3.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 311/18


Bekendmaking van een enig document dat is gewijzigd naar aanleiding van de goedkeuring van een minimale wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012

(2021/C 311/07)

De Europese Commissie heeft deze minimale wijziging goedgekeurd overeenkomstig artikel 6, lid 2, derde alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie van 18 december 2013 (1).

De aanvraag tot goedkeuring van deze minimale wijziging kan worden geraadpleegd in de eAmbrosia-databank van de Commissie.

ENIG DOCUMENT

“MELOCOTÓN DE CALANDA”

EU-nr.: PDO-ES-0103-AM02 - 16 oktober 2020

BOB (X) BGA ( )

1.   Naam/Namen

“Melocotón de Calanda”

2.   Lidstaat of derde land

Spanje

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.6 Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt.

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

Onder “Melocotón de Calanda” wordt verstaan: de verse vruchten van Prunus persica Sieb. en Zucc. van het onder de naam “Amarillo tardío” (late gele) bekend staande inheemse ras die middels de traditionele rassen Jesca, Evaisa et Calante dan wel de hybriden ervan met ten minste één ouderlijn van dat inheemse ras worden geteeld volgens de traditionele techniek waarbij de vruchten aan de boom met zakjes worden beschermd.

Beschermde rassen: de perziken met de beschermde oorsprongsbenaming “Melocotón de Calanda” zijn afkomstig van het inheemse ras van het gebied, beter bekend onder de naam “Amarillo tardío”, en worden middels de traditionele rassen Jesca, Evaisa en Calante dan wel de hybriden ervan met ten minste één ouderlijn van de populatie van dat inheemse ras geteeld.

Productkenmerken: perziken met de oorsprongsbenaming “Melocotón de Calanda” behoren tot de klassen extra en I van de kwaliteitsklassen voor perziken zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en moeten bovendien voldoen aan de volgende eisen:

UITERLIJK

De vruchten moeten gaaf, gezond en schoon zijn, vrij van zichtbare ongerechtigheden, vocht en vreemde geuren of smaken, omdat ze aan de boom in een zak worden gedaan.

KLEUR

Tussen roomgeel en strogeel, eventueel met een rode blos. Zeer kleine anthocyaankleurige vlekken of strepen zijn toegestaan, maar vruchten met een groene of oranjegele kleur (die wijst op overrijpheid) zijn uitgesloten.

GROOTTE

Een doorsnee van ten minste 73 mm, wat overeenkomt met categorie AA van de kwaliteitsklasse.

HARDHEID

Deze wordt gemeten in kg/0,5 cm2 drukweerstand en moet hoger zijn dan 3 kg/0,5 cm2.

SUIKER

Ten minste 12 graden Brix.

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

Alle onderdelen van het productieproces moeten in het afgebakende geografische gebied plaatsvinden.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Het aanbrengen van de verpakking, inclusief de buitenverpakking, moet plaatsvinden in het productiegebied om te voorkomen dat het product schade oploopt door overmatig beroeren of vervoeren zonder dat het degelijk is verpakt of beschermd. Omdat de “Melocotón de Calanda” een vrucht is die met zorg wordt behandeld doordat hij aan de boom in zakjes wordt gedaan en het fruit pas wordt geplukt wanneer het de rijpingsgraad heeft bereikt waarbij de organoleptische kwaliteitskenmerken het meest uitgesproken zijn, kunnen alle bijkomende vormen van vervoer en opslag de in paragraaf 3.2 beschreven kenmerken met betrekking tot uiterlijk en kleur nadelig beïnvloeden.

Om de kenmerken van het product te behouden en de kwaliteit ervan te handhaven, en ook om de traceerbaarheid en de herkomst tot de verkoop aan de eindverbruiker via een uniek controlesysteem te garanderen, is het noodzakelijk dat de verpakking plaatsvindt in het productiegebied.

De “Melocotón de Calanda” kan in de handel worden gebracht in een verpakking van één of meer lagen, op voorwaarde dat het product niet wordt beschadigd en het gaat om verpakkingen of schalen voor eenmalig gebruik.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

De verpakkingsbedrijven die beschikken over het conformiteitscertificaat moeten de vermelding Denominación de Origen “Melocotón de Calanda” (oorsprongsbenaming “Melocotón de Calanda”) op het etiket van de verpakking aanbrengen, naast het genummerde contra-etiket, dat dient als certificaat waarmee het product kan worden getraceerd nadat het in de handel is gebracht.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het productiegebied van de perziken met de BOB “Melocotón de Calanda” is het natuurlijke gebied in het oosten van de autonome gemeenschap Aragón, tussen de provincies Teruel en Zaragoza.

Het geografische gebied bestaat uit de volgende gemeenten:

Aguaviva, Albalate del Arzobispo, Alcañiz, Alcorisa, Alloza, Andorra, Arens de Lledó, Ariño, Berge, Calaceite, Calanda, Caspe, Castelserás, Castelnou, Castellote, Chiprana, Cretas, Escatrón, Fabara, Fayón, Foz-Calanda, Fuentespalda, Híjar, Jatiel, La Fresneda, La Ginebrosa, La Puebla de Híjar, Lledó, Maella, Más de las Matas, Mazaleón, Mequinenza, Molinos, Nonaspe, Oliete, Parras de Castellote, Samper de Calanda, Sástago, Seno, Torre del Compte, Urrea de Gaén, Valderrobres, Valdeltormo en Valjunquera.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

Historisch verband: de voor de productie van de “Melocotón de Calanda” toegestane rassen zijn specifiek voor het productiegebied. Deze zijn verkregen door natuurlijke selectie door toedoen van de fruittelers, die mettertijd de klonen hebben geselecteerd die het best zijn aangepast aan de lokale geografische omstandigheden. Volgens middeleeuwse teksten was de perzik in Aragón bekend als “presec” of “prisco”, een benaming die in het gebied rond Calanda nog altijd wordt gebruikt. In 1895 liet de botanicus J. Pardo Sastrón een belangrijk werk na over de overvloed van perziken in de regio en hoe er in 1867 gehalveerde, zongedroogde perziken (orejones) uit Calanda naar de wereldtentoonstelling in Parijs werden gestuurd. In de uitgave van de geïllustreerde universele encyclopedie Espasa Calpe van 1933 wordt onder het lemma “Calanda” verwezen naar het belang van de perzikteelt in deze plaats in de provincie Teruel en naar de bedrijfstak die zich toelegt op de productie van orejones. Volgens de officiële statistieken van 1953 had Calanda een conservenindustrie waar 4 000 kisten perziken uit dit gebied in siroop werden ingemaakt.

Volgens historische bronnen raakte de naam “Melocotón de Calanda” in zwang in de jaren 40. Omdat het belang van deze teelt toenam en het moeilijk bleek de Mediterrane fruitvlieg (Ceratitis capitata) te bestrijden, begon men toen het fruit aan de boom met zakjes te beschermen om beschadiging te voorkomen. In publicaties over het fruit uit de jaren 60 vinden we de eerste verwijzingen naar de “Melocotón de Calanda” en in de jaren 70 werden op de nationale landbouwbeurs van Lerida (Feria Agrícola Nacional de Lérida) verschillende jaren op rij prijzen voor dit fruit toegekend. In de vroege jaren 80 begint men de noodzaak te voelen om een oorsprongsbenaming voor de “Melocotón de Calanda” aan te vragen en in de statistieken van de voornaamste nationale markten, zoals Mercamadrid en Mercabarna, begint dit fruit bekend te raken onder zijn geografische naam.

Natuurlijk verband: het teeltgebied van de “Melocotón de Calanda” ligt in de valleien van de rivieren de Martín, de Guadalope en de Matarraña, die ontspringen in de uitlopers van het Iberisch Randgebergte en die de regio “Bajo Aragón” bevloeien om ten slotte uit te monden in de Ebro. Dit gebied beslaat dus het zuidoostelijke deel van het Ebrobekken.

Het terrein is vlak of zacht glooiend met een hoogte die reikt van 122 meter in Caspe, 325 meter in Alcañiz tot 466 meter in Calanda. Het bestaat voornamelijk uit meer of minder door de rivieren doorsneden tafelbergen. De bodem is kalkrijk met carbonaat- en gipslagen, die typerend zijn voor de sedimenten in merengebieden in het hete, droge klimaat van het mioceen.

De gemiddelde jaarlijkse neerslag varieert van 327,9 mm in Caspe, 361,1 mm in Albalate del Arzobispo tot 367,9 mm in Alcañiz. De meeste neerslag valt in de maanden mei tot oktober en de seizoensgebonden neerslag bedraagt ongeveer 27 % in het voorjaar, 20 % in de zomer, 34 % in het najaar en 19 % in de winter.

De gemiddelde jaarlijkse temperatuur bedraagt ongeveer 14,3 °C in Albalate del Arzobispo en Alcañiz en 15 °C in Caspe. Dat komt overeen met de hoogste temperaturen in het centrum van de Ebrovallei. Het gemiddelde van de maxima bedraagt 19,9 °C in Alcañiz, 20,1 °C bij Albalate del Arzobispo en 20,6 °C in Caspe, terwijl het gemiddelde van de minima 8,8 °C, 8,5 °C en 9,3 °C is. De hoogste gemiddelde temperatuur wordt gemeten in juli (24,2 °C in Alcañiz en 25,1 °C in Caspe), terwijl de laagste gemiddelde temperatuur wordt gemeten in januari en varieert van 5,6 °C in Alcañiz tot 6,7 °C in Albalate de Arzobispo. Deze gegevens duiden op een grote temperatuuramplitude in de loop van het jaar (meer dan 18 °C), hetgeen betekent dat de temperatuurverschillen meer lijken op die van een landklimaat, vooral vanwege de ligging middenin de Ebrovallei.

Maximumtemperaturen van meer dan 25 °C worden opgetekend tussen maart en oktober, al komen ze het meest voor tussen mei, wanneer deze drempel de helft van de tijd wordt overschreden, en oktober, wanneer deze temperatuur gedurende 5 à 10 dagen wordt bereikt. In de zomermaanden liggen de temperaturen overdag boven 25 °C en het gemiddelde maximum ligt boven 35 °C (in juli bedraagt de maximumtemperatuur 37,2 °C in Albalate en Alcañiz en 38,3 °C in Caspe).

Een ander kenmerk van het klimaat van dit gebied is de “temperatuurinversie”. ’s Winters daalt in perioden met hoge druk koude lucht neer in de lagere gebieden, waardoor lange perioden van koude mist met maxima onder 6 °C ontstaan, terwijl in de hoge gebieden, waar geen mist hangt, de maximumtemperaturen waarden van boven 15 °C kunnen bereiken.

5.2.   Specificiteit van het product

Teeltomstandigheden: de morfologische kenmerken en de normen voor rassenidentificatie die zijn vastgesteld door de International Union for the Protection of New Varieties of Plants (U.P.O.V.) zijn vrijwel identiek voor alle rassen van de populatie “Amarillo tardío”. Er zijn echter verschillen met betrekking tot de gezondheid, productiviteit, grootte en vorm van de vrucht en daarom is in 1980 begonnen met een proces van stamselectie om deze aspecten te verbeteren. Deze rassen worden ook gekenmerkt door een late rijping, tussen medio augustus en begin november, een gele kleur en stevig vruchtvlees.

Vanuit fysiologisch oogpunt bestaat het ras “Amarillo tardío” uit klonen die veel uren koude nodig hebben om uit hun winterrust te komen (ten minste 1 000 uur per jaar) en een lange zomer om rijp te worden, vanwege de lengte van het rijpingsproces.

Volgens de U.P.O.V. hebben deze de volgende morfologische eigenschappen:

Boom

Krachtig, rechtopgaand, met sterke vertakkingen van het Redhavensoort. De bloemknoppen worden, in tegenstelling tot bij de andere rassen, niet op krachtig, overjarig hout gevormd, maar op zwakke twijgjes, de zogenoemde “kortloten”; daarom vraagt dit ras een andere wijze van snoeien voor de vruchtzetting.

Blad

Groot niervormig blad, met honingklieren op de bladstelen. De bladval vindt laat in de herfst plaats, want het typische goudgele blad blijft nog lang aan de boom.

Bloem

De bloeitijd valt tamelijk laat, iets later dan die van Redhaven, ergens in maart. De knoppendichtheid is hoog en de bloeitijd duurt tussen 12 en 18 dagen. Het bloemblad is groot en afgerond, lichtroze en de stijl van de stamper is even groot als de helmknoppen van de meeldraden.

Vrucht

Groot tot zeer groot, met een diameter van meer dan 73 mm en een gewicht van meer dan 200 g. Kleur tussen licht- en strogeel, volkomen uniform door het papieren zakje waarin de vrucht zich ontwikkelt, al kan deze een lichte anthocyaankleur hebben.

De schil is slechts lichtbehaard en het vlees is stevig, geheel geel zonder anthocyaankleur, zelfs niet rond de pit, die volledig aan het vlees vastzit. De pit is eivormig en klein in verhouding tot de vrucht.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

De invloed van de weersomstandigheden op de kwaliteit van het fruit is een welbekend “streekeigen” fenomeen in de meerjarige teelt. Het gebruikelijke klimaat in bepaalde gebieden en de jaarlijkse verschillen op eenzelfde plaats wijzen duidelijk op de belangrijke invloed van het klimaat op de kwaliteit van de oogst.

Wat dit criterium betreft, zijn het vooral de temperaturen die de belangrijkste organoleptische kenmerken van het fruit bepalen. Ten eerste moet erop gewezen worden dat de temperaturen, behalve in extreme situaties, meer invloed hebben op de productie van de boom dan de hoeveelheid neerslag (tekort aan water), omdat in het merendeel van het productiegebied (95%) gebruik wordt gemaakt van irrigatiesystemen.

Een van de belangrijkste klimatologische factoren die heeft bijgedragen tot de ontwikkeling en daarna de teelt van de inheemse, laat rijpende perzikenrassen in het lage gebied van Aragón (Bajo Aragón) is de lage wintertemperatuur van het geografische gebied, waardoor deze zeer veeleisende rassen de vele uren koude krijgen die ze nodig hebben om uit hun winterrust (tussen het vallen van het blad en het begin van de bloei) te komen.

Vanuit fysiologisch oogpunt bestaat het ras “Amarillo Tardío” uit klonen die vele uren koude nodig hebben om uit hun winterrust te ontwaken (ten minste 1 000 uren per jaar).

In Bajo Aragón volstaat het aantal uren koude in de maanden november, december en januari ruimschoots om te voldoen aan het vastgestelde maximumaantal uren voor de teelt, want het minimumaantal uren koude in het gebied ligt boven 950.

Bovendien moeten de negatieve temperaturen tijdens de bloei en de vruchtzetting rond de nul graden liggen, zodat de bloemknoppen en dus het aantal vruchten zich normaal kunnen ontwikkelen, want de mogelijke omvang van de vruchten hangt rechtstreeks samen met de geregistreerde temperaturen na de bloei en met name met de temperaturen tussen de volle (F2) en F2 + 40 dagen. Er is duidelijk aangetoond (Warrington e.a., 1999) dat de cellen acht keer sneller groeien indien de maximum-/minimumtemperaturen tussen 9/3 °C en 25/15 °C liggen. Als het echter koud is, zijn er minder en kleinere cellen, waardoor de uiteindelijke vrucht kleiner blijft.

Een ander belangrijk aspect is de juiste temperatuur gedurende de hele cyclus, vooral in de maanden september en oktober, waardoor de vegetatieve en de reproductieve ontwikkeling van deze rassen voltooid kan worden.

In Bajo Aragón worden van maart tot oktober maximumtemperaturen van meer dan 25 °C opgetekend, al komen ze het meest voor tussen mei, wanneer deze maximale drempel de helft van de maand wordt overschreden, en oktober, wanneer deze temperatuur gedurende 5 à 10 dagen wordt bereikt. In de zomermaanden liggen de temperaturen overdag boven 25 °C en het gemiddelde maximum ligt boven 35 °C (in juli bedraagt de maximumtemperatuur 37,2 °C in Albalate en Alcañiz en 38,3 °C in Caspe).

Dankzij de in de loop van het jaar in het betreffende geografische gebied opgetekende temperaturen kunnen de rassen van de perzikboom “Tardío amarillo de Calanda” (late gele van Calanda) met hun lange cyclus hun vegetatieve en reproductieve ontwikkeling voltooien.

Terwijl de wintertemperaturen zorgen voor het aantal uren koude dat nodig is om uit de winterrust te komen, kunnen deze rassen dankzij het milde klimaat tijdens de periode van vegetatieve activiteit (van maart tot november) dan ook fruit van hoge kwaliteit leveren.

Uit de resultaten van een onderzoek naar geselecteerde klonen van het ras “Tardíos amarillos de Calanda” (Jesca, Calante en Evaisa), dat is uitgevoerd op een experimenteel bedrijf van de regering van Aragón, in Alcañiz (een van de gemeenten van de BOB waar de meeste perziken worden geteeld), blijkt dat de vruchten in het gebied van herkomst gedurende vier jaar (2000, 2001, 2003 en 2004) een Brix van meer dan 14 hadden en dat ze groot en stevig waren, de belangrijkste kenmerken van deze perziken.

Het voor de productie van de BOB “Melocotón de Calanda” toegestane plantmateriaal behoort tot het ras “Tardío amarillo”.

Dit ras is inheems in het productiegebied en werd door de eeuwen heen verkregen, aanvankelijk door natuurlijke selectie van bomen uit de pitten van vruchten van de bomen met de beste agronomische eigenschappen. De telers hebben deze zelf mettertijd verspreid door vegetatieve vermeerdering van de bomen die zich het best aanpasten aan de bodem- en klimaatomstandigheden van het gebied, waarmee ze een heus “ras” hebben gekweekt.

In 1980 werd gestart met het selecteren op klonen en gezondheid van het ras “Tardío amarillo” door de Aragonese overheid (Servicios de Investigación Agraria y Extensión Agraria) om de kwaliteit te verbeteren en het onder de naam “Melocotón de Calanda” in de handel gebrachte product te standaardiseren. Zo werd het productiegebied van de “Melocotón de Calanda” afgezocht op de meest representatieve klonen van het ras “Tardío amarillo” met de beste agronomische eigenschappen en de grootste vruchten (Espada e.a., 1991).

Na deze eerste selectie werden bij het Spaanse bureau voor plantenrassen (Oficina Española de Variedades Vegetales), dat valt onder het ministerie van Landbouw, drie rassen geregistreerd en beschermd: “Jesca” (registratienr. 1989/2450), “Calante” (registratienr. 1989/2447) en “Evaisa” (registratienr. 1989/2449). Deze worden tegenwoordig gebruikt voor de productie van de BOB “Melocotón de Calanda”.

CONCLUSIE: Het ras “Tardíos amarillos de Calanda” (late gele van Calanda) dat middels de traditionele rassen Jesca, Evaisa en Calante dan wel de hybriden ervan met ten minste één ouderlijn van dat inheemse ras wordt geteeld, is het gevolg van de aanpassing ervan aan zijn oorspronkelijke omgeving.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(Artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)

https://www.aragon.es/documents/20127/20408990/Pliego+de+condiciones+modificado+DOP_Melocot%C3%B3n+de+Calanda+-+consolidado.pdf/e2877340-1cbd-fc3c-a9f5-0924479c0d18?t=1591269992936


(1)  PB L 179 van 19.6.2014, blz. 17.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.