16.3.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 100/137


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/2115

(COM(2022) 305 final — 2022/0196 (COD)

(2023/C 100/21)

Rapporteur:

José Manuel ROCHE RAMO

Corapporteur:

Arnold PUECH d’ALISSAC

Raadpleging

Europees Parlement, 14.7.2022

Raad, 6.7.2022

Rechtsgrond

Artikelen 192, lid 1, en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Besluit van de voltallige vergadering

22.2.2022

Bevoegde afdeling

Afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Goedkeuring door de afdeling

24.11.2022

Goedkeuring door de voltallige vergadering

14.12.2022

Zitting nr.

574

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

157/01/04

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Met het voorstel voor een verordening inzake het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt een reeks nieuwigheden en maatregelen ingevoerd om enkele gebreken in de uitvoering en toepassing van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden te verhelpen (1).

1.2.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) erkent dat deze herziening nodig is en stelt tevreden vast dat tal van de beperkingen van de huidige richtlijn die de Commissie benoemt en veel van de initiatieven die zij in deze ontwerpverordening voorstelt ook al te lezen waren in de opmerkingen en aanbevelingen van zijn eigen evaluatieverslag (2). Dat gaat bijvoorbeeld om de noodzaak om de uitvoering van de nationale actieplannen meer te harmoniseren, rekening te houden met de verschillen tussen de lidstaten, in passende opleidingen voor gebruikers te voorzien, en nieuwe technologieën zoals precisielandbouw te bevorderen. De verordening is bedoeld om deze kwesties aan te pakken.

1.3.

In overeenstemming met de doelstellingen in de “van boer tot bord”-strategie en de biodiversiteitsstrategie voor 2030 is het voorstel voor een verordening inzake een duurzaam gebruik van pesticiden bedoeld om voedselsystemen vanuit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt te verduurzamen. Het EESC is verheugd over de opname van deze doelstellingen en erkent de voordelen die daarmee gepaard gaan voor de gezondheid van burgers en consumenten, en voor het milieu.

1.4.

Met de nieuwe Europese strategie worden voor 2030 kwantitatieve reductiedoelstellingen voor het gebruik en risico van pesticiden ingevoerd. Die doelstellingen zijn zeer ambitieus. Daardoor zijn redelijke overgangsperioden nodig, waarbij rekening wordt gehouden (3) met de mate waarin het gebruik in het verleden is verminderd en met de geografische, landbouwkundige en sociaal-economische omstandigheden in de verschillende lidstaten. Tijdens die overgangsperioden mogen landbouwers nieuwe alternatieve producten gebruiken. Het heeft gemiddeld tien jaar geduurd voordat de huidige instrumenten met een laag risico op de markt zijn gekomen. Wetgevers moeten het tijdsschema voor de doelstellingen dus met de nodige omzichtigheid opstellen, en daarbij voor de nodige flexibiliteit zorgen zodat daadwerkelijk “niemand wordt achtergelaten”. Daarnaast bevat het voorstel van de Commissie verregaande beperkingen op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in “gevoelige gebieden”. Het EESC wijst erop dat grote landbouwproductiegebieden in de EU onder de voorgestelde definitie van “gevoelige gebieden” en het toepassingsgebied voor de bepalingen ervan vallen. Een dergelijke verplichting heeft verregaande gevolgen en mag daarom alleen worden ingevoerd op basis van een gedegen wetenschappelijke en landbouwkundige effectbeoordeling.

1.5.

Voor de geharmoniseerde risico-indicatoren zijn er duidelijke richtsnoeren en passende indicatoren nodig. Gezien het gebrek aan actuele gegevens, met name over het gebruik van chemische pesticiden, moet uiterst omzichtig te werk gegaan worden. Dat geldt met name wanneer de verkoopcijfers als referentielijn worden gebruikt (geharmoniseerde risico-indicator 1). Ook moet bijzondere aandacht uitgaan naar de periode die gebruikt wordt voor de berekening van die cijfers. In dat verband kunnen de ramingen van de verkoop van pesticiden nog verbeterd worden, bijvoorbeeld door een onderscheid te maken tussen professionele en hobbyvergunningen (respectievelijk voor agrarische en niet-agrarische doeleinden).

1.6.

Gezien de negatieve gevolgen van de laatste crises — de pandemie, de invasie en oorlog in Oekraïne en de onmiskenbare toename van de gevolgen van de klimaatverandering (droogte, branden, overstromingen, nieuwe plaagorganismen, hittegolven enz.) — moeten de voedselproductie en -zekerheid hoog op de politieke EU-agenda gezet worden.

1.7.

Toch moet de EU ook blijven werken aan haar stappenplan om haar beloften op het gebied van klimaatactie en duurzaamheid waar te maken. Rekening houdend met het feit dat Europa de maatregelen van de Agenda 2030 en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen moet blijven uitvoeren, moeten ook de gevolgen van de huidige situatie voor agrovoedingssystemen in aanmerking worden genomen. In dat verband moet worden overwogen om, gezien de huidige crises, eventueel bepaalde uitzonderingen toe te staan, die wel steeds beperkt zijn in omvang en tijd (4).

1.8.

Deze crisis moet ook aangegrepen worden als een kans om de structurele oorzaken van de wereldwijde instabiliteit aan te pakken en de toeleveringsketens anders in te richten, zodat ze permanent mens- en milieuvriendelijk worden. Er moet met name dringend een debat worden geopend en grondig worden nagedacht over de vraag welk agrovoedingssysteem de EU de komende decennia wil hebben.

1.9.

Tegelijkertijd heeft de EU de plicht en de verantwoordelijkheid om van voedselproductie en -zekerheid een belangrijke strategische doelstelling te maken. Wat dat betreft, moeten de doelstellingen van de Green Deal en de “van boer tot bord”-strategie, waar dit voorstel op aansluit, steeds gebaseerd zijn op wetenschappelijke gegevens en bijbehorende effectbeoordelingen om te waarborgen dat de doelstellingen passend zijn en voldoen aan het evenredigheidsbeginsel.

1.10.

In dat verband werd er in verschillende studies (5) voor gewaarschuwd dat een drastische stijging van de voedselprijzen als gevolg van lagere opbrengsten wereldwijd negatieve gevolgen zou kunnen hebben. Als de landbouwproductie zou afnemen, zou de EU afhankelijker kunnen worden van voedselinvoer uit derde landen, met de bijhorende ecologische, sociale en economische schade.

1.11.

Voor de laatste doelstelling van het voorstel moet er daarom naar alternatieve oplossingen worden gestreefd (met een toolbox). Daarbij moet geïntegreerde gewasbescherming in de eerste plaats beter worden toegepast en nageleefd en de hoeksteen van het voorstel blijven, en moet het gebruik van alternatieve bestrijdingsmiddelen zoals risicoarme of biologische gewasbeschermingsmiddelen bevorderd worden. Voorlopig kunnen deze oplossingen chemische pesticiden echter niet vervangen. De lidstaten moeten het gebruik van deze toolbox zo snel mogelijk bevorderen en er tegelijk op toezien dat er gepaste stimuleringsmaatregelen voorhanden zijn.

1.12.

De toolbox moet gericht zijn op verschillende oplossingen en maatregelen die gebaseerd zijn op wetenschap en innovatie: resistentere rassen, gecertificeerde zaden, conserveringslandbouw, geïntegreerde productie, nieuwe technieken voor genetische modificatie (NBT’s), biologische landbouw, gewasrotatie, digitale technieken en kleinere gewassen moeten als richtsnoer dienen om met succes de overgang te maken naar een model waarin minder gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden.

1.13.

Daartoe zijn duurzame, doeltreffende, veilige, betaalbare en wetenschappelijk onderbouwde gewasbeschermingsmiddelen essentieel, zodat landbouwers over de nodige instrumenten beschikken om een goede concurrentiepositie te behouden. In dat verband moet de Commissie wederkerigheid van normen eisen, zodat de invoer van producten uit derde landen die met op de EU-markt verboden producten behandeld zijn ten minste aan de EU-normen voldoet.

1.14.

Tegelijkertijd moet absoluut vermeden worden dat de bureaucratische rompslomp voor de landbouwers onevenredig toeneemt, want dat zal vooral kleine en middelgrote bedrijven treffen die wegens hun kleinschaligheid minder opgewassen zijn tegen dit soort omstandigheden.

1.15.

Aan de andere kant moeten instanties die verantwoordelijk zijn voor het verspreiden van statistische gegevens zeer omzichtig te werk gaan en met name het recht op privacy en gegevenseigendom eerbiedigen, want vaak gaat het hier om vertrouwelijke informatie.

1.16.

Het EESC is verheugd dat landbouwers onpartijdig, professioneel en onafhankelijk advies kunnen inwinnen waardoor ze hun velden op een duurzame manier kunnen blijven bewerken. Landbouworganisaties en coöperaties zijn in dat verband cruciaal om ervoor te zorgen dat landbouwers hier zo veel mogelijk profijt van hebben, zowel op het vlak van productie als op dat van eventuele gezamenlijke verkoop (bijv. landbouwcoöperaties).

1.17.

Het EESC is eveneens verheugd dat er een specifieke maatregel wordt ingevoerd om de gemaakte kosten van landbouwers met financiële steun te compenseren. Het is echter van mening dat nog beter moet worden toegelicht hoe die maatregel precies in het GLB past, met name wat de tijdsplanning en de uitvoering ervan betreft, rekening houdend met het feit dat het nieuwe GLB en de bijhorende strategische plannen van de lidstaten op 1 januari 2023 goedgekeurd en van kracht moeten zijn.

2.   Achtergrond

2.1.

Op 22 juni 2022 heeft de Europese Commissie in het kader van de herziening van de richtlijn betreffende een duurzaam gebruik van pesticiden een voorstel voor een verordening inzake het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen gepubliceerd, dat oorspronkelijk voorzien was voor 23 maart 2022, maar uitgesteld werd wegens de Russische invasie van Oekraïne. De verordening maakt, samen met de verordening natuurherstel, deel uit van het natuurbeschermingspakket, dat een beslissende stap vormt in de uitvoering van de Europese Green Deal, de “van boer tot bord”-strategie en de biodiversiteitsstrategie.

2.2.

In overeenstemming met de “van boer tot bord”-strategie luiden de belangrijkste doelstellingen in het voorstel van de Commissie als volgt:

het totale gebruik en risico van chemische pesticiden tegen 2030 verminderen (reductiedoelstelling 1) en het gebruik van gevaarlijkere pesticiden tegen 2030 met 50 % verminderen (reductiedoelstelling 2) in vergelijking met het gemiddelde van 2015-2017;

geïntegreerde gewasbescherming op grotere schaal toepassen en handhaven;

minder gevaarlijke en niet-chemische alternatieven voor chemische pesticiden ter bestrijding van plaagorganismen op grotere schaal gebruiken;

de beschikbaarheid verbeteren van monitoringsgegevens over de toepassing, het gebruik en het risico van pesticiden voor de gezondheid en het milieu;

de uitvoering, toepassing en handhaving van wettelijke bepalingen in alle lidstaten verbeteren om het beleid doeltreffender en doelmatiger te maken, en

de invoering van nieuwe technologieën, waaronder precisielandbouw, bevorderen om het totale gebruik en risico van pesticiden terug te dringen.

2.3.

De lidstaten kunnen hun nationale doelstelling met betrekking tot het gebruik en risico van chemische gewasbeschermingsmiddelen verlagen via een weging waarin rekening wordt gehouden met de waarde voor de intensiteit van het gebruik en de waarde voor het gebruik en het risico. Dat reductiepercentage mag tegen 2030 in geen geval lager zijn dan 35 % of hoger dan 70 %.

2.4.

Om dat te bereiken worden er in het voorstel van de Commissie enkele juridisch bindende reductiedoelstellingen voor de hele EU vastgelegd. Uit hoofde van de nieuwe normen moeten de lidstaten daarnaast bindende doelstellingen goedkeuren om bij te dragen aan de algemene EU-doelstelling. In de verordening wordt bepaald dat de lidstaten over voldoende flexibiliteit moeten beschikken, zodat rekening kan worden gehouden met hun nationale situatie. Meer bepaald moet er in elke lidstaat gekeken worden naar de vooruitgang die in het verleden geboekt is en de intensiteit waarmee pesticiden worden gebruikt.

2.5.

De Commissie zal jaarlijks het gebruik en risico van chemische pesticiden meten, op basis van de verkoopgegevens van gewasbeschermingsmiddelen die de lidstaten haar verstrekken. De verkoop in 2015, 2016 en 2017 vormt de uitgangswaarde voor de berekening van de reductiedoelstelling met 50 %.

2.6.

Alle werkzame stoffen die in de vorm van gewasbeschermingsmiddelen op de markt worden gebracht, worden gecategoriseerd in een van vier groepen. Elk product zal een wegingscoëfficiënt krijgen die bij de gevaarlijkere groepen hoger zal liggen.

2.7.

Samengevat bevat de richtlijn de volgende belangrijke nieuwigheden:

de goedkeuring van een bindende en in alle lidstaten uniform toe te passen verordening;

juridisch bindende doelstellingen: het gebruik en risico van chemische pesticiden en het gebruik van gevaarlijkere pesticiden wordt tegen 2030 met 50 % verminderd;

gestroomlijnde nationale actieplannen en jaarverslagen om de juridisch bindende doelstellingen te ondersteunen;

milieuvriendelijke bestrijding van plaagorganismen waarbij ervoor gezorgd wordt dat alle landbouwers aan geïntegreerde gewasbescherming doen, en waarbij chemische pesticiden enkel als laatste redmiddel gebruikt worden;

een nieuw register om toepassingsapparatuur voor pesticiden beter te inspecteren;

de toezegging om de geharmoniseerde risico-indicatoren te herzien in het licht van de statistische gegevens over landbouwinput- en output;

stimuleringsmaatregelen voor landbouwers om in het kader van het nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) minder pesticiden te gebruiken: uitzonderlijke financiering om ervoor te zorgen dat de regels gedurende vijf jaar worden nageleefd;

opleiding: nieuwe geldigheidsduur voor opleidingscertificaten en een bewijs van opleiding om bepaalde activiteiten te mogen uitvoeren;

verbod op het gebruik van alle pesticiden in gevoelige gebieden en binnen een afstand van drie meter van deze gebieden, en

strengere criteria voor uitzonderingen op besproeiing vanuit een vliegtuig.

2.8.

Landbouwers en andere gebruikers zullen via een beleidspakket gesteund worden tijdens de transitie naar duurzamere voedselproductiesystemen. Het gaat met name om: i) een uitbreiding van het aantal biologische alternatieven met laag risico op de markt; ii) stimuleringsmaatregelen voor landbouwers om in het kader van het nieuwe GLB minder pesticiden te gebruiken; iii) onderzoek en ontwikkeling in het kader van Horizon 2030, en iv) het milieuactieplan.

3.   Algemeen

3.1.

De huidige crises — de pandemie, de invasie en oorlog in Oekraïne en de sterke toename van de gevolgen van de klimaatverandering (droogte, branden, overstromingen, nieuwe plaagorganismen, hittegolven enz.) — zetten de agrovoedingssystemen van de EU en de rest van de wereld zwaar onder druk. Die belemmeringen mogen de EU er echter niet van afhouden om vastberaden maatregelen te blijven treffen voor een rechtvaardige transitie, zoals uiteengezet in de Agenda 2030 (6).

3.2.

Het EESC heeft in veel van zijn adviezen aangedrongen op een integraal EU-voedingsbeleid met de volgende elementen: i) economische, ecologische en sociaal-culturele duurzaamheid; ii) integratie tussen sectoren, beleidsterreinen en bestuursniveaus; iii) inclusieve besluitvormingsprocessen, en iv) een combinatie van verplichte maatregelen (verordeningen en belastingen) en stimuleringsmaatregelen (prijsverhogingen, kredieten, middelen en verzekeringen) om de overgang naar duurzame voedselsystemen te versnellen (7).

3.3.

Om deze doelstellingen te halen moeten de beleidsmaatregelen en wetgeving van de EU beter geharmoniseerd worden en onderling samenhangen: de Europese Green Deal, de “van boer tot bord”-strategie, de biodiversiteitsstrategie, het actieplan om de verontreiniging tot nul terug te brengen, duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen enz.

3.4.

De GLB-begroting mag daarnaast niet verlaagd worden of gelijk blijven. Ze moet juist aangevuld worden om de transitie te ondersteunen. Strategische GLB-plannen mogen ook alleen worden goedgekeurd op voorwaarde dat de lidstaten alomvattende plannen vaststellen om de voedselomgeving anders in te richten en stimulansen voor duurzame productie van gezond voedsel te koppelen aan het aanboren van nieuwe markten voor die producten (8).

3.5.

In dat verband is het EESC ingenomen met de beslissing om in het kader van het nieuwe GLB voorrang te geven aan de financiering van vrijwillige activiteiten om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen op een duurzame manier gebruikt worden, zonder dat die steun ten koste gaat van inkomsten uit andere, eveneens legale en in het kader van de EU-wetgeving toegestane alternatieve activiteiten. Over het algemeen zijn financiële instrumenten zoals milieuplannen en plattelandsontwikkelingsinitiatieven enkel toegankelijk voor initiatieven die verder gaan dan de wettelijke vereisten. Met het nieuwe kader zullen alle lidstaten echter over de nodige middelen beschikken waarmee ze er gedurende vijf jaar voor kunnen zorgen dat landbouwers al hun verplichtingen op het gebied van duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nakomen.

3.6.

In dezelfde geest waardeert het EESC de geleverde inspanningen om de nationale actieplannen voor een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen efficiënter te maken. Die nationale actieplannen konden erg verschillend zijn, en de doelstellingen waren vrijwillig en konden op uiteenlopende aandachtsgebieden betrekking hebben, maar nu zijn ze meer gestroomlijnd en bevatten ze een gedetailleerde lijst met initiatieven en de daarmee verbonden doelstellingen van de “van boer tot bord”-strategie. Alle lidstaten zullen financiële en andersoortige maatregelen moeten voorstellen om geïntegreerde gewasbescherming en niet-chemische alternatieven te stimuleren. In de jaarlijkse voortgangs- en uitvoeringsverslagen zullen ze de trends voor alle doelstellingen moeten presenteren door de kwantitatieve gegevens over de naleving van het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te stroomlijnen. De Commissie zal de jaarlijkse voortgangs- en uitvoeringsverslagen om de twee jaar analyseren.

3.7.

Het is echter van essentieel belang dat met dit nieuwe bestuursmodel “niemand wordt achtergelaten”: dat betekent dat gewasbeschermingsmiddelen in alle lidstaten zo optimaal mogelijk en duurzaam gebruikt moeten kunnen worden, ondanks de verschillende uitgangspunten.

3.8.

Daartoe moeten het maatschappelijk middenveld en met name organisaties met ervaring op het gebied van pesticiden nauw betrokken worden bij het ontwerp, de follow-up en de toekomstige evaluatie van de nieuwe verordening. Het grote publiek, en met name consumenten, moet betere informatie krijgen over de rol van pesticiden. Ook de informatie en opleidingen voor gebruikers van pesticiden moeten verbeterd worden (9).

3.9.

Eerlijke voedselprijzen (die de werkelijke productiekosten voor het milieu en de samenleving weerspiegelen) zijn cruciaal om op lange termijn duurzame voedselsystemen te creëren. Het is van essentieel belang dat de EU ook tijdens de huidige crisis in preferentiële handelsovereenkomsten echte wederkerigheid van normen garandeert. (10)

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.

De toegang, beschikbaarheid en rentabiliteit van alternatieve oplossingen en nieuwe technologieën moeten worden verbeterd, want dat is cruciaal voor het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Geïntegreerde gewasbescherming was, net als andere activiteiten met een lage pesticideninzet die passen bij geïntegreerde productie en ecologische landbouw, een van de sleutelelementen van de richtlijn en vormt de kern van de nieuwe verordening (11).

4.2.

In het voorstel voor een verordening wordt de algemene regel vastgelegd dat professionele gebruikers, waaronder landbouwers, niet-chemische maatregelen moeten nemen alvorens een beroep te doen op chemische gewasbeschermingsmiddelen. Dat gaat bijvoorbeeld om gewasrotatie, monitoring van plaagorganismen, geïntegreerde gewasbescherming en de toepassing van niet-chemische methoden voor de bestrijding van plaagorganismen en andere pesticiden met een lager risico (12).

4.3.

Onder bepaalde omstandigheden kan het gebruik van pesticiden evenwel mogelijk en noodzakelijk blijven. In sommige gevallen, zoals in de commerciële voedselproductie, zijn pesticiden overeenkomstig het beginsel van geïntegreerde gewasbescherming als laatste redmiddel zelfs de enige mogelijkheid om plaagorganismen afdoende te bestrijden. Zo zijn ze erg belangrijk bij kleine toepassingen.

4.4.

Door de klimaatverandering zijn bepaalde plaagorganismen in opmars die, wanneer alle andere bestrijdingsmiddelen zijn uitgeput, enkel nog met pesticiden kunnen worden aangepakt. De noodzaak wordt nog evidenter doordat alle schattingen ervan uitgaan dat de wereldbevolking de komende dertig jaar met meer dan twee miljard mensen zal groeien. Daar moet voldoende rekening mee gehouden worden om ervoor te zorgen dat het voedselproductiesysteem voldoende stabiel blijft en gelijke tred houdt met de steeds toenemende wereldbevolking.

4.5.

De laatste jaren worden we echter steeds vaker geplaagd door droogte, overstromingen, hittegolven en extreme temperatuurswisselingen, waardoor de voedselproductiecapaciteit en de oogsten van de landbouwers krimpen. Er moet dus voor gezorgd worden dat de landbouwopbrengsten stabiel blijven zodat de wereld verzekerd blijft van voldoende kwalitatieve producten en de voedselzekerheid niet in het gedrang komt, zeker in het licht van de huidige crisissen, die veroorzaakt werden door de pandemie en daarna door de invasie van Oekraïne, en door de reeds genoemde gevolgen van de klimaatverandering.

4.6.

In de verordening wordt ook gewezen op de sleutelrol van onafhankelijke adviseurs, die professioneel advies moeten verstrekken dat strookt met de toe te passen gewasspecifieke normen en geïntegreerde gewasbescherming. In dat verband is het van cruciaal belang om de adviesrol van professionele landbouworganisaties en coöperaties te bevorderen die al rechtstreekse steun bieden op het terrein. Zo is het in Spanje bij het merendeel van de gewassen verplicht om advies in te winnen, wat het aantal officieel gecertificeerde adviseurs (meer dan 20 000) een flinke duw in de rug heeft gegeven.

4.7.

Het EESC heeft tijdens zijn vorige evaluatie van de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden benadrukt dat het belangrijk is om het monitoringsysteem te verbeteren en de coherentie tussen de richtlijn betreffende een duurzaam gebruik van pesticiden en de nationale actieplannen te waarborgen. Bij duurzaam gebruik van pesticiden moeten professionele gebruikers de redenen voor elke interventie (chemisch, biologisch, fysiek of cultureel) registreren.

4.8.

In dat verband moet er in het voorstel voor een verordening bijzondere aandacht gaan naar beschermde of gevoelige gebieden. In bepaalde beschermde of gevoelige gebieden (stedelijke groengebieden, waaronder parken of openbare tuinen, speelzones, recreatie- of sportterreinen, openbare paden, in het kader van Natura 2000 beschermde gebieden en alle ecologisch kwetsbare gebieden die kunnen worden beschermd met het oog op bedreigde bestuivers) zal het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet meer toegestaan zijn, tenzij er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan en alleen indien de professional die de producten gebruikt, in detail verantwoordt welke producten hij of zij zal gebruiken en hoe, wanneer en hoelang dat zal gebeuren. Daartoe is het cruciaal dat de instanties die bevoegd zijn voor goedkeuring over voldoende geschoold personeel beschikken, om uitstel te vermijden waardoor de behandeling te laat kan beginnen en plaagorganismen niet tijdig bestreden kunnen worden.

4.9.

Anderzijds moet er rekening worden gehouden met specifieke geografische en klimaatomstandigheden in de lidstaten zodat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op landbouwgrond die in ecologisch gevoelig gebied ligt, niet overdreven wordt beperkt, omdat er anders niet kan worden opgetreden tegen nieuwe plaagorganismen. In Spanje beslaat het Natura 2000-netwerk bijvoorbeeld 27 % van het grondgebied, met duizenden hectaren aan landbouwgewassen en veeteeltgebieden. Een goede strategie kan erin bestaan om met zones te werken, waarbij integrale reservaten worden afgebakend en van de rest worden afgescheiden. In het uiterste geval moet de beslissing om het gebruik in gevoelige gebieden te beperken met solide wetenschappelijk en landbouwkundig bewijs worden onderbouwd op basis waarvan een bepaald gebied als beschermd kan worden geclassificeerd.

4.10.

De drempelwaarde die vóór de chemische interventie gehaald moet worden, wordt gedetailleerd beschreven in de gewasspecifieke normen. Het is aan de bevoegde instanties van de lidstaten om een elektronisch register over geïntegreerde gewasbescherming en gewasbeschermingsmiddelen in te voeren en ervoor te zorgen dat professionele gebruikers hun gegevens invullen.

4.11.

Daarnaast is het EESC verheugd dat de Commissie rekening heeft gehouden met veel van zijn aanbevelingen op het gebied van opleiding, want het gebrek aan kennis over het optimale gebruik van pesticiden was een van de belangrijkste hinderpalen bij de toepassing van de richtlijn betreffende een duurzaam gebruik van pesticiden (13).

4.12.

Er wordt een nieuw centraal elektronisch register aangelegd om opleidingen te certificeren. Dat zal gedetailleerde informatie bevatten over de geldigheidsduur van opleidingscertificaten (vijf jaar voor een adviseur en tien jaar voor een distributeur of professionele gebruiker). Gebruikers en adviseurs zullen een opleidingsbewijs nodig hebben voordat ze, respectievelijk, gewasbeschermingsmiddelen die toegelaten zijn voor toepassingsapparatuur voor professioneel gebruik mogen kopen of gebruiken, of advies mogen uitbrengen. Distributeurs moeten over voldoende geschoold personeel beschikken.

4.13.

Wanneer de landbouwgegevens administratief verwerkt worden, moet de privacy gewaarborgd worden en moeten landbouwers vooral betere toegang krijgen tot digitale opleidingen en breedband om te voorkomen dat ze te maken krijgen met zware lasten en inspanningen, aangezien ze vaak de technische middelen en mankracht missen om het elektronisch register na te leven.

4.14.

Het zou de verordening ten goede komen als de burgers, en met name consumenten, meer gesensibiliseerd zouden worden over de rol en het gebruik van pesticiden in overeenstemming met de nationale en Europese wetgeving. Bewustmakings- en voorlichtingscampagnes om het grote publiek en beleidsmakers beter te informeren, zijn fundamenteel. Er moet informatie verspreid worden over bijvoorbeeld de factoren die bijdragen tot de vorming van de voedselprijzen en over kwesties in verband met etikettering of de certificering van producten (14).

4.15.

Ook moeten er in de internationale handel vergelijkbare voorwaarden gelden. Aangezien de verschillende EU-beleidsmaatregelen onderling samenhangen, moet extreem voorzichtig omgegaan worden met het verbod op de invoer van voedingsproducten die behandeld zijn met in de EU verboden stoffen.

Brussel, 14 december 2022.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71).

(2)  Evaluatie van de richtlijn inzake een duurzaam gebruik van pesticiden (informatief rapport).

(3)  Eurostat, Verkoopcijfers van pesticiden in de EU.

(4)  Resolutie van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de oorlog in Oekraïne en de economische, sociale en milieugevolgen daarvan (PB C 290 van 29.7.2022, blz. 1).

(5)  FAO, Hunger Hotspots — FAO-WFP early warnings on acute food insecurity.

(6)  Resolutie van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de oorlog in Oekraïne en de economische, sociale en milieugevolgen daarvan (PB C 290 van 29.7.2022, blz. 1).

(7)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem (COM(2020) 381) (PB C 429 van 11.12.2020, blz. 268).

(8)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem (COM(2020) 381) (PB C 429 van 11.12.2020, blz. 268).

(9)  Informatief rapport van het EESC over de evaluatie van de richtlijn inzake een duurzaam gebruik van pesticiden.

(10)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem (COM(2020) 381) (PB C 429 van 11.12.2020, blz. 268).

(11)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over “Geïntegreerde productie in de Europese Unie” (initiatiefadvies) (PB C 214 van 8.7.2014, blz. 8).

(12)  Informatief rapport van het EESC over de evaluatie van de richtlijn inzake een duurzaam gebruik van pesticiden.

(13)  Informatief rapport van het EESC over de evaluatie van de richtlijn inzake een duurzaam gebruik van pesticiden.

(14)  Informatief rapport van het EESC over de evaluatie van de richtlijn inzake een duurzaam gebruik van pesticiden.