Brussel, 26.2.2021

COM(2021) 104 final

2021/0052(NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan Estland om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In Verordening (EU) 2020/672 van de Raad (“SURE-verordening”) is het rechtskader vastgesteld waarbinnen de Unie aan een lidstaat die een ernstige economische verstoring ondervindt of dreigt te ondervinden als gevolg van de COVID-19-uitbraak, financiële bijstand kan verlenen. Steun in het kader van SURE dient voor het financieren van hoofdzakelijk werktijdverkortingsregelingen of soortgelijke maatregelen ter bescherming van werknemers en zelfstandigen, en zodoende voor het verminderen van werkloosheid en inkomensverlies, alsook, in aanvulling daarop, voor de financiering van sommige maatregelen op gezondheidsgebied, met name op de werkplek.

Op 4 februari 2021 heeft Estland de Unie om financiële bijstand op grond van de SURE-verordening verzocht. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de SURE-verordening heeft de Commissie de Estse autoriteiten geraadpleegd om de plotse en sterke stijging te verifiëren van de werkelijke en geplande uitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen, alsmede maatregelen op gezondheidsgebied als gevolg van de COVID-19-pandemie. Met name gaat het om:

(a) een werktijdverkortingsregeling om banen veilig te stellen. Het doel daarvan was steun te verlenen aan werknemers van de particuliere sector van wie de salarissen/lonen of arbeidstijden aanzienlijk waren verminderd vanwege de zware gevolgen van de noodsituatie, door de werknemers tot 70 % van het gemiddelde maandelijkse loon of salaris te bieden, met een maximum van 1 000 EUR per werknemer per maand. Het betreft een tijdelijke maatregel voor de duur van de noodsituatie van maart tot mei 2020. Gelet op de aanhoudende impact van de noodsituatie op de werkgelegenheid werd de toepassing van de werkloosheidsregeling in juni 2020 verlengd en werden de voorwaarden aangepast zodat de overheidssteun voor de werknemer beperkt werd tot 50 % van het gemiddelde maandelijkse salaris of loon, met een maximum van 800 EUR per werknemer. Om de overheidssteun voor werknemers te krijgen moesten ondernemingen ten minste 150 EUR (bruto) per werknemer per maand betalen, zodat elke werknemer een inkomen van ten minste 584 EUR per maand zou ontvangen, hetgeen overeenstemt met het minimumloon.

(b) een uitkering voor inkomensbehoud voor ouders die tijdens de noodsituatie hun werk moesten onderbreken om voor hun kinderen met speciale onderwijsbehoeften te zorgen. Het was een tijdelijke maatregel voor de duur van de noodsituatie van 12 maart tot en met 17 mei 2020. De uitkering werd berekend op basis van de sociale belasting die in 2019 over het salaris of het loon van de respectieve ouder werd betaald. De steun dekte 70 % van een gemiddeld dagelijks salaris of loon van één ouder.

(c) een werktijdverkortingsregeling voor freelancekunstenaars, sportcoaches en hoofden van koren en dansgroepen. Het was een tijdelijke regeling voor de duur van de noodsituatie van 1 maart tot en met 31 mei 2020. Freelancekunstenaars kregen gedurende twee maanden steun voor een bedrag dat overeenstemt met het minimumloon. Hoofden van koren en volksdansgroepen en sportcoaches ontvingen steun van de overheid voor 70 % van het gemiddelde salaris of loon voor de periode van oktober 2019 tot februari 2020, met een maximum van 1 000 EUR per werknemer per maand. Sportcoaches kregen steun ten belope van 50 % van hun reguliere salaris/loon terwijl ze voor de andere 50 % betaald werden door de sportvereniging.

(d) een gezondheidsmaatregel bestaande uit overheidssteun voor persoonlijke beschermingsmiddelen en aanvullende algemene benodigdheden en verbruiksgoederen.

(e) een kortlopende steunregeling voor ziekenhuizen om de kosten voor de aanwerving van tijdelijk personeel in COVID-19-eenheden en intensievezorgafdelingen te vergoeden en om de langere werktijden van artsen, verpleegkundigen en andere personeelsleden te bekostigen. Hiermee werden de kosten gedekt voor bijkomende personeelsbehoeften in COVID-19-eenheden en intensievezorgafdelingen in ziekenhuizen. Om het personeel tijdens de noodsituatie gemotiveerd te houden werden de bijkomende personeelsleden in dienst genomen met een hoger salaris (coëfficiënt 2.0).

(f) een vergoeding voor werknemers tijdens de eerste drie dagen van ziekteverlof gedurende de noodsituatie van 13 maart tot en met 17 mei 2020. Voor personen die onder het Estse ziekteverzekeringsfonds vallen, werd door het toegenomen gebruik van ziekteverlof en zorgverlof ten gevolge van COVID-19 voorzien in een vergoeding voor de eerste drie ziektedagen (die normaal gezien ten laste vallen van de werknemer).

Estland heeft de Commissie de nodige informatie verschaft.

Rekening houdende met het beschikbare bewijsmateriaal stelt de Commissie de Raad voor om een uitvoeringsbesluit vast te stellen waarbij op grond van de SURE-verordening ten behoeve van de bovengenoemde maatregelen financiële bijstand aan Estland wordt verleend.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorliggende voorstel is volledig verenigbaar met Verordening (EU) 2020/672 van de Raad, op grond waarvan het voorstel wordt gedaan.

Dit voorstel vormt een aanvulling op een ander wetgevingsinstrument van de Unie om steun te verlenen aan lidstaten in noodsituaties, namelijk Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (“Verordening (EG) nr. 2012/2002”). Op 30 maart 2020 is Verordening (EU) 2020/461 van het Europees Parlement en de Raad vastgesteld; bij die verordening wordt het toepassingsgebied van het bovengenoemde instrument uitgebreid tot grote volksgezondheidscrises en wordt bepaald welke specifieke acties in aanmerking komen voor financiering.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel maakt deel uit van een reeks maatregelen die zijn genomen in respons op de huidige COVID-19-pandemie, zoals het corona-investeringsinitiatief, en vormt een aanvulling op andere instrumenten die de werkgelegenheid ondersteunen, zoals het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)/InvestEU. Aangezien dit instrument gebruik maakt van het opnemen en verstrekken van leningen om de lidstaten in dit specifieke geval van de COVID-19-uitbraak te ondersteunen, fungeert dit voorstel als tweede verdedigingslinie voor de financiering van regelingen voor werktijdverkorting en soortgelijke maatregelen, die banen en dus ook werknemers en zelfstandigen helpen te beschermen tegen het risico van werkloosheid.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit instrument is Verordening (EU) 2020/672 van de Raad.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel komt er na een verzoek van een lidstaat en is een blijk van Europese solidariteit, doordat financiële bijstand van de Unie in de vorm van tijdelijke leningen wordt verstrekt aan een lidstaat die zwaar door de COVID-19-uitbraak wordt getroffen. Deze financiële bijstand vormt een tweede verdedigingslinie voor een overheid die wordt geconfronteerd met een tijdelijke toename van de overheidsuitgaven voor werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen om banen te beschermen, en dus ook om werknemers en zelfstandigen te beschermen tegen het risico op werkloosheid en inkomensverlies.

Deze steun helpt de getroffen bevolking en draagt bij tot het beperken van de directe maatschappelijke en economische gevolgen van de COVID-19-crisis.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het gaat niet verder dan wat nodig is om de met het instrument beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel moest dringend worden voorbereid zodat het tijdig kan worden aangenomen door de Raad. Daardoor kon geen raadpleging van de belanghebbenden worden uitgevoerd.

Effectbeoordeling

Gezien de urgentie van het voorstel heeft geen effectbeoordeling plaatsgevonden.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De Commissie moet leningen op de financiële markten kunnen aangaan en deze vervolgens kunnen gebruiken om zelf leningen te verstrekken aan de lidstaten die financiële bijstand vragen in het kader van het SURE-instrument.

Naast de garanties van de lidstaten worden ook andere waarborgen in het systeem ingebouwd om de financiële soliditeit van de regeling te garanderen:

·een strikte en conservatieve benadering van financieel beheer;

·een leningenportefeuille die zodanig is opgebouwd dat het concentratierisico, het jaarlijkse risico en de buitensporige blootstelling aan risico’s van individuele lidstaten beperkt blijven en die er tegelijkertijd voor zorgt dat voldoende middelen kunnen worden toegekend aan de meest behoeftige lidstaten; alsmede

·de mogelijkheid om schulden door te rollen.

2021/0052 (NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan Estland om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak 1 , en met name artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

1.Op 4 februari 2021 heeft Estland de Unie om financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen.

2.De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die Estland heeft getroffen om de uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, zullen naar verwachting een dramatisch effect op de overheidsfinanciën hebben. Volgens de najaarsprognose 2020 van de Commissie zou Estland tegen het einde van 2020 een overheidstekort van 5,9 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een schuld van 17,2 % van het bbp hebben. Volgens de tussentijdse winterprognose 2021 van de Commissie zou het bbp van Estland in 2020 met 2,9 % zijn gekrompen.

3.Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Estland inactief geworden. Dat heeft geleid tot een plotse en sterke stijging van de overheidsuitgaven van Estland ten behoeve van werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen, en tot maatregelen op gezondheidsgebied in verband met de COVID-19-uitbraak, zoals uiteengezet in de overwegingen 4 tot en met 9.

4.Bij Regeringsbesluit nr. 130 “Tööhõiveprogramm 2017-2020” van 17 november 2016, zoals gewijzigd in 2020 2 , dat aangehaald wordt in het verzoek van Estland van 4 februari 2021, werd een werktijdverkortingsregeling voor behoud van banen ingevoerd (die van kracht was vanaf 23 maart 2020). Het doel daarvan was steun te verlenen aan werknemers van de particuliere sector van wie de salarissen of arbeidstijden aanzienlijk waren gedaald vanwege de zware gevolgen van de noodsituatie, door de werknemers tot 70 % van het gemiddelde maandelijkse loon of salaris te bieden, met een maximum van 1 000 EUR per werknemer per maand. Het was een tijdelijke regeling voor de duur van de noodsituatie van maart tot mei 2020. Gelet op de aanhoudende impact van de noodsituatie werd het besluit opnieuw gewijzigd 3 en toegepast in juni 2020. De voorwaarden voor de werkloosheidsregeling werden aangepast zodat de overheidssteun voor werknemers beperkt werd tot 50 % van het gemiddelde maandelijkse salaris of loon, met een maximum van 800 EUR per werknemer. Om de overheidssteun voor werknemers te krijgen moesten ondernemingen ten minste 150 EUR (bruto) per werknemer per maand betalen, zodat elke werknemer een inkomen van ten minste 584 EUR per maand zou ontvangen, hetgeen overeenstemt met het minimumloon.

5. Bij Regeringsbesluit nr. 26 “Erivajadusega valvanema toetuse saamise ja maksmise tingimused ning toetuse arvutamise alused” van 9 april 2020 4 , aangehaald in het verzoek van Estland van 4 februari 2021, werd een uitkering voor inkomensbehoud ingevoerd voor ouders die tijdens de noodsituatie hun werk moesten onderbreken om voor hun kinderen met speciale onderwijsbehoeften te zorgen. Het was een tijdelijke maatregel voor de duur van de noodsituatie van 12 maart tot en met 17 mei 2020. De uitkering werd berekend op basis van de sociale belasting die in 2019 over het salaris of het loon van de respectieve ouder werd betaald. De steun dekte 70 % van een gemiddeld dagelijks salaris of loon van één ouder.

6.Bij Besluit nr. 7 van het ministerie van Cultuur “COVID-19 haigust põhjustava koroonaviiruse levikuga seotud kriisi leevendamiseks ette nähtud toetusmeede laulu- ja tantsupeo liikumises osalevatele kollektiividele” van 30 april 2020 5 en Besluiten nr. 9 van het ministerie van Cultuur “COVID-19 puhangust tingitud erakorraline abi kultuuri- ja spordivaldkonnale” van 30 april 2020 6 (dat van kracht was van 3 mei tot en met 11 september 2020) en “Treeneri tööjõukulu toetuse määramise tingimused, sealhulgas nõuded spordialaliidule, spordiklubile ja spordikoolile ning selle omaosalusele, treeningrühmale ja treenerile, ning toetuse suuruse, jaotamise, tagasimaksmise ja tagasinõudmise kord” van 26 november 2014, als gewijzigd in 2020 7 , die aangehaald worden in het verzoek van Estland van 4 februari 2021, werd een werktijdverkortingsregeling ingevoerd voor freelancekunstenaars, sportcoaches en hoofden van koren en dansgroepen. Het betreft een tijdelijke maatregel voor de duur van de noodsituatie ten gevolge van de COVID-19-uitbraak. Freelancekunstenaars kregen gedurende twee maanden steun voor een bedrag dat gelijk is aan het minimumsalaris. Hoofden van koren en volksdansgroepen en sportcoaches ontvingen inkomenssteun van de overheid die overeenstemde met 70 % van het gemiddelde salaris of loon voor de periode van oktober 2019 tot februari 2020, met een maximum van 1 000 EUR. Sportcoaches kregen steun ten belope van 50 % van hun reguliere salaris/loon terwijl ze voor de andere 50 % betaald werden door de sportvereniging.

7. Estland heeft ook een reeks maatregelen op gezondheidsgebied genomen om de uitbraak van COVID-19 aan te pakken. Krachtens de op 15 april 2020 door het Parlement goedgekeurde wet “Riigi 2020. aasta lisaeelarve seadus” 8 , zoals aangehaald in het verzoek van Estland van 4 februari 2021, is het een gezondheidsmaatregel die de overheid in staat stelde aankopen te verrichten van persoonlijke beschermingsmiddelen en aanvullende algemene benodigdheden en verbruiksgoederen. 

(8) Bij Regeringsbesluit nr. 28 “Eriolukorras Eesti Haigekassa kaudu hüvitiste ja teenuste eest maksmise tingimused ja kord” van 23 april 2020 9 , zoals aangehaald in het verzoek van Estland van 4 februari 2021, werd een kortlopende steunregeling voor ziekenhuizen ingevoerd om de kosten voor de aanwerving van tijdelijk personeel in COVID-19-eenheden en intensievezorgafdelingen te vergoeden en de langere werktijden van artsen, verpleegkundigen en andere personeelsleden te bekostigen. Hiermee worden de kosten gedekt voor bijkomende personeelsbehoeften in COVID-19-eenheden en intensievezorgafdelingen in ziekenhuizen. Om het personeel tijdens de noodsituatie gemotiveerd te houden werden de bijkomende personeelsleden in dienst genomen met een hoger salaris (coëfficiënt 2.0).

9.Ten slotte werd bij Regeringsbesluit nr. 28 “Eriolukorras Eesti Haigekassa kaudu hüvitiste ja teenuste eest maksmise tingimused ja kord” van 23 april 2020 10 , zoals aangehaald in het verzoek van Estland van 4 februari 2021, een vergoeding voor werknemers ingevoerd die geldt voor de eerste drie dagen ziekteverlof. Het was een tijdelijke maatregel voor de duur van de noodsituatie van 13 maart tot en met 17 mei 2020. Voor personen die onder het Estse ziekteverzekeringsfonds vallen, werd door toegenomen gebruik van ziekteverlof en zorgverlof ten gevolge van COVID-19 voorzien in een vergoeding voor de eerste drie ziektedagen, die normaal gezien ten laste van de werknemer vallen.

10. Estland voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. Estland heeft de Commissie het nodige bewijsmateriaal verschaft dat de werkelijke overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 230 000 000 EUR zijn gestegen als gevolg van de nationale maatregelen om de sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak het hoofd te bieden. Dit is een plotse en sterke stijging, die zowel verband houdt met nieuwe maatregelen als met een toegenomen vraag naar bestaande maatregelen die samen betrekking hebben op een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Estland.

11.De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, Estland geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen, alsook de desbetreffende maatregelen op gezondheidsgebied in verband met de COVID-19-uitbraak, waarvan sprake is in het verzoek van 4 februari 2021.

12.Daarom moet financiële bijstand worden verleend om Estland te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische gevolgen van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak. De Commissie moet de besluiten inzake de looptijd, omvang en vrijgave van de tranches en deeltranches in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten nemen.

13.Dit besluit moet de uitkomst onverlet laten van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name uit hoofde van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, uit hoofde van artikel 108 van het Verdrag, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

14.Bij het nemen van het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met de bestaande en verwachte behoeften van Estland en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Estland voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672.

Artikel 2

1.De Unie stelt Estland een lening van maximaal 230 000 000 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.

2.De periode waarin de bij dit besluit verleende financiële bijstand beschikbaar is, bedraagt 18 maanden te rekenen vanaf de eerste dag nadat dit besluit van kracht is geworden.

3.De Commissie stelt de financiële bijstand van de Unie in maximaal acht tranches beschikbaar aan Estland. Een tranche kan in een of meer deeltranches worden uitbetaald. De looptijden van de deeltranches in het kader van de eerste tranche kunnen langer zijn dan de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd. In dergelijke gevallen worden de looptijden van verdere deeltranches zodanig vastgesteld dat de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd in acht is genomen als alle tranches zijn uitbetaald.

4.De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst.

5.Estland betaalt de in artikel 4 van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde financieringskosten van de Unie voor elke tranche, vermeerderd met alle vergoedingen, kosten en uitgaven van de Unie die uit de financiering van de uit hoofde van lid 1 van dit artikel toegekende lening voortvloeien.

6.De Commissie beslist over de omvang en de vrijgave van de tranches, alsmede over de omvang van de deeltranches.

Artikel 3

Estland mag de volgende maatregelen financieren:

(a)een werktijdverkortingsregeling voor behoud van banen, waarin is voorzien bij Regeringsbesluit nr. 130 “Tööhõiveprogramm 2017-2020” van 17 november 2016, gewijzigd in 2020;

(b)een uitkering voor inkomensbehoud voor ouders die tijdens de noodsituatie hun werk moesten onderbreken om voor hun kinderen met speciale onderwijsbehoeften te zorgen, waarin is voorzien bij Regeringsbesluit nr. 26 “Erivajadusega valvanema toetuse saamise ja maksmise tingimused ning toetuse arvutamise alused” van 9 april 2020;

(c)een werktijdverkortingsregeling voor freelancekunstenaars, sportcoaches en hoofden van koren en dansgroepen, waarin is voorzien bij Besluit nr. 7 van het ministerie van Cultuur “COVID-19 haigust põhjustava koroonaviiruse levikuga seotud kriisi leevendamiseks ette nähtud toetusmeede laulu- ja tantsupeo liikumises osalevatele kollektiividele” van 30 april 2020 en Besluiten nr. 9 “COVID-19 puhangust tingitud erakorraline abi kultuuri- ja spordivaldkonnale” van 30 april 2020 en “Treeneri tööjõukulu toetuse määramise tingimused, sealhulgas nõuded spordialaliidule, spordiklubile ja spordikoolile ning selle omaosalusele, treeningrühmale ja treenerile, ning toetuse suuruse, jaotamise, tagasimaksmise ja tagasinõudmise kord” van 26 november 2014, als gewijzigd in 2020;

(d)een gezondheidsmaatregel die de overheid in staat stelde persoonlijke beschermingsmiddelen en aanvullende algemene benodigdheden en verbruiksgoederen aan te kopen, waarin is voorzien bij de door het Parlement goedgekeurde wet “Riigi 2020. aasta lisaeelarve seadus” van 15 april 2020;

(e)een kortlopende steunregeling voor ziekenhuizen om de kosten voor de aanwerving van tijdelijk personeel in COVID-19-eenheden en intensievezorgafdelingen te vergoeden en de langere werktijden van artsen, verpleegkundigen en andere personeelsleden te bekostigen, waarin is voorzien bij Regeringsbesluit nr. 28 “Eriolukorras Eesti Haigekassa kaudu hüvitiste ja teenuste eest maksmise tingimused ja kord” van 23 april 2020;

(f)een vergoeding voor werknemers voor de eerste drie dagen ziekteverlof, waarin is voorzien bij Regeringsbesluit nr. 28 “Eriolukorras Eesti Haigekassa kaudu hüvitiste ja teenuste eest maksmise tingimused ja kord” van 23 april 2020.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Republiek Estland.

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan aan de geadresseerde.

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1.
(2)    Riigi Teataja (hierna “RT”) I, 20.3.2020, 3. 
(3)    RT I, 30.5.2020, 4.
(4)

   RT I, 10.4.2020, 5.

(5)    RT I, 30.4.2020, 28.
(6)

   RT I, 9.9.2020, 4.

(7)    RT I, 5.5.2020, 21.
(8)    RT I, 5.5.2020, 2.
(9)    RT I, 24.4.2020, 13.
(10)    RT I, 24.4.2020, 13.