27 van het statuut van de ambtenaren van de EU (6);

9.

dringt aan op een doeltreffende uitvoering van het EU-concept voor vredesbemiddeling van 2020 om de positie van de EU als invloedrijke mondiale actor die investeert in conflictpreventie en -bemiddeling te verstevigen, en die het voortouw neemt op het gebied van de bevordering en totstandbrenging van vrede op internationaal niveau; herinnert aan het voordeel dat de EU geniet ten opzichte van afzonderlijke lidstaten als het gaat om conflictpreventie en -oplossing; beklemtoont de belangrijke rol die het Parlement hierbij speelt door middel van parlementaire diplomatie; erkent de rol van jongerenorganisaties bij het bouwen aan vreedzame samenlevingen, en hun rol bij de bevordering van een vredelievende cultuur, verdraagzaamheid en interculturele en interreligieuze dialoog;

10.

herhaalt zijn pleidooi voor meer steun voor de maritieme veiligheidsstrategie van de EU nu het handhaven van de vrije scheepvaart zowel in het nabuurschap als in de rest van de wereld een steeds grotere uitdaging vormt; beklemtoont dat de vrijheid van scheepvaart te allen tijde moet worden geëerbiedigd; verzoekt de EU om meer aandacht te schenken aan de waarborging van de vrijheid van scheepvaart en op maatregelen die zijn gericht op de-escalatie en preventie van gewapende conflicten en militaire incidenten op zee;

11.

dringt aan op een ambitieuze EU-agenda, in samenwerking met belangrijke partners, voor het steunen van de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging buiten de EU en voor het agenderen van de kwestie van vervolging op grond van godsdienst of levensovertuiging; merkt op dat steun voor de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging bijdraagt aan duurzame vrede en derhalve helpt bij de aanpak van veel van de uitdagingen van de EU en haar partners; dringt er bij de Commissie op aan om zo spoedig mogelijk een nieuwe speciale gezant van de EU voor de bevordering van de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging te benoemen;

12.

is ingenomen met de inspanningen van de EU als wereldleider in de strijd tegen klimaatverandering en verzoekt de Commissie en de EDEO met klem om met nieuwe initiatieven te komen, zoals de internationalisering van de Europese Green Deal en initiatieven gericht op klimaatgerelateerde veiligheidsrisico’s, en om de impact van klimaatverandering op plaatselijk niveau aan te pakken, met name in kwetsbare bevolkingsgroepen en gemeenschappen die zwaar zijn getroffen; is van mening dat de EU ambitieuze CO2-reductiedoelstellingen in derde landen moet steunen en benadrukt dat klimaatdiplomatie een cruciale rol moet spelen; verwacht dat de tenuitvoerlegging van de Europese Green Deal aanzienlijke geopolitieke gevolgen zal hebben en van invloed zal zijn op de betrekkingen van de EU met enkele van haar partners, bijvoorbeeld voor wat betreft de afhankelijkheid van de EU van leveringen van fossiele brandstoffen uit Rusland;

13.

is ingenomen met de aanpak en de mondiale voortrekkersrol van de EU bij de levering van COVID-19-vaccins en de aanpak van de sociale en economische gevolgen van de pandemie via het Covax-mechanisme en het mondiale herstelpakket in het kader van Team Europa; verzoekt de EU een robuuste, mondiale gezondheidsstrategie voor te stellen, waarbij zowel mondiale inspanningen als inspanningen op EU-niveau komen kijken, om een betere wereldwijde paraatheid en een doeltreffende respons op toekomstige crises te waarborgen en wereldwijd gratis, eerlijke, betaalbare en billijke toegang tot vaccins te verzekeren; herhaalt dat de EU meer autonoom moet worden op het gebied van gezondheidszorg en haar toeleveringsketens moet diversifiëren om niet langer afhankelijk te zijn van autoritaire en totalitaire regimes; is ingenomen met het partnerschap van de EU en de VS inzake de mondiale COVID-19-vaccinatiecampagne;

14.

erkent dat technologie, connectiviteit en gegevensstromen belangrijke dimensies van de externe betrekkingen en partnerschapsovereenkomsten van de EU zijn en aanzienlijke geopolitieke implicaties hebben; verzoekt de EU met klem mondiale partnerschappen te ontwikkelen met het oog op de vaststelling van eerlijke, open en op waarden gestoelde normen voor een op regels gebaseerd, ethisch, mensgericht gebruik van technologieën die geen inbreuk doen op de privacy van individuele gebruikers, met name voor wat betreft artificiële intelligentie en de governance van het internet, door cyberdiplomatie een centrale plaats te geven in haar externe optreden; benadrukt dat de EU in dit verband moet zorgen voor samenwerking en coördinatie tussen democratieën en ervoor moet zorgen dat bij de aanpak van conflicten het internationaal en humanitair recht wordt geëerbiedigd; wijst op de specifieke dreiging van nieuwe digitale technologieën voor mensenrechtenverdedigers en anderen wanneer hun activiteiten gecontroleerd, ingeperkt en ondermijnd worden, zoals onlangs aanschouwelijk is gemaakt door de onthullingen van het Pegasus Project; verzoekt de EU het initiatief te nemen om tot een moratorium te komen op de uitvoer van spywaretechnologie die wordt ingezet voor onderdrukking, en om een robuust internationaal regelgevingskader op dit gebied vast te stellen; verzoekt de EU en de lidstaten erop toe te zien dat de mensenrechten terdege worden nageleefd en dat de uitvoer en technische bijstand van Europese bewakingstechnologie naar behoren worden gecontroleerd overeenkomstig de verordening inzake producten voor tweeërlei gebruik (7); dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan om overheden van derde landen ertoe te bewegen een einde te maken aan repressieve praktijken en wetgeving in naam van cyberbeveiliging en terrorismebestrijding; wijst erop dat de EU de rechten van het individu moet beschermen; benadrukt dan ook dat stelsels voor de beoordeling van burgers (“social scoring”) niet stroken met de fundamentele waarden van de EU; benadrukt dat dergelijke beleidsmaatregelen en surveillance-instrumenten onder geen beding in de EU mogen worden ingevoerd of gebruikt; benadrukt derhalve dat de EU zich moet inspannen om het grensoverschrijdende bereik van digitale onderdrukking in te perken en tegen te gaan; merkt op dat uitvoer van defensietechnologieën en wapens een bevoegdheid van de lidstaten is;

15.

herhaalt dat de EU een mondiale strategie voor connectiviteit moet ontwikkelen en uitvoeren, bij wijze van uitbreiding van de huidige EU-strategie voor sterkere banden tussen Europa en Azië, en als strategische respons om haar invloed in regio’s zoals Latijns-Amerika, Afrika en Azië te versterken; is daarom ingenomen met het ambitieuze en veelzijdige “Global Gateway”-initiatief dat op 1 december 2021 door de Commissie werd gepresenteerd en dat tot doel heeft op eerlijke en duurzame wijze samen met partners overal ter wereld te investeren in onder meer digitale netwerken en hoogwaardige infrastructuur, en dat sterkere partnerschappen beoogt zonder afhankelijkheid te creëren; benadrukt dat de Commissie connectiviteitsprojecten met derde landen voorwaardelijk moet maken aan de naleving van strenge sociale en arbeidsnormen, transparantie, mensenrechten, due diligence, interoperabiliteit, goed bestuur en democratische waarden, en het ethisch gebruik van technologie zowel in eigen land als daarbuiten; merkt in dit verband op dat de Commissie een strategie moet ontwikkelen om de toegang van haar partners tot betrouwbare en veilige technologie te verbeteren; beklemtoont dat investeringen in connectiviteit moeten bijdragen aan de economische veerkracht en het koolstofarm maken van de economie op een wijze die verenigbaar is met de Overeenkomst van Parijs; is van mening dat een grotere inzet nodig is om de connectiviteitspartnerschappen van de EU uit te voeren en spoort de Commissie aan deze connectiviteitsprojecten te ontwikkelen in combinatie en in samenwerking met gelijkgezinde partners; zou graag zien dat er tijdens de volgende AU-EU-top een connectiviteitspartnerschap wordt aangegaan met de Afrikaanse Unie (AU);

16.

is ingenomen met het mondiale “Build Back Better World”-initiatief van de G7 en verzoekt de EU met klem een actieve rol te spelen bij de verdere ontwikkeling ervan, onder meer door verbanden te leggen met de “Global Gateway”-strategie aangezien deze twee initiatieven elkaar wederzijds kunnen versterken;

Verbeteren van de zichtbaarheid en besluitvorming van de EU en het volledig en meer doeltreffend benutten van de harde en zachte machtsinstrumenten van de EU, onder meer door invoering van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op het gebied van het buitenlands beleid van de EU

17.

herhaalt dat de EU in de allereerste plaats eenheid en een sterkere en werkelijke politieke wil van haar lidstaten behoeft om samen overeenstemming te bereiken over en te werken aan de bevordering van gemeenschappelijke doelstellingen voor het buitenlands beleid van de EU alsook samenwerking op het gebied van de veiligheid en defensie van de EU, gericht op tenuitvoerlegging van de doelstellingen, waarden, beginselen en normen van artikel 21 VEU; beklemtoont de noodzaak tot de oprichting van een veiligheids- en defensie-unie die kan dienen als startpunt voor het voeren van een gemeenschappelijk Europees defensiebeleid, overeenkomstig de bepaling van artikel 42, lid 2, VEU;

18.

beklemtoont dat het buitenlands beleid van de EU dient te beschikken over zijn eigen instrumenten op het gebied van buitenlandse zaken, mensenrechten, en veiligheid en defensie; herinnert eraan dat de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) is vastgelegd in het Verdrag van Lissabon, maar pas in 2017 werd opgericht; verzoekt de lidstaten en de Raad derhalve de moed te hebben om optimaal gebruik te maken van alle instrumenten van het buitenlands beleid die in de Verdragen beschikbaar zijn;

19.

onderstreept dat de EU in samenwerking met de lidstaten haar vermogen moet versterken om efficiënt, tijdig, proactief en onafhankelijk op te treden en haar respons op actuele en toekomstige uitdagingen vorm te geven; wijst erop dat de EU dringend een mechanisme tot stand moet brengen voor de automatische uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de lidstaten en de EU over buitenlandse zaken en veiligheidskwesties die zich buiten de EU voordoen, waaronder terrorisme, aangezien dit een blijvende dreiging vormt voor Europese waarden en de veiligheid in Europa en een multidimensionale aanpak behoeft; is ingenomen met het lopende proces met betrekking tot het strategisch kompas als het uitgangspunt voor verdere ontwikkeling richting een Europese defensie-unie en ten behoeve van de strategische soevereiniteit van de EU met betrekking tot haar veiligheid en defensie, alsmede voor de totstandkoming van een gemeenschappelijke Europese strategische veiligheids- en defensiecultuur gestoeld op onze gedeelde waarden en doelen en een gemeenschappelijk begrip van dreiging, en met respect voor het specifieke veiligheids- en defensiebeleid van de lidstaten; verwacht dat het strategisch kompas zal helpen vorm te geven aan een gedeelde visie voor de veiligheid en defensie van de EU teneinde strategische autonomie te bereiken; benadrukt dat het resultaat moet worden weergegeven in een aangepaste versie van de integrale EU-strategie van 2016 waarin rekening wordt gehouden met de belangrijkste dreigingen, uitdagingen en kansen, en waarin routes worden uitgestippeld die de EU in staat stellen een meer proactieve rol in de wereld te spelen; benadrukt voorts dat deze bevindingen de basis moeten vormen voor een herziening van andere documenten, zoals het vermogensontwikkelingsplan van 2018;

20.

benadrukt het belang van mensenrechten als integraal onderdeel van het instrumentarium van de EU inzake buitenlandse zaken en onderstreept de complementariteit ervan; spoort de EU aan de verdediging van de mensenrechten en de toepassing van sancties af te stemmen met partnerlanden teneinde de impact ervan te vergroten; herinnert eraan dat een consistente en uniforme toepassing van beperkende maatregelen in alle lidstaten een voorwaarde is voor de geloofwaardigheid en doeltreffendheid van het buitenlands beleid van de EU; dringt er bij de Commissie, in haar rol als hoedster van de Verdragen, en bij de Raad en de VV/HV, die verantwoordelijk zijn voor de eenheid, consistentie en doeltreffendheid van het buitenlands beleid van de EU, op aan ervoor te zorgen dat nationale reacties op inbreuken op door de EU vastgestelde beperkende maatregelen doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn; verzoekt de EU in dit verband te zorgen voor de doeltreffendheid en volledige naleving van de beperkende maatregelen van de EU die zijn opgelegd naar aanleiding van de Russische agressie tegen Oekraïne en de illegale annexatie door Rusland van de Krim; dringt aan op nauwe coördinatie en samenwerking tussen de EU en de VS bij het gebruik van sancties om gemeenschappelijke doelen van buitenlands en veiligheidsbeleid na te streven, waarbij mogelijke onbedoelde gevolgen voor de belangen van beide landen worden vermeden;

21.

wijst er voorts op dat het eenmaal door de Raad aangenomen strategisch kompas een aanzienlijke meerwaarde moet bieden voor het GBVB en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) van de EU en de solidariteit onder de lidstaten verder moet versterken; is ingenomen met het feit dat het strategisch kompas voortbouwt op een gemeenschappelijke analyse van dreigingen en uitdagingen waarmee onze EU en haar lidstaten worden geconfronteerd, actuele en toekomstige vermogenshiaten in kaart brengt — zowel op institutioneel gebied als wat betreft middelen — en een duidelijke routekaart levert om deze hiaten te vullen; herhaalt dat het Parlement voornemens is bij dit proces betrokken te zijn, met name door zijn recht op controle uit te oefenen en een regelmatige herzieningsprocedure in te stellen; wijst erop dat het definitieve ontwerp van het strategisch kompas en het strategisch concept van de NAVO met elkaar in overeenstemming dienen te zijn teneinde te zorgen voor een versterkte samenwerking en lastenverdeling, en manieren te vinden om de samenwerking tussen de EU en de NAVO te versterken; noemt opnieuw het beginsel van één set strijdkrachten; verzoekt de lidstaten met klem om na voltooiing van het strategisch kompas een gedeelde strategische cultuur en een ambitieuze overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke lezing van artikel 42, lid 7, VEU en artikel 222 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en over hun verhouding tot artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag; verwacht dat het strategisch kompas meer kansen zal kunnen bieden aan partnerschapslanden, met inbegrip van het Oostelijk Partnerschap, op het vlak van het vergroten van de weerbaarheid tegen moderne dreigingen en uitdagingen op het gebied van veiligheid; is van mening dat het huidige agressieve buitenlands en veiligheidsbeleid van Rusland in dit document moet worden aangemerkt als een grote bedreiging voor de veiligheid van het Europese continent;

22.

herinnert eraan dat de Verdragen voorzien in de mogelijkheid om de besluitvormingsprocedures in verband met het GBVB te verbeteren; herinnert aan artikel 31, lid 2, VEU op grond waarvan de Raad bepaalde besluiten met betrekking tot het GBVB met gekwalificeerde meerderheid van stemmen kan nemen, alsook aan de overbruggingsclausule als bedoeld in artikel 31, lid 3, VEU die voorziet in de mogelijkheid geleidelijk over te gaan op besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid voor besluiten met betrekking tot het GBVB die geen gevolgen hebben op militair of defensiegebied maar die de solidariteit en wederzijdse steun in de EU vergroten in geval van crises; benadrukt dat het vermogen tot optreden van de EU wordt belemmerd door unanimiteit en dringt er derhalve op aan dat de lidstaten voor het GBVB besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen hanteren; roept daarbij in het bijzonder nogmaals op tot invoering van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor het aannemen van verklaringen over internationale mensenrechtenkwesties en aan mensenrechten gerelateerde besluiten, de invoering en toepassing van sancties in het kader van de EUGHRSR en alle besluitvorming omtrent civiele missies in het kader van het GVDB; onderstreept dat toepassing van de artikelen 31 en 44 VEU de flexibiliteit en het vermogen van de EU om op te treden zou kunnen verbeteren met betrekking tot tal van kwesties inzake buitenlands beleid;

23.

dringt aan op intensiever overleg tussen de EU en de NAVO op het niveau van het Politiek en Veiligheidscomité en de Noord-Atlantische Raad;

24.

dringt nogmaals aan op de invoering van nieuwe vormen van samenwerking, zoals de Europese Veiligheidsraad, met het oog op de ontwikkeling van een geïntegreerde conflict- en crisisaanpak; onderstreept dat over de samenstelling en het mogelijke mandaat van deze samenwerking moet worden nagedacht; wijst erop dat de lopende Conferentie over de toekomst van Europa een nuttig kader biedt waarbinnen innovatieve voorstellen op dit vlak vorm kunnen krijgen; dringt erop aan dat de conferentie ambitieuzer is ten aanzien van de externe dimensie van het EU-beleid, onder meer op het gebied van veiligheid en defensie, bijvoorbeeld door de oprichting van permanente multinationale militaire eenheden van de EU en de invoering van gekwalificeerde meerderheid van stemmen in de besluitvorming over het buitenlandbeleid van de EU; merkt evenwel op dat nieuwe institutionele kaders alleen geen oplossing bieden voor de structurele en politieke uitdagingen waarvoor het GVDB zich gesteld ziet; herhaalt zijn oproep om een Raad van ministers van Defensie op te richten;

25.

wijst erop dat de eigen instrumenten van de EU tevens de oprichting van een Europese diplomatieke academie moeten omvatten, waar EU-diplomaten vanaf de basis worden opgeleid en elkaar vinden in gemeenschappelijke waarden en belangen van de EU, waardoor een heuse esprit de corps ontstaat die wordt bepaald door een gemeenschappelijke diplomatieke cultuur vanuit Europees perspectief; pleit voor de volledige uitvoering van het proefproject voor de totstandbrenging van een Europese diplomatieke academie (“Towards the creation of a European Diplomatic Academy”), dat de weg kan vrijmaken voor het opzetten van deze opleiding en dat de vaststelling van een selectieproces moet omvatten voor opneming in de delegaties van de EDEO en de EU; benadrukt het belang van het versterken van de diplomatieke vertegenwoordiging van de EU in derde landen en het streven naar een volwaardige diplomatieke vertegenwoordiging bij multilaterale organisaties in het algemeen en de VN in het bijzonder; wijst erop dat een sterkere EU-vertegenwoordiging in derde landen en bij multilaterale organisaties zeer bevorderlijk zou zijn voor de zo noodzakelijke eensgezindheid onder de EU-instellingen en de lidstaten voor wat betreft de aanpak van mondiale uitdagingen op het gebied van het GBVB;

26.

benadrukt dat een holistische benadering van het GBVB synergie vereist tussen alle beschikbare middelen van de EU op het gebied van extern optreden; vestigt in dit verband de aandacht op de belangrijke rol die het Europees Parlement speelt op diplomatiek vlak en het voordeel dat het in dit opzicht geniet, met name dankzij interparlementaire betrekkingen en de uitgebreide contacten van het Parlement in het kader van programma’s met derden ter ondersteuning van de democratie; verzoekt de Commissie, de EDEO en de lidstaten te erkennen dat het Parlement integraal onderdeel uitmaakt van “Team Europa”, en dit ook in de operationele structuren te laten terugkomen; benadrukt dat cultuur een nuttig diplomatiek instrument is geworden en een fundamenteel onderdeel van de zachte macht van de EU; onderstreept dat er in cultuur een groot potentieel ligt om de waarden van de EU te bevorderen;

27.

verzoekt de EDEO en de Raad om stappen te ondernemen om de reikwijdte en de mandaten van de speciale vertegenwoordigers en speciale gezanten van de EU te evalueren en tot een transparante en volledige beoordeling te komen van de effectiviteit en toegevoegde waarde van deze functies, zoals verzocht in de aanbeveling van het Parlement van 13 maart 2019 (8); dringt er bij de EDEO en de Raad op aan alle noodzakelijke stappen te ondernemen om zo spoedig mogelijk gehoor te geven aan de aanbeveling van het Parlement;

28.

is ingenomen met de inspanningen van de Commissie om de prognosecapaciteit van de EU te versterken, onder meer met betrekking tot het GBVB, zoals blijkt uit het tweede jaarlijkse strategisch prognoseverslag getiteld “Het vermogen en de vrijheid tot handelen van de EU”; stelt voor interinstitutionele prognoseactiviteiten op politiek niveau te verrichten teneinde prognoses in de beleidsvorming te integreren en de paraatheid van de EU ten aanzien van toekomstige uitdagingen zoals klimaatgerelateerde crises en conflicten te verbeteren en haar vermogen te versterken om regionale en mondiale ontwikkelingen te beïnvloeden;

29.

beklemtoont dat de externe dimensie van de EU-begroting naar behoren gefinancierd moet zijn en zodanig moet worden opgezet dat er onmiddellijk kan worden gereageerd op actuele, opkomende en toekomstige uitdagingen; dringt erop aan in de begroting voor het extern optreden te focussen op prioriteitsgebieden, zowel geografisch als thematisch, en op gebieden waar EU-optreden de meeste meerwaarde kan opleveren;

Ontwikkelen van Europese soevereiniteit door het extern en intern handelen van de EU op een coherente manier aan elkaar te verbinden, en door het vermogen tot autonoom optreden waar nodig, te combineren met de bereidheid om strategische solidariteit met gelijkgezinde partners na te streven

30.

verzoekt de EU haar strategische soevereiniteit te vergroten op specifieke gebieden die van fundamenteel belang zijn voor het handhaven van de vooraanstaande positie van de Unie in de internationale arena, zoals bevordering van de waarden van de EU, grondrechten, eerlijke handel, economie, veiligheid en technologie, sociale rechtvaardigheid, de groene en digitale transitie, energie, en haar rol ten aanzien van de assertiviteit van autoritaire en totalitaire regimes; benadrukt dat het externe optreden en het interne beleid van de EU met elkaar in samenspraak moeten zijn; herhaalt zijn oproep voor de oprichting van een Europese veiligheids- en defensie-unie die als startpunt zou dienen voor het voeren van een gemeenschappelijk Europees defensiebeleid, overeenkomstig de bepaling van artikel 42, lid 2, VEU, en die de EU in staat zou stellen autonoom op te treden om haar veiligheidsbelangen indien nodig veilig te stellen, en waardoor de EU een meer capabele en geloofwaardige strategische partner zou worden voor haar bondgenoten, waaronder de NAVO en de VS; dringt aan op intensivering en stroomlijning van de defensiesamenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van defensiematerieel;

31.

benadrukt dat autonomie op het gebied van veiligheid en defensie inhoudt dat de EU betrouwbare en interoperabele strategische capaciteiten ten behoeve van doeltreffend crisisbeheer ontwikkelt, coördineert en snel kan inzetten; de EU en haar burgers beschermt; belangrijke partners opleidt; efficiënte samenwerking, besluitvorming en taakverdeling, ontwikkeling en productiecapaciteit bereikt tussen de lidstaten — in volledige solidariteit en op EU-niveau — en andere internationale organisaties zoals de VN en de NAVO; en over het vermogen beschikt om waar nodig autonoom en onafhankelijk te beslissen en op te treden, in overeenstemming met haar eigen belangen, beginselen en waarden zoals vastgelegd in artikel 21 VEU, met name door een positie te verwerven als doeltreffende mondiale speler, en met volledige eerbiediging van het internationaal recht; benadrukt dat prioriteit moet worden gegeven aan het tot stand brengen van sterke en betrouwbare bondgenootschappen, partnerschappen en multilaterale regelingen, alsook aan het creëren van strategische solidariteit met gelijkgestemde landen; beklemtoont dat deze aanpak de samenwerking met partners verder moet versterken, met name in het kader van de NAVO; merkt op dat deze versterkte Europese strategische capaciteiten en structuren verenigbaar met en complementair moeten zijn aan de NAVO; is in dit verband ingenomen met de aankondiging door de voorzitter van de Commissie van een top over Europese defensie onder het Franse voorzitterschap van de Raad; onderstreept dat de EU en de NAVO tegen eind 2021 een gezamenlijke verklaring over samenwerking zullen voorleggen; dringt aan op de totstandbrenging van een “snelle-inzetcapaciteit”, zoals voorgesteld door de VV/HV, als een eerste stap in de richting van de oprichting van permanente multinationale militaire eenheden van de EU; benadrukt dat een dergelijke troepenmacht een meerwaarde zou moeten vormen ten opzichte van de EU-gevechtsgroepen, die nog nooit zijn ingezet; verzoekt de Raad en de Commissie derhalve om mogelijkheden te wegen en te ontwikkelen voor de totstandbrenging van multinationale militaire eenheden gefinancierd vanuit zowel de Europese Vredesfaciliteit als de begroting van de EU, door volop gebruik te maken van de huidige mogelijkheden die in de EU-verdragen besloten liggen;

32.

erkent de NAVO als het blijvende fundament voor collectieve Europese veiligheid en defensie, en spoort bondgenoten aan beide zijden van de Atlantische Oceaan aan hun toezeggingen te bekrachtigen inzake de NAVO als de belangrijkste instelling voor de verdediging van het Euro-Atlantisch gebied; herhaalt zijn oproep aan bondgenoten om de overeengekomen eisen inzake lastenverdeling te handhaven en na te leven, met inbegrip van defensie-uitgaven met een streefcijfer van 2 % van het bbp, zoals overeengekomen tijdens de NAVO-top in Newport in 2014;

33.

verzoekt de lidstaten hun wapenuitvoerbeleid af te stemmen op de bepalingen van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (9), en alle criteria strikt toe te passen; herhaalt zijn oproep aan de VV/HV om prioriteit te verlenen aan non-proliferatie, ontwapening en wapenbeheersing, aangezien sommige beheersingsregelingen door kwaadwillige overheden worden betwist en andere grotendeels worden genegeerd, en er nieuwe technologieën worden ontwikkeld en ingezet die mogelijk niet alleen als disruptief kunnen worden aangemerkt, maar zelfs als revolutionair op het vlak van militaire zaken;

34.

onderstreept dat de Unie haar technologische, operationele en digitale soevereiniteit en deskundigheid verder moet ontwikkelen en versterken door in te zetten op een grotere en sterke Europese defensie-industrie en -markt, de ontwikkeling van de Europese industriële en technologische defensiebasis, meer gezamenlijk militair onderzoek en militaire ontwikkeling, aanbestedingen, opleidingen en onderhoud, een gemeenschappelijke benadering van voorzieningszekerheid en een ambitieuzere samenwerking met democratische bondgenoten; benadrukt dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan opkomende disruptieve technologieën, cyberbeveiligingsmaatregelen en cyberdefensie, de bescherming en veerkracht van kritieke infrastructuur en de voorzieningszekerheid van belangrijke technologische componenten zoals micro-geleiders; herinnert aan de mogelijkheden die worden geboden door bestaande instrumenten en mechanismen zoals PESCO, het Europees Defensiefonds en de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie; verzoekt de lidstaten dergelijke instrumenten en mechanismen ten volle in te zetten; is ingenomen met de eerste oproepen tot het indienen van voorstellen voor het Europees Defensiefonds, dat een essentieel instrument vormt voor het versterken van de Europese veiligheid en defensie en de strategische soevereiniteit van de EU;

35.

maakt zich zorgen over de technologische afhankelijkheid van de EU van aanbieders uit derde landen, met name niet-democratische staten; maakt zich zorgen over het feit dat Europa voor haar cyberbeveiliging afhankelijk is van buitenlandse producten; roept de EU-instellingen op een EU-brede consensus te bereiken over het noodzakelijk behoud van Europese onafhankelijk op verschillende belangrijke technologische terreinen, en met een pragmatische en autonome benadering te komen om te voorkomen dat zich binnen kritieke technologische sectoren afhankelijkheden en geopolitieke dwang voordoen; onderstreept in het bijzonder het strategisch belang van infrastructuur voor 5G en transmissiekabels op de zeebodem;

36.

onderstreept dat een gemeenschappelijk cyberdefensiebeleid en aanzienlijke cyberdefensievermogens kernelementen zijn voor de ontwikkeling van een verdergaande en sterkere Europese veiligheids- en defensie-unie; benadrukt dat zowel de gemeenschappelijke als de nationale militaire cyberdefensievermogens dringend moeten worden ontwikkeld en versterkt; onderstreept dat alle EU-instellingen en lidstaten op alle niveaus moeten samenwerken om een cyberbeveiligingsstrategie op te zetten; verzoekt de EDEO een toereikend niveau van cyberbeveiliging te waarborgen voor zijn bezittingen, panden en activiteiten, waaronder zijn hoofdkantoor en de EU-delegaties;

37.

benadrukt dat de Europese ruimtevaartsector een sleutelrol vervult bij het verwezenlijken van autonomie voor de EU op mondiaal niveau, alsook bij het waarborgen van de welvaart en veiligheid van onze samenlevingen; uit zijn ernstige bezorgdheid over het feit dat de kosmische ruimte in hoog tempo transformeert tot een politieke arena die de geopolitieke concurrentie op aarde weerspiegelt en een nieuwe technologische grens vormt, en in beginsel snel een militaire arena zou kunnen worden als de juiste internationale rechtsinstrumenten niet worden ingezet; steunt initiatieven die erop gericht zijn het ruimtevaartbeleid van de EU te stimuleren, waaronder het ambitieuze nieuwe ruimtevaartprogramma van de EU, en die tot doel moeten hebben de huidige en toekomstige Europese ruimteactiva te beschermen; benadrukt dat de politieke en financiële toezeggingen van de EU gelijk op moeten gaan met haar ambities op het gebied van de ruimtevaart; verzoekt de EU meer inspanningen te verrichten voor het ontwikkelen van brede internationale ruimtevaartwetgeving ter voorkoming van een bewapening van de ruimte; steunt het Satellietcentrum van de Europese Unie dat besluitvormers voorziet van tijdige waarschuwingen over mogelijke crises en situatiekennis op mondiaal niveau;

Nader ontwikkelen van regionale strategieën, waaronder diplomatieke en economische betrekkingen en samenwerking op het gebied van veiligheid

38.

is ingenomen met de conclusies naar aanleiding van de door het Sloveens voorzitterschap van de Raad georganiseerde Westelijke Balkan-top in Brdo pri Kranju; herhaalt zijn steun voor het Europese perspectief van de landen van de Westelijke Balkan en herhaalt daarom zijn oproep om het uitbreidingsproces te versnellen en een duidelijk traject te bieden voor landen die tot de EU willen toetreden; dringt er bij de lidstaten op aan hun beloften eindelijk na te komen, en benadrukt dat het dringend noodzakelijk is onmiddellijk de eerste intergouvernementele conferenties met Albanië en Noord-Macedonië te houden en Kosovo visumliberalisering toe te staan; benadrukt dat het uitbreidingsproces in hoge mate gestoeld blijft op de verwezenlijking van alle betreffende criteria door de kandidaat-lidstaten, zoals gedefinieerd door de Europese Raad, met bijzondere nadruk op de versterking van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten en de rechten van minderheden, alsook verzoening en economische vooruitgang in de Westelijke Balkan, als voorwaarden voor duurzame vrede, stabiliteit en welvaart; benadrukt de noodzaak van nauwere samenwerking bij het aanpakken van gemeenschappelijke uitdagingen; benadrukt dat er lering moet worden getrokken uit de ervaringen met betrekking tot het uitbreidingsbeleid, alsook dat het zaak is in de regio verhoogde zichtbaarheid en aanvullende investeringen tot stand te brengen teneinde het publieke bewustzijn te bevorderen, en daarmee ook de geloofwaardigheid en betrokkenheid van de EU; pleit ervoor dat de EU samenwerkt met de landen in de Westelijke Balkan met het oog op het vinden van oplossingen voor problemen die verdere hervormingen belemmeren, onder meer met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de 14 kernprioriteiten in Bosnië en Herzegovina en het waarborgen van de uitvoering van de vredesovereenkomst van Dayton; benadrukt het belang van de Europese integratie van deze partnerlanden met het oog op de stabiliteit en veiligheid van het hele continent; roept de EU op het maatschappelijk middenveld in de Westelijke Balkan te steunen bij het bevorderen en verspreiden van de Europese waarden; spreekt zijn waardering uit voor het werk dat EUFOR Althea heeft verricht, waarmee wordt bijgedragen aan vrede, stabilisatie en de Europese integratie van Bosnië en Herzegovina; herinnert eraan dat deze operatie nog steeds een centrale rol speelt voor de veiligheid en stabiliteit in Bosnië en Herzegovina en de regio; benadrukt dat er met het oog op een mogelijke toekomstige uitbreiding behoefte is aan een meer efficiënte besluitvorming op EU-niveau; spreekt zich krachtig uit tegen de ongrondwettelijke separatistische acties van de autoriteiten van de Servische Republiek die gericht zijn op het creëren van parallelle instellingen op het gebied van geneeskunde en medische apparatuur, justitie, defensie, veiligheid en belastingen, waardoor de staatsstructuren van Bosnië en Herzegovina worden ondermijnd en de eenheid en territoriale integriteit van het land existentieel bedreigd worden; hekelt de nadelige rol van regionale actoren en Russische buitenlandse inmenging; verzoekt de Raad gerichte sancties op te leggen tegen Milorad Dodik en zijn bondgenoten wegens zijn corrupte activiteiten, aanhoudende destabilisering van het land en ondermijning van de soevereiniteit en territoriale integriteit van Bosnië en Herzegovina;

39.

onderstreept dat het onlangs goedgekeurde instrument voor pretoetredingssteun 2021-2027 (IPA III) een langetermijninvestering in de Europese toekomst van de regio moet ondersteunen, en benadrukt dat op doeltreffende wijze gebruik moet worden gemaakt van de verbeterde conditionaliteit van het instrument om concrete resultaten te behalen; juicht het toe dat onder het gemoderniseerde IPA III strengere voorwaarden gelden ten aanzien van de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat; is verheugd over het economisch en investeringsplan voor de Westelijke Balkan en pleit voor de onmiddellijke uitvoering ervan met het oog op het herstel en de economische groei van de regio op de lange termijn, alsook de duurzame connectiviteit, zodat de Westelijke Balkan dichter bij de eengemaakte markt van de EU komt te staan;

40.

betuigt nogmaals zijn onwrikbare steun aan de landen van het Oostelijk Partnerschap, met name wat betreft hun onafhankelijkheid, soevereiniteit en territoriale integriteit binnen hun internationaal erkende grenzen, alsook eerbiediging van de wil van de burgers om over hun eigen toekomst en buitenlandbeleid te beslissen, vrij van externe invloeden; roept op tot de volledige uitvoering van de associatieovereenkomsten met Georgië, Moldavië en Oekraïne, en de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst met Armenië; benadrukt dat het zaak is de onderhandelingen over de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan voort te zetten overeenkomstig de voorwaarden die het Europees Parlement heeft vastgesteld in zijn aanbeveling van 4 juli 2018 over de onderhandelingen over de brede overeenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan (10); dringt er bij de landen van het Oostelijk Partnerschap, en met name bij de landen die zich reeds op het pad van democratie en Europese integratie bevinden, op aan te waarborgen dat de fundamentele vrijheden, de mensenrechten en de rechtsstaat worden geëerbiedigd en dat de doorvoering van de nodige sociale, economische en politieke hervormingen wordt voortgezet; is ingenomen met de gezamenlijke mededeling van de Commissie van 18 maart 2020 getiteld “Het beleid inzake het Oostelijk Partnerschap na 2020: de weerbaarheid versterken — een Oostelijk Partnerschap dat iedereen ten goede komt” (JOIN(2020)0007); wijst er nogmaals op dat de steun van de EU voor verdere integratie afhangt van concrete vooruitgang met betrekking tot deze hervormingen; steunt het EU-beginsel van conditionaliteit en differentiatie, met inbegrip van stimulansen; benadrukt dat het succes van de landen van het Oostelijk Partnerschap uitsluitend op basis van het EU-integratieproces kan worden aangetoond en geconsolideerd, en dat Russische burgers hiermee bovendien kunnen zien welke sociaal-economische voordelen hervormingen met een Europese insteek te bieden hebben; verzoekt de Commissie en de Raad de komende top van het Oostelijk Partnerschap te gebruiken om een krachtig signaal van steun aan onze partners te geven; verzoekt de EU-leiders ervoor te zorgen dat de vijf langetermijndoelstellingen en de tien nieuwe streefdoelen voor 2025 een echte bijdrage leveren aan het sociale en economische herstel van de COVID-19-pandemie, de economische banden versterken en zorgen voor handelsroutes tussen de EU en partnerlanden, met financiering in het kader van het in juni 2021 voorgestelde economisch en investeringsplan;

41.

veroordeelt de directe en indirecte betrokkenheid van Rusland en andere externe actoren bij gewapende conflicten en hybride aanvallen, bezettingen en troepenopbouw in de regio en aan hun grenzen met de regio; benadrukt dat de aanhoudende nabije dreigingen de fysieke aanwezigheid van zowel de EU als de NAVO in de regio vereist; steunt de versterking van de samenwerking tussen de EU en de landen van het Oostelijk Partnerschap op het gebied van veiligheid en defensie, met name waar het de bevordering van vreedzame oplossingen voor regionale conflicten betreft, de aanpak van hybride dreigingen, cyberaanvallen, desinformatie en propagandacampagnes, het een halt toeroepen van inmenging door derde partijen in democratische processen en het verhogen van de maatschappelijke veerkracht; erkent de convergentie van de drie geassocieerde partners met het GBVB en steunt nauwere samenwerking op het gebied van het GVDB, met inbegrip van deelname aan PESCO indien aan de voorwaarden is voldaan;

42.

maakt zich ernstig zorgen over de situatie in Belarus; veroordeelt ten stelligste de inzet van geweld tegen vreedzame demonstranten en dringt aan op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van en het intrekken van alle aanklachten tegen alle politieke gevangenen, zowel vóór als na de zogenaamde presidentsverkiezingen van 9 augustus 2020; herhaalt dat het Aleksandr Loekasjenko niet erkent als president van Belarus; verzoekt de Raad onverwijld en in nauwe samenwerking met de internationale partners de strengste en breedst mogelijke sancties in te voeren tegen alle Belarussische daders van verkiezingsfraude, geweld en repressie in Belarus en tegen personen of entiteiten die activiteiten organiseren die het illegaal overschrijden van de buitengrenzen van de EU vergemakkelijken of die aan dergelijke activiteiten bijdragen; verzoekt de Raad de internationale coördinatie voort te zetten om de dictator en zijn regime nog meer te isoleren; veroordeelt ten stelligste de hybride aanvallen van het regime van Loekasjenko op de EU, met inbegrip van de inzet van irreguliere migranten aan de buitengrenzen van de EU en de inzet van mensen voor politieke doeleinden in strijd met de internationale normen; dringt er bij de EU en haar lidstaten op aan snel te reageren op nieuwe dreigingen, in overeenstemming met het EU-recht en internationale verplichtingen, en het GBVB en hun migratie- en asielbeleid aan te passen aan de nieuwe uitdagingen; is solidair met de lidstaten die met dergelijke bedreigingen worden geconfronteerd; uit zijn bezorgdheid over de grootschalige inzet van Russische troepen in Belarus, beschouwt dit als een bedreiging voor de Europese veiligheid en de soevereiniteit van Belarus, en dringt aan op onmiddellijke terugtrekking en eerbiediging van deze soevereiniteit; herhaalt zijn onwrikbare steun voor een democratisch Belarus en benadrukt het belang van meer samenwerking met de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie in Belarus; benadrukt het belang van het platform van het Europees Parlement voor de strijd tegen straffeloosheid in Belarus, en pleit voor het gebruik van alle beschikbare rechtsmiddelen om Loekasjenko en de leden van zijn regime voor het gerecht te brengen;

43.

pleit voor een grotere betrokkenheid van de EU en de lidstaten in de zuidelijke Kaukasus, met het oog op de stabiliteit en welvaart van de regio, alsook om de invloed en inmenging van regionale machten tegen te gaan; is ingenomen met de inzet van de voorzitter van de Europese Raad ten behoeve van het temperen van de politieke crisis in Georgië; ziet dit als een voorbeeld van EU-leiderschap en pleit voor een vergelijkbare aanpak van de crisis- en conflictsituaties in de regio van het Oostelijk Partnerschap en daarbuiten; steunt de territoriale integriteit van Georgië en veroordeelt de Russische bezetting van Georgische gebieden, zoals de regio’s Abchazië en Tschinvali/Zuid-Ossetië; herinnert Rusland aan zijn internationale verplichtingen uit hoofde van de door de EU onder het Frans voorzitterschap bemiddelde staakt-het-vuren-overeenkomst van 2008; roept Rusland op een constructieve houding aan te nemen en voortgang tijdens de internationale besprekingen in Genève mogelijk te maken; verzoekt Rusland een eind te maken aan de mensenrechtenschendingen in de bezette gebieden in Georgië en herinnert de Russische Federatie aan haar wettelijke verplichting als macht die effectieve controle uitoefent, zoals vastgelegd in het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Georgië v Rusland (II) (11); veroordeelt de provocaties door de bezettingsmacht, onder meer in de vorm van het kidnappen van Georgische burgers, moord, illegale detentie en grensbepaling; verzoekt de EU, haar lidstaten en de VV/HV zich actief in te zetten om tot een duurzame regeling te komen tussen Armenië en Azerbeidzjan over Nagorno-Karabach en om een verdere escalatie van de spanningen in de regio te voorkomen, met name door Azerbeidzjan en Armenië ertoe aan te sporen naoorlogse kwesties aan te pakken, met inbegrip van de afbakening van grenzen en de vrijlating van alle resterende krijgsgevangenen; wijst erop dat de Minsk-groep (OVSE) nog altijd de enige internationaal erkende organisatie is die dit conflict kan beslechten op basis van de beginselen van territoriale integriteit, het niet-gebruiken van geweld, zelfbeschikking en gelijke rechten, alsook het vreedzaam beslechten van conflicten; pleit ervoor dat deze groep zijn bemiddelende rol snel hervat;

44.

veroordeelt andermaal het agressieve beleid van Rusland ten aanzien van Oekraïne ten zeerste, met name in de vorm van de ongekende militaire aanwezigheid aan de grens met Oekraïne, in het bezette Donbas en de illegaal geannexeerde Krim, en in Belarus, de aanhoudende financiële en militaire steun voor illegale gewapende troepen in Donbas, de illegale bezetting van de Autonome Republiek Krim in Oekraïne en de stad Sebastopol, de blokkade van de Zee van Azov en de herhaalde cyber- en andere hybride aanvallen gericht tegen Oekraïne; onderstreept dat de Russische militaire opbouw een bedreiging vormt voor de vrede, stabiliteit en veiligheid in Europa; verzoekt de Russische regering haar troepen bij de Oekraïense grens vandaan terug te trekken en te stoppen met het bedreigen van haar buurlanden; benadrukt dat verdere Russische agressie tegen Oekraïne zal leiden tot ernstige politieke, economische, financiële en persoonlijke sancties tegen de Russische Federatie, haar economie en haar besluitvormers; is verheugd over de totstandbrenging van het internationaal platform voor de Krim en verzoekt de EU-instellingen, de lidstaten en alle gelijkgestemde partners actief deel te nemen aan dit initiatief dat tot doel heeft de territoriale integriteit van Oekraïne te herstellen; herhaalt zijn steun aan de Mejlis van de Krimtataren als enig internationaal erkend vertegenwoordigend orgaan van de Krimtataren en prijst de onverzettelijke houding van de Oekraïense burgers in de bezette Krim, met name de Krimtataren; dringt erop aan de akkoorden van Minsk nieuw leven in te blazen om het militaire conflict in Oost-Oekraïne te beëindigen; steunt aanhoudende oproepen voor meer en geloofwaardige militaire en veiligheidsbijstand aan Oekraïne met betrekking tot de veiligheidssector en militaire hervormingen, en overweegt ook militaire opleidingen te verstrekken aan officieren in de Oekraïense krijgsmacht; neemt nota van de eerste bijeenkomst in het kader van de cyberdialoog tussen de EU en Oekraïne en dringt aan op meer EU-bijstand op het gebied van cyberbeveiliging aan Oekraïne; is ingenomen met de besprekingen over de instelling van een raadgevende en militaire opleidingsmissie van de EU in Oekraïne en spreekt zijn steun hiervoor uit;

45.

veroordeelt de wijdverbreide gewelddaden die na de vreedzame protesten in Kazachstan in januari 2022 zijn uitgebroken ten stelligste; verzoekt de Kazachse autoriteiten een volledig en onafhankelijk internationaal onderzoek in te stellen naar de schendingen van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden die zich tijdens de ongeregeldheden hebben voorgedaan;

46.

benadrukt de urgentie van de lopende dialoog over veiligheid in Europa tussen de Verenigde Staten, hun Europese bondgenoten en Rusland; pleit ervoor dat de EU een integrale partner bij deze besprekingen moet zijn om de onafhankelijkheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van alle Europese staten te handhaven, vertrouwenwekkende maatregelen te bevorderen en spanningen op het Europese continent te de-escaleren; benadrukt tegelijkertijd dat de EU, indien de Russische Federatie Oekraïne binnendringt, bereid moet zijn om in samenwerking met de Verenigde Staten en andere bondgenoten en nauwe partners vergaande sancties tegen Rusland op te leggen;

47.

herhaalt dat Georgië en Oekraïne conform artikel 49 VEU een Europees perspectief hebben en een verzoek mogen indienen om lidstaten te worden van de Unie, op voorwaarde dat zij alle criteria van Kopenhagen en de democratische beginselen in acht nemen, de fundamentele vrijheden, de mensenrechten en de rechten van minderheden eerbiedigen, en het functioneren van de rechtsstaat garanderen; dringt er daarom bij de EU en haar lidstaten op aan het Europese perspectief van Georgië en Oekraïne te erkennen, hetgeen van vitaal belang wordt geacht voor de veiligheid en stabiliteit van deze landen, en hen ertoe aan zal zetten om door te gaan met de uitvoering van interne hervormingen;

48.

is ingenomen met de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de VV/HV van 9 februari 2021 over het hernieuwd partnerschap met het Zuidelijk Nabuurschap (12) en pleit voor vrede, stabiliteit en democratische beginselen in de regio; verzoekt de Commissie de in deze gezamenlijke mededeling beschreven initiatieven volledig ten uitvoer te leggen; betreurt het dat 25 jaar na het in gang zetten van het zogeheten proces van Barcelona de totstandbrenging van een ruimte van gedeelde welvaart, stabiliteit en vrijheid met de mediterrane landen van het Zuidelijk Nabuurschap nog altijd niet is voltooid; pleit evenwel nogmaals voor een doortastende herziening van het volledige Europees nabuurschapsbeleid wat betreft financiering en steun voor buurlanden van de EU, om ervoor te zorgen dat de partners van het nabuurschap vooruitgang boeken met betrekking tot de hervormingen en zich verbinden tot een nauwe dialoog en samenwerking met de EU, in combinatie met op maat gesneden beleid;

49.

herinnert aan de beloftes van de EU met betrekking tot het vredesproces in het Midden-Oosten en de totstandbrenging van een akkoord tussen beide partijen, ook wat de definitieve status van het akkoord betreft, waarin met name aandacht moet worden besteed aan de noodzaak om op het terrein de voorwaarden te behouden voor een vreedzame tweestatenoplossing op basis van de grenzen van 1967, met Jeruzalem als hoofdstad van beide staten, waarbij een veilige staat Israël en een onafhankelijke, democratische, aaneengesloten en levensvatbare staat Palestina zij aan zij leven in vrede en veiligheid, op basis van het recht op zelfbeschikking en volledige eerbiediging van het internationaal recht; roept in dit kader op tot de hervatting van oprechte vredesinspanningen zodat beide zijden met steun van de internationale gemeenschap concrete resultaten kunnen behalen; verzoekt de EU zich meer in te spannen om het vredesproces tussen Israëli’s en Palestijnen vlot te trekken, onder meer door middel van maatregelen ten behoeve van de totstandbrenging van vertrouwen, een regionale dialoog en meer trans-Atlantische samenwerking in de regio, alsook door haar invloed ten opzichte van beide partijen beter aan te wenden; benadrukt dat het noodzakelijk blijft de verlening van essentiële diensten aan de miljoenen Palestijnse vluchtelingen in het Midden-Oosten te ondersteunen; dringt daarom aan op voortzetting van de politieke en financiële steun van de EU en de internationale gemeenschap aan de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA);

50.

roept op tot het staken van acties die de praktische levensvatbaarheid van de tweestatenoplossing kunnen ondermijnen, zoals name de vestiging van Israëlische nederzettingen en het slopen van Palestijnse huizen en infrastructuur in de bezette Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost-Jeruzalem; pleit voor een politieke oplossing voor het opheffen van de blokkade en het verlichten van de humanitaire crisis in de Gazastrook, met inbegrip van de nodige veiligheidsgaranties om geweld tegen Israël te voorkomen; veroordeelt terrorisme ten stelligste; benadrukt het belang van Palestijnse verkiezingen voor het herstel van de democratische legitimiteit van, alsook de steun van de bevolking voor, de politieke instellingen in Palestina;

51.

benadrukt dat de Abraham-akkoorden een jaar geleden gesloten zijn en benadrukt het belang ervan voor vrede en samenwerking in de regio; roept de Commissie en de Raad op de normalisering van de betrekkingen tussen Israël en de Arabische landen te steunen aan de hand van de uitvoering en verlenging van de Abraham-akkoorden, die sterk bijdragen aan het verwezenlijken van duurzame vrede in het Midden-Oosten; erkent de belangrijke rol van de VS;

52.

maakt zich ernstig zorgen over de situatie in Libanon en roept de Libanese regering met klem op missiegedreven, geloofwaardig en verantwoordingsplichtig te handelen, vrij van buitenlandse inmenging; benadrukt in het bijzonder de verantwoordelijkheid van Hezbollah en andere facties voor het onderdrukken van de Libanese volksbeweging van 2019 en voor de politieke en economische crisis in Libanon; verzoekt Iran om zich niet te mengen in Libanese aangelegenheden en dringt aan op eerbiediging van de soevereiniteit en de politieke onafhankelijkheid van Libanon; veroordeelt met klem het afvuren van raketten door Hezbollah vanuit Zuid-Libanon op civiele gebieden in Israël; verwerpt iedere rol voor president Bashar al-Assad in Syrië na de beëindiging van het conflict, onder verwijzing naar Resolutie 2254 (2015) van de VN-Veiligheidsraad; verwelkomt en steunt de strafrechtelijke onderzoeken tegen Assad en zijn medestanders in verband met het gebruik van chemische wapens, en houdt hen verantwoordelijk voor talrijke andere oorlogsmisdaden; beveelt de lidstaten aan de lijst van partijen aan wie gerichte sancties zijn opgelegd, uit te breiden, zodat deze lijst ook civiele en militaire functionarissen uit het regime van Assad omvat van wie op betrouwbare wijze is aangetoond dat zij betrokken zijn geweest bij oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en andere ernstige schendingen; verzoekt de Commissie nogmaals een EU-actieplan ter bestrijding van straffeloosheid te presenteren, met een specifiek onderdeel gericht op Syrië; benadrukt dat met dit actieplan moet worden gestreefd naar een betere coördinatie en harmonisatie van de inspanningen van de lidstaten en van de middelen die zij inzetten om oorlogsmisdadigers in de EU te vervolgen;

53.

blijft zeer bezorgd over het steeds assertiever wordende buitenlandse beleid van de Turkse regering, dat herhaaldelijk zorgt voor onenigheid tussen Turkije en de EU in haar geheel, de afzonderlijke lidstaten en de landen in haar nabuurschap; merkt op dat uit het verslag van 19 oktober 2021 (13) van de Europese Commissie over Turkije blijkt dat de mate van overeenstemming tussen het beleid van Turkije en het buitenlands beleid van de EU bijzonder laag is en in augustus 2021 ongeveer 14 % bedroeg; herinnert aan de langdurige verslechtering van de situatie op het gebied van mensenrechten en democratie in Turkije; merkt op dat de EU-financiering voor Turkije onderworpen zal worden aan bepaalde regels met betrekking tot conditionaliteit, zoals de eerbiediging van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, het internationaal recht en de Europese waarden en beginselen; pleit voor de hervatting van een diplomatieke dialoog die bijdraagt tot het vinden van duurzame oplossingen voor de geschillen in het oostelijke Middellandse Zeegebied; erkent dat Turkije een land van cruciaal strategisch belang zal blijven voor de EU, en dat de banden op gebieden van wederzijds belang moeten worden geïntensiveerd, met speciale aandacht voor bepaalde beleidsdomeinen, zoals klimaatverandering, terrorismebestrijding, migratie, veiligheid en economie; is in dit kader verheugd over de recente eerste dialoog op hoog niveau over migratie en veiligheid en uit opnieuw zijn waardering voor Turkije voor de opvang van miljoenen Syrische migranten en vluchtelingen; concludeert dat het vooruitzicht dat Turkije op korte termijn tot de EU zal toetreden, momenteel onrealistisch is; dringt er daarom met klem op aan dat de Commissie overeenkomstig het in oktober 2005 vastgestelde onderhandelingskader aanbeveelt de toetredingsonderhandelingen met Turkije formeel op te schorten indien de huidige negatieve trend niet met spoed en consequent wordt omgekeerd, zodat beide partijen op realistische wijze en door middel van een gestructureerde dialoog op hoog niveau kunnen nagaan of het huidige kader geschikt is en naar behoren kan functioneren, en zodat zij mogelijke nieuwe en alternatieve brede modellen voor toekomstige betrekkingen kunnen overwegen; herinnert eraan dat de EU bereid is gebruik te maken van alle instrumenten die zij ter beschikking heeft, met inbegrip van sancties, om haar belangen en die van haar lidstaten te verdedigen en de regionale stabiliteit te bewaren;

54.

onderstreept het belang van de volledige tenuitvoerlegging van het terugtrekkingsakkoord tussen de EU en het VK, met inbegrip van het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland, alsook van de handels- en samenwerkingsovereenkomst; benadrukt het belang van het protocol voor het behoud van vrede en stabiliteit, alsook voor de integriteit en goede werking van de eengemaakte markt; is verheugd over de stappen die zijn gezet richting de oprichting van een Parlementaire Partnerschapsassemblee EU-VK, die bestaat uit leden van het Europees Parlement en leden van het parlement van het Verenigd Koninkrijk, zoals in de overeenkomst is bepaald; is nog steeds bereid het samenwerkingskader tussen de EU en het VK verder te ontwikkelen en te versterken, hetgeen zou kunnen leiden tot een akkoord over buitenlands veiligheids- en defensiebeleid en kwesties van gemeenschappelijk belang; onderstreept in dit verband het belang van een nauwe samenwerking tussen de EU en het VK in internationale fora, met name in het kader van de Verenigde Naties, gelet op de vele gedeelde waarden en belangen en de geografische nabijheid;

55.

onderstreept dat de trans-Atlantische samenwerking tussen de EU en de VS moet worden versterkt op basis van een gelijkwaardig partnerschap, gemeenschappelijke waarden en doelstellingen, het beginsel van partnerschap inzake leiderschap en verantwoordelijkheid, en met inachtneming van de autonomie, belangen en ambities van de tegenpartij; is in dit verband ingenomen met de verklaring “Towards a renewed Transatlantic partnership” van de top tussen de EU en de VS van 2021, die een goede basis vormt voor een ambitieuze trans-Atlantische agenda; staat volledig achter en zet zich in voor het streven naar synergieën en gedeelde doelstellingen op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid door de samenwerking in het kader van de trans-Atlantische dialoog tussen de EU en de VS verder te verdiepen om vele van de belangrijkste globale problemen aan te pakken, zoals de klimaatverandering en de dreiging die uitgaat van autoritaire en totalitaire regimes; is verheugd over de oprichting van de Trans-Atlantische Raad voor handel en technologie; beveelt aan om periodiek topontmoetingen tussen de EU en de VS te houden om de onontbeerlijke trans-Atlantische samenwerking een voortdurende impuls op het hoogste niveau te geven; spreekt nogmaals zijn steun uit voor de oprichting van een Trans-Atlantische Politieke Raad onder leiding van de hoofden van het buitenlands beleid van beide partijen; onderstreept dat sterke trans-Atlantische betrekkingen mede afhankelijk zijn van de verdere ontwikkeling van het vermogen van de EU om op te treden; benadrukt dat de EU zich snel moet aanpassen aan de veranderende rol van de VS op het wereldtoneel om haar vitale belangen te vrijwaren en haar doelstellingen op het gebied van buitenlands beleid na te streven; benadrukt dat de EU en de VS hun inspanningen voor de bestrijding van terrorisme en radicalisering moeten coördineren en ervoor moeten zorgen dat hiervoor voldoende middelen worden uitgetrokken; vraagt de EU en de VS samen iets te doen aan de aanhoudende en toenemende bedreigingen voor de bescherming en het behoud van cultureel erfgoed, met name in conflictgebieden;

56.

beklemtoont dat de betrekkingen tussen de EU en Afrika van het grootste belang zijn om aan de behoeften van de partnerlanden te voldoen en hun enorme potentieel te ontwikkelen, alsook voor het verwezenlijken van gemeenschappelijke belangen; onderstreept dat deze relatie met het naburige continent van de EU een gemeenschappelijke bestemming moet weerspiegelen en gericht moet zijn op het creëren van een geloofwaardig perspectief, met name voor de jongste generaties; is ingenomen met de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de VV/HV van 9 maart 2020 getiteld “Naar een brede strategie met Afrika” (14) en herhaalt zijn oproep om verder te gaan dan de donor-ontvanger-relatie en een echt partnerschap na te streven, specifiek gericht op de menselijke ontwikkeling en de bescherming van natuurlijke hulpbronnen; wijst er in dit verband op dat het nodig is de Commissie en de VV/HV te verzoeken de besprekingen met de Afrikaanse partners van de EU te verdiepen, zowel individuele landen als regionale organisaties, zoals de regionale economische gemeenschappen en regionale mechanismen die tezamen de Afrikaanse Unie vormen; benadrukt dat het van belang is de Afrikaanse Unie en haar regionale componenten te steunen bij hun streven naar de totstandbrenging van een doeltreffende veiligheidsarchitectuur voor conflictpreventie en conflictbeheersing, onder meer in de vorm van brede steun voor de operationalisering van de Afrikaanse stand-by-troepenmacht en haar regionale componenten; verzoekt om een strikte uitvoering van de SDG’s op alle gebieden van de betrekkingen tussen de EU en Afrika; is ingenomen met de conclusies van de Post-Cotonou-overeenkomst van april 2021, en het versterken van de banden van de EU met de landen van de Organisatie van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (OACPS) en de samenwerking met multilaterale fora inzake de agenda voor duurzame ontwikkeling en klimaatactie; uit zijn bezorgdheid over de vertraging bij de ondertekening van de post-Cotonou-overeenkomst; neemt kennis van de overnameovereenkomsten met Afrikaanse landen;

57.

maakt zich grote zorgen over de toenemende onveiligheid in de Sahelregio, die gevolgen heeft voor de veiligheid en de levensomstandigheden van talloze burgers, en het stijgende aantal aanvallen door militante islamitische groeperingen met ernstige gevolgen voor de stabiliteit in de regio, met name in Mali en Burkina Faso; roept de EU en de G5-Sahel op maatregelen te nemen om een hevige verslechtering van de veiligheid in de bredere regio te voorkomen; is in dit opzicht ingenomen met de hernieuwde partnerschap tussen de NAVO en Mauritanië, het land dat de belangrijkste bondgenoot van de EU in de regio is en strijdkrachten in de frontlinie heeft die de strijd aangaan met terrorisme in de regio; veroordeelt de aanwezigheid van particuliere militaire en veiligheidsbedrijven in Afrika, met name de Russische Wagner-groep die door het Kremlin gesteund wordt, die op grote schaal schendingen van de mensenrechten heeft begaan en de belangen van niet-democratische staten heeft verdedigd ten koste van onschuldige burgers en van de veiligheid, stabiliteit en welvarendheid van door oorlog verscheurde Afrikaanse landen; benadrukt dat de strategie voor Afrika moet worden geactualiseerd door middel van een geïntegreerde aanpak die veiligheid en ontwikkeling kan waarborgen, teneinde stabiliteit te bereiken met betrekking tot de zorgwekkende situatie in de Sahel, rekening houdend met de ontwikkelingen in 2021, gezien de toenemende instabiliteit aldaar en de grote impact die gebeurtenissen in de regio hebben, niet alleen voor Afrika, maar ook voor de EU en haar lidstaten; benadrukt, in het licht daarvan, dat er moet worden gewerkt aan een strategie op het gebied van defensie, ontwikkeling en vredesopbouw om de opkomst van jihadistische groeperingen in de Sahel-regio en andere delen van Afrika tegen te gaan;

58.

is ernstig bezorgd over de ontwikkelingen in Rusland en herhaalt dat de EU er belang bij heeft de vrijheid, stabiliteit en vrede te bewaren, niet alleen op het Europees continent, maar ook daarbuiten; is van oordeel dat de EU nauw met de NAVO en andere partners moet samenwerken om Rusland te ontmoedigen om in Europa, met name in de Baltische staten en in Oost-Europa, destabiliserende en subversieve acties te ondernemen, bijvoorbeeld inmenging in verkiezingen, desinformatiecampagnes en steun voor extreemrechtse partijen; benadrukt dat de Russische autoriteiten meer afgestraft moeten worden voor de onderdrukking van hun eigen burgers; betreurt het feit dat de Russische militaire troepen in strijd met het internationaal recht nog altijd delen van Oekraïne en Georgië bezetten, nog altijd aanwezig zijn in de Republiek Moldavië, en dat Rusland de vrede en veiligheid in de regio blijft ontwrichten en op actieve wijze hybride acties uitvoert tegen democratieën in Europa; maakt zich zorgen over de inmenging van Rusland in de Westelijke Balkan in de vorm van hybride tactieken, met inbegrip van desinformatiecampagnes, die tot doel hebben de rol en inzet van de EU ten behoeve van de Europese toekomst van de afzonderlijke landen te ondermijnen; onderstreept de noodzaak om in deze context met één stem te spreken via het EU-beleid, ook wat de handhaving van sancties betreft; verzoekt de Commissie derhalve haar strategie ten aanzien van Rusland beter met de lidstaten af te stemmen, zodat de EU als één front kan optreden tegen de Russische dreigingen; onderstreept dat het Parlement de EU heeft aangeraden om samen met de lidstaten het EU-beleid ten aanzien van Rusland te herzien en een brede EU-strategie ten aanzien van Rusland te ontwikkelen; verzoekt de EU een strategie inzake de toekomstige EU-betrekkingen met een democratisch Rusland te ontwikkelen, waardoor de Russische bevolking een duidelijk beeld zou krijgen van de voordelen die deze betrekkingen zouden opleveren; onderstreept dat de betrekkingen met Rusland niet substantieel kunnen veranderen zolang Rusland een agressief beleid voert ten aanzien van de EU en haar buurlanden; wijst er nogmaals op dat de EU duidelijk moet maken dat, als Rusland zijn huidige beleid ten aanzien van Belarus voortzet, de EU Rusland aanvullende inperkings- en afschrikkende maatregelen zal moeten opleggen; uit zijn bezorgdheid over de herhaalde schendingen van de overeenkomsten en normen op het gebied van wapenbeheersing door Rusland, wat heeft geleid tot de instorting van het Verdrag ter vernietiging van de kernwapens voor de middellange en de korte afstand, alsmede over de Russische schendingen van het Verdrag inzake chemische wapens door het gebruik van militair zenuwgas, zowel in eigen land als op het grondgebied van de EU; beklemtoont dat druk moet worden uitgeoefend op de Russische Federatie opdat zij het internationaal recht en de internationale verdragen naleeft; betreurt het feit dat Rusland energiebronnen gebruikt als geopolitiek instrument om druk uit te oefenen, met name de gaslevering aan de lidstaten via Oekraïne, en dringt erop aan de energieafhankelijkheid van Rusland tot een minimum te beperken door diversificatie van energiebronnen en -routes aan te moedigen, onder meer door het Nord Stream 2-project stop te zetten; vraagt de Commissie en de lidstaten de Europese energiezekerheid te versterken, met name gezien de huidige sterke stijging van de gas- en elektriciteitsprijzen; verzoekt de EU met klem meer toenadering te zoeken tot de Russische bevolking, onder meer door een duidelijk omschreven doelstelling inzake betrokkenheid vast te stellen die niet alleen gericht is op traditionele, selectieve betrekkingen met het Kremlin, maar ook op een “strategische” en meer dynamische betrokkenheid bij de oppositie en het maatschappelijk middenveld in het land;

59.

benadrukt dat het noordpoolgebied van strategisch en geopolitiek belang is voor de EU en onderstreept de toezegging van de EU om een verantwoordelijke actor te zijn en te streven naar een duurzame en vreedzame ontwikkeling van de regio op de lange termijn; wijst op de unieke complexiteit van de uitdagingen waar het noordpoolgebied mee te kampen heeft, welke uitdagingen meer betrokkenheid en oplossingen van de EU vergen, mede rekening houdend met de kennis en wil van de bevolking, met inbegrip van de inheemse bevolking; is in dit kader ingenomen met de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de VV/HV van 13 oktober 2021, getiteld “Een sterker engagement van de EU voor een groener, vreedzaam en welvarend noordpoolgebied” (15); roept alle belanghebbenden op te reageren op de uiterst alarmerende gevolgen van de klimaatverandering in het noordpoolgebied; benadrukt dat de mogelijke militarisering van het noordpoolgebied aanzienlijke veiligheidsrisico’s met zich meebrengt, zowel in de regio als daarbuiten, en is bezorgd over de mogelijke overloopeffecten van mondiale veiligheidskwesties naar het noordpoolgebied en over de geleidelijke en substantiële Russische militaire opbouw aldaar, alsook over de gevolgen van verstrekkende Chinese ontwikkelings- en infrastructuurinitiatieven en -ambities in de regio; merkt op dat het noordpoolgebied een cruciale rol speelt in de veiligheid van Europa als geheel; benadrukt dat de EU een duidelijk beeld moet hebben van haar rol in het kader van veiligheidskwesties in het noordpoolgebied en zich moet inzetten voor een goede samenwerking met de NAVO; benadrukt het belang van de naleving van de internationale wetgeving en overeenkomsten die tot doel hebben ervoor te zorgen dat de spanningen in het noordpoolgebied laag worden gehouden; roept op tot meer aandacht voor de aanleg van de eerste glasvezelkabel door het noordpoolgebied als onderdeel van het zenuwstelsel van het internet, hetgeen steeds meer gebruikt wordt voor internationale inlichtingenactiviteiten; moedigt de leden van de Arctische Raad aan de toegenomen militarisering aan te pakken en platforms te zoeken om dit adequaat aan te pakken, zowel met leden als met niet-leden van de Arctische Raad; spoort de EU aan haar inspanningen op te schroeven om de status van waarnemer binnen de Arctische Raad te verkrijgen, met het oog op meer geopolitieke invloed;

60.

onderstreept dat China een samenwerkings- en onderhandelingspartner voor de EU is, maar ook een concurrent en een systemische rivaal op steeds meer gebieden; herhaalt zijn oproep aan de EU om, zoals in zijn resolutie van 16 september 2021 over een nieuwe EU-strategie ten aanzien van China wordt onderstreept (16), een assertievere, meer omvattende en samenhangendere EU-strategie ten aanzien van China te ontwikkelen die alle lidstaten verenigt en in de betrekkingen met een steeds assertiever en interventionistisch China het belang van de EU als geheel vooropstelt; benadrukt dat deze strategie een op regels gebaseerde, multilaterale orde moet bevorderen, de verdediging van de waarden en belangen van de EU centraal moet stellen en moet stoelen op de volgende drie beginselen: samenwerking waar mogelijk, concurrentie waar nodig en confrontatie waar vereist; dringt aan op meer samenwerking tussen democratische landen om de toenemende assertiviteit van en repressie door de Chinese Communistische Partij aan te pakken;

61.

pleit krachtig voor een zinvolle deelname van Taiwan als waarnemer aan bijeenkomsten, mechanismen en activiteiten van internationale organisaties, en voor een intensievere samenwerking tussen de EU en Taiwan, onder meer in de vorm van een bilaterale investeringsovereenkomst; verzoekt de VV/HV en de Commissie met spoed van start te gaan met een effectbeoordeling, openbare raadpleging en verkennend onderzoek inzake de bilaterale investeringsovereenkomst met de Taiwanese autoriteiten in aanloop naar de onderhandelingen over het intensiveren van de bilaterale economische betrekkingen; wijst met grote bezorgdheid op het recente machtsvertoon en de recente escalaties van de spanningen in de regionale hotspots, zoals de Oost- en Zuid-Chinese Zee en de Straat van Taiwan; maakt zich ernstig zorgen over de aanhoudende militaire manoeuvres van China in de Straat van Taiwan, met inbegrip van manoeuvres tegen Taiwan of in de luchtdefensiezone (ADIZ) van Taiwan; roept de Volksrepubliek China op een eind te maken aan dit dreigen met militair geweld, dat een ernstig risico vormt voor de vrede en stabiliteit in de Straat van Taiwan en de Indo-Pacifische regio; herhaalt dat de betrekkingen tussen China en Taiwan constructief en op basis van dialoog moeten worden ontwikkeld; benadrukt zijn verzet tegen unilaterale maatregelen die de status quo met betrekking tot de Straat van Taiwan kunnen ondermijnen; benadrukt dat wijzigingen van de betrekkingen tussen China en Taiwan niet mogen worden doorgevoerd tegen de wil van de Taiwanese burgers; verzoekt de EU en de lidstaten een proactieve rol te spelen in de samenwerking met gelijkgestemde internationale partners om vrede en stabiliteit in de Straat van Taiwan na te streven en partnerschappen aan te gaan met de democratische regering van Taiwan;

62.

veroordeelt met kracht de huidige mensenrechtenschendingen in het communistische China, met name tegen etnische en religieuze minderheden, waarbij voornamelijk islamitische Oeigoeren, christenen en Tibetanen worden geviseerd, maar veroordeelt ook de onderdrukking van de democratie en vrijheden in Macau en Hongkong, onder meer door het opleggen van de zeer strenge wet inzake nationale veiligheid in 2020; veroordeelt het agressieve gedrag van China in de Zuid- en Oost-Chinese Zee, dat negatieve gevolgen heeft voor de vrijheid van scheepvaart, alsook het revisionistische standpunt van China in Oost-Azië, dat tot grensconflicten met buurlanden heeft geleid;

63.

herhaalt zijn krachtige veroordeling van de ongegronde en arbitraire sancties die de Chinese autoriteiten hebben opgelegd aan verschillende Europese personen en entiteiten, met inbegrip van vijf EP-leden; herhaalt zijn oproep aan de Chinese regering om deze volledig ongerechtvaardigde beperkende maatregelen op te heffen;

64.

veroordeelt de acties van de Volksrepubliek China in Hongkong, en beklemtoont dat de huidige ondermijning van de autonomie van Hongkong niet alleen indruist tegen de verplichtingen van China uit hoofde van bilaterale verdragen en het internationaal recht, maar ook twijfels doet ontstaan over de geloofwaardigheid van Peking als partner; bekrachtigt zijn steun voor de gerichte sancties in het kader van de wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten tegen de Chinese ambtenaren die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen in Hongkong en Xinjiang, en spoort de Raad voorts aan gerichte sancties vast te stellen, met inbegrip van de toepassing van reisverboden en de bevriezing van tegoeden, tegen personen en entiteiten in Hongkong en de Volksrepubliek China wegens de ernstige mensenrechtenschendingen en schendingen van het internationaal recht in Hongkong; verzoekt de lidstaten die nog steeds een uitleveringsverdrag met China en Hongkong hebben individuele uitleveringen op te schorten wanneer een uitlevering het risico van foltering of wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing met zich meebrengt, wanneer de uitgeleverde persoon om politieke redenen aangeklaagd zou worden, in andere situaties waar etnische minderheden, vertegenwoordigers van de prodemocratische oppositie in Hongkong of dissidenten in het algemeen het doelwit zouden zijn, en wanneer dit in strijd zou zijn met de verplichtingen van de EU uit hoofde van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens;

65.

benadrukt dat het van belang is dat de EU samenwerkt met haar trans-Atlantische partners om een onafhankelijk extern onderzoek te verrichten naar de herkomst van het COVID-19-virus dat voor het eerst in Wuhan, China, is vastgesteld, teneinde de nodige antwoorden en inzichten te krijgen met betrekking tot de mogelijke preventie van toekomstige mondiale rampen die een rechtstreeks effect hebben op het buitenlands en veiligheidsbeleid;

66.

veroordeelt het uitoefenen van druk op Litouwen en andere EU-lidstaten en -partners door de Chinese Communistische Partij (CCP), en pleit voor een hogere mate van solidariteit voor landen die door de CCP onder druk worden gezet, onder meer door samen te werken met onze democratische bondgenoten bij het openstellen van onze markten voor economieën die het slachtoffer zijn van de economische dwang van de CCP; is ingenomen met het besluit van de Commissie om bij de Wereldhandelsorganisatie een zaak aanhangig te maken tegen China en ter verdediging van Litouwen;

67.

is verheugd over de aankondiging door de voorzitter van de Commissie van plannen om een nieuwe gezamenlijke mededeling voor te leggen over de Golfregio; verzoekt de EU met een samenhangende strategie te komen voor een evenwichtige betrokkenheid van de EU in de regio, waarbij regionale veiligheid en samenwerking worden bevorderd als belangrijkste strategische doelstelling; merkt op dat ernaar moet worden gestreefd dat deze betrokkenheid synergieën met de inspanningen van de regionale actoren creëert, zoals de Bagdad-conferentie voor samenwerking en partnerschap, onder meer door een toenemende steun van de EU voor dialooginitiatieven op het gebied van burgerdiplomatie, in samenspraak met de academische wereld, het maatschappelijk middenveld, religieuze leiders en andere actoren; is verheugd over de de-escalatie van spanningen tussen Iran en Saudi-Arabië en roept beide landen op snel over te gaan tot de volledige normalisering van de diplomatieke betrekkingen; herhaalt dat de prioriteit van de EU erin bestaat het gezamenlijk alomvattend actieplan (JCPOA) opnieuw leven in te blazen met het oog op de veiligheid van Europa en de regio; herinnert eraan dat het JCPOA de enige manier blijft om de zorgwekkende nucleaire activiteiten van Iran een halt toe te roepen; prijst de rol van de VV/HV en de EDEO voor hun bemiddeling tussen de VS en Iran in het kader van de inspanningen om het JCPOA nieuw leven in te blazen; roept de VS en Iran op zinvolle onderhandelingen te starten met het oog op hun hernieuwde participatie in het JCPOA; dringt erop aan dat de weg naar de heractivering van het JCPOA zowel de volledige terugkeer van Iran naar zijn verplichtingen uit hoofde van het JCPOA omvat als de opheffing van alle Amerikaanse sancties in verband met het JCPOA; merkt op dat het zaak is de bredere kwalijke en destabiliserende activiteiten van Iran in het Midden-Oosten en daarbuiten aan te pakken en te bestrijden, ook op het grondgebied van de lidstaten; benadrukt dat iedere overeenkomst met Iran voldoende waarborgen moet omvatten om te verzekeren dat Iran niet in staat zal zijn nucleaire wapens te verwerven; maakt zich ernstig zorgen over de door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) gemelde gebrekkige toegang tot controle- en bewakingsapparatuur in nucleaire voorzieningen en locaties in Iran, als gevolg waarvan de IAEA sterk wordt beperkt bij het verifiëren en monitoren van de nucleaire activiteiten van Iran, alsook over het feit dat het al twee jaar onmogelijk is gebleken de nodige waarborgen te verkrijgen; veroordeelt de mensenrechtenschendingen door Iran tegen zijn eigen bevolking, zijn ballistischerakettenprogramma en zijn terroristische activiteiten in de regio;

68.

onderstreept dat de situatie in Afghanistan een waarschuwing vormt voor de EU om de internationale aanpak van natievorming in derde landen te herzien, een nieuwe strategische invulling te geven aan de geïntegreerde aanpak van haar externe beleid, haar aandeel in de verantwoordelijkheid voor mondiale veiligheid te vergroten en te streven naar meer soevereiniteit in haar buitenlands en veiligheidsbeleid; maakt zich zorgen over de dramatische humanitaire, politieke, economische en veiligheidssituatie in het land, met name nu een op de drie Afghanen honger lijdt; verzoekt de Commissie en de EDEO de humanitaire hulp op te schroeven en alle beschikbare middelen in te zetten om te waarborgen dat Afghanen die risico lopen, worden beschermd; beklemtoont dat het Taliban-regime de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid moet dragen voor de bescherming van mensenlevens en eigendommen, evenals het herstel van de veiligheid, de openbare orde en de overheidsdiensten; herhaalt dat Afghaanse vrouwen en meisjes, mensen in beroepen die banden hebben met het Afghaanse maatschappelijk middenveld, mensenrechtenverdedigers, politieke activisten, journalisten, academici, kunstenaars, religieuze en etnische minderheden en andere risicogroepen in veiligheid en waardigheid moeten kunnen leven en volledige toegang moeten hebben tot het onderwijs en het openbaar leven, net als alle andere leden van de Afghaanse bevolking; is ingenomen met de brede internationale steun voor hun rechten en vrijheden; pleit voor de verdere evacuatie van Afghanen die risico lopen, met name vrouwelijke rechters, mensenrechtenverdedigers, journalisten, plaatselijk personeel en andere personen die risico lopen als gevolg van hun werkzaamheden ten behoeve van de democratie en fundamentele vrijheden; verzoekt de EU de verwezenlijkingen van de afgelopen twintig jaar niet teniet te doen en ervoor te zorgen dat Afghanistan niet wederom verandert in een toevluchtsoord voor terroristische groeperingen; verzoekt de EU een grondig onderzoek te verrichten naar en lering te trekken uit de 20 jaar lang geleverde inspanningen in Afghanistan, en onmiddellijk een alomvattende, op lering gebaseerde EU-strategie voor Afghanistan en de omringende landen te ontwikkelen; benadrukt het belang van samenwerking met buurlanden en andere landen uit de regio om de mondiale veiligheid en regionale stabiliteit te waarborgen, rekening houdend met het feit dat niet alle regionale mogendheden en buurlanden van Afghanistan dezelfde doelstellingen hebben als de door de VS geleide coalitie; wijst in dit verband op de belangrijke rol die sommige landen hebben gespeeld bij de repatriëring van Europese burgers en bij de evacuatie van Afghaanse burgers in ernstige moeilijkheden, hetgeen met name mogelijk werd gemaakt door aanzienlijke diplomatieke druk die door deze landen is uitgeoefend in de confrontatie met de Taliban-troepen;

69.

is ingenomen met de hernieuwde inspanningen van de EU ten aanzien van de Indo-Pacifische regio en met de erkenning van het toenemende belang van de regio voor de EU, zoals aan de orde gesteld in de gezamenlijke mededeling van de VV/HV en de Commissie van 16 september 2021 over de EU-strategie voor samenwerking in de Indo-Pacifische regio (17), alsook in de conclusies van de Raad van 19 april 2021 over datzelfde onderwerp; pleit voor een sterkere samenwerking met de landen in de regio, met name Japan, de Associatie van Zuidoost-Aziatische Staten (ASEAN), Australië, Nieuw-Zeeland en Korea; erkent de intense geopolitieke concurrentie en de hevige territoriale geschillen in de regio, die met name een gevolg zijn van de toenemende assertieve houding van China ten opzichte van zijn buurlanden; verzoekt alle partijen de beginselen van het internationaal recht in acht te nemen, met name het VN-Verdrag inzake het recht van de zee; onderstreept dat er behoefte is aan een langetermijntoezegging ten aanzien van de Indo-Pacifische regio, alsook aan de totstandbrenging van alomvattende en strategische bilaterale en multilaterale dialoogmechanismen met landen in de regio en met de plaatselijke samenlevingen, met name met gelijkgestemde landen, zoals Japan, Zuid-Korea, Australië en Nieuw-Zeeland; onderstreept het belang van veiligheid en stabiliteit in de Indo-Pacifische regio voor de welvaart en veiligheid in de EU; wijst op de nieuwe partnerschappen in de regio, zoals de oprichting van de trilaterale militaire alliantie tussen Australië, het VK en de VS (AUKUS), en betreurt het feit dat dit partnerschap tot stand is gebracht met een laag niveau van coördinatie;

70.

vestigt de aandacht op de toenemende regionale en geopolitieke invloed van India; onderstreept dat er meer politieke inzet nodig is om het partnerschap tussen de EU en India kracht bij te zetten en het potentieel van de bilaterale betrekkingen ten volle te benutten; merkt nogmaals op dat er behoefte is aan een meer diepgaand partnerschap dat gestoeld moet zijn op gedeelde waarden en volledige eerbiediging van de mensenrechten; erkent dat India een belangrijke partner voor de EU is vanwege zijn positie en leidende rol binnen fundamentele domeinen; benadrukt dat de Indiase nabuurschap en de Indo-Pacifische regio steeds meer een ruimte zijn geworden waarin China, gezien zijn expansiedrang en ambities, in toenemende mate uitdagingen veroorzaakt op het gebied van strategische, geopolitieke, economische en handelskwesties;

71.

vraagt dat de samenwerking met de partners van de EU in Latijns-Amerika wordt opgevoerd en versterkt; is ervan overtuigd dat sterkere betrekkingen met Latijns-Amerika en het Caribisch gebied (de LAC-landen) een belangrijke rol spelen in de geopolitieke strategie van de EU in de wereld; benadrukt dat de EU de banden moet aanhalen die zorgen voor verbondenheid tussen de EU en de LAC-landen, met name bij de verdediging van de op regels gebaseerde, multilaterale orde; verzoekt de EU alle beschikbare instrumenten te gebruiken om haar samenwerking met de LAC-partners te versterken; dringt er bij de EU op aan haar positie als voorkeurspartner van de landen in Latijns-Amerika te herstellen met het oog op andere geopolitieke actoren die steeds meer ruimte innemen in de regio, in het bijzonder als gevolg van de COVID-19-pandemie en vaccindiplomatie; verzoekt de EU en de lidstaten een assertiever beleid te voeren ten aanzien van autoritaire regimes die hebben geprofiteerd van hun betrekkingen met de EU en die de rechten en vrijheden van hun burgers hebben beperkt, geschonden of onderdrukt;

Versterken van democratisch toezicht, controle en verantwoording en de parlementaire dimensie van het GBVB van de EU

72.

vestigt de aandacht op de specifieke bijdrage van het Europees Parlement aan het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU via zijn parlementaire diplomatie, onder meer via zijn verslagen en resoluties, zijn dichte netwerk van vaste interparlementaire organen, zijn politieke dialoog met ambtsdragers in de hele wereld en zijn democratische steun, bemiddeling en verkiezingswaarnemingsactiviteiten; verwijst naar zijn factfindingmissie naar Oekraïne in januari en februari 2022 als voorbeeld van het reactievermogen van zijn parlementaire diplomatie; bevestigt dat het Parlement ten volle gebruik moet maken van zijn toezichts- en begrotingsbevoegdheden met betrekking tot de besluiten van de Unie op het internationale toneel; benadrukt het belang van de programma’s ter ondersteuning van de democratie van het Parlement, die een krachtige bijdrage kunnen leveren aan de versterking van de rol van de EU overal ter wereld door het gesprek aan te gaan met belangrijke politieke belanghebbenden en door duurzaam democratisch bestuur in niet-EU-landen te bevorderen;

73.

onderstreept dat de politieke en technische dialoog tussen parlementen van cruciaal belang is en goed moet worden gecoördineerd met het optreden van de uitvoerende macht; benadrukt dan ook het belang van de vlotte uitwisseling van alle relevante, informatie tussen instellingen op het gebied van het GBVB, waaronder de uitwisseling van relevante, vertrouwelijke informatie, met het oog op de doeltreffendheid van het externe optreden van de EU als geheel en een GBVB in het kader waarvan verantwoording kan worden afgelegd;

74.

dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan parlementair toezicht op het externe optreden van de EU mogelijk te maken en te versterken, onder meer door regelmatige beraadslagingen met de VV/HV en de Commissie te handhaven; benadrukt dat een dergelijk toezicht van belang is voor een goede werking van de Europese democratie en voor het vertrouwen van de bevolking; benadrukt dat een dergelijk toezicht een eerste stap kan zijn in de richting van een sterkere institutionele rol voor het Parlement in het GBVB; dringt aan op een snelle afronding van de onderhandelingen inzake de vervanging van het Interinstitutioneel Akkoord van 2002 over de toegang van het Parlement tot gevoelige informatie van de Raad op het gebied van veiligheids- en defensiebeleid (18); dringt aan op coördinatie van de veiligheids- en informatiediensten van de lidstaten;

75.

benadrukt het belang van de parlementaire vergaderingen als platform voor samenwerking en institutionele dialoog, en onderstreept hun waardevolle bijdrage aan het extern optreden van Europa, onder meer op het gebied van veiligheid, en van de noodzaak om hun activiteiten te bevorderen en hun correcte werking en ontwikkeling te waarborgen; pleit voor een versterkt toezicht van het Parlement op de werkzaamheden van de EU-delegaties bij het vertegenwoordigen van de EU-waarden en -beginselen in het buitenland en bij het behartigen van de EU-belangen, zonder de op mensenrechten gebaseerde benadering hierbij uit het oog te verliezen; benadrukt dat de EU-delegaties over alle nodige en passende middelen en capaciteiten moeten beschikken om deze taken op doeltreffende wijze te kunnen uitvoeren;

76.

dringt erop aan de grotere betrokkenheid van het Europees Parlement bij de programmering van “Europa in de wereld” en IPA III volledig te benutten; is ingenomen met de invoering van een tweejaarlijkse geopolitieke dialoog op hoog niveau over externe financieringsinstrumenten als een cruciaal instrument om de prioriteiten van het buitenlands beleid van de EU niet alleen te controleren, maar ook actief vorm te geven; onderstreept dat deze geopolitieke dialogen tot doel hebben het Parlement in staat te stellen leidraden, strategische sturing en richtsnoeren te ontwikkelen met betrekking tot de programmering en uitvoering van de thematische en geografische prioriteiten in het kader van “Europa in de wereld” en IPA III; benadrukt evenwel dat het Parlement de betreffende voorbereidende documenten tijdig moet ontvangen en dat deze documenten voldoende gedetailleerd moeten zijn om een betekenisvolle toetsing mogelijk te maken; verzoekt om meer transparantie bij de uitvoering van de financieringsinstrumenten door de instelling van één gemeenschappelijke, transparante openbare gegevensbank van projecten en maatregelen;

77.

herinnert de Raad aan het recht van het Parlement om op de hoogte te worden gehouden tijdens alle fasen van de procedures in het kader van de onderhandelingen over en de sluiting van internationale overeenkomsten, alsook aan zijn recht om zijn toestemming voor dergelijke overeenkomsten te geven of te onthouden; is vastbesloten deze in het Verdrag vastgelegde bevoegdheden uit te oefenen, teneinde de transparantie van en het democratisch toezicht op de internationale overeenkomsten die tot stand zijn gekomen na namens de EU gevoerde onderhandelingen te waarborgen, alsook de bevoegdheden ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de Europese Vredesfaciliteit, zoals in zijn aanbeveling van 28 maart 2019 wordt opgemerkt (19), onder meer met betrekking tot de complementariteit ervan met andere EU-instrumenten op het gebied van extern optreden;

78.

herhaalt dat het naar zijn mening hoog tijd is om de verklaring over de politieke verantwoordingsplicht van 2010 te herzien teneinde deze basis voor de betrekkingen tussen het Parlement en de VV/HV te verbeteren;

o

o o

79.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de voorzitter van de Europese Raad, de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, alsmede aan de regeringen en regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0383.

(2)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0515.

(3)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0356.

(4)  PB C 362 van 8.9.2021, blz. 71.

(5)  UN Conference on Trade and Development, Trade and Development Report 2019 — Financing a Global Green Deal, 2019.

(6)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(7)  Verordening (EU) 2021/821 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot instelling van een Unieregeling voor controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging van producten voor tweeërlei gebruik (PB L 206 van 11.6.2021, blz. 1).

(8)  Aanbeveling van het Europees Parlement van 13 maart 2019 aan de Raad, de Commissie en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over de reikwijdte en het mandaat voor speciale vertegenwoordigers van de EU (PB C 23 van 21.1.2021, blz. 146).

(9)  PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99.

(10)  PB C 118 van 8.4.2020, blz. 158.

(11)  Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 21 januari 2021, GeorgiëRusland (II).

(12)  JOIN(2021)0002.

(13)  SWD(2021)0290.

(14)  JOIN(2020)0004.

(15)  JOIN(2021)0027.

(16)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0382.

(17)  JOIN(2021)0024.

(18)  PB C 298 van 30.11.2002, blz. 1.

(19)  Aanbeveling van het Europees Parlement van 28 maart 2019 aan de Raad en de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, met steun van de Commissie, aan de Raad voor een besluit van de Raad tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit (PB C 108 van 26.3.2021, blz. 141).