Brussel, 2.6.2021

COM(2021) 280 final

2021/0135(NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) 2021/92 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden voor 2021 in wateren van de Unie en wateren buiten de Unie


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Bij Verordening (EU) 2021/92 van de Raad zijn voor 2021 voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. Die vangstmogelijkheden worden doorgaans meerdere keren gewijzigd gedurende de periode waarin zij van kracht zijn.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde maatregelen zijn opgesteld overeenkomstig de doelstellingen en voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid en zijn in overeenstemming met het beleid van de Unie inzake duurzame ontwikkeling.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de andere beleidsgebieden van de Unie, met name op het vlak van milieu.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De verplichting van de Unie om de levende aquatische rijkdommen op duurzame wijze te exploiteren, vloeit voort uit de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt d), van het Verdrag. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat het GVB een gemeenschappelijk beleid is. Krachtens artikel 43, lid 3, van het Verdrag is het aan de Raad om maatregelen vast te stellen tot vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: verordening.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

In het voorstel wordt rekening gehouden met de feedback van belanghebbenden, adviesraden, nationale overheidsdiensten, vissersorganisaties en niet-gouvernementele organisaties.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het voorstel is gebaseerd op wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES).

Effectbeoordeling

De werkingssfeer van de verordening inzake vangstmogelijkheden is omschreven in artikel 43, lid 3, van het Verdrag.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Artikelsgewijze toelichting

Voorgesteld wordt Verordening (EU) 2021/92 van de Raad te wijzigen zoals hieronder uiteengezet.

Sprot in het Kattegat/Skagerrak, de Noorse Zee en de Noordzee

Sprot (Sprattus sprattus) is een kortlevende soort en daarom moeten de vangstmogelijkheden snel na de bekendmaking van het ICES-advies worden vastgesteld, zodat de visserij van start kan gaan. Sinds april 2019 brengt de ICES één advies uit voor sprot in ICES-sector 3a (Kattegat/Skagerrak) enerzijds en sprot in ICES-sector 2a (Noorse Zee) en ICES-deelgebied 4 (Noordzee) anderzijds, aangezien zij worden beschouwd als één enkel biologisch bestand, hoewel het beheer ervan nog steeds in twee beheersgebieden wordt opgesplitst. De ICES heeft zijn jaarlijks wetenschappelijk advies voor het bestand op 13 april 2021 bekendgemaakt, terwijl de visserij op 1 juli 2021 van start zal gaan. Volgens dat advies mag in de periode van 1 juli 2021 tot en met juni 2022 in de betrokken gebieden in totaal niet meer dan 106 715 ton sprot worden gevangen.  Bij Verordening (EU) 2021/92 van de Raad zijn de totale toegestane vangsten (TAC’s) voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022 in beide beheersgebieden op nul vastgesteld. Derhalve moeten de vangsten van sprot in die beheersgebieden conform het meest recente wetenschappelijke advies van de ICES worden gewijzigd, na overleg met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen.

Ansjovis in de deelgebieden 9 en 10

De TAC voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en de wateren van de Unie van de Visserijcommissie voor het centraaloostelijke deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) 34.1.1 is voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022 op nul vastgesteld, in afwachting van het wetenschappelijk advies voor die periode. De ICES komt pas eind juni 2021 met zijn advies voor dit bestand. Om ervoor te zorgen dat de visserij kan worden voortgezet totdat de TAC op basis van het meest recente wetenschappelijke advies is vastgesteld, moet een voorlopige TAC van 5 744 ton worden vastgesteld, op basis van de vangsten in het derde kwartaal van 2020. De TAC zal vervolgens worden gewijzigd conform het wetenschappelijk advies van de ICES.



2021/0135 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) 2021/92 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden voor 2021 in wateren van de Unie en wateren buiten de Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Bij Verordening (EU) 2021/92 van de Raad 1 zijn voor 2021 voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld die in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn.

(2)Bij Verordening (EU) 2021/92 is de totaal toegestane vangst (“TAC”) voor sprot in ICES-sector 3a (Kattegat/Skagerrak) en in ICES-sector 2a (Noorse Zee) en ICES-deelgebied 4 (Noordzee) op nul vastgesteld, in afwachting van de bekendmaking van het desbetreffende wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (“ICES”). Het meest recente advies van de ICES over de maximale duurzame opbrengst is sinds 13 april 2021 beschikbaar. Volgens dat ICES-advies mag in de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022 in de betrokken gebieden in totaal niet meer dan 106 715 ton sprot worden gevangen. Sprot is een kortlevende soort waarvoor de visserij van start gaat op 1 juli, d.i. kort na de bekendmaking van het wetenschappelijk advies. De thans geldende vangstbeperkingen voor sprot in ICES-sector 3a en in ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4 moeten derhalve overeenkomstig dat advies van de ICES worden aangepast, na afloop van het nog lopende overleg met Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk.

(3)Bij Verordening (EU) 2021/92 is de TAC voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en de wateren van de Unie van de Visserijcommissie voor het centraaloostelijke deel van de Atlantische Oceaan 34.1.1 voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022 op nul vastgesteld, in afwachting van het wetenschappelijk advies voor die periode. De ICES brengt eind juni 2021 zijn advies voor dit bestand uit. Om ervoor te zorgen dat de visserij kan worden voortgezet totdat de TAC op basis van het meest recente wetenschappelijke advies is vastgesteld, moet een voorlopige TAC van 5 744 ton worden vastgesteld, op basis van de vangsten in het derde kwartaal van 2020.

(4)Gezien de dringende noodzaak om het visseizoen voor sprot en ansjovis op tijd, namelijk op 1 juli 2021, van start te laten gaan, moet deze verordening in werking treden op de dag na de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1
Wijziging van Verordening (EU) 2021/92

Verordening (EU) 2021/92 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2
Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Verordening (EU) 2021/92 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 31 van 29.1.2021, blz. 31).

Brussel, 2.6.2021

COM(2021) 280 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) 2021/92 wat betreft bepaalde vangstmogelijkheden voor 2021 in wateren van de Unie en wateren buiten de Unie


BIJLAGE

Bijlage IA bij Verordening (EU) 2021/92 wordt als volgt gewijzigd:

1) de tabel met de vangstmogelijkheden voor sprot en geassocieerde bijvangsten in de wateren van de Unie van ICES-sector 3a wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Sprot en geassocieerde bijvangsten

Gebied:

3a

 

 

 

Sprattus sprattus

 

 

(SPR/03A.)

 

 

Denemarken

p.m.

(1)(2)

Analytische TAC

 

 

Duitsland

p.m.

(1)(2)

Zweden

p.m.

(1)(2)

Unie

p.m.

(1)(2)

TAC

p.m.

(2)

(1)

Maximaal 5 % van het quotum mag bestaan uit bijvangsten van wijting en schelvis (OTH/*03A.). Uit hoofde van deze bepaling op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van wijting en schelvis en overeenkomstig artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van soorten mogen samen niet hoger zijn dan 9 % van het quotum.

(2)

Dit quotum mag alleen worden gevangen van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022.

”;

2) de tabel met de vangstmogelijkheden voor sprot en geassocieerde bijvangsten in de wateren van de Unie van ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4 wordt vervangen door de volgende tabel:

Soort:

Sprot en geassocieerde bijvangsten

Gebied:

wateren van de Unie van 2a en 4

 

 

Sprattus sprattus

 

 

(SPR/2AC4-C)

 

 

België

 

p.m.

(1)(2)

Analytische TAC

 

 

Denemarken

p.m.

(1)(2)

Duitsland

p.m.

(1)(2)

Frankrijk

p.m.

(1)(2)

Nederland

p.m.

(1)(2)

Zweden

p.m.

(1)(2)(3)

Unie

p.m.

(1)(2)

Noorwegen

p.m.

(1)

Faeröer

p.m.

(1)(4)

Verenigd Koninkrijk

p.m.

(1)(2)

TAC

p.m.

(1)

(1)

Dit quotum mag alleen worden gevangen van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022.

(2)

Maximaal 2 % van het quotum mag bestaan uit bijvangsten van wijting (OTH/*2AC4C). Uit hoofde van deze bepaling op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van wijting en overeenkomstig artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op het quotum in mindering gebrachte bijvangsten van soorten mogen samen niet hoger zijn dan 9 % van het quotum.

(3)

Inclusief zandspieringen.

(4)

Mag tot 4 % bijvangsten van haring bevatten.

 

 

 

 

”;

3) de tabel met de vangstmogelijkheden voor ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en in de wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 wordt vervangen door de volgende tabel:

 Soort:

Ansjovis

Gebied:

9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1

 

Engraulis encrasicolus

 

(ANE/9/3411)

 

Spanje

 

2 747

(1)

Voorzorgs-TAC

 

 

Portugal

2 997

(1)

Unie

5 744

(1)

TAC

5 744

(1)

(1)

Dit quotum mag alleen worden gevangen van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022.

”.