27.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 493/202


P9_TA(2022)0232

Bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten (verordening inzake de verdeling van de inspanningen) ***I

Amendementen (*) van het Europees Parlement aangenomen op 8 juni 2022 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) 2018/842 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen (COM(2021)0555 — C9-0321/2021 — 2021/0200(COD)) (1)

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

(2022/C 493/23)

Amendement 1

Voorstel voor een verordening

Overweging 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1)

De Overeenkomst van Parijs, die in december 2015 in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ondertekend, is in november 2016 in werking getreden. De partijen zijn overeengekomen de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur ruim onder 2 oC boven het niveau van het pre-industriële tijdperk te houden, en te streven naar een maximale temperatuurstijging van 1,5  oC boven dit pre-industriële niveau.

(1)

De Overeenkomst van Parijs, die in december 2015 in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) is ondertekend, is in november 2016 in werking getreden. De partijen zijn overeengekomen de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur ruim onder 2 oC boven het niveau van het pre-industriële tijdperk te houden, en te streven naar een maximale temperatuurstijging van 1,5  oC boven dit pre-industriële niveau , waarbij zij worden geleid door onder meer de beginselen van billijkheid en van gezamenlijke, doch verschillende, verantwoordelijkheden en onderscheiden mogelijkheden . Door het klimaatpact van Glasgow in november 2021 goed te keuren, hebben de partijen bij de Overeenkomst van Parijs erkend dat een beperking van de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur tot 1,5  oC de risico’s en gevolgen van klimaatverandering aanzienlijk zou verminderen, en hebben zij zich ertoe verbonden hun doelstellingen voor 2030 uiterlijk eind 2022 te versterken.

Amendement 2

Voorstel voor een verordening

Overweging 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(1 bis)

Het wordt steeds noodzakelijker actie te ondernemen om de emissies terug te dringen, zoals de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) heeft verklaard in haar meest recente verslagen van 7 augustus 2021 getiteld “Climate change 2021: The Physical Science Basis” (Klimaatverandering 2021: de wetenschappelijke basis) en van 28 februari 2022 getiteld “Climate Change 2022: Impacts, Adaptation and Vulnerability” (Klimaatverandering 2022: gevolgen, aanpassing en kwetsbaarheid). De IPCC verklaart met zeer grote stelligheid dat klimaatverandering een bedreiging vormt voor het welzijn van de mens en de gezondheid van onze planeet en dat de weinige tijd die wij nog hebben om een leefbare en duurzame toekomst voor iedereen te garanderen snel verstrijkt en dat daarom elk verder uitstel van gecoördineerde anticiperende mondiale aanpassings- en mitigatiemaatregelen voorkomen moet worden. De IPCC geeft nieuwe ramingen van de kansen om de opwarming van de aarde met 1,5  oC in de komende decennia te overschrijden, en komt tot de conclusie dat, tenzij de uitstoot van broeikasgassen onmiddellijk, snel en op grote schaal wordt verminderd, de beperking van de opwarming van de aarde tot bijna 1,5  oC of zelfs 2 oC onmogelijk zal zijn. De Unie moet derhalve in actie komen en haar inspanningen opvoeren en internationaal het voortouw nemen bij de aanpak van de klimaatverandering.

Amendement 3

Voorstel voor een verordening

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3)

De Europese Green Deal (31) omvat een uitgebreide reeks elkaar versterkende maatregelen en initiatieven die gericht zijn op het bereiken van klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050, en er wordt een nieuwe groeistrategie in vastgesteld die tot doel heeft de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie waarin economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen . De Green Deal moet daarnaast het natuurlijk kapitaal van de Unie beschermen, behouden en verbeteren, en de gezondheid en het welzijn van de burgers beschermen tegen milieugerelateerde risico’s en effecten. Tegelijkertijd treft deze transitie vrouwen en mannen anders en heeft deze een bijzonder effect op bepaalde achtergestelde groepen, zoals ouderen, personen met een handicap en personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de transitie rechtvaardig en inclusief is en niemand aan zijn lot wordt overgelaten.

(3)

De Europese Green Deal (31) vormt een uitgangspunt voor de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit en vervolgens negatieve emissies te bereiken, zoals vastgelegd in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad  (31 bis). De Green Deal omvat een uitgebreide reeks elkaar versterkende maatregelen en initiatieven die gericht zijn op het bereiken van klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050, en er wordt een nieuwe groeistrategie in vastgesteld die tot doel heeft de Unie om te vormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie. De Green Deal moet daarnaast het natuurlijk kapitaal van de Unie beschermen, behouden en verbeteren, en de gezondheid en het welzijn van de burgers beschermen tegen milieugerelateerde risico’s en effecten. Tegelijkertijd treft deze transitie alle genders anders en heeft deze een bijzonder effect op bepaalde achtergestelde groepen, zoals ouderen, personen met een handicap , personen die te kampen hebben met energiearmoede of vervoersarmoede en personen die tot een raciale of etnische minderheid behoren. De transitie heeft daarnaast een verschillend effect op lidstaten en regio’s. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de transitie rechtvaardig en inclusief is en niemand aan zijn lot wordt overgelaten.

Amendement 4

Voorstel voor een verordening

Overweging 3 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 bis)

Met het oog op de maatschappelijke aanvaardbaarheid moet de klimaatambitie die in deze verordening is neergelegd, gepaard gaan met een overeenkomstige sociale ambitie. Het hogere ambitieniveau brengt aanzienlijke veranderingen met zich mee in de getroffen sectoren, die gevolgen kunnen hebben voor de samenleving en de werkgelegenheid. De herziene emissiereductiedoelstellingen moeten vergezeld gaan van voldoende financiële en beleidsmaatregelen om te garanderen dat die doelstellingen op een sociaal rechtvaardige manier kunnen worden gehaald. De maatregelen kunnen onder meer bestaan uit het uitvoeren van werkgelegenheidseffectbeoordelingen waarin het effect op de werkgelegenheid en de arbeidsomstandigheden op nationaal en regionaal niveau wordt geëvalueerd, alsmede het toewijzen van nationale en Uniemiddelen voor de financiering van maatregelen voor sociale aanpassing en het scheppen van hoogwaardige banen, gendergelijkheid, een leven lang leren, beroepsopleiding en sociale bescherming, en om te zorgen voor doeltreffende collectieve onderhandelingen. Een tijdige raadpleging en de daadwerkelijke betrokkenheid van de nationale sociale partners in de in artikel 2 van deze verordening bedoelde sectoren, wat betreft de ontwikkeling en uitvoering van nationale maatregelen waarmee uitvoering wordt gegeven aan deze verordening, zijn ook van belang.

Amendement 5

Voorstel voor een verordening

Overweging 3 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 ter)

De transitie naar een economie van de Unie die verenigbaar is met de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken, kan bovendien bijzondere gevolgen hebben voor bepaalde economische sectoren, en met name kwetsbare micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in deze sectoren. Bij de tenuitvoerlegging van deze verordening is het belangrijk dat de lidstaten een gunstig klimaat scheppen voor deze ondernemingen, zodat zij kunnen overschakelen op praktijken die steeds minder en uiteindelijk geen broeikasgasemissies meer met zich meebrengen.

Amendement 6

Voorstel voor een verordening

Overweging 3 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 quater)

Uit het Milieuprogramma van de VN en het “Global Forum on Environment” van de OESO is naar voren gekomen dat ecologische veranderingen genderspecifieke gevolgen hebben. Genderspecifieke rollen zorgen er eveneens voor dat alle genders in verschillende mate kwetsbaar zijn voor de gevolgen van de klimaatverandering. De gevolgen van de klimaatverandering vergroten genderongelijkheid.

Amendement 7

Voorstel voor een verordening

Overweging 4

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4)

Bij Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (32) (de Europese klimaatwet) heeft de Unie de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit voor de hele economie te bereiken, in wetgeving vastgelegd. Bij die verordening is ook de bindende toezegging van de Unie vastgesteld om de nettobroeikasgasemissies (emissies na aftrek van verwijderingen) tegen 2030 met ten minste 55 % te reduceren ten opzichte van de niveaus van 1990.

(4)

Bij Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (32) (de Europese klimaatwet) heeft de Unie de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit voor de hele economie te bereiken en vervolgens negatieve emissies, in wetgeving vastgelegd. Bij die verordening is ook de bindende toezegging van de Unie vastgesteld om de nettobroeikasgasemissies (emissies na aftrek van verwijderingen) tegen 2030 met ten minste 55 % te reduceren ten opzichte van de niveaus van 1990. Voorts is in de klimaatwet vastgelegd dat bij de verwezenlijking van de doelstelling prioriteit moet worden gegeven aan snelle en voorspelbare emissiereducties die tegelijkertijd de verwijderingen per natuurlijke put verbeteren. De bijdrage van de nettoverwijderingen aan de klimaatdoelstelling voor 2030 is beperkt tot 225 miljoen ton CO2-equivalent, terwijl de rest van de doelstelling via directe emissiereducties moet worden gerealiseerd.

Amendement 8

Voorstel voor een verordening

Overweging 5

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(5)

Om deze verbintenissen en de bijdragen van de Unie ten aanzien van de in het kader van het UNFCCC aangenomen Overeenkomst van Parijs (33) na te komen, moet het regelgevingskader voor het verwezenlijken van de broeikasgasemissiereductiedoelstelling van de Unie worden aangepast.

(5)

Om deze verbintenissen en de op nationaal niveau bepaalde bijdragen van de Unie ten aanzien van de in het kader van het UNFCCC aangenomen Overeenkomst van Parijs (33) na te komen, moet het regelgevingskader voor het verwezenlijken van de broeikasgasemissiereductiedoelstelling van de Unie worden aangepast.

Amendement 9

Voorstel voor een verordening

Overweging 7

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7)

Hoewel de handel in emissierechten ook van toepassing zal zijn op broeikasgasemissies van weg- en zeevervoer en gebouwen, blijft het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/842 ongewijzigd. Verordening (EU) 2018/842 blijft daarom van toepassing op de broeikasgasemissies van de binnenlandse scheepvaart, maar niet op die van de internationale scheepvaart. De voor nalevingscontroles in aanmerking te nemen broeikasgasemissies van een lidstaat die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/842 vallen, zullen nog altijd na de voltooiing van de inventarisevaluaties uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (34) worden bepaald.

(7)

Hoewel de handel in emissierechten ook van toepassing kan zijn op broeikasgasemissies van weg- en zeevervoer en gebouwen, blijft het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/842 ongewijzigd. Verordening (EU) 2018/842 blijft daarom van toepassing op de broeikasgasemissies van de binnenlandse scheepvaart, maar niet op die van de internationale scheepvaart. De voor nalevingscontroles in aanmerking te nemen broeikasgasemissies van een lidstaat die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/842 vallen, zullen nog altijd na de voltooiing van de inventarisevaluaties uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (34) worden bepaald. In bepaalde sectoren zijn de emissies de afgelopen jaren echter stabiel gebleven of zelfs toegenomen.

Amendement 10

Voorstel voor een verordening

Overweging 9

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(9)

In zijn conclusies van 11 december 2020 heeft de Europese Raad aangegeven dat de inspanningen om de doelstelling voor 2030 te verwezenlijken door de Unie collectief en zo kosteneffectief mogelijk moeten worden geleverd, en dat alle lidstaten hieraan moeten meewerken op basis van billijkheid en solidariteit, rekening houdend met de verschillende uitgangsposities, de al geleverde inspanningen en de specifieke nationale omstandigheden van elk van de lidstaten, met inbegrip van de insulaire lidstaten en eilanden, zonder iemand aan zijn lot over te laten.

(9)

In zijn conclusies van 11 december 2020 heeft de Europese Raad aangegeven dat de inspanningen om de doelstelling voor 2030 te verwezenlijken door de Unie collectief en zo kosteneffectief mogelijk moeten worden geleverd, en dat alle lidstaten hieraan moeten meewerken op basis van billijkheid en solidariteit, rekening houdend met de verschillende uitgangsposities, de emissiereducties die al zijn bereikt, de al geleverde inspanningen en de specifieke nationale omstandigheden van elk van de lidstaten, met inbegrip van de insulaire lidstaten en eilanden, zonder iemand aan zijn lot over te laten.

Amendement 11

Voorstel voor een verordening

Overweging 9 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(9 bis)

Voor de periode na 2030 is het noodzakelijk dat de Unie en alle lidstaten alles in het werk stellen om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn overeenkomstig de betreffende EU-doelstelling om vervolgens negatieve emissies te kunnen bereiken. Op grond van Verordening (EU) 2018/842 moet worden gewaarborgd dat alle lidstaten een adequaat emissietraject volgen en een concreet beleid voor de lange termijn vaststellen om die doelstelling te verwezenlijken.

Amendement 12

Voorstel voor een verordening

Overweging 10

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(10)

Om de doelstelling van een vermindering van de broeikasgasemissies met 55 % te verwezenlijken, zullen de sectoren die onder Verordening (EU) 2018/842 vallen hun emissies geleidelijk moeten terugdringen tot zij tegen 2030 een reductie van 40 % ten opzichte van de niveaus van 2005 hebben behaald.

(10)

Om de afspraken van de Unie in het kader van de Overeenkomst van Parijs na te komen en de doelstelling van een vermindering van de broeikasgasemissies met ten minste 55 % te verwezenlijken, zullen alle sectoren die onder Verordening (EU) 2018/842 vallen hun emissies geleidelijk moeten terugdringen tot zij tegen 2030 een reductie van 40 % ten opzichte van de niveaus van 2005 hebben behaald.

Amendement 13

Voorstel voor een verordening

Overweging 11

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(11)

Daartoe moeten de broeikasgasemissiereductiestreefcijfers voor 2030 voor elke lidstaat worden herzien. Bij de herziening van de broeikasgasemissiereductiestreefcijfers moet dezelfde methode worden gehanteerd als bij de vaststelling van Verordening (EU) 2018/842, waarvoor bij het vaststellen van de nationale bijdragen rekening werd gehouden met de verschillende capaciteiten van en mogelijkheden wat betreft kostenefficiëntie in de lidstaten met het oog op een billijke en evenwichtige verdeling van de inspanningen. De mate waarin elke lidstaat de maximale broeikasgasemissies in 2030 moet hebben gereduceerd, moet daarom worden bepaald in verhouding tot de hoeveelheid onder deze verordening vallende broeikasgasemissies die in 2005 is vastgesteld, met uitsluiting van de geverifieerde broeikasgasemissies van installaties die in 2005 bestonden en pas na 2005 in het emissiehandelssysteem van de Unie zijn opgenomen.

(11)

Daartoe moeten de broeikasgasemissiereductiestreefcijfers voor 2030 voor elke lidstaat worden herzien. Bij de herziening van de broeikasgasemissiereductiestreefcijfers wordt dezelfde methode gehanteerd als bij de vaststelling van Verordening (EU) 2018/842, waarvoor bij het vaststellen van de nationale bijdragen rekening werd gehouden met de verschillende capaciteiten van en mogelijkheden wat betreft kostenefficiëntie in de lidstaten met het oog op een billijke en evenwichtige verdeling van de inspanningen. De verdeling van de streefcijfers van de lidstaten komt echter niet op hetzelfde punt bijeen. Met dit feit moet rekening worden gehouden bij de evaluatie van de bijdrage van de nationale streefcijfers aan de doelstelling van klimaatneutraliteit uiterlijk in 2050 op kosteneffectieve en eerlijke wijze. De mate waarin elke lidstaat de maximale broeikasgasemissies in 2030 moet hebben gereduceerd, moet daarom worden bepaald in verhouding tot de hoeveelheid onder deze verordening vallende broeikasgasemissies die in 2005 is vastgesteld, met uitsluiting van de geverifieerde broeikasgasemissies van installaties die in 2005 bestonden en pas na 2005 in het emissiehandelssysteem van de Unie zijn opgenomen.

Amendement 14

Voorstel voor een verordening

Overweging 11 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(11 bis)

In de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2020 over een EU-strategie om methaanemissies terug te dringen wordt benadrukt dat methaan een sterk broeikasgas is, dat wat betreft de totale bijdrage aan de klimaatverandering alleen door koolstofdioxide wordt overtroffen. Op moleculair niveau is methaan sterker dan koolstofdioxide. Hoewel methaan korter in de atmosfeer blijft dan koolstofdioxide, heeft het een aanzienlijk effect op het klimaat. In september 2021 hebben de Unie en de Verenigde Staten de “Global Methane Pledge” aangekondigd, Sindsdien hebben zich meer dan honderd landen bij dit initiatief aangesloten. De ondertekenaars van deze belofte streven naar de verwezenlijking van een collectieve doelstelling om de methaanemissies tegen 2030 wereldwijd met ten minste 30 % te verminderen ten opzichte van het niveau van 2020, en om betere rapportagenormen te hanteren. Methaan, distikstofoxide en zogenoemde F-gassen zijn samen goed voor meer dan 20 % van de broeikasgasemissies van de Unie. Gezien deze afspraken en de korte levensduur van veel van deze broeikasgassen, is het passend een of meerdere Uniestreefcijfers vast te stellen voor alle niet-CO2-emissies in alle sectoren.

Amendement 15

Voorstel voor een verordening

Overweging 13

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(13)

De COVID-19-pandemie heeft gevolgen gehad voor de economie van de Unie en de emissieniveaus in een mate die nog niet volledig kan worden gekwantificeerd. Aan de andere kant zet de Unie haar grootste stimuleringspakket ooit in, dat ook gevolgen voor de emissieniveaus kan hebben. Gezien deze onzekerheden is het passend de emissiegegevens in 2025 te evalueren en de jaarlijkse emissieruimten zo nodig bij te stellen.

(13)

De COVID-19-pandemie heeft gevolgen gehad voor de economie van de Unie en de emissieniveaus in een mate die nog niet volledig kan worden gekwantificeerd. Aan de andere kant zet de Unie haar grootste stimuleringspakket ooit in, dat erop gericht is een groen herstel te waarborgen en dat ook gevolgen voor de emissieniveaus kan hebben. Het is passend om gedurende het lopende decennium een stabiel, voorspelbaar en ambitieus regelgevend emissietraject te handhaven om zowel de noodzakelijke emissiereducties als de planningszekerheid te waarborgen.

Amendementen 16 en 55

Voorstel voor een verordening

Overweging 14

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(14)

Daarom is het goed de jaarlijkse emissieruimten voor de jaren 2026 tot en met 2030 in 2025 te actualiseren. Dit moet gebeuren op basis van een uitgebreide evaluatie van de nationale inventarisgegevens die door de Commissie wordt uitgevoerd om het gemiddelde van de broeikasgasemissies van elke lidstaat voor de jaren 2021, 2022 en 2023 te bepalen.

Schrappen

Amendement 17

Voorstel voor een verordening

Overweging 14 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(14 bis)

In overeenstemming met Verordening (EU) 2021/1119 moet de prioriteit worden gegeven aan reducties van directe emissies, die zullen moeten worden aangevuld met CO2-verwijderingen om klimaatneutraliteit te bereiken. In Verordening (EU) 2021/1119 wordt erkend dat koolstofputten natuurlijke en technologische oplossingen omvatten. De rol van technologische oplossingen voor koolstofverwijdering is ook aan de orde gesteld in verschillende verslagen van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering, met name in de bijdrage van werkgroep III aan het zesde evaluatieverslag. Het is belangrijk dat er een Unieregeling wordt ingevoerd voor de certificering van veilig en permanent opgeslagen koolstofverwijderingen door middel van technologische oplossingen, die de lidstaten en marktdeelnemers duidelijkheid biedt om het aantal verwijderingen te kunnen vergroten. Wanneer een dergelijke certificeringsregeling van kracht is, kan een analyse worden gemaakt van de boekhouding van dergelijke verwijderingen uit hoofde van het Unierecht, met inbegrip van de vraag of de boekhouding van die verwijderingen gevolgen heeft voor de emissies die onder Verordening (EU) 2018/842 vallen, met volledige inachtneming van de voorwaarden van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119. Dergelijke verwijderingen vormen een extra maatregel en vormen geen compensatie voor de noodzakelijke reducties van emissies overeenkomstig de in Verordening (EU) 2021/1119 vastgestelde klimaatdoelstellingen van de Unie.

Amendement 18

Voorstel voor een verordening

Overweging 15

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(15)

Krachtens Verordening (EU) 2018/842 kan de annulering van een beperkte hoeveelheid emissierechten in het emissiehandelssysteem van de Europese Unie voor de naleving van de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/842 van sommige lidstaten in aanmerking worden genomen. Gezien de specifieke structuur van de Maltese economie is het nationale reductiestreefcijfer van die lidstaat op basis van het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking aanzienlijk hoger dan zijn kosteneffectief reductiepotentieel. Het is daarom passend Malta uitgebreider toegang tot die flexibiliteit te geven, zonder daarbij de doelstelling van de Unie inzake emissiereducties voor 2030 in het gedrang te brengen.

(15)

Krachtens Verordening (EU) 2018/842 kan de annulering van een beperkte hoeveelheid emissierechten in het emissiehandelssysteem van de Europese Unie voor de naleving van de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/842 van sommige lidstaten in aanmerking worden genomen. Gezien de specifieke structuur van de Maltese economie is het nationale reductiestreefcijfer van die lidstaat op basis van het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking aanzienlijk hoger dan zijn kosteneffectief reductiepotentieel. Het is daarom passend Malta uitgebreider toegang tot die flexibiliteit te geven, zonder daarbij de doelstelling van de Unie inzake emissiereducties voor 2030 in het gedrang te brengen. De lidstaten die recht hebben op deze flexibiliteit, maar hiervan op grond van Verordening (EU) 2018/842 in de context van 2019 geen gebruik maakten, moeten de mogelijkheid krijgen om deze beslissing te herzien om rekening te houden met de voorgestelde nieuwe nationale reductiestreefcijfers. De desbetreffende lidstaten moet ook worden toegestaan hun meegedeelde percentages vaker te herzien.

Amendement 19

Voorstel voor een verordening

Overweging 16 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(16 bis)

Om de naleving door de lidstaten van hun minimumbijdragen voor de periode van 2021 tot en met 2030 uit hoofde van de gewijzigde Verordening (EU) 2018/842 te waarborgen en aan te moedigen, moeten de corrigerende maatregelen worden versterkt en nauwer worden gekoppeld aan de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1999. Indien een lidstaat zijn jaarlijkse emissieruimte gedurende twee opeenvolgende jaren overschrijdt, moet die lidstaat zijn geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan herzien dat bij de Commissie is ingediend in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1999, waarbij het publiek de mogelijkheid krijgt om aan dat proces deel te nemen.

Amendement 20

Voorstel voor een verordening

Overweging 16 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(16 ter)

De Unie en de lidstaten zijn partij bij het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) (“het Verdrag van Aarhus”)  (1 bis) . Publieke toetsing en toegang tot de rechter zijn essentiële onderdelen van de democratische waarden van de Unie en instrumenten om de rechtsstaat te waarborgen. In de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2020 over verbetering van de toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden in de EU en haar lidstaten onderkent de Commissie dat de toegang tot de rechter niet in alle lidstaten gewaarborgd is en roept zij de Raad en het Europees Parlement op om expliciete bepalingen omtrent toegang tot de rechter in te voeren in de sectorale wetgeving. In deze verordening wordt voorzien in de toegang tot de rechter op nationaal niveau. Het is derhalve passend een bepaling vast te stellen om de toegang van het publiek tot de rechter te waarborgen voor de maatregelen ter uitvoering van de gewijzigde Verordening (EU) 2018/842.

Amendement 21

Voorstel voor een verordening

Overweging 16 quater (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(16 quater)

Met het oog op het realiseren van de doelstellingen krachtens de gewijzigde Verordening (EU) 2018/842 en op grond van de wetgeving van de Unie, met name de doelstellingen als neergelegd in Verordening (EU) 2021/1119, moeten de Unie en haar lidstaten bij het beleid ter uitvoering van die wet- en regelgeving, gebruikmaken van de meest recente wetenschappelijke bevindingen. Dat betekent dat het advies van de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering als opgericht bij artikel 3 van Verordening (EU) 2021/1119, in de gewijzigde Verordening (EU) 2018/842 als geheel in voorkomend geval in aanmerking moet worden genomen.

Amendement 22

Voorstel voor een verordening

Overweging 18

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(18)

De vaststelling van ambitieuzere doelstellingen in het kader van Verordening (EU) 2018/841 zal het voor de lidstaten moeilijker maken om nettoverwijderingen te genereren die voor naleving in het kader van Verordening (EU) 2018/842 kunnen worden gebruikt. Bovendien zal de opsplitsing van het gebruik van de LULUCF-flexibiliteit in twee afzonderlijke perioden de beschikbaarheid van nettoverwijderingen voor de naleving van Verordening (EU) 2018/842 verder inperken. Als gevolg daarvan zouden sommige lidstaten moeite kunnen hebben hun doelstellingen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/842 te halen, terwijl sommige lidstaten — dezelfde of andere — nettoverwijderingen zullen genereren die niet kunnen worden gebruikt voor de naleving van Verordening (EU) 2018/842. Zolang aan de in artikel 3 van Verordening (EU) 2021/1119 vastgestelde doelstellingen van de Unie wordt voldaan, met name wat betreft de maximumbijdrage van nettoverwijderingen, is het passend een nieuw vrijwillig mechanisme in de vorm van een aanvullende reserve aan te leggen dat de lidstaten zal helpen hun verplichtingen na te komen.

Schrappen

Amendement 23

Voorstel voor een verordening

Overweging 18 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(18 bis)

Gezien de langetermijndimensie van effectieve klimaatbescherming, zoals bepaald in Verordening (EU) 2021/1119, en de verbintenis van de Unie in het kader van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, zou meer duidelijkheid over de afzonderlijke reductietrajecten van de lidstaten op de lange termijn (dus na 2030) een nauwkeurigere beleidsplanning mogelijk maken. Daarom is het passend in deze verordening een proces op te nemen voor de vaststelling van nationale reductietrajecten voor elke lidstaat met het oog op klimaatneutraliteit tegen 2050.

Amendement 24

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt - 1 (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Titel

Bestaande tekst

Amendement

 

(-1)

De titel wordt vervangen door:

Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013.

 

“Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot 2030 en daarna, teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013.”

Amendement 25

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 1

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1)

In artikel 1 wordt “30 %” vervangen door “40 %”.

(1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

“Deze verordening legt verplichtingen vast voor de lidstaten met betrekking tot de minimumbijdragen die zij in de periode 2021 tot en met 2030 moeten leveren om het streefdoel van de Unie te halen, namelijk haar uitstoot van broeikasgassen in de door artikel 2 van deze verordening bestreken sectoren in 2030 met 40 % te hebben verminderd in vergelijking met het niveau van 2005. Hierdoor wordt een bijdrage geleverd aan de doelstelling op de lange termijn van klimaatneutraliteit in de Unie, uiterlijk in 2050, en vervolgens van negatieve emissies. Daarnaast wordt hierdoor het verwezenlijken van de doelstellingen van Verordening (EU) 2021/1119 en van de Overeenkomst van Parijs ondersteund. Bij deze verordening worden tevens regels vastgesteld voor het bepalen van de jaarlijkse emissieruimten en voor de evaluatie van de vorderingen van de lidstaten bij het leveren van hun minimumbijdrage, en tevens wordt de weg gebaand om broeikasgasemissiereductiedoelstellingen van de Unie voor de periode na 2030 vast te stellen voor de sectoren die onder artikel 2 van deze verordening vallen”.

Amendement 26

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 2 bis (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 2 — lid 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(2 bis)

In artikel 2 wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 bis.     Voor de toepassing van deze verordening kunnen alleen biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen die voldoen aan de criteria inzake duurzaamheid en broeikasgasemissiereductie van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad  (1 bis) worden geacht emissievrij te zijn. Indien het aandeel biobrandstoffen en vloeibare biomassa, en het aandeel in het vervoer verbruikte biomassabrandstoffen, indien geproduceerd uit voedsel- en voedergewassen, groter is dan het maximale aandeel vastgesteld in artikel 26 van Richtlijn (EU) 2018/2001, worden deze brandstoffen en vloeibare brandstoffen voor de toepassing van deze verordening niet langer beschouwd als emissievrij. Uiterlijk in januari 2024 legt de Commissie zo nodig aan het Europees Parlement en de Raad een wetgevingsvoorstel voor tot wijziging van de voorschriften inzake de in Verordening (EU) 2018/1999 vervatte vereisten inzake de bepaling van en rapportage over broeikasgasemissies overeenkomstig dit artikel.”

Amendementen 27, 57cp en 75

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 3

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 4 — leden 2 en 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3)

In artikel 4 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

(3)

In artikel 4 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

2.   Met inachtneming van de in de artikelen 5, 6 en 7 van deze verordening genoemde vormen van flexibiliteit en de aanpassing overeenkomstig artikel 10, lid 2, van deze verordening, en rekening houdend met een eventuele verkleining van de emissieruimte ingevolge artikel 7 van Beschikking nr. 406/2009/EG, zorgt elke lidstaat ervoor dat zijn broeikasgasemissies:

“2.   Met inachtneming van de in de artikelen 5, 6 en 7 van deze verordening genoemde vormen van flexibiliteit en de aanpassing overeenkomstig artikel 10, lid 2, van deze verordening, en rekening houdend met een eventuele verkleining van de emissieruimte ingevolge artikel 7 van Beschikking nr. 406/2009/EG, zorgt elke lidstaat ervoor dat zijn broeikasgasemissies:

a)

in de jaren 2021 en 2022 niet hoger liggen dan de grenswaarde bepaald door een lineair traject, beginnend met het gemiddelde van zijn broeikasgasemissies gedurende 2016, 2017 en 2018, zoals bepaald op grond van lid 3 van dit artikel, en eindigend in 2030 op de grenswaarde die voor die lidstaat in kolom 1 van bijlage I bij deze verordening is vastgelegd. Het lineair traject van een lidstaat begint hetzij op vijf twaalfde van de afstand van 2019 tot 2020, hetzij in 2020 indien dat in een kleinere emissieruimte voor die lidstaat resulteert;

a)

in de jaren 2021 en 2022 niet hoger liggen dan de grenswaarde bepaald door een lineair traject, beginnend met het gemiddelde van zijn broeikasgasemissies gedurende 2016, 2017 en 2018, zoals bepaald op grond van lid 3 van dit artikel, en eindigend in 2030 op de grenswaarde die voor die lidstaat in kolom 1 van bijlage I bij deze verordening is vastgelegd. Het lineair traject van een lidstaat begint hetzij op vijf twaalfde van de afstand van 2019 tot 2020, hetzij in 2020 indien dat in een kleinere emissieruimte voor die lidstaat resulteert;

b)

in de jaren 2023 , 2024 en 2025 niet hoger liggen dan de grenswaarde bepaald door een lineair traject, beginnend in 2022 met de jaarlijkse emissieruimten voor die lidstaat , zoals bepaald op grond van lid 3 van dit artikel, en eindigend in 2030 op de grenswaarde die voor die lidstaat in kolom 2 van bijlage I bij deze verordening is vastgelegd;

b)

in de jaren 2023 tot en met 2030 niet hoger liggen dan de grenswaarde bepaald door een lineair traject, beginnend met het gemiddelde van zijn broeikasgasemissies gedurende 2016, 2017 en 2018 , zoals bepaald op grond van lid 3 van dit artikel, en eindigend in 2030 op de grenswaarde die voor die lidstaat in kolom 2 van bijlage I bij deze verordening is vastgelegd. Het lineair traject van een lidstaat begint hetzij op vijf twaalfde van de afstand van 2019 tot 2020, hetzij in 2020 indien dat in een kleinere emissieruimte voor die lidstaat resulteert;

c)

in de jaren 2026 tot en met 2030 niet hoger liggen dan de grenswaarde bepaald door een lineair traject, beginnend in 2024 met het gemiddelde van zijn broeikasgasemissies gedurende de jaren 2021, 2022 en 2023, zoals ingediend door de lidstaat op grond van artikel 26 van Verordening (EU) 2018/1999, en eindigend in 2030 op de grenswaarde die voor die lidstaat in kolom 2 van bijlage I bij deze verordening is vastgelegd.

 

3.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot bepaling van de jaarlijkse emissieruimten voor elke lidstaat voor de jaren 2021 tot en met 2030, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, overeenkomstig de in lid 2 bedoelde lineaire trajecten.

3.   De Commissie stelt , na intensieve raadpleging van de lidstaten, uitvoeringshandelingen vast tot bepaling van de jaarlijkse emissieruimten voor elke lidstaat voor de jaren 2021 tot en met 2030, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, overeenkomstig de in lid 2 bedoelde lineaire trajecten.

Voor de jaren 2021 en 2022 bepaalt zij de jaarlijkse emissieruimten op basis van een uitgebreide evaluatie van de door de lidstaten overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 525/2013 ingediende recentste nationale inventarisgegevens betreffende het jaar 2005 en de jaren 2016 tot en met 2018 en vermeldt zij de waarde van de broeikasgasemissies uit 2005 voor elke lidstaat die wordt gebruikt om die jaarlijkse emissieruimten te bepalen.

Voor de jaren 2021 en 2022 bepaalt zij de jaarlijkse emissieruimten op basis van een uitgebreide evaluatie van de door de lidstaten overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 525/2013 ingediende recentste nationale inventarisgegevens betreffende het jaar 2005 en de jaren 2016 tot en met 2018 en vermeldt zij de waarde van de broeikasgasemissies uit 2005 voor elke lidstaat die wordt gebruikt om die jaarlijkse emissieruimten te bepalen.

Voor de jaren 2023 , 2024 en 2025 bepaalt zij de jaarlijkse emissieruimten op basis van de overeenkomstig de tweede alinea vermelde waarde van de broeikasgasemissies uit 2005 voor elke lidstaat en de waarden van de beoordeelde nationale inventarisgegevens voor de jaren 2016, 2017 en 2018 als bedoeld in de tweede alinea.

Voor de jaren 2023 tot en met 2030 bepaalt zij de jaarlijkse emissieruimten op basis van de overeenkomstig de tweede alinea vermelde waarde van de broeikasgasemissies uit 2005 voor elke lidstaat en de waarden van de beoordeelde nationale inventarisgegevens voor de jaren 2016, 2017 en 2018 als bedoeld in de tweede alinea.

Voor de jaren 2026 tot en met 2030 bepaalt zij de jaarlijkse emissieruimten op basis van de overeenkomstig de tweede alinea vermelde waarde van de broeikasgasemissies uit 2005 voor elke lidstaat en een uitgebreide evaluatie van de recentste nationale inventarisgegevens voor de jaren 2021, 2022 en 2023 die door de lidstaten zijn ingediend overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2018/1999.

 

Amendement 28

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 3 bis (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 4 — lid 5 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 bis)

Aan artikel 4 wordt het volgende lid toegevoegd:

“5 bis.     De maatregelen ter beperking van de broeikasgasemissies als bedoeld in de leden 1, 2 en 3 worden uitgevoerd in overeenstemming met een eerlijke en rechtvaardige transitie voor iedereen. De Commissie stelt gemeenschappelijke richtsnoeren vast met daarin methoden ter ondersteuning van de lidstaten bij de uitvoering van deze eerlijke en rechtvaardige transitie voor iedereen.”

Amendement 29

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 3 ter (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 ter)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

 

“Artikel 4 bis

 

Minimale bijdrage aan de emissiereductie van niet-CO2-broeikasgassen in 2030

 

1.     Uiterlijk in juli 2023 legt de Commissie zo nodig aan het Europees Parlement en de Raad een wetgevingsvoorstel voor tot vaststelling van een of meer Uniewijde doelstellingen voor de vermindering van niet-CO2-emissies die onder artikel 2, lid 1, van deze verordening vallen, uiterlijk in 2030. De doelstelling(en) wordt (worden) afgestemd op de geraamde emissiereducties die nodig zijn om de in artikel 1 van deze verordening en de in artikel 2 van Verordening (EU) 2021/1119 vastgestelde doelstelling te bereiken en worden voorgesteld na nauw overleg met de wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering.

 

2.     Uiterlijk op 31 juli 2023 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een beoordeling van de in de hele Unie geplande en uitgevoerde niet-CO2-emissiereducties in het kader van de relevante wetgeving en beleidsmaatregelen van de Unie en de lidstaten, met inbegrip van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 en de strategische plannen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid overeenkomstig Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad  (1 bis) . Wanneer de Commissie overeenkomstig lid 1 een wetgevingsvoorstel indient en oordeelt dat de niet-CO2-emissiereducties naar verwachting het in dat lid bedoelde streefcijfer of de in dat lid bedoelde streefcijfers niet zullen halen, doet de Commissie aanbevelingen voor aanvullende mitigatiemaatregelen en nemen de lidstaten passende maatregelen.

 

3.     Indien de Commissie in het in lid 2 van dit artikel bedoelde verslag of in haar jaarlijkse beoordeling uit hoofde van artikel 26 van Verordening (EU) 2018/1999 concludeert dat de Unie onvoldoende vooruitgang boekt met betrekking tot het bereiken van de minimale emissiebijdrage wat betreft de niet-CO2-emissies overeenkomstig artikel 1 van deze verordening, dient de Commissie zo nodig wetgevingsvoorstellen in bij het Europees Parlement en de Raad, die daartoe sectorale streefcijfers of sectorspecifieke maatregelen, of beide, kunnen omvatten.

Amendement 30

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 3 quater (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 5 — leden 1 en 2

Bestaande tekst

Amendement

 

(3 quater)

In artikel 5 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

1.   Gedurende de jaren 2021 tot en met 2025 kan een lidstaat een maximale hoeveelheid van 10  % van zijn jaarlijkse emissieruimte voor het volgende jaar lenen.

“1.   Gedurende de jaren 2021 tot en met 2029 kan een lidstaat een maximale hoeveelheid van 5  % van zijn jaarlijkse emissieruimte voor het volgende jaar lenen.”

2.     Gedurende de jaren 2026 tot en met 2029 kan een lidstaat een maximale hoeveelheid van 5 % van zijn jaarlijkse emissieruimte voor het volgende jaar lenen.

 

Amendement 31

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 3 quinquies (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 5 — lid 3 — punt a

Bestaande tekst

Amendement

 

(3 quinquies)

In artikel 5, lid 3, wordt punt a) vervangen door:

a)

wat betreft het jaar 2021, het resterende deel van zijn jaarlijkse emissieruimte in reserve houden voor de daaropvolgende jaren, tot en met 2030 , en

“a)

wat betreft het jaar 2021, het resterende deel van zijn jaarlijkse emissieruimte tot een niveau van 5 % van zijn jaarlijkse emissieruimte in reserve houden voor de daaropvolgende jaren, tot en met 2025 , en”

Amendement 32

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 3 sexies (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 5 — lid 3 — punt b

Bestaande tekst

Amendement

 

(3 sexies)

In artikel 5, lid 3, wordt punt b) vervangen door:

b)

wat betreft de jaren 2022 tot en met 2029 , het resterende deel van zijn jaarlijkse emissieruimte tot een niveau van 30 % van zijn jaarlijkse emissieruimten tot dat jaar in reserve houden voor de daaropvolgende jaren, tot en met 2030 .

“b)

wat betreft de jaren 2022 tot en met 2024 , het resterende deel van zijn jaarlijkse emissieruimte tot een niveau van 10  % van zijn jaarlijkse emissieruimten tot dat jaar in reserve houden voor de daaropvolgende jaren, tot en met 2025 .”

Amendement 33

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 3 septies (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 5 — lid 3 — punt b bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(3 septies)

Aan artikel 5, lid 3, wordt het volgende punt toegevoegd:

“b bis)

wat betreft de jaren 2026 tot en met 2029, het resterende deel van zijn jaarlijkse emissieruimte tot een niveau van 10 % van zijn jaarlijkse emissieruimten tot dat jaar in reserve houden voor de daaropvolgende jaren, tot en met 2030.”

Amendement 34

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 3 octies (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 5 — lid 4

Bestaande tekst

Amendement

 

(3 octies)

In artikel 5 wordt lid 4 vervangen door:

4.   Een lidstaat kan maximaal 5 % van zijn jaarlijkse emissieruimte voor een bepaald jaar overdragen aan andere lidstaten met betrekking tot de jaren 2021 tot en met 2025 , en maximaal 10 % met betrekking tot de jaren 2026 tot en met 2030. De ontvangende lidstaat kan die hoeveelheid gebruiken om te voldoen aan zijn verplichtingen overeenkomstig artikel 9 voor het betrokken jaar of de daaropvolgende jaren, tot en met 2030 .

“4.   Een lidstaat kan maximaal 5 % van zijn jaarlijkse emissieruimte voor een bepaald jaar overdragen aan andere lidstaten met betrekking tot de jaren 2021 tot en met 2025. De ontvangende lidstaat kan die hoeveelheid gebruiken om te voldoen aan zijn verplichtingen overeenkomstig artikel 9 voor het betrokken jaar of de daaropvolgende jaren, tot en met 2025 .

 

Een lidstaat kan maximaal 5 % van zijn jaarlijkse emissieruimte voor een bepaald jaar overdragen aan andere lidstaten met betrekking tot de jaren 2026 tot en met 2030. De ontvangende lidstaat kan die hoeveelheid gebruiken om te voldoen aan zijn verplichtingen overeenkomstig artikel 9 voor het betrokken jaar of de daaropvolgende jaren, tot en met 2030.

 

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van acties die overeenkomstig dit lid worden ondernomen en van de overdrachtsprijs per ton CO2-equivalent.”

Amendement 35

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 3 nonies (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 5 — lid 6

Bestaande tekst

Amendement

 

(3 nonies)

In artikel 5 wordt lid 6 vervangen door:

De inkomsten die voortvloeien uit overdrachten van jaarlijkse emissieruimten overeenkomstig de leden 4 en 5, kunnen door de lidstaten worden gebruikt om klimaatverandering in de Unie of in derde landen aan te pakken. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van acties die overeenkomstig dit lid worden ondernomen.

“De inkomsten die voortvloeien uit overdrachten van jaarlijkse emissieruimten overeenkomstig de leden 4 en 5, worden door de lidstaten gebruikt om klimaatverandering in de Unie of in derde landen aan te pakken. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van acties die overeenkomstig dit lid worden ondernomen en maken die informatie op een gemakkelijk toegankelijke wijze openbaar . Een lidstaat die jaarlijkse emissieruimten aan een andere lidstaat overdraagt, publiceert de registratie van die overdracht en maakt de vergoeding die voor deze rechten zijn ontvangen openbaar.”

Amendement 36

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 3 decies (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 6 — lid 3 — alinea 2

Bestaande tekst

Amendement

 

(3 decies)

In artikel 6, lid 3, wordt alinea 2 vervangen door:

De in bijlage II vermelde lidstaten kunnen eens in 2024 en eens in 2027 besluiten het meegedeelde percentage naar beneden te herzien. In dat geval stelt de betrokken lidstaat de Commissie daarvan uiterlijk op 31 december 2024, respectievelijk op 31 december 2027 in kennis.

“De in bijlage II vermelde lidstaten kunnen besluiten hun kennisgevingsbesluit vóór het einde van 2023 te herzien en kunnen eens in 2024 en eens in 2027 besluiten het meegedeelde percentage naar beneden te herzien. In dat geval stelt de betrokken lidstaat de Commissie daarvan uiterlijk op 31 december 2023 , op 31 december 2024, of op 31 december 2027 in kennis.”

Amendement 37

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 5 bis (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 8

Bestaande tekst

Amendement

 

(5 bis)

Artikel 8 wordt vervangen door:

Artikel 8

Artikel 8

Corrigerende maatregelen

Corrigerende maatregelen

1.   Indien de Commissie bij haar jaarlijkse beoordeling overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. 525/2013 , rekening houdend met het beoogd gebruik van de flexibiliteit als bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7 van de onderhavige verordening, constateert dat een lidstaat onvoldoende vooruitgang boekt bij het voldoen aan zijn verplichtingen op grond van artikel 4 van deze verordening, dient die lidstaat binnen drie maanden bij de Commissie een actieplan met corrigerende maatregelen in dat het volgende omvat:

“1.   Indien de Commissie bij haar jaarlijkse beoordeling overeenkomstig artikel  29 van Verordening (EU) 2018/1999 , rekening houdend met het beoogd gebruik van de flexibiliteit als bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7 van de onderhavige verordening, constateert dat een lidstaat onvoldoende vooruitgang boekt bij het voldoen aan zijn verplichtingen op grond van artikel 4 van deze verordening, dient die lidstaat binnen drie maanden bij de Commissie een actieplan met corrigerende maatregelen in dat het volgende omvat:

 

-a)

een uitgebreide verklaring met de redenen waarom de lidstaat onvoldoende vooruitgang heeft geboekt bij het nakomen van zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 4 van deze verordening;

 

-a ter)

de totale hoeveelheid EU-financiering die de lidstaat heeft ontvangen voor onkosten en investeringen verband houdende met het klimaat en de groene transitie, de wijze waarop het gebruik van die financiering heeft bijgedragen aan het voldoen aan de verplichtingen op grond van artikel 4 van deze verordening, en de manier waarop de lidstaat voornemens is om die financiering te gebruiken om aan deze verplichtingen te voldoen;

a)

aanvullende maatregelen die de lidstaat zal uitvoeren om te voldoen aan zijn specifieke verplichtingen op grond van artikel 4 van deze verordening, via nationale beleidsinitiatieven en maatregelen en de uitvoering van maatregelen van de Unie;

a)

aanvullende maatregelen die de lidstaat zal uitvoeren om te voldoen aan zijn specifieke verplichtingen op grond van artikel 4 van deze verordening, via nationale beleidsinitiatieven en maatregelen en de uitvoering van maatregelen van de Unie;

b)

een strikt tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen, zodat de jaarlijkse vooruitgang bij de uitvoering kan worden beoordeeld.

b)

een strikt tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen, zodat de jaarlijkse vooruitgang bij de uitvoering kan worden beoordeeld ; indien een lidstaat een nationale adviesraad voor het klimaat heeft opgericht, zal hij bij het vaststellen van de noodzakelijke maatregelen advies van deze raad inwinnen ;

 

b bis)

een opgave van de hoeveelheid extra emissiereducties die volgens de ramingen van de lidstaat met dat beleid zal worden bereikt en de methode die is gebruikt om deze extra emissiereducties te ramen;

 

b ter)

hoe het plan met corrigerende maatregelen het op grond van Verordening (EU) 2018/1999 vastgestelde geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan van de lidstaat zal versterken.

 

1 bis.     Indien een lidstaat gedurende twee of meer opeenvolgende jaren zijn jaarlijkse emissieruimte overschrijdt, voert hij uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1999 een herziening uit van zijn geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan en zijn nationale langetermijnstrategie. De lidstaat rondt deze herziening binnen 6 maanden af. De Commissie doet aanbevelingen over de wijze waarop het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan, of de nationale langetermijnstrategie, of beide, moeten worden herzien. De lidstaat stelt de Commissie in kennis van de herziene plannen en verklaart daarbij hoe de niet-naleving van de nationale jaarlijkse emissieruimten zal worden verholpen met de voorgestelde herzieningen en, in voorkomend geval, hoe gehoor is gegeven aan de aanbevelingen van de Commissie. Als het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan of de langetermijnstrategie in wezen ongewijzigd blijft, publiceert de lidstaat een verklaring met zijn motivering.

2.   Het Europees Milieuagentschap staat , overeenkomstig zijn jaarlijkse werkprogramma, de Commissie bij in haar werkzaamheden om zulke actieplannen met corrigerende maatregelen te beoordelen.

2.   Het Europees Milieuagentschap en de wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering die bij artikel 3 van Verordening (EU) 2021/1119 zijn opgericht, staan , overeenkomstig hun jaarlijkse werkprogramma, de Commissie bij in haar werkzaamheden om actieplannen met corrigerende maatregelen te beoordelen.

3.   De Commissie kan over de soliditeit van de overeenkomstig lid 1 ingediende actieplannen met corrigerende maatregelen advies uitbrengen . Zij doet dat in voorkomend geval binnen vier maanden na de ontvangst van die plannen. De betrokken lidstaat houdt zo veel mogelijk rekening met het advies van de Commissie en kan zijn actieplan met corrigerende maatregelen dienovereenkomstig herzien.

3.   De Commissie brengt advies uit over de soliditeit van de overeenkomstig lid 1 ingediende actieplannen met corrigerende maatregelen. Zij doet dat in voorkomend geval binnen vier maanden na de ontvangst van die plannen. De betrokken lidstaat houdt zo veel mogelijk rekening met het advies van de Commissie en moet zijn actieplan met corrigerende maatregelen herzien. Een lidstaat die besluit geen gevolg te geven aan een aanbeveling of een aanzienlijk deel daarvan, dient verantwoording af te leggen aan de Commissie.

 

3 bis.     De actieplannen met corrigerende maatregelen, de adviezen van de Commissie en de antwoorden en verklaringen van de lidstaten waarnaar in de leden 1, 1 bis en 3 wordt verwezen, zijn toegankelijk voor het publiek.

 

3 ter.     Bij het herzien van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan op grond van artikel 14 van Verordening (EU) 2018/1999, verwijzen de lidstaten naar hun corrigerende actieplannen op grond van de leden 1 en 1 bis, en in voorkomend geval eventuele adviezen die de Commissie krachtens dit artikel heeft uitgebracht.

Amendement 38

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 6

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 9 — lid 2

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2.   Indien de broeikasgasemissies van een lidstaat in de in artikel 4 van Verordening (EU) 2018/841 bedoelde periode van 2021 tot en met 2025 hoger lagen dan de verwijderingen, zoals bepaald overeenkomstig artikel 12 van die verordening, verkleint de centrale administrateur de jaarlijkse emissieruimten voor deze lidstaat met een hoeveelheid gelijk aan de omvang in ton CO2-equivalent van die bovenmatige broeikasgasemissies voor de desbetreffende jaren.

“2.   Indien de broeikasgasemissies van een lidstaat ofwel in de in artikel 4 van Verordening (EU) 2018/841 bedoelde periode van 2021 tot en met 2025 , ofwel in de periode van 2026 tot en met 2030, hoger lagen dan de verwijderingen, zoals bepaald overeenkomstig artikel 12 van die verordening, verkleint de centrale administrateur de jaarlijkse emissieruimten voor deze lidstaat met een hoeveelheid gelijk aan de omvang in ton CO2-equivalent van die bovenmatige broeikasgasemissies voor de desbetreffende jaren.”

Amendement 39

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 7

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 11 bis

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(7)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

Schrappen

Artikel 11 bis

 

Aanvullende reserve

 

1.     Indien de Unie tegen 2030 haar nettobroeikasgasemissies met ten minste 55 % ten opzichte van de niveaus van 1990 heeft teruggedrongen overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad  (**) , en rekening houdend met de bovengrens van de bijdrage van nettoverwijderingen, wordt een aanvullende reserve in het EU-register aangelegd.

 

2.     Lidstaten die besluiten niet aan de aanvullende reserve bij te dragen en er geen gebruik van te maken, stellen de Commissie uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening in kennis van hun beslissing.

 

3.     De aanvullende reserve bestaat uit de nettoverwijderingen die de deelnemende lidstaten in de periode van 2026 tot en met 2030 hebben gegenereerd boven hun respectieve streefcijfers uit hoofde van Verordening (EU) 2018/841, na aftrek van beide volgende elementen:

 

a)

alle uit hoofde van de artikelen 11 tot en met 13 ter van Verordening (EU) 2018/841 gebruikte flexibiliteit;

 

b)

de voor de naleving van artikel 7 van deze verordening in aanmerking genomen hoeveelheden.

 

4.     Indien een aanvullende reserve wordt aangelegd overeenkomstig lid 1, kan een deelnemende lidstaat er gebruik van maken indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

 

a)

de broeikasgasemissies van de lidstaat overtreffen zijn jaarlijkse emissieruimten in de periode 2026 tot en met 2030;

 

b)

de lidstaat heeft de flexibiliteitsinstrumenten uit hoofde van artikel 5, leden 2 en 3, uitgeput;

 

c)

de lidstaat heeft maximaal gebruikgemaakt van nettoverwijderingen overeenkomstig artikel 7, ook al bereikt deze hoeveelheid niet het in bijlage III vastgestelde niveau, en

 

d)

de lidstaat heeft geen netto-overdrachten aan andere lidstaten uit hoofde van artikel 5 verricht.

 

5.     Indien een lidstaat voldoet aan de voorwaarden van lid 4 van dit artikel ontvangt deze een aanvullende hoeveelheid uit de aanvullende reserve tot maximaal zijn tekort, die moet worden gebruikt voor naleving op grond van artikel 9.

 

Indien de hieruit voortvloeiende collectieve hoeveelheid, te ontvangen door alle lidstaten die voldoen aan de in lid 4 van dit artikel gestelde voorwaarden, groter is dan de op grond van lid 3 van dit artikel voor de aanvullende reserve toegewezen hoeveelheid, wordt de door elk van deze lidstaten te ontvangen hoeveelheid pro rata verkleind.

 

Amendement 40

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 7 bis (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 15

Bestaande tekst

Amendement

 

(7 bis)

Artikel 15 wordt vervangen door:

Artikel 15

Artikel 15

Evaluatie

Evaluatie

1.   Deze verordening wordt voortdurend geëvalueerd, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de veranderende nationale omstandigheden, de wijze waarop alle sectoren van de economie bijdragen tot de vermindering van broeikasgasemissies, de internationale ontwikkelingen en de inspanningen ter verwezenlijking van de doelstellingen op lange termijn van de Overeenkomst van Parijs.

“1.   Deze verordening wordt voortdurend geëvalueerd, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de veranderende nationale omstandigheden, de wijze waarop alle sectoren van de economie bijdragen tot de vermindering van broeikasgasemissies, de internationale ontwikkelingen en de inspanningen ter verwezenlijking van de doelstellingen op lange termijn van de Overeenkomst van Parijs en Verordening (EU) 2021/1119 .

2.   De Commissie brengt binnen zes maanden na elke algemene inventarisatie zoals overeengekomen in artikel 14 van de Overeenkomst van Parijs verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van deze verordening, waaronder het evenwicht tussen aanbod van en vraag naar jaarlijkse emissieruimten, alsmede over de bijdrage van deze verordening aan de algehele doelstelling van de Unie inzake de vermindering van broeikasgasemissies voor 2030 en de bijdrage ervan aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, met name met betrekking tot de behoefte aan aanvullende beleidsinitiatieven en maatregelen van de Unie met het oog op de noodzakelijke broeikasgasemissiereducties door de Unie en haar lidstaten, met inbegrip van een kader voor de periode na 2030, en kan, indien passend, voorstellen indienen.

2.   De Commissie brengt binnen zes maanden na elke algemene inventarisatie zoals overeengekomen in artikel 14 van de Overeenkomst van Parijs verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van deze verordening, waaronder het evenwicht tussen aanbod van en vraag naar jaarlijkse emissieruimten, alsmede over de bijdrage van deze verordening aan de doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit en de tussentijdse klimaatstreefcijfers van de Unie overeenkomstig de artikelen 2 en 4 van Verordening (EU) 2021/1119 en de bijdrage ervan aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, met name met betrekking tot de behoefte aan aanvullende beleidsinitiatieven en maatregelen van de Unie met het oog op de noodzakelijke broeikasgasemissiereducties door de Unie en haar lidstaten, met inbegrip van een kader voor de periode na 2030, en kan, indien passend, voorstellen indienen.

In deze verslagen wordt rekening gehouden met de strategieën die zijn opgesteld ingevolge artikel 4 van Verordening (EU) nr. 525/2013 teneinde bij te dragen tot het formuleren van een strategie van de Unie op lange termijn.

In deze verslagen wordt rekening gehouden met de strategieën die zijn opgesteld ingevolge artikel  15 van Verordening (EU) 2018/1999 teneinde bij te dragen tot het formuleren van een strategie van de Unie op lange termijn.”

Amendement 41

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 7 ter (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 15 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(7 ter)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

 

“Artikel 15 bis

 

Afstemming op de doelstelling van de Unie en de lidstaten inzake klimaatneutraliteit

 

1.     Bij de vaststelling van de wetgevingshandeling tot vaststelling van de klimaatdoelstelling van de Unie voor 2040 overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1119 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin het volgende wordt uiteengezet:

 

a)

de geschiktheid van de huidige nationale streefcijfers in bijlage I bij deze verordening wat betreft hun bijdrage aan de verwezenlijking van de doelstelling om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bewerkstelligen uit hoofde van Verordening (EU) 2021/1119, en wel op kosteneffectieve en eerlijke wijze;

 

b)

een reductietraject voor elke lidstaat van de onder deze verordening vallende broeikasgasemissies, dat verenigbaar is met de doelstelling van klimaatneutraliteit voor elke lidstaat, uiterlijk in 2050.

 

2.     Binnen zes maanden na de publicatie van het in lid 1 bedoelde verslag doet de Commissie voorstellen om de broeikasgasemissies voor de sectoren die onder deze verordening vallen, te beperken. Die voorstellen zorgen voor een kosteneffectieve en eerlijke verdeling van de reductie-inspanningen in de hele Unie op basis van de in lid 1, punt b), bedoelde reductietrajecten.”

Amendement 42

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 7 quater (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 15 ter (nieuw)

Bestaande tekst

Amendement

 

(7 quater)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

 

“Artikel 15 ter

 

Toegang tot de rechter

 

1.     De lidstaten zorgen ervoor dat, in overeenstemming met hun nationale rechtsstelsel, de leden van het betrokken publiek die voldoen aan de voorwaarden van lid 2, met inbegrip van natuurlijke personen of rechtspersonen, of hun verenigingen, organisaties of groepen, toegang hebben tot een toetsingsprocedure bij een rechtbank of een ander bij wet ingesteld onafhankelijk en onpartijdig orgaan om de materiële of formele rechtmatigheid van enig besluit, handelen of nalaten aan te vechten.

 

a)

dat niet voldoet aan de wettelijke verplichtingen zoals bedoeld in de artikelen 4 tot en met 8 van deze verordening; of

 

b)

waarop artikel 10 van Verordening (EU) 2018/1999 van toepassing is.

 

Voor de toepassing van dit lid omvat een handeling of nalatigheid die niet voldoet aan de wettelijke verplichtingen uit hoofde van artikel 4 of artikel 8, een handeling of nalatigheid met betrekking tot een beleidslijn of een maatregel die is vastgesteld met het oog op de uitvoering van die verplichtingen, wanneer die beleidslijn of maatregel onvoldoende bijdraagt tot die uitvoering.

 

2.     De leden van het betrokken publiek worden geacht aan de voorwaarden van lid 1 te voldoen wanneer:

 

a)

zij voldoende belang hebben; of

 

b)

zij stellen dat inbreuk is gemaakt op een recht, voor zover het bestuursprocesrecht van een lidstaat dit als voorwaarde stelt.

 

Wat een voldoende belang vormt, wordt bepaald door de lidstaten in het licht van de doelstelling om de leden van het betrokken publiek een ruime toegang tot de rechter te verlenen in overeenstemming met het Verdrag van Aarhus. Hiertoe wordt het belang van elke non-gouvernementele organisatie die milieubescherming bevordert en voldoet aan de voorschriften van het nationale recht geacht voldoende belang te zijn in de zin van dit lid.

 

3.     De bepalingen van de leden 1 en 2 sluiten de mogelijkheid van een voorafgaande toetsingsprocedure voor een bestuursorgaan niet uit en laten het vereiste onverlet dat de administratieve toetsingsprocedures doorlopen moeten zijn alvorens beroep bij een rechterlijke instantie kan worden ingesteld, voor zover een dergelijk vereiste geldt naar nationaal recht. Een dergelijke procedure moet eerlijk, billijk en snel zijn en mag niet buitensporig kostbaar zijn.

 

4.     De lidstaten dragen er zorg voor dat het publiek gemakkelijk kan beschikken over praktische informatie over toegang tot administratieve en rechterlijke toetsingsprocedures.”.

Amendement 43

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — alinea 1 — punt 7 quinquies (nieuw)

Verordening (EU) 2018/842

Artikel 16 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(7 quinquies)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

 

“Artikel 16 bis

Wetenschappelijk advies met betrekking tot de ESR-/CARE-sectoren

In overeenstemming met zijn mandaat overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2021/1119 kan de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering, op verzoek dan wel op eigen initiatief, wetenschappelijk advies verstrekken en rapporten publiceren over het traject van deze verordening, over de niveaus van de jaarlijkse emissies en flexibiliteitsinstrumenten en hun consistentie met de klimaatdoelstellingen, met name met het oog op een eventuele herziening van deze verordening. De Commissie zal op gepaste wijze rekening houden met het advies van de adviesraad dan wel zal zij de redenen publiceren waarom zij besloten heeft om dat advies te negeren.”


(*)  Verwijzingen naar 'cp' in de kopjes van goedgekeurde amendementen worden opgevat als het overeenkomstige deel van deze amendementen.

(1)  De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissie op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement (A9-0163/2022).

(31)  Mededeling van de Commissie — De Europese Green Deal, COM(2019)0640 van 11 december 2019.

(31)  Mededeling van de Commissie — De Europese Green Deal, COM(2019)0640 van 11 december 2019.

(31 bis)   Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

(32)  Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

(32)  Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).

(33)  Overeenkomst van Parijs (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4).

(33)  Overeenkomst van Parijs (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4).

(34)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

(34)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

(1 bis)   PB L 124 van 17.5.2005, blz. 4.

(1 bis)   Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(1 bis)   Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 1).

(**)   Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).