16.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 100/45


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Europees burgerinitiatief — Red de bijen en de boeren

(initiatiefadvies)

(2023/C 100/07)

Rapporteur:

Arnold PUECH d'ALISSAC

Besluit van de voltallige vergadering

19.5.2022

Rechtsgrond

Artikel 52, lid 2, van het reglement van orde

 

Initiatiefadvies

Bevoegde afdeling

Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Goedkeuring door de afdeling

24.11.2022

Goedkeuring door de voltallige vergadering

15.12.2022

Zitting nr.

574

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

168/0/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het succes van dit Europees burgerinitiatief (EBI) laat zien dat de Europese burgers hoge verwachtingen hebben van de Europese Commissie. Het EESC wil eerst en vooral de organisator van het initiatief feliciteren, alsook de burgers die zich hebben ingezet voor het welslagen ervan; het is namelijk zeker geen sinecure om de benodigde handtekeningen te verzamelen. Het EESC verzoekt de Commissie dan ook om met nauwkeurige en concrete antwoorden op de in het EBI geformuleerde eisen te komen.

1.2.

Het EESC betreurt dat uit de gekozen titel, “Red de bijen en de boeren”, niet duidelijk blijkt dat het EBI er met name op gericht is synthetische pesticiden tegen 2035 volledig uit te bannen. Het beklemtoont voorts dat de Commissie al diverse rechtshandelingen op stapel heeft staan of heeft aangenomen die bedoeld zijn om bijen, bestuivers en de biodiversiteit beter te beschermen, een duurzaam gebruik van pesticiden te bevorderen en landbouwers te ondersteunen bij de agro-ecologische transitie, maar erkent dat deze maatregelen niet afdoende zijn gebleken om de doelstellingen volledig te verwezenlijken. De Commissie zou dan ook aanvullende maatregelen moeten nemen om haar ambitieuze doelstellingen daadwerkelijk en op efficiëntere wijze te bereiken. Het EESC denkt daarbij bijvoorbeeld aan meer steun voor precisielandbouw, digitale landbouw, biologische bestrijding en robotica, én voor agro-ecologie.

1.3.

Het EESC beklemtoont dat rekening moet worden gehouden met de drie duurzaamheidspijlers (de ecologische, de sociale en de economische pijler), en dat er daarnaast ook oog moet zijn voor de economische pijler, waaraan maar al te vaak wordt voorbijgegaan; een en ander moet bovendien worden gezien tegen de achtergrond van essentiële aspecten als duurzame systemen en voedselsoevereiniteit.

1.4.

Voorts verzoekt het EESC de Commissie haar besluiten steeds vooraf te doen gaan door een effectbeoordeling, met name om de kosten van het initiatief voor de landbouwproductie en de economie te beoordelen en af te zetten tegen de economische kosten die het verlies aan biodiversiteit meebrengt voor de landbouwers.

2.   Achtergrond

2.1.   Een EBI voor een landbouw die de bijen, de mens en het milieu beter beschermt

2.1.1.

Een mechanisme als het EBI biedt de Europese burgers de kans om actief deel te nemen aan de democratische processen van de Europese Unie: via een EBI kunnen zij de Europese Commissie namelijk verzoeken nieuwe wetgeving voor te stellen. Zodra een initiatief de steun krijgt van ten minste één miljoen EU-burgers en in ten minste een kwart van de lidstaten bepaalde drempels heeft gehaald (1), is de Commissie verplicht met een reactie te komen.

2.1.2.

Aangezien deze drempels zijn bereikt voor het EBI “Red de bijen en de boeren! Naar een bijvriendelijke landbouw voor een gezond milieu”, wordt de Commissie verzocht rechtshandelingen voor te stellen om synthetische pesticiden tegen 2035 geleidelijk aan uit te bannen, de biodiversiteit te herstellen en landbouwers tijdens deze transitieperiode bij te staan.

2.2.   De Europese context: het aantal bestuivers neemt af en de biodiversiteit gaat achteruit

2.2.1.

De in dit EBI geformuleerde eisen moeten worden gezien in de context van een Europa dat wordt geconfronteerd met een daling van het aantal bijen. Zo gaat volgens de Europese rode lijst van bijen een op de drie bijen- en vlindersoorten achteruit en is een op de tien met uitsterven bedreigd (2).

2.2.2.

Nochtans is dierlijke bestuiving tot op zekere hoogte nuttig voor 84 % van de Europese gewassen (3) en is 78 % van de wilde planten in de EU afhankelijk van bestuivende insecten (4). In het licht van cruciale aspecten als voedselzekerheid en voedselsoevereiniteit is de bescherming van bestuivers derhalve van vitaal belang voor de landbouwproductie. Bovendien zijn bijen essentieel voor de honingproductie, terwijl de EU maar voor 60 % zelfvoorzienend is. Om aan de vraag te voldoen rekent de EU op importhoning (waarvan 28 % uit China); de kwaliteit daarvan haalt het echter niet bij die van Europese honing.

2.2.3.

Volgens het evaluatieverslag over bestuivers, bestuiving en voedselproductie van het intergouvernementeel platform voor biodiversiteit en ecosysteemdiensten (IPBES) (5) zijn de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van bestuivers veranderingen in landgebruik, intensieve landbouwpraktijken en pesticidengebruik, milieuverontreiniging, invasieve uitheemse soorten, ziekteverwekkers en klimaatverandering.

2.2.4.

Diversificatie van de voedselbronnen (nectar en pollen), die het hele jaar door in voldoende hoeveelheden beschikbaar moeten zijn, is ook onontbeerlijk om ervoor te zorgen dat de bijen zich goed kunnen ontwikkelen en de imkers kunnen rekenen op een regelmatiger honingproductie (6).

2.2.5.

De afname van het aantal bijen moet worden gezien in het licht van de wereldwijde teloorgang van de biodiversiteit. In het mondiaal evaluatieverslag over biodiversiteit en ecosysteemdiensten uit 2019 maakt het IPBES (7) de balans op van de ongekende achteruitgang van de biodiversiteit.

2.2.6.

Naar aanleiding van deze IPBES-verslagen hebben het Franse instituut voor landbouw-, voedsel- en milieuonderzoek (INRAE) en het Franse onderzoeksinstituut voor de exploitatie van de zee (Ifremer) in mei 2022 een collectief wetenschappelijk expertiserapport over de effecten van gewasbeschermingsmiddelen op de biodiversiteit en de ecosysteemdiensten gepubliceerd (8). In dit expertiserapport wordt erop gewezen dat tal van factoren ten grondslag liggen aan de achteruitgang van de biodiversiteit, en dat het gezien de onderlinge afhankelijkheid van die factoren lastig is het relatieve aandeel van de gewasbeschermingsmiddelen in deze achteruitgang te bepalen. Anderzijds kon dankzij de wetenschappelijke kennis in het rapport wel een duidelijk causaal verband worden vastgesteld tussen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de achteruitgang van bepaalde populaties: dit is het geval voor bestuivende insecten.

2.3.   De Commissie heeft al diverse rechtshandelingen aangenomen of in de pijplijn zitten die gericht zijn op de bescherming van bijen, een duurzaam gebruik van pesticiden, het herstel van de biodiversiteit en steun voor landbouwers bij de agro-ecologische transitie

2.3.1.

Wat de bescherming van bijen en bestuivers aangaat, heeft de EU in 2018 het EU-initiatief inzake bestuivers gelanceerd, waarmee zij de afname van het aantal wilde bestuivers in de EU wil tegengaan. Het gaat om tien acties die betrekking hebben op drie prioritaire thema’s, te weten:

het verbeteren van de kennis over de afname van het aantal bestuivers en de oorzaken en gevolgen ervan;

het aanpakken van de oorzaken van de afname van het aantal bestuivers;

ervoor zorgen dat de samenleving zich bewust wordt van het probleem en zich verantwoordelijk gaat voelen, en het bevorderen van samenwerking.

Niettemin verklaarde de Europese Rekenkamer in haar Speciaal verslag nr. 15/2020 over de bescherming van wilde bestuivers in de EU (9) het volgende: “Wij constateerden dat dit weinig effect had op de daling en dat het initiatief beter moest worden beheerd om de doelstellingen ervan te bereiken.” De Commissie zelf erkende in haar verslag over de uitvoering van het initiatief (10) bovendien dat weliswaar aanzienlijke vooruitgang is geboekt bij de uitvoering van de maatregelen, maar dat nog steeds inspanningen nodig zijn om de verschillende oorzaken van de achteruitgang aan te pakken.

2.3.2.

Wat het verkleinen van de impact en de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen betreft, heeft de Commissie besloten over te gaan tot een herziening van haar richtlijn inzake een duurzaam gebruik van pesticiden, die immers amper heeft geholpen het gebruik van deze middelen aan banden te leggen en de risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu te beperken. In juni 2022 is dan ook een nieuw voorstel voor een verordening ingediend (11). De belangrijkste bepalingen hebben betrekking op:

juridisch bindende doelstellingen op EU-niveau om het gebruik en de risico’s van chemische pesticiden alsook het gebruik van de gevaarlijkste pesticiden tegen 2030 met 50 % te verminderen;

nieuwe maatregelen om ervoor te zorgen dat de landbouwers geïntegreerde gewasbescherming toepassen;

een verbod op alle pesticiden in gevoelige gebieden, behalve in welomschreven gevallen.

2.3.3.

Het in de handel brengen van gewasbeschermingsmiddelen in de EU is strikt gereguleerd. Het desbetreffende rechtskader is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (12). Overeenkomstig deze verordening worden voorafgaand aan de goedkeuring van een werkzame stof op Europees niveau risicobeoordelingen uitgevoerd om mogelijke schadelijke gevolgen voor de gezondheid of het milieu te voorkomen. Daarnaast worden op dit moment de richtsnoeren voor de beoordeling van de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor bijen (“Bee Guidance Document” (13)) herzien, zodat rekening kan worden gehouden met de meest recente wetenschappelijke ontwikkelingen op dit gebied.

2.3.4.

Met betrekking tot het herstel van de biodiversiteit in landbouwgebieden kan de EU voortbouwen op het Natura 2000-netwerk, ook al heeft dat niet alleen betrekking op landbouwgebied, alsook op de vogelrichtlijn (14) en de habitatrichtlijn (15), die de basis vormen van de Europese wetgeving inzake natuurbehoud. Ook heeft de Commissie een EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 ontwikkeld (16). De hierin voorgestelde acties en verbintenissen om de biodiversiteit in landbouwgebieden te herstellen zijn vastgelegd in de ontwerpverordening betreffende natuurherstel (17), die de Europese Commissie op 22 juni 2022 heeft gepresenteerd. Met name wordt in artikel 8 van het voorstel voor een verordening bepaald dat de lidstaten verplicht zijn de afname van bestuiverspopulaties tegen 2030 om te keren, en wordt in artikel 9 aangegeven welke maatregelen de lidstaten moeten nemen met het oog op het herstel van de landbouwecosystemen; zo moet tegen 2030 ten minste 10 % van het EU-landbouwareaal bestaan uit “landschapselementen met grote diversiteit”.

2.3.5.

Wat de steun aan landbouwers tijdens de transitieperiode betreft, is het nieuwe GLB 2023-2027 een essentieel instrument om de ambitieuze doelstellingen van de Europese Green Deal te verwezenlijken en de landbouwers bij te staan. Een speciaal verslag van de Rekenkamer heeft in 2020 aangetoond dat de bijdrage van het huidige GLB niet toereikend is om de achteruitgang van de biodiversiteit van landbouwgrond een halt toe te roepen (18). De Rekenkamer concludeert dat “de wijze waarop de Commissie de uitgaven op het gebied van biodiversiteit in de EU-begroting monitort onbetrouwbaar is, de impact van rechtstreekse betalingen in het kader van het GLB beperkt of onbekend is en de Commissie en de lidstaten de voorkeur hebben gegeven aan maatregelen voor plattelandsontwikkeling met minder impact.” Het nieuwe GLB omvat nieuwe maatregelen om de milieu-impact ervan te verkleinen, zoals verbeterde conditionaliteit.

2.3.6.

Ook in andere sectoren dan de landbouw kunnen Europese teksten en beleid een indirect effect hebben op bestuivers; we denken dan aan het wetgevingspakket “Fit for 55”, waarmee de EU de koolstofemissies tegen 2030 met 55 % wil verminderen (ook bijen worden immers door de klimaatverandering getroffen), het actieplan om de vervuiling van lucht, water en bodem tot nul terug te brengen, de richtlijn hernieuwbare energie en de nieuwe Europese bosstrategie, een ambitieus plan van de Commissie om tegen 2030 drie miljard bomen te planten in heel Europa.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het EESC benadrukt het belang van het EBI — het krachtigste Europese instrument voor participerende democratie — dat de Europese burgers kan aanzetten tot rechtstreekse participatie. Als brug tussen het maatschappelijk middenveld en de Europese instellingen is het EESC er in de loop der jaren in geslaagd EBI’s hoger op de agenda te zetten en ze meer zichtbaarheid te geven in de dagelijkse werkzaamheden van de Europese instellingen. Het is dan ook tevreden met dit eerste advies waarin een EBI onder de loep wordt genomen, nog voor de Commissie met een reactie is gekomen, en verzoekt haar de in dit initiatief geformuleerde eisen zorgvuldig te beantwoorden.

3.2.

Het EESC betreurt dat uit de gekozen titel, “Red de bijen en de boeren”, niet duidelijk blijkt dat het EBI er met name op gericht is synthetische pesticiden tegen 2035 volledig uit te bannen. Het benadrukt dat de Commissie al tal van rechtshandelingen op stapel heeft staan of heeft aangenomen waarmee wordt getracht een antwoord te bieden op deze eisen, maar erkent dat deze maatregelen ontoereikend zijn gebleken om de doelstellingen volledig te verwezenlijken. De Commissie zou dan ook aanvullende maatregelen moeten nemen om haar doelstellingen sneller en daadwerkelijk te bereiken. Wel wil het EESC er nog met klem op wijzen dat rekening moet worden gehouden met de drie duurzaamheidspijlers (de ecologische, de sociale en de economische pijler), tegen de achtergrond van essentiële aspecten als duurzame systemen en voedselsoevereiniteit, en dat besluiten steeds vooraf moeten worden gegaan door een effectbeoordeling, met name om een beeld te krijgen van de kosten van een initiatief voor de landbouwproductie en de economie.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.

Over de in het EBI geformuleerde eis om “Synthetische pesticiden in de EU-landbouw tegen 2030 geleidelijk met 80 % (te) verminderen, te beginnen met de gevaarlijkste, om vervolgens tot een volledige afschaffing te komen tegen 2035”, kan het volgende worden opgemerkt:

4.1.1.

Idealistische of onhaalbare doelstellingen met een al te krappe termijn zijn geen goed idee. De Commissie stelt al voor om het gebruik en de risico’s van chemische pesticiden alsook het gebruik van de gevaarlijkste pesticiden tegen 2030 met 50 % te verminderen. Meer in het algemeen verzet het EESC zich tegen het vastleggen van streefdoelen voor het terugdringen van pesticiden als de landbouwers geen doeltreffende en toegankelijke alternatieven tot hun beschikking hebben.

4.1.2.

Het EESC benadrukt dat de doelstellingen in het regelgevingskader voor gewasbeschermingsmiddelen in Europa tot de meest veeleisende ter wereld behoren, aangezien wordt uitgegaan van het beginsel dat er geen onaanvaardbare gevolgen voor het milieu mogen zijn.

4.1.3.

Aan de achteruitgang van de populaties van honingbijen en wilde bestuivers liggen diverse oorzaken ten grondslag. Het uitbannen van pesticiden mag derhalve niet worden gezien als de enige of zelfs maar de belangrijkste oplossing. Het is van essentieel belang dat alle oorzaken van de achteruitgang worden aangepakt. Om bij het voorbeeld van de honingbij te blijven: voor de professionele imkers is de strijd tegen de varroa-mijt en de Aziatische hoornaar prioritair, en zij hopen dan ook op nieuwe oplossingen om hun bijen beter te kunnen beschermen.

4.1.4.

Honingbijen, wilde bestuivers en andere insecten zijn belangrijk voor de landbouw (bestuiving van gewassen, natuurlijke bestrijding van schadelijke organismen enz.). Een voorbeeld zijn de partnerschappen tussen landbouwers en imkers waarvan beide partijen de vruchten plukken, zoals het door landbouwers opgezette initiatief “Adopte une ruche” (19) (adopteer een bijenkorf). Landbouwers die een bijenkorf adopteren, zullen meer aandacht hebben voor de bescherming van bijen wanneer zij gewasbeschermingsmiddelen gebruiken. Ook zouden meer systemen zoals “ApiAlert” (20) moeten worden uitgerold, zodat de sterfte van bijenpopulaties in cijfers kan worden gevat en een objectief beeld wordt verkregen van de werkelijke oorzaken.

4.2.

In verband met de eis van het EBI om “natuurlijke ecosystemen in landbouwgebieden (te) herstellen zodat de landbouw een drijvende kracht wordt achter het herstel van de biodiversiteit” merkt het EESC het volgende op:

4.2.1.

Hoewel menselijke activiteiten zoals bepaalde landbouwpraktijken ongetwijfeld mede ten grondslag liggen aan de achteruitgang van het aantal bestuivers en de biodiversiteit, kan de landbouw ook oplossingen bieden. Zo zou meer steun moeten worden verleend aan projecten waarbij landbouwers heggen herplanten of honingdragende plantensoorten ontwikkelen, zodat zij daadwerkelijk worden betrokken bij de bescherming van bijen en de biodiversiteit. Van cruciaal belang is bovendien dat landbouwers beter worden beloond voor hun ecosysteemdiensten, zodat zij bij de uitvoering van dit soort projecten op steun kunnen rekenen.

4.2.2.

De Commissie is bijzonder ambitieus in haar streven om van de landbouw een instrument voor het herstel van de biodiversiteit te maken; dat is terug te zien in de doelstellingen en maatregelen in het kader van de biodiversiteitsstrategie en de “van boer tot bord”-strategie en in de ontwerpverordening inzake natuurherstel. Het EESC maakt zich echter zorgen over de bescherming van de voedselsoevereiniteit van de EU.

4.2.3.

Voorts pleit het EESC voor steun voor de vrijwillige initiatieven in de landbouw ter bevordering van de bestuiverpopulaties of de biodiversiteit die nu overal in Europa het licht zien. Zo heeft de Franse Nationale Federatie van agrarische vakverenigingen een publicatie over bestuiversvriendelijke landbouwinitiatieven uitgebracht (21). Hierin wordt een overzicht geboden van vrijwillige initiatieven van landbouwers in Frankrijk om bestuivers te helpen, in de hoop dat deze positieve en pragmatische voorbeelden andere landbouwers zullen inspireren om dit soort navolgenswaardige “Api-Agri”-praktijken te gaan toepassen. Een vergelijkbaar initiatief is de communicatiecampagne “10 bijvriendelijke aanbevelingen voor uw landbouwbedrijf” (22), die in 2018 in Denemarken werd gelanceerd. Dit project promoot diverse vrijwillige initiatieven die landbouwers op bedrijfsniveau kunnen nemen, zoals het planten van heggen, het aanleggen van bloemenstroken en het beperken van het verwaaien van gewasbeschermingsmiddelen, door te spuiten bij de juiste weersomstandigheden (zoals zwakke wind) of door gebruik te maken van systemen om de verwaaiing te verminderen.

4.2.4.

Om de natuurlijke ecosystemen in landbouwgebieden te herstellen zal de Commissie op meerdere fronten actie moeten ondernemen: zij zal moeten inzetten op het onderhoud en herstel van agro-ecologische infrastructuur, op gewasdiversificatie, zodat een mozaïek van gewassen in het landschap ontstaat, alsook op de ontwikkeling van agrobosbouw, biologische landbouw en producten met kwaliteits- en oorsprongsaanduidingen, de instandhouding van blijvend grasland, de vermindering van het gebruik en de impact van pesticiden enz.

4.3.

In verband met het verzoek van het EBI om “de landbouw (te) hervormen door prioriteit te geven aan kleinschalige, gediversifieerde en duurzame landbouwpraktijken, ondersteuning te bieden voor een snelle uitbreiding van agro-ecologische en biologische praktijken en mogelijkheden te bieden voor onafhankelijke opleiding en onafhankelijk onderzoek op het gebied van pesticide- en GMO-vrije landbouw”, merkt het EESC het volgende op:

4.3.1.

Het EESC wijst op het verslag van 300 deskundigen uit 23 lidstaten, die de mogelijke gevolgen van het toekomstige GLB voor de bescherming en het herstel van de biodiversiteit onder de loep hebben genomen (23). Deze wetenschappers doen concrete voorstellen om de impact van het GLB op de biodiversiteit te verbeteren en landbouwers bij deze transitie te ondersteunen. Het EESC zou graag zien dat de Commissie en de lidstaten deze voorstellen voor ogen houden bij de hervorming van het GLB, dat een krachtig instrument is om de landbouw te hervormen.

4.3.2.

De agro-ecologische transitie en de verbetering van de biodiversiteit zijn evenwel streefdoelen die onmogelijk alleen vanuit Brussel kunnen worden gerealiseerd via het GLB; ook voor het lokale niveau is hier een belangrijke rol weggelegd. Met het oog op de specifieke kenmerken van de verschillende regio’s is het zaak ook lokale oplossingen uit te werken voor landbouwers en grondeigenaren.

4.3.3.

Bovendien wil het EESC beklemtonen dat ook moet worden gezocht naar doeltreffende alternatieven, zodat geen enkele landbouwer in de kou blijft staan. Het zou daarom graag zien dat meer wordt ingezet op precisielandbouw, digitale landbouw, biologische bestrijding en robotica, maar ook op agro-ecologie, waarbij de nodige financiële middelen worden uitgetrokken voor de ontwikkeling van onderzoek, de praktische toepassing van innovaties en het gebruik daarvan in de verschillende sectoren en door de landbouwers.

4.3.4.

Het EESC erkent dat de bijenteelt in veel lidstaten een belangrijke economische sector is, die met name bijdraagt tot plattelandsontwikkeling en helpt de ontvolking van het platteland tegen te gaan. Aangezien Europa te weinig honing produceert, moet meer steun worden verleend aan de bijenteelt en de economische valorisatie van honing en aanverwante producten (stuifmeel, was, koninginnengelei enz.), zodat een professionele en milieuvriendelijke vorm van bijenteelt in stand kan worden gehouden en aan de Europese vraag naar honing kan worden voldaan. Bijenhouders moeten beroepsorganisaties oprichten zodat zij beter georganiseerd zijn en de belangen van de Europese bijenteelt efficiënter kunnen behartigen. Voorts zou het EESC graag zien dat de Commissie de komende herziening van de honingrichtlijn aangrijpt om de etikettering en traceerbaarheid van honing te verbeteren, zodat efficiënter kan worden opgetreden tegen fraude en de invoer uit derde landen die onze regels niet naleven, wat de Europese honingproductie verzwakt.

4.3.5.

Om een draagvlak voor de agro-ecologische transitie te creëren onder Europese landbouwers zou de Commissie tot slot snel werk moeten maken van wederkerigheid van normen, zodat de verstoring van de concurrentieverhoudingen beperkt blijft.

Brussel, 15 december 2022.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  Verordening (EU) 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende het Europees burgerinitiatief (PB L 130 van 17.5.2019, blz. 55).

(2)  Nieto et al., 2014. European Red List of Bees.

(3)  Williams, 1994, The dependence of crop production within the European Union on pollination by honeybees (De afhankelijkheid van de gewassenteelt in de Europese Unie van bestuiving door honingbijen).

(4)  Ollerton et al., 2011, How many flowering plants are pollinated by animals? (Hoeveel bloeiende planten worden door dieren bestoven?).

(5)  IPBES, 2016, Assessment Report on Pollinators, Pollination and Food Production (Evaluatieverslag over bestuivers, bestuiving en voedselproductie).

(6)  Frans Technisch en Wetenschappelijk Instituut voor bijen en bestuiving (ITSAP), 2015, Ressources alimentaires pour les abeilles (Voedselbronnen voor bijen).

(7)  IPBES, 2019, The Global Assessment Report on Biodiversity and Ecosystem Services (Mondiaal evaluatieverslag over biodiversiteit en ecosysteemdiensten).

(8)  INRAE en Ifremer, 2022, Impacts des produits phytopharmaceutiques sur la biodiversité et les services écosystémiques (Effecten van gewasbeschermingsmiddelen op de biodiversiteit en ecosysteemdiensten).

(9)  Europese Rekenkamer, Speciaal verslag 15/2020.

(10)  COM(2021) 261 final.

(11)  COM(2022) 305 final.

(12)  Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1)

(13)  EFSA, 2022, Revised guidance on the risk assessment of plant protection products on bees (Apis mellifera, Bombus spp. and solitary bees) (Herziene richtsnoeren voor de beoordeling van de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor bijen).

(14)  Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

(15)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(16)  COM(2020) 380 final.

(17)  COM(2022) 304 final.

(18)  Europese Rekenkamer, Speciaal verslag 13/2020.

(19)  Le Betteravier, Quand 14 agriculteurs de l’Aisne deviennent apiculteurs (Als 14 landbouwers uit het departement Aisne bijenhouder worden).

(20)  20 Minutes, Toulouse: Pour suivre la mortalité des abeilles, BeeGuard met au point un compteur vidéo sur ses ruches connectées (BeeGuard installeert video’s in de bijenkorven om de bijen te tellen en de bijensterfte te monitoren).

(21)  EFSA, 2022, Recueil des initiatives agricoles favorables aux pollinisateurs (Overzicht van bestuiversvriendelijke landbouwinitiatieven).

(22)  Deense Raad voor landbouw en levensmiddelen, 2018, 10 bee-friendly recommendations for your farm (10 aanbevelingen voor een bijvriendelijke landbouw).

(23)  Pe'er et al., 2022, How can the European Common Agricultural Policy help halt biodiversity loss? Recommendations by over 300 experts (Hoe kan het GLB helpen het biodiversiteitsverlies een halt toe te roepen? Aanbevelingen van meer dan 300 deskundigen).