29.9.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 349/161


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de herziening van het kader voor crisisbeheer en depositoverzekering als bijdrage tot de voltooiing van de bankenunie

(COM(2023) 225 final)

over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 806/2014 wat betreft vroegtijdige-interventiemaatregelen, afwikkelingsvoorwaarden en financiering van afwikkelingsmaatregelen

(COM(2023) 226 final — 2023/0111 (COD))

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU wat betreft vroegtijdige-interventiemaatregelen, voorwaarden voor afwikkeling en financiering van afwikkelingsmaatregelen (voorlopige titel)

(COM(2023) 227 final — 2023/0112 (COD))

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU en Verordening (EU) nr. 806/2014 met betrekking tot bepaalde aspecten van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva

(COM(2023) 229 final — 2023/0113 (COD))

(2023/C 349/24)

Rapporteur:

Giuseppe GUERINI

Corapporteur:

Christophe LEFÈVRE

Raadplegingen

8.12.2022, brief van het Spaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, Europese Unie en Samenwerking

Raad van de Europese Unie, 23/06/2023 (COM(2023) 229 final, 11.7.2023 (COM(2023) 226 final), 11.7.2023 (COM(2023) 227 final)

Europees Parlement, 12.6.2023 (COM(2023) 229 final), 10.7.2023 (COM(2023) 226 final en 227 final),

Europese Commissie, 2.6.2023 (COM(2023) 225 final)

Rechtsgrond

Artikelen 114 en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

27.6.2023

Goedkeuring door de voltallige vergadering

13.7.2023

Zitting nr.

580

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

175/0/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC waardeert het omvattende initiatief van de Commissie om de wetgeving inzake crisisbeheer en depositoverzekering (CMDI) te vervolledigen. Verdere ontwikkeling van de bankenunie is namelijk een cruciale stap richting versterking van de Europese interne markt, die in het belang is van deposanten en belastingbetalers.

1.2.

De recente bankencrises in de Verenigde Staten (VS) maken duidelijk dat het in het geval van een bankencrisis zaak is het besmettingsrisico en het verlies van vertrouwen onder beleggers en deposanten snel te beteugelen en flexibel te kunnen reageren. De recente ervaringen laten bovendien zien dat hoe belangrijk het is dat de overdracht van een noodlijdende bank naar een andere bank binnen zeer kort tijdsbestek ordelijk georganiseerd wordt.

1.3.

Het is positief dat de Commissie voorstelt de bescherming in het kader van het depositogarantiestelsel uit te breiden tot deposito’s van overheidsinstanties en dat zij ernaar streeft om de instrumenten voor depositobescherming in de hele EU meer te harmoniseren. Aangezien naar behoren gefinancierde en opgezette depositoverzekeringsfondsen van fundamenteel belang zijn, zal de door de Commissie voorgestelde verdere harmonisatie zeker gunstig uitpakken.

1.4.

Een van de hoofddoelstellingen van het Commissievoorstel is het toepassingsgebied voor de afwikkeling van banken te verruimen. Het EESC kan de aanpak van de Commissie, de context, de regelgevingslogica en de langetermijndoelstellingen volledig volgen.

1.5.

Naar aanleiding van de recente bankencrises wijst het EESC erop dat er, uitgaande van de specifieke kenmerken van de zaak in kwestie, een pragmatische en flexibele benadering gehanteerd dient te worden ten aanzien van de: i) regelgevingsaanpak; ii) keuze van de doeltreffendste beschikbare instrumenten; ii) praktische implicaties van de ondernomen acties; iv) noodzakelijke samenwerking tussen belanghebbenden; v) snelheid van handelen; vi) financiële middelen ter implementatie van de gekozen crisisbeheersingsoplossingen.

1.6.

Het EESC is van mening dat afwikkeling wellicht niet altijd de meest geschikte oplossing is om de economische ecosystemen waarin een noodlijdende bank actief is, volledig te beschermen. Wanneer de afwikkeling van een bank duurder blijkt te zijn dan liquidatie, zou ervoor gekozen moeten worden een insolventieprocedure in te leiden.

1.7.

Het EESC is het met de Commissie eens dat de beoordeling van het algemeen belang verfijnd zou kunnen worden, waarbij voor een transparantere en geharmoniseerde aanpak binnen de EU gekozen zou moeten worden. Het EESC beseft terdege dat het voor de regelgevers een zeer lastige opgave is om een evenwicht tussen flexibiliteit en voorspelbaarheid te vinden. Toch spoort het de medewetgevers aan om tot oplossingen te komen waarmee de rechtsonzekerheid zo veel mogelijk wordt beperkt.

1.8.

Het EESC acht het noodzakelijk dat er een passend evenwicht wordt gevonden tussen een nadere formulering van de “beoordeling van het algemeen belang” en de evenredige toepassing van dit criterium op kleine, middelgrote en lokale banken. Door de beoordeling van het algemeen belang uit te breiden tot banken die een belangrijke rol spelen in de regio blijft er in het huidige kader nog altijd ruimte voor onzekerheid.

1.9.

Het EESC herinnert eraan dat het van belang is dat het evenredigheidsbeginsel wordt nageleefd, opdat er regelgeving tot stand wordt gebracht waarmee de beoogde doelstellingen gerealiseerd kunnen worden zonder de belangen van kleine, middelgrote en lokale banken buitensporig te schaden. Het evenredigheidsbeginsel moet ook in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van het algemeen belang, met name in geval van lokale banken, die geen risico inhouden voor de financiële stabiliteit.

1.10.

Zonder voorbij te gaan aan de verschillende bevoegdheden op het vlak van bancaire regelgeving en staatssteun, meent het EESC dat het gehele CMDI-pakket en de verwachte herziening van de mededeling over staatssteun in de banksector uit 2013 (1) goed op elkaar afgestemd moeten worden. Gebeurt dit niet, dan bestaat het risico dat er voorstellen worden uitgevoerd die wellicht niet in overeenstemming zijn met de staatssteunregels, met alle onvoorspelbaarheid en rechtsonzekerheid van dien.

1.11.

De Commissie heeft zich geconcentreerd op versterking van het overdrachtsinstrument met behulp van het depositogarantiestelsel, met de mogelijkheid om met inachtneming van passende waarborgen toegang tot het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds te krijgen. Dit zou een stap kunnen zijn in de richting van een Europees depositoverzekeringsstelsel, al zal er nog steeds sprake zijn van een gebrek aan efficiëntie zolang de bankenunie niet is voltooid en de markt dus versnipperd blijft.

2.   Context en raadpleging van het EESC door Spanje

2.1.

De Spaanse regering heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité verzocht een verkennend advies uit te brengen over het voorstel over de bankenunie. Zij richtte zich specifiek op de noodzaak om de beoordeling van het algemeen belang breder toe te passen, opdat banken, met name middelgrote en kleine banken, in geval van crisis in de geharmoniseerde afwikkelingsprocedure worden opgenomen.

2.2.

Op 18 april 2023 heeft de Commissie vier verschillende wetgevingsvoorstellen ingediend om het bestaande EU-kader voor crisisbeheer en depositoverzekering te versterken, waarin met name aandacht uitgaat naar middelgrote en kleinere banken (2).

2.3.

De Commissie stelt dat “uit de ervaring [blijkt] dat voor het beheer van falende middelgrote en kleinere banken in vele gevallen de oplossing van buiten het afwikkelingskader kwam” (3) en dat daarbij soms gebruik werd gemaakt van “belastinggeld en niet van de voorgeschreven interne middelen van de bank of van particuliere, door de sector gefinancierde vangnetten (depositogarantiestelsels en afwikkelingsfondsen)” (4), met alle zeer negatieve gevolgen van dien voor de economie en de maatschappelijke perceptie.

2.4.

Dankzij de nieuwe voorgestelde regels zullen de autoriteiten dan ook gebruik kunnen maken van afwikkeling als een essentieel onderdeel van het instrumentarium voor crisisbeheer. De Commissie benadrukt daarbij dat afwikkeling mogelijk minder verstorend is voor cliënten dan liquidatie, aangezien zij toegang tot hun rekeningen behouden en de kritieke functies van de bank gevrijwaard blijven.

2.5.

Voorts zullen depositogarantiestelsels gemakkelijker kunnen worden ingezet in crisissituaties om deposanten te beschermen tegen verliezen, wanneer dit nodig is om besmetting van andere banken en ruimere schade aan gemeenschap en economie te voorkomen. Met het inzetten van door de sector gefinancierde vangnetten (zoals depositogarantiestelsels en afwikkelingsfondsen) is het ook de bedoeling te voorkomen dat de rekening van een bankencrisis terechtkomt bij de belastingbetaler.

2.6.

Het dekkingsniveau van 100 000 EUR per deposant en bank, zoals bepaald in de richtlijn depositogarantiestelsels, blijft bestaan voor alle in aanmerking komende EU-deposanten en zal bovendien worden uitgebreid tot openbare entiteiten zoals ziekenhuizen, scholen en gemeenten, alsook tot geldbedragen van cliënten die in bepaalde soorten fondsen voor cliënten gedeponeerd zijn (namelijk door beleggingsmaatschappijen, betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld). Het voorstel van de Commissie heeft eveneens tot doel de normen voor de bescherming van deposanten in de hele EU te harmoniseren.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het EESC onderschrijft de doelstellingen van de wetgevingsvoorstellen die de Commissie heeft uitgebracht om het beheer van bankencrises te verbeteren en bankdeposito’s in geval van crisis adequaat te beschermen.

3.2.

Het EESC waardeert het omvattende initiatief van de Commissie om de CMDI-wetgeving te vervolledigen. Verbetering en nadere ontwikkeling van de bankenunie is namelijk een cruciale stap richting versterking van de Europese interne markt, die in het belang is van deposanten en belastingbetalers. Bovendien is de voltooiing van de bankenunie een essentiële voorwaarde voor de totstandbrenging van een echte economische en monetaire unie die in geval van nood zorg kan dragen voor financiële stabiliteit en gezond crisisbeheer.

3.3.

Zoals het EESC ook in eerdere adviezen (5) heeft aangegeven, is het van cruciaal belang dat het huidige CMDI-kader wordt versterkt. Dat dit noodzakelijk is, blijkt wel uit de recente bankencrises in de VS en uit het geval van Credit Suisse, met alle verreikende negatieve gevolgen daarvan voor de stabiliteit van het bankwezen in de Verenigde Staten en Zwitserland, alsook voor de internationale financiële markten, zowel in het algemeen als in de banksector in het bijzonder. We hebben in de EU nog altijd niet de beschikking over een liquiditeitsvangnet bij afwikkeling.

3.4.

De hierboven genoemde gevallen maken eens te meer duidelijk dat het bij een bankencrisis zaak is de schade en met name het besmettingsrisico snel in te dammen en flexibel te kunnen reageren. Ook is aangetoond dat een liquiditeitsvangnet om onmiddellijke liquiditeitsbehoeften te dekken en voldoende tijd te verschaffen om een haalbare afwikkelingsstrategie uit te werken, absoluut noodzakelijk is.

3.5.

Deze recente ervaringen laten bovendien zien dat hoe belangrijk het is dat de overdracht van een noodlijdende bank naar een andere bank binnen zeer kort tijdsbestek ordelijk georganiseerd wordt. Het is dan ook zaak ervoor te zorgen dat het regelgevingskader de juiste voorwaarden voor dergelijke overdrachten schept, aangezien deze noodzakelijkerwijs zonder de gebruikelijke zorgvuldigheidsprocedures plaatsvinden en de consequenties ervan verstrekkend en onzeker zijn. Bovendien heeft de ervaring geleerd dat er behoefte bestaat aan een algemene specifieke regeling bij de overname van een bank die wordt afgewikkeld, waardoor die bank zo efficiënt mogelijk in de nieuwe groep kan worden opgenomen.

3.6.

De integratie en het beheer van een afgewikkelde bank is een complex proces en de regelgevingsstappen en -vereisten moeten gestroomlijnd worden. De verschillende betrokken autoriteiten moeten hun respectieve rollen binnen de regelgevingsprocessen of in de versnelde procedures voor de goedkeuring van crisisbeheersmaatregelen naar behoren kunnen coördineren. Bovendien is het essentieel te waarborgen dat dergelijke overdrachten zo nodig ook grensoverschrijdend kunnen plaatsvinden in de EU.

3.7.

Het is positief dat de Commissie de bescherming in het kader van het depositogarantiestelsel uitbreidt tot deposito’s van overheidsinstanties en dat zij ernaar streeft de instrumenten voor depositobescherming in de hele EU meer te harmoniseren. Door zowel particuliere en publieke spaarders als kleine deposanten te beschermen wanneer een bank over de kop gaat, wordt met depositoverzekering het risico op het weghalen van tegoeden geminimaliseerd en het risico op besmetting beperkt. Het EESC is van mening dat deze depositoverzekering in bepaalde gevallen moet worden aangepast om rekening te houden met deposanten die in een kwetsbare economische situatie verkeren, zoals personen met een handicap of langdurig zieken. Aangezien naar behoren gefinancierde en georganiseerde depositoverzekeringsfondsen van cruciaal belang zijn, zal de door de Commissie voorgestelde verdere harmonisatie zeker gunstig uitpakken.

3.8.

Eén van de hoofddoelstellingen van het Commissievoorstel is het toepassingsgebied van afwikkeling uit te breiden, mocht deze oplossing in overeenstemming zijn met “het algemeen belang”. Liquidatie kan alleen plaatsvinden als: i) daarmee — doeltreffender dan met afwikkeling — voldaan kan worden aan de doelstellingen die in de richtlijn herstel en afwikkeling van banken voor de afwikkeling zelf zijn vastgesteld; en ii) er geen overheidsmiddelen ingezet hoeven te worden.

3.9.

Het EESC kan de aanpak van de Commissie, de regelgevingslogica en de langetermijndoelstellingen volledig volgen. Tegelijkertijd wijst het erop dat een pragmatische benadering geboden is — zoals de recente bankencrises in de VS hebben aangetoond — ten aanzien van de regelgevingsaanpak, de inzet van de doeltreffendste beschikbare instrumenten, de praktische implicaties van de ondernomen acties, de noodzakelijke samenwerking tussen belanghebbenden, de snelheid van de uitvoering en, ten slotte, de financiële middelen ter implementatie van de gekozen crisisbeheersingsinstrumenten.

3.10.

Het EESC is van mening dat afwikkeling niet altijd de meest geschikte oplossing is om de economische ecosystemen waarin een noodlijdende bank, met name een kleine of middelgrote bank, actief is, volledig te beschermen.- Het zou wel eens zo kunnen zijn dat afwikkeling in het geval van kleine en middelgrote banken duurder blijkt te zijn dan andere vormen van interventie, met name op het — vaak beperkte — lokale niveau waarop de bank actief is. In dit verband stelt het EESC voor om het marktaandeel van middelgrote, kleine en lokale banken zonder grensoverschrijdende activiteiten te beoordelen op basis van het totale nationale marktaandeel en niet op regionale basis in de lidstaten.

3.11.

Het EESC meent dat het gehele CMDI-pakket en de verwachte herziening van de mededeling over staatssteun in de banksector (6) uit 2013 goed op elkaar afgestemd moeten worden. Deze mededeling heeft immers bijgedragen tot de huidige onvoorspelbaarheid ten aanzien van de vraag of afwikkeling al dan niet in gang gezet moet worden. Goedkeuring van de CMDI-wetgevingsvoorstellen zonder kennis van de staatssteunregels zou kunnen betekenen dat er voorstellen worden uitgevoerd die wellicht niet in overeenstemming zijn met de staatssteunregels.

3.12.

Bij wijze van algemene opmerking herinnert het EESC eraan dat het van belang is dat het evenredigheidsbeginsel wordt nageleefd, opdat er regelgeving tot stand wordt gebracht waarmee de beoogde doelstellingen gerealiseerd kunnen worden zonder de belangen van kleine, middelgrote en lokale banken buitensporig te schaden. Het evenredigheidsbeginsel moet ook in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van het algemeen belang, met name in geval van lokale banken, die geen risico inhouden voor de financiële stabiliteit.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.

Het EESC is het met de Commissie eens dat de beoordeling van het algemeen belang verfijnd zou kunnen worden, waarbij voor een transparantere en geharmoniseerde aanpak binnen de EU gekozen zou moeten worden. Het EESC beseft terdege dat het voor de regelgevers een zeer lastige opgave is om een evenwicht tussen flexibiliteit en voorspelbaarheid te vinden. Toch merkt het op dat de aanzienlijke discretionaire bevoegdheid die de betrokken autoriteiten voorheen kregen, met de wetgevingsvoorstellen in kwestie niet volledig weggenomen lijkt te worden, waardoor er enige rechtsonzekerheid blijft bestaan.

4.2.

Het EESC acht het noodzakelijk dat er een passend evenwicht wordt gevonden tussen een nadere formulering van het “criterium van het algemeen belang” en de evenredige toepassing van dit criterium op kleine en lokale banken. Door de reikwijdte van de beoordeling van het algemeen belang uit te breiden tot banken die een belangrijke rol spelen in de regio blijft er in het huidige kader nog altijd sprake van enige onzekerheid.

4.3.

Aangezien de reikwijdte van de beoordeling van het algemeen belang lijkt te zijn verruimd om een breder scala aan gevallen dan met de vorige regels te kunnen bestrijken, acht het EESC het van cruciaal belang dat de laagstekostentoets (Least COST Test — LCT) (d.w.z. lagere lasten bij preventieve/alternatieve interventies in het kader van een depositogarantiestelsel ten opzichte van uitbetaling) efficiënt functioneert om voldoende manoeuvreerruimte te bieden wanneer zich de juiste omstandigheden voordoen om de crisis met behulp van alternatieve afwikkelingsinstrumenten te voorkomen of te de-escaleren.

4.4.

Wat de toekenning van bevoegdheden betreft leveren de wetgevingsvoorstellen onzekerheid op, met name over de wijze waarop de bevoegdheden en verantwoordelijkheden zullen worden verdeeld over de nationale en Europese autoriteiten die mogelijk betrokken zijn bij de complexe besluitvorming rond het beheer van bankencrises. Zoals verschillende gevallen in zowel de EU als de VS recentelijk hebben aangetoond, is het in een dergelijke context van cruciaal belang dat er snel wordt gehandeld.

4.5.

Het EESC merkt op dat er op basis van de omvang en het specifieke risicoprofiel van de betrokken banken minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva (MREL) vastgesteld en toegepast moeten worden, met als doel enerzijds een gelijk speelveld voor significante banken met vergelijkbare operationele activiteiten te waarborgen en anderzijds het specifieke bedrijfsmodel van kleine en lokale banken, alsook banken die actief zijn in specifieke en gerichte sectoren/industrieën, te beschermen.

4.6.

Wat het MREL betreft, blijft de vermeende evenredigheid in de definitie van het vereiste die door de Europese Commissie gehanteerd wordt, onduidelijk. Het MREL zou altijd bestaan uit een aanvullende kapitaalreserve die nodig is om eventuele verliezen te dekken, plus een bedrag voor herkapitalisatie (zoals ook geldt voor banken die het vereiste reeds toepassen). Het EESC acht het belangrijk dat de MREL-vereisten worden aangepast aan de verschillende groottes en bedrijfsmodellen van banken.

4.7.

De rol van banken in de EU dient, net als hun uiteenlopende kenmerken en bedrijfsmodellen, die een sterker en gediversifieerd Europees bankenstelsel opleveren, in de hele EU behouden en versterkt te worden. In de regelgeving voor banken dient terdege rekening te worden gehouden met de noodzaak van reële economische groei en met de langetermijneffecten op de economische groei in Europa, alsook met de sociale gevolgen voor de werkgelegenheid. Het is volgens het EESC in dit verband veel beter dat er voorwaarden en instrumenten worden gecreëerd om een crisis te voorkomen en af te wenden, wanneer dergelijke opties mogelijk en beschikbaar zijn, dan dat er achteraf door middel van reddingsoperaties wordt ingegrepen.

4.8.

Mogelijk zal vroegtijdig ingrijpen vaak effectief en minder duur dan afwikkeling blijken te zijn. Procedures voor preventieve en alternatieve maatregelen zijn vastgelegd in de richtlijn depositogarantiestelsels en worden in verschillende EU-lidstaten beheerd door het nationale depositogarantiestelsel op grond van geharmoniseerde regels en bestaande waarborgen. De rangorde van schuldeisers moet tegen het licht worden gehouden met het oog op de toepassing van een efficiënte LCT en daarmee ook van vroegtijdige-interventiemaatregelen. Wat het beginsel van de laagste kosten betreft is het ook belangrijk om op Europees niveau harmonisatie te bereiken of ten minste richtsnoeren voor de berekeningen uit te werken.

4.9.

Nationale depositogarantiestelsels en garantieregelingen vormen een essentieel onderdeel van het vangnet dat door het EU-kader wordt geboden om de financiële stabiliteit te waarborgen en het vertrouwen van de markt te vergroten. Daarom moeten de depositogarantiestelsels een grotere rol spelen, ongeacht hun publiekrechtelijke dan wel privaatrechtelijke aard en het vrijwillige dan wel verplichte karakter van de bijdragen waarmee zij gefinancierd worden. Waar het om gaat, is dat zij een publieke functie vervullen en een strikte marktbenadering volgen om onder toezicht van de bevoegde autoriteiten keuzes te maken.

4.10.

Gebleken is dat depositogarantiestelsels een bijzonder belangrijke rol vervullen in het geval van kleine en middelgrote banken (zgn. minder belangrijke instellingen), die slechts beperkt toegang kunnen krijgen tot de markt om voor het MREL in aanmerking komende instrumenten uit te geven. Er zij op gewezen dat diverse banken, waaronder kleine en lokale banken, hebben aangetoond dat zij in staat zijn doeltreffend preventieve maatregelen uit te voeren waarmee crises naar behoren aangepakt kunnen worden.

4.11.

Zoals het EESC al in een aantal adviezen (7) heeft opgemerkt moet het Europese financiële en bancaire “ecosysteem” gediversifieerd en houdbaar zijn en in staat zijn oog te hebben voor de cruciale rol van kleine en middelgrote banken op lokaal niveau, voor hun relevantie als geheel op nationaal niveau en de meerwaarde die zij de lokale gemeenschap opleveren, alsook voor de maatschappelijke baten van een grotere competentie in de banksector. De rol van coöperatieve kredietbanken (8), “ethische banken” en het lokale of sectorale niveau — zoals in het geval van coöperatieve banken en ethische banken voor entiteiten van de sociale economie — is in dit opzicht van doorslaggevend belang en sluit aan bij het in de EU-Verdragen verankerde beginsel van de sociale markteconomie.

4.12.

Anderzijds moet ook de rol van grotere grensoverschrijdende bankgroepen worden erkend; in geval van een opzet met dochterondernemingen leveren ze een betere diversificatie op. Bovendien is de afhankelijkheid van moederinstellingen geringer en kunnen dochterondernemingen gemakkelijker worden afgescheiden, waardoor het besmettingsrisico wordt verminderd en de stabiliteit wordt vergroot. Internationale Europese banken leveren een essentiële bijdrage tot de internationalisering van Europese bedrijven.

4.13.

Het EESC dringt erop aan dat de regels van de bankenunie inzake crisisbeheer en depositoverzekering enerzijds en de toepassing van de staatssteunregels van artikel 107 VWEU (9) anderzijds goed op elkaar worden afgestemd. Daarmee moet worden voorkomen dat rechtsonzekerheid ontstaat en banken binnen de EU juridisch verschillend worden behandeld. In dit verband moet het door het Hof van Justitie van de Europese Unie vastgestelde beginsel dat met particuliere middelen gefinancierde regelingen niet binnen de werkingssfeer van artikel 107 VWEU vallen (de zaak-Tercas), in acht worden genomen (10).

Brussel, 13 juli 2023.

Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Oliver RÖPKE


(1)  Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 augustus 2013 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis (“Bankenmededeling”) (PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1).

(2)  COM(2023) 226 final, COM(2023) 227 final, COM(2023) 228 final en COM(2023) 229 final

(3)  Persbericht, 18 april 2023, Europese Commissie

(4)  Persbericht, 18 april 2023, Europese Commissie.

(5)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 en Richtlijn 2014/59/EU wat betreft de prudentiële behandeling van groepen van mondiaal systeemrelevante instellingen met een multiple-point-of-entry-afwikkelingsstrategie en een methodiek voor de indirecte plaatsing van voor het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva in aanmerking komende instrumenten (COM(2021) 665 final — 2021/0343 (COD)) (PB C 152 van 6.4.2022, blz. 111), en Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de voltooiing van de bankenunie (COM(2017) 592 final) (PB C 237 van 6.7.2018, blz. 46).

(6)  Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 augustus 2013 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis (“Bankenmededeling”) (PB C 216 van 30.7.2013, blz. 1).

(7)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over aanvullende overwegingen betreffende het economisch beleid van de eurozone 2022 — Aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone (COM(2021) 742 final) (initiatiefadvies) (PB C 75 van 28.02.2023, blz. 43), en Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 806/2014 met het oog op de instelling van een Europees depositoverzekeringsstelsel (COM(2015) 586 final — 2015/0270 (COD)) (PB C 177 van 18.5.2016, blz. 21).

(8)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over een inclusievere en duurzamere bankenunie bevorderen dankzij een grotere bijdrage van gemeenschapsbanken aan de lokale ontwikkeling en aan de totstandbrenging van een maatschappelijk verantwoord internationaal en Europees financieel systeem (initiatiefadvies) (PB C 364, 28.10.2020, blz. 14).

(9)   PB C 115, 9.5.2008, blz. 91.

(10)  Arrest in zaak C-425/19 P.