22.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 443/51


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de kosten van een niet-verenigd Europa — De voordelen van de eengemaakte markt

(verkennend advies)

(2022/C 443/07)

Rapporteur:

Philip VON BROCKDORFF

Corapporteur:

Émilie PROUZET

Raadpleging

Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, 26.1.2022

Rechtsgrond

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Interne Markt, Productie en Consumptie

Goedkeuring door de afdeling

27.6.2022

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

63/1/1

Goedkeuring door de voltallige vergadering

13.7.2022

Zitting nr.

571

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

194/0/3

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is van mening dat de interne markt bedoeld is om de welvaart te vergroten door middel van sociale en economische convergentie teneinde de ongelijkheden te verminderen en te voorkomen dat toenemende sociale onevenwichtigheden een ernstige belemmering gaan vormen voor de Europese integratie.

1.2.

Het EESC is van mening dat de Europese Commissie in kennis moet worden gesteld van voorstellen voor nationale wetgeving die de eengemaakte markt kunnen belemmeren, en dat dergelijke voorstellen moeten worden becommentarieerd en geëvalueerd. Anders blijven deze procedures ondoeltreffend en creëren zij onnodige belemmeringen.

1.3.

Ten aanzien van de nationale certificering beveelt het EESC de lidstaten aan om zich via “nauwere samenwerking” in te zetten voor minder restrictieve nationale maatregelen.

1.4.

Het EESC vraagt voorts dat richtlijnen waarover reeds is onderhandeld en gestemd, zoals het pakket inzake betere regelgeving, daadwerkelijk worden omgezet en gehandhaafd.

1.5.

Het EESC beschouwt de wet inzake digitale diensten (1) en de wet inzake digitale markten (2) als een cruciale stap op weg naar een gelijk speelveld voor alle spelers op digitale markten. Maximale harmonisatie van het toepassingsgebied van de wet inzake digitale markten moet ook een prioriteit zijn.

1.6.

Het vrije verkeer van gegevens is evenzeer van vitaal belang voor Europese innovatie, de groei van bedrijven en de ondersteuning van de digitale eengemaakte markt.

1.7.

Het EESC benadrukt dat territoriale leveringsbeperkingen de ontwikkeling van de eengemaakte markt in de weg staan en verzoekt de Europese Commissie het mededingingsverstorende effect ervan aan te pakken.

1.8.

Het EESC beveelt aan dat de lidstaten gecoördineerde actie ondernemen met betrekking tot het op de markt brengen van producten die zijn getroffen door de crisis in Oekraïne. De door de Russische agressie veroorzaakte crisis heeft tot aanzienlijke leveringsbeperkingen geleid.

1.9.

Het EESC pleit voor een doeltreffender nationaal beleid en voor mobiliteitsstimulansen, met de nadruk op actief arbeidsmarktbeleid, zoals inkomensondersteuning voor EU-werkenden.

1.10.

Het EESC beseft dat de kapitaalmarktenunie een complex project is. Het wijst erop dat er in de EU nog steeds 27 kapitaal- en financiële markten zijn die niet als één geheel functioneren, waardoor het potentieel van de interne markt niet ten volle wordt ontplooid.

1.11.

In deze periode van grote onzekerheid moet het mededingingsbeleid vooral gericht zijn op het verwezenlijken van de transities waartoe de EU zich heeft verbonden. Bovendien mag geen enkele vorm van mededingingsverstorende dumping op handels-, sociaal, regelgevend, fiscaal of milieugebied worden toegestaan.

1.12.

Tot slot is het EESC van mening dat moet worden gezorgd voor “open strategische autonomie”, met name in sleutelsectoren, om bij te dragen tot veerkracht, diversificatie en een ambitieuze handelsagenda.

2.   Achtergrond

2.1.   Doel van de eengemaakte markt

2.1.1.

De eengemaakte markt van de EU is opgezet om belemmeringen voor het verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen weg te nemen teneinde de productiviteit en het concurrentievermogen in de hele EU te verbeteren.

2.2.   Gedeelde verantwoordelijkheid voor de eengemaakte markt

2.2.1.

De EU en de lidstaten zijn samen verantwoordelijk voor de werking van de eengemaakte markt. Momenteel zijn er echter nog veel verschillen in de interpretatie en toepassing van het EU-recht. Deze verschillen zijn in vele gevallen ongerechtvaardigd of onevenredig en vormen in ieder geval een belemmering voor het vrije verkeer van personen, goederen en diensten.

2.3.   Verantwoordelijkheid van de lidstaten

2.3.1.

Verschillen tussen de lidstaten kunnen vanuit objectief oogpunt gerechtvaardigd zijn, maar een motivering wordt niet altijd verstrekt en de lidstaten doen soms geen poging om nationale rechtvaardigingen af te wegen tegen mogelijke negatieve gevolgen voor de interne markt. Als gevolg hiervan bestaan er in de EU nog steeds veel regelgevende en niet-regelgevende belemmeringen die ervoor zorgen dat de interne markt “onvolledig” en gefragmenteerd is, bijvoorbeeld door:

nationale wetgeving die wordt gerechtvaardigd door het subsidiariteitsbeginsel in te roepen;

de niet-erkenning van het beginsel van veronderstelde wederzijdse erkenning;

de toename van overregulering (ook bekend als “gold plating”) en niet-conforme omzettingen waarbij op EU-niveau overeengekomen EU-wetgeving door nationale regeringen en parlementen te streng wordt omgezet. Een aantal belemmeringen voor de eengemaakte markt is immers te wijten aan een onjuiste of onvolledige toepassing van EU-wetgeving en aan het feit dat lidstaten nationale regels toepassen die in strijd zijn met de doelstellingen van de eengemaakte markt. Onnauwkeurige of onjuiste toepassing door de lidstaten en gebrekkige handhaving door de Commissie hebben dan ook op zowel EU- als nationaal niveau schadelijke gevolgen voor burgers en bedrijven;

de uitvoering op nationaal niveau van toekomstige Europese maatregelen; regeringen en parlementen proberen vooruit te lopen op EU-beleid en plaatsen daarbij nationale belangen voorop, terwijl de Commissie nog werkt aan het beleid in kwestie. Een voorbeeld hiervan is het EU-beleid inzake de circulaire economie;

nationale belangen die voorrang krijgen waar het gaat om strategische Europese ecosystemen.

2.4.   Economische kosten van beperkingen van de eengemaakte markt

2.4.1.

De bovenstaande voorbeelden illustreren de belangrijkste kosten van een niet-verenigd Europa, terwijl verschillende studies de enorme economische voordelen van een “voltooide” eengemaakte markt aantonen. Volgens het samenvattend verslag van het Europees Parlement variëren deze voordelen van 650 miljard EUR tot 1,1 biljoen EUR per jaar, wat overeenkomt met 5 tot 8,6 % van het bbp van de EU (3).

2.4.2.

In deze in opdracht van het Europees Parlement door RAND Europe uitgevoerde studie is nagegaan welke economische gevolgen lagere handelsbelemmeringen voor de eengemaakte markt zouden hebben. Volgens de studie zouden de verbeterde handelsstromen, de economische groei en de banencreatie als gevolg van verminderde handelsbelemmeringen economische voordelen ten belope van 183 tot 269 miljard EUR per jaar opleveren (4).

2.4.3.

Eveneens relevant in termen van onbenut potentieel is de raming van de Europese Commissie met betrekking tot een volledig geïntegreerde Europese digitale eengemaakte markt. Volgens de Europese Commissie kan dit innovatie stimuleren, jaarlijks 415 miljard EUR aan de EU-economie bijdragen en honderdduizenden nieuwe banen opleveren (5).

2.4.4.

Dit alles wijst op de aanzienlijke potentiële economische voordelen (en de daarmee samenhangende sociale voordelen) die een meer volledige interne markt had kunnen opleveren. Met andere woorden, dit komt overeen met de totale economische kosten of de verloren toegevoegde waarde en het publieke goed dat niet wordt gerealiseerd als gevolg van een niet-verenigd Europa.

2.4.5.

Ondanks de beperkingen heeft de eengemaakte markt tot dusver geholpen om de economische welvaart in de EU in stand te houden en te bevorderen. Het concurrentievermogen en de veerkracht van de EU-economie moeten evenwel worden versterkt via verdere hervormingen van de eengemaakte markt en door het wegwerken van strategische afhankelijkheden. Ook moet in de EU een ondernemerscultuur worden bevorderd waarin innoverende bedrijven van elke omvang, en met name micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en startende ondernemingen, doeltreffender worden ondersteund en tot bloei kunnen komen om bij te dragen tot een veerkrachtigere samenleving met meer cohesie. Even belangrijk is dat een goed functionerende eengemaakte markt de visie van een socialer Europa zal ondersteunen, een Europa dat het welzijn van de burgers bovenaan de politieke agenda plaatst en neerwaartse sociale nivellering helpt te voorkomen.

3.   Beperkingen

3.1.

De bestaande beperkingen hebben onder meer betrekking op regelgeving, nationale wetgeving, belastingen, logistiek en bevoorrading, en op andere, meer genuanceerde verschillen tussen EU-lidstaten die de handel in de EU blijven belemmeren.

3.2.

De beperkingen vormen ook een belemmering voor belangrijke economische sectoren (zoals de dienstensector) die versnipperd blijven langs nationale scheidslijnen als gevolg van:

van oudsher restrictieve nationale regels, vaak gerechtvaardigd door het subsidiariteitsbeginsel;

een gebrekkige omzetting en toepassing van de dienstenrichtlijn, met als gevolg beperkingen van de vrijheid van vestiging, het vrije verkeer van diensten en de vrijheid van dienstverrichting;

nationale handelswetten die bedrijven belemmeren in hun zakelijke activiteiten. Deze wetten tasten vaak het concurrentievermogen van de sector aan, zijn protectionistisch en ontmoedigen investeringen door betrouwbare en eerlijke bedrijven in andere lidstaten;

nationale voorschriften die het vrije verkeer van goederen belemmeren. Lidstaten laten vaak na nieuwe nationale technische voorschriften aan te melden volgens de procedure van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (6) en passen het beginsel van wederzijdse erkenning niet toe bij niet-geharmoniseerde activiteiten, bijvoorbeeld in het geval van overregulering bij de omzetting van richtlijnen.

3.3.

Het EESC wijst erop dat inbreukprocedures tijdrovend en duur zijn en dat de uitkomst ervan onzeker is. Voor bedrijven zijn de kosten ervan te hoog, waardoor zij ontmoedigd worden om hun activiteiten uit te breiden of elders in de EU te investeren. Bovendien blijven de consumenten door deze beperkingen verstoken van een ruimere keuze, een betere dienstverlening en lagere prijzen. Het EESC zou ook graag zien dat de Commissie krachtiger optreedt bij de toepassing van inbreukprocedures.

3.4.

Deze kosten hebben gevolgen voor de economie als geheel en tasten het concurrentievermogen, het groeipotentieel en de verdere ontwikkeling van de markteconomie aan.

3.5.

Zoals elke economie wordt ook die van de EU getroffen door externe schokken, maar de reactie op deze schokken en de wijze waarop de markten reageren worden in wezen bepaald door het binnenlands beleid van de afzonderlijke lidstaten en de maatregelen die worden genomen om het economisch gedrag te stimuleren. De oorlog in Oekraïne heeft duidelijk gemaakt hoe afhankelijk de EU is van mondiale waardeketens. De crisis zal de sectoren waarschijnlijk op uiteenlopende wijze treffen, maar er zijn zonder meer zwakke plekken in de architectuur van de eengemaakte markt blootgelegd, met name de beperkingen op het vrije verkeer van goederen, diensten en essentiële grondstoffen.

3.6.

Ten slotte zij erop gewezen dat ongeveer 82 % van de goederen die op de interne markt worden verhandeld, aan geharmoniseerde voorschriften is onderworpen, en dat ongeveer 18 % van de intra-EU-goederenhandel onder de bepalingen inzake wederzijdse erkenning valt. Er zijn echter nog steeds nieuwe gevallen van nationale technische voorschriften die in strijd lijken met de EU-wetgeving. Bovendien is er recentelijk in tal van lidstaten een toename van nationale etiketteringsvoorschriften voor levensmiddelen en dranken, wat gerechtvaardigd wordt door de bescherming van consument en milieu. Tegelijkertijd werkt het beginsel van wederzijdse erkenning niet naar behoren. Dit blijkt uit het feit dat 71 % van de kleine en middelgrote ondernemingen die een aanvraag hebben ingediend binnen de bestaande regeling inzake de wederzijdse erkenning van niet-geharmoniseerde goederen, markttoegang werd geweigerd.

4.   Aanpak van de beperkingen

4.1.

De volgende maatregelen zouden helpen om een aantal van de potentiële economische voordelen van de eengemaakte markt te ontsluiten.

4.2.   Doeltreffender gebruik van bestaande instrumenten

4.2.1.

Het EESC is van mening dat de Commissie in kennis moet worden gesteld van voorstellen voor nationale wetgeving die de eengemaakte markt kunnen belemmeren, en dat dergelijke voorstellen moeten worden becommentarieerd en geëvalueerd. Zonder een verplichting voor de lidstaten om dit soort voorstellen aan te melden, van commentaar te voorzien en te evalueren, blijven dergelijke procedures ondoeltreffend. Derhalve is een doeltreffender toezicht nodig ten behoeve van de harmonisatie van de productmarktregulering in de EU-lidstaten. Zo is de detailhandel onlangs geconfronteerd met een toename van nationale beperkingen in de vorm van vergunningsvereisten en localcontentvoorschriften. Dit druist in tegen de artikelen 28 en 30 van het Verdrag. Zo worden aankopen van producten die reeds legaal op de interne markt zijn gebracht, vaak aan nieuwe nationale tests onderworpen. Wat de diensten betreft, is het EESC ook van mening dat de kennisgevingsprocedure waarin de dienstenrichtlijn voorziet, niet zo goed werkt als verwacht. Wat de vrijheid van vestiging betreft, betreurt het EESC dat de lidstaten geen compromis hebben bereikt over het voorstel voor een zogeheten kennisgevingsrichtlijn. Dit zou de verplichting voor de lidstaten om de Commissie in kennis te stellen van ontwerpen van wet- of regelgeving betreffende vergunningstelsels voor diensten (en dus voor stedenbouw) hebben aangescherpt (7). Het EESC dringt er voorts bij de Europese Commissie en de lidstaten op aan uitvoeriger informatie te verstrekken over de motivering en de evenredigheid wanneer lidstaten technische voorschriften aanmelden. Ook moeten de aangemelde voorschriften terdege worden onderzocht, ongeacht de gevolgde kennisgevingsprocedure (8). Om het probleem bij de wortel aan te pakken moet de wetgeving volgens het EESC verder opschuiven van minimale naar maximale harmonisatie.

4.2.2.

Een ander punt van zorg is de toepassing van maatregelen die vooruitlopen op geplande EU-regelgeving. Daartoe behoren bijvoorbeeld nationale certificeringsvoorschriften die specifiek bedoeld zijn om een bepaalde mate van bescherming te bieden, met name in de agrovoedingssector. Dergelijke beperkingen zijn volgens het EESC overduidelijk protectionistisch; als ze eenmaal aan het licht zijn gebracht, verloopt de opheffing ervan evenwel vaak traag en moeizaam, waardoor deze beperkingen voor detailhandelaren veel te lang in stand worden gehouden. Om dit te voorkomen zouden de lidstaten zich in plaats daarvan via de door het Verdrag toegestane weg van “nauwere samenwerking” tot minder restrictieve nationale maatregelen kunnen verbinden. Ook verwijst het EESC naar het pan-Europees persoonlijk pensioenproduct als een standaardkader ter ondersteuning van de interne markt dat op andere gebieden zou kunnen worden toegepast.

4.2.3.

Het EESC is ook van mening dat het Europees Semester een doeltreffend instrument kan zijn om dergelijke kwesties aan te pakken, met name door evenredige maatregelen van de Commissie, met inbegrip van mogelijke opschorting van EU-middelen, wanneer toezeggingen in het kader van landspecifieke aanbevelingen niet worden nagekomen Dit is in overeenstemming met de richtsnoeren van de Commissie voor de lidstaten met betrekking de herstel- en veerkrachtplannen, waarin de nadruk wordt gelegd op het wegnemen van regelgevende en niet-regelgevende belemmeringen voor de interne markt, alsook op de voorwaarden waaronder de lidstaten aan de vereisten van het Europees Semester moeten voldoen.

4.2.4.

Tot slot dringt het EESC erop aan dat de richtlijnen waarover reeds is onderhandeld en gestemd, daadwerkelijk worden uitgevoerd en gehandhaafd. In dit verband moeten de Commissie en de lidstaten zich ertoe verbinden het pakket betere regelgeving uit te voeren met kwalitatief hoogstaande effectbeoordelingen.

4.3.   Het potentieel van de digitale eengemaakte markt ontsluiten

4.3.1.

Het EESC meent dat de groeiende digitale economie in Europa kansen biedt voor economische groei, waarbij economische voordelen kunnen worden ontsloten door een verdere integratie van digitale diensten in alle lidstaten.

4.3.2.

In dit licht beschouwt het EESC de wet inzake digitale diensten en de wet inzake digitale markten als een cruciale stap op weg naar een gelijk speelveld voor alle spelers op digitale markten. Door zich te richten op specifieke diensten, ongeacht de locatie van de dienstverlener of het op de dienstverlening toepasselijke recht, pakken de wet inzake digitale diensten en de wet inzake digitale markten de kwestie van gelijke behandeling voor Europese en mondiale online-exploitanten doeltreffend aan. Verder ziet het EESC het als een absolute prioriteit te voorkomen dat een wildgroei van nationale wetgeving verdere versnippering van de eengemaakte markt in de hand werkt.

4.3.3.

Door meer gebruik te maken van onlinediensten en de digitale infrastructuur binnen de EU te verbeteren, kunnen ook aanzienlijke financiële voordelen worden gerealiseerd. In dit verband beveelt de Europese Commissie aan om over te schakelen op volledig functionele e-aanbesteding en e-facturering. Geschat wordt dat een volledige overschakeling op e-aanbesteding maar liefst 50 tot 75 miljard EUR per jaar kan opleveren (9).

4.3.4.

Ten slotte acht het EESC het vrije verkeer van gegevens van vitaal belang voor Europese innovatie, de groei van bedrijven van alle omvang, het scheppen van banen en de totstandbrenging van een digitale eengemaakte markt. Er bestaat reeds wetgeving ter ondersteuning van het vrije verkeer van gegevens. Ongerechtvaardigde vereisten inzake gegevenslokalisatie moeten echter worden vermeden.

4.4.   Opheffen van leveringsbeperkingen

4.4.1.

Het EESC constateert dat de geoblockingverordeningen van 2018 de handel binnen de EU hebben vergemakkelijkt. Europese consumenten hebben echter nog steeds te maken met geoblocking van goederen en diensten. Het EESC wijst erop dat er nog steeds sprake is van territoriale leveringsbeperkingen, die zich uiten in verschillende praktijken, zoals het weigeren van leveringen of het dreigen met de stopzetting van leveringen aan een bepaalde distributeur, het beperken van de voor verkoop beschikbare hoeveelheden door de lidstaten, onverklaarbare verschillen in productassortimenten en prijzen tussen de lidstaten, of het beperken van de taalopties voor productverpakkingen. Het EESC benadrukt dat territoriale leveringsbeperkingen de ontwikkeling van de interne markt en de potentiële voordelen daarvan voor de consument in de weg staan en verzoekt de Commissie het mededingingsverstorende effect van dergelijke beperkingen aan te pakken met het oog op de totstandbrenging van een volledig functionerende eengemaakte markt.

4.4.2.

De Russische invasie in Oekraïne heeft enorme risico’s voor de energie- en voedselzekerheid aan het licht gebracht, die een gezamenlijke strategische aanpak op EU-niveau vereisen. Het EESC is van mening dat een goed functionerende interne markt deze strategie kan ondersteunen en de prijsdruk, die de koopkracht in de EU snel doet afnemen, gedeeltelijk kan verlichten. In dit verband is het EESC ingenomen met de inspanningen op EU-niveau om vrijwillig samen te werken bij de gezamenlijke aankoop van gas, met als doel de druk op de energieprijzen te verlichten.

4.4.3.

Het EESC betreurt echter dat voor andere producten die door de crisis in Oekraïne zijn getroffen, tot dusver geen gecoördineerde aanpak tussen de lidstaten is nagestreefd.

4.5.   Verbetering van de grensoverschrijdende mobiliteit van werknemers en beroepsbeoefenaren

4.5.1.

De grensoverschrijdende mobiliteit van werknemers en beroepsbeoefenaren in de EU blijft een probleem dat het aanbod beperkt en dat in sectoren als de IT- en de hightechindustrie tot mismatches leidt, ondanks het EU-beleid om het vrije verkeer van personen te vergemakkelijken. Europese en nationale gegevens wijzen uit dat de mobiliteit zowel tussen als binnen landen laag blijft, ook naar internationale maatstaven.

4.5.2.

Het EESC pleit met name voor doeltreffendere nationale beleidsmaatregelen om de mobiliteit te stimuleren, met de nadruk op actief arbeidsmarktbeleid, zoals inkomensondersteuning voor EU-werkenden en werknemers uit derde landen met een vluchtelingenstatus. In dit verband is het EESC van mening dat gastlanden die financiële prikkels voor werkzoekenden bieden om in een andere lidstaat of regio te gaan werken, de mobiliteit verder zouden bevorderen. Daarnaast zijn er meer inspanningen nodig om de voorlichting over banen in andere EU-landen te verbeteren en moet er logistieke hulp worden geboden in verband met een internationale verhuizing, bijvoorbeeld het vinden van huisvesting, registratie voor belastingdoeleinden, het vinden van een school voor de kinderen, mogelijke hulp bij het vinden van een baan voor de partner enz. Het EESC wijst er echter op dat de arbeidsmobiliteit in de EU te lijden heeft gehad onder de versnipperde aanpak die tot dusver is gevolgd. Verder onsamenhangend beleid, met name op nationaal niveau, moet worden vermeden.

4.5.3.

De erkenning van diploma’s en kwalificaties — van essentieel belang om vacatures te vervullen in beroepen met een tekort aan arbeidskrachten — blijft overal in de EU een probleem. Volgens het EESC blijft het huidige systeem, waarin de lidstaten hun eigen regels mogen toepassen, te zeer afhankelijk van de afzonderlijke regeringen. De Commissie moet ervoor zorgen dat in alle lidstaten een meer geharmoniseerde aanpak van de erkenning van diploma’s en andere kwalificaties wordt gehanteerd.

4.5.4.

Ten slotte kan de mobiliteit van werknemers en beroepsbeoefenaren in de EU alleen worden versterkt met een betere handhaving van de bestaande regels, een betere toegang tot informatie en een betere samenwerking tussen de lidstaten. Het EESC merkt op dat afzonderlijke lidstaten soms terughoudend staan tegenover verdere hervormingen van de eengemaakte markt uit vrees dat die op korte termijn kunnen leiden tot banenverlies en sectorale verliezen, met name in landen die al een achterstand hebben en in landen/sectoren met een lage productiviteit. In theorie helpt het vrije verkeer van werknemers om deze kwestie aan te pakken, maar door een nationale bril bekeken zou zulks in de tussentijd kunnen leiden tot een verlies van middelen en een potentiële kennis- en vaardighedenvlucht.

4.6.   Versterking van de kapitaalstromen en financiële diensten in de hele EU

4.6.1.

Ditzelfde argument gaat op voor de EU-kapitaalmarkten. Het EESC is zich ervan bewust dat de totstandbrenging van de kapitaalmarktenunie (KMU) een complexe onderneming is die erop gericht is de kapitaalmarkten van de EU-lidstaten te verdiepen en verder te integreren. Dit vereist maatregelen en wijzigingen in de regelgeving op een groot aantal gebieden, en brengt niet alleen op EU- maar ook op lidstaatniveau verantwoordelijkheden met zich mee. Het EESC merkt op dat de KMU in 2022 nog steeds verre van voltooid is. Hoewel er enige vooruitgang is geboekt, met name dankzij het herstelpakket voor de EU-kapitaalmarkten, zijn er in de EU nog steeds 27 kapitaalmarkten die niet als één geheel functioneren. De Europese financiële sector blijft sterk versnipperd langs nationale scheidslijnen, waarbij spaarders en beleggers sterk afhankelijk zijn van nationale omgevingen. Dit geldt ook voor financiële diensten in het algemeen, met inbegrip van financiële retaildiensten en binnenlandse spaartegoeden.

4.6.2.

Volgens het EESC belemmert dit zowel het economisch herstel als de soepele werking van de eengemaakte markt. De economische voordelen van de KMU zijn duidelijk, maar de voltooiing ervan vereist zowel politieke steun van de afzonderlijke lidstaten als de daadwerkelijke goedkeuring van door de Europese Commissie bevorderde initiatieven, onder meer ter versterking van de internationale rol van de euro. Voorts speelt digitalisering een niet te onderschatten rol bij het mogelijk maken van de KMU.

4.7.   Een veel sterkere politieke wil om beperkingen op de eengemaakte markt weg te nemen

4.7.1.

In deze periode van grote onzekerheid pleit het EESC voor een mededingingsbeleid dat met name is gericht op de verwezenlijking van de door de EU zelf in gang gezette transities. Deze transities vereisen een ambitieus handels- en investeringsbeleid, buitengewone publieke en private investeringen, innovatie, verdere vooruitgang op sociaal, economisch en milieugebied en een goed functionerende eengemaakte markt. Dit alles moet worden geschraagd door een financieel en rechtskader dat alle belanghebbenden, regio’s en burgers in de hele EU gelijke concurrentievoorwaarden op de markt garandeert. In dit verband is het van belang dat onze eengemaakte markt één geheel vormt en niet versnipperd is. Een goed functionerende interne markt en een goed functionerend mededingingsbeleid, waardoor bedrijven en consumenten onder gelijke voorwaarden toegang hebben tot een enorme concurrerende markt — hetgeen efficiëntie en innovatie bevordert en een klimaat schept waarin succesvolle bedrijven kunnen groeien — zijn van het allergrootste belang.

4.7.2.

Het EESC is van mening dat harmonisatie en het wegnemen van belemmeringen voor het vrije verkeer op de interne markt kunnen leiden tot meer concurrentie, innovatie en productiviteitswinst. Er mag geen enkele vorm van mededingingsverstorende dumping op handels-, sociaal, regelgevend, fiscaal of milieugebied worden toegestaan. Het EESC verwacht van alle lidstaten dat zij zich hieraan houden en van onze externe partners dat zij de fundamentele waarden en rechten van de EU op sociaal, handels- en milieugebied eerbiedigen.

4.7.3.

Het EESC waarschuwt dat de eengemaakte markt niet langer mag worden beschouwd als een veredelde algemene handelsovereenkomst waarvan de bepalingen tijdens onderhandelingen kunnen worden aangepast. De eengemaakte markt is veel meer dan dat. Het gaat ook om het vergroten van de welvaart door middel van sociale en economische convergentie teneinde de ongelijkheid terug te dringen en te voorkomen dat toenemende sociale onevenwichtigheden en de algemene toename van de armoede ernstige belemmeringen voor de Europese integratie gaan vormen. Het EESC benadrukt in dit verband de fundamentele sociale rechten en het recht van werknemers op fatsoenlijke lonen en arbeidsomstandigheden, niet alleen in verhouding tot de economische vrijheden, maar ook tot de interne markt en de arbeidsmarkt, mededinging en alle andere beleidsterreinen van de Unie, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, gebieden als economische governance, handel, digitalisering en milieu. Hiermee wordt tevens beoogd de autonomie van de sociale partners te waarborgen en te versterken door een duidelijk verband te leggen met de eerbiediging en bevordering van collectieve sociale rechten. Het is ook van cruciaal belang ervoor te zorgen dat de grondrechten in de Verdragen volledig worden beschermd en gewaarborgd.

4.7.4.

Het EESC wijst erop dat de eengemaakte markt voortdurend moet inspelen op technologische veranderingen, globalisering, ontwikkelingen op de onderwijs-, de arbeids- en de kapitaalmarkten, en niet in de laatste plaats op wereldwijde crises en conflicten. Het is duidelijk dat “business as usual” geen optie is. Bij het voorstellen van wetgeving moet rekening worden gehouden met de huidige crisissituatie en de gewijzigde omstandigheden.

4.7.5.

Het EESC is tevens van mening dat moet worden gezorgd voor “open strategische autonomie”, met name in sleutelsectoren. Dit zou helpen om veerkracht op te bouwen door middel van openheid, een ambitieuze handelsagenda, samenwerking met gelijkgestemde partners, diversifiëring en het vermijden van protectionisme.

4.7.6.

Tot slot betreurt het EESC dat de Europese interne markt aan de vooravond van het 30-jarig bestaan ervan nog steeds onvolledig is.

Brussel, 13 juli 2022.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  COM(2020) 825 final (PB C 286 van 16.7.2021, blz. 70).

(2)  COM(2020) 842 final (PB C 286 van 16.7.2021, blz. 64).

(3)  https://www.rand.org/blog/2017/11/why-the-eu-single-market-has-still-not-reached-its.html

(4)  https://www.rand.org/blog/2017/11/why-the-eu-single-market-has-still-not-reached-its.html

(5)  https://www.rand.org/blog/2017/11/why-the-eu-single-market-has-still-not-reached-its.html

(6)  Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).

(7)  2016/0398(COD); https://eur-lex.europa.eu/procedure/NL/2016_398

(8)  Study on the proportionality assessment by the Member States when adopting the retail establishment related requirements pursuant to Directive 2006/123/EC (Studie naar de evenredigheidsbeoordeling door de lidstaten bij de vaststelling van voorschriften voor de vestiging van detailhandelszaken overeenkomstig Richtlijn 2006/123/EG).

(9)  https://www.rand.org/blog/2017/11/why-the-eu-single-market-has-still-not-reached-its.html