28.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 97/50


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het verslag van de Europese Commissie over het mededingingsbeleid 2020

(2022/C 97/10)

Rapporteur:

Tadeusz TRUSKOLASKI (PL/EA), burgemeester van Białystok

Referentiedocument:

COM(2021) 373 final

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

Inleiding

1.

wijst erop dat de Europese interne markt een van de grootste verwezenlijkingen van de Europese Unie is en dat het mededingingsbeleid van de EU erop gericht is een open markteconomie met vrije, eerlijke en doeltreffende concurrentie in stand te houden die innovatie en een efficiënte benutting van hulpbronnen bevordert.

2.

Het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) waardeert de inspanningen die de Europese Commissie en het Europees Parlement tot dusver hebben geleverd om een duidelijk, transparant en adequaat EU-mededingingsbeleid tot stand te brengen.

3.

Het afstemmen van de mededingingsregels van de EU op haar industrie-, digitaal, milieu-, klimaat-, sociaal en internationaal handelsbeleid is van essentieel belang om een gelijk speelveld in alle sectoren en daarmee het mondiale concurrentievermogen te waarborgen. Dit komt ook de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) ten goede.

4.

Het CvdR is ingenomen met Verordening (EU) 2019/452 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie, alsook met het witboek van de Europese Commissie over een gelijk speelveld voor buitenlandse subsidies.

5.

Terecht wordt erop gewezen dat consumenten door het geringe aantal beschikbare digitale ecosystemen en in de talen van de lidstaten vertaalde platforms beperkte toegang hebben tot alle online-informatie over producten en diensten.

6.

Tot tevredenheid van het CvdR schenkt de Europese Commissie opnieuw aandacht aan het concept “belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang” (IPCEI’s).

7.

De doelstellingen van het EU-mededingingsbeleid, waarin met name rekening zou moeten worden gehouden met de behoeften van kmo’s, waaronder kmo’s in landelijke en minder ontwikkelde gebieden, dienen een eerlijk en gelijk speelveld tot stand te brengen waar alle EU-burgers baat bij hebben.

8.

De inspanningen om het EU-mededingingsbeleid te verbeteren zijn voor de lokale en regionale overheden van groot belang, aangezien de gelijke behandeling van ondernemingen een essentieel element vormt en een prioriteit uitmaakt wat het functioneren van de interne markt betreft.

Concurrentievermogen van de EU en coronasteun voor het bedrijfsleven

9.

Alleen ondernemingen die directe financiële gevolgen van de pandemie ondervinden waardoor hun economische activiteiten onrendabel worden, zouden COVID-19-steun moeten krijgen.

10.

De tijdelijke financiële maatregelen naar aanleiding van de pandemie zouden niet mogen worden benut door onrendabele ondernemingen die zich niets aantrekken van de klimaatdoelen van de EU, failliet dreigen te gaan, ingrijpend worden geherstructureerd of moeten worden geherstructureerd, voor zover deze herstructureringen al vóór de pandemie zijn begonnen.

11.

Het CvdR wijst op de in oktober 2021 binnen het inclusief kader van de OESO/G20 vastgestelde grondslag voor een wereldwijde hervorming van de vennootschapsbelasting. Zodra de onderhandelingen zijn afgerond, zou de Europese Commissie onverwijld concrete maatregelen moeten voorstellen voor de toepassing van deze nieuwe regeling in de EU. Daarnaast zou verder gewerkt moeten blijven worden aan de ontwikkeling van mondiale belastingwetgeving voor ondernemingen van elke omvang.

12.

Overheidssteun moet op transparante en sociaal, economisch en ecologisch verantwoorde wijze worden vormgegeven en toegekend.

13.

Het CvdR is ingenomen met de reeds door de Europese Commissie ingevoerde beperkingen voor ondernemingen die steun ontvangen met betrekking tot onder meer de uitkering van dividenden en bonussen en de inkoop van eigen aandelen.

14.

Het CvdR moedigt de invoering aan van mechanismen die het functioneren van ondernemingen vergemakkelijken tijdens recessies ten gevolge van economische en niet-economische crises (zoals de COVID-19-pandemie). Daarbij moet echter het percentage rechtstreekse financiële steun worden verminderd, omdat die de marktverhoudingen kunstmatig verstoort.

15.

Verstoringen van het ondernemingsklimaat door onder meer verschillende soorten crises zetten bedrijven ertoe aan de markt te reorganiseren op een wijze die onverenigbaar is met het mededingingsbeleid van de EU, bijvoorbeeld door afspraken te maken over productievolumes en/of om de winstgevendheid te verhogen. Volgens de mededingingsregels van de EU is dat echter verboden, en bovendien leidt het er uiteindelijk toe dat de kosten van een crisis op de consument worden afgewenteld.

16.

Zelfs in crisisomstandigheden blijft het de primaire doelstelling om ervoor te zorgen dat consumenten van concurrerende markten kunnen profiteren, wat alleen mogelijk is met eerlijke prijzen en een brede keuze aan hoogwaardige producten.

17.

Het waarborgen van een gelijk speelveld voor bedrijven op de interne markt is met name voor kmo’s van cruciaal belang, onder meer voor het stimuleren van innovatie, de ontwikkeling van nieuwe groene technologieën en het scheppen van duurzame banen in de EU.

18.

Het CvdR verzoekt de Europese Commissie toezicht te houden op de benutting en verdeling van de verschillende financiële middelen van de EU die naar aanleiding van de COVID-19-crisis ter beschikking worden gesteld, onder meer via de nationale plannen voor herstel en veerkracht, die moeten voldoen aan de Europese mededingings- en staatssteunregels.

19.

Het CvdR verwacht dat er nagedacht gaat worden over strategieën voor crisissituaties nog voordat zulke situaties zich voordoen. De planning en besluitvorming in het kader van het mededingingsbeleid dienen op lange termijn coherent en consistent te zijn.

Nieuwe gebieden van de Europese markt

20.

Het CvdR is ingenomen met het voorstel van de Europese Commissie voor een wet inzake digitale markten (DMA) en benadrukt dat er snel een eerlijk ondernemingsklimaat moet worden gecreëerd voor zakelijke gebruikers die afhankelijk zijn van poortwachters, zodat vrije concurrentie ook online gewaarborgd is.

21.

De Europese Commissie, de lidstaten en de regio’s zouden meer inspanningen moeten leveren om technologieoverdracht te bevorderen teneinde de ontwikkeling van waardeketens in de EU te ondersteunen en het beschikbare kapitaal optimaal te benutten. Vooral minder ontwikkelde regio’s, perifere en ultraperifere regio’s en eilandregio’s zouden steun moeten krijgen.

22.

Digitalisering is van groot belang voor kmo’s, aangezien zij daardoor toegang krijgen tot grotere markten en geen last meer hebben van ruimtelijke problemen ten gevolge van geografische handicaps. Kmo’s, waaronder kmo’s in landelijke en minder ontwikkelde gebieden, zouden EU-middelen moeten ontvangen voor de digitalisering van hun activiteiten. Ook zouden zij informatie moeten krijgen over mogelijkheden op EU-niveau op het gebied van digitalisering. De lokale en regionale overheden zouden een belangrijke rol kunnen spelen bij de verspreiding daarvan.

23.

De digitale transformatie van de EU vereist maatregelen om het ontstaan van monopolistische structuren te voorkomen.

24.

Van bijzondere betekenis is het verbod op misbruik van een machtspositie (artikel 102 VWEU), dat geldt voor de activiteiten van zowel Europese als niet-Europese entiteiten en met name relevant is voor nauwelijks geformaliseerde en gecontroleerde en zich dynamisch ontwikkelende nieuwe marktgebieden.

25.

De financiële sancties die worden opgelegd voor inbreuken op de mededingingsregels zijn slechts een deel van de oplossing. Vooral de nieuwe wet inzake digitale markten moet ertoe leiden dat “poortwachters” niet langer gebruikmaken van ongeoorloofde praktijken om een concurrentievoordeel te behalen. Het CvdR bekritiseert dat de uit mededingingsboetes voortvloeiende kosten aan de consument worden doorberekend, wat er uiteindelijk toe leidt dat alleen de EU-burgers er de dupe van zijn.

26.

Het directoraat-generaal Mededinging van de Europese Commissie beschikt over een eigen afdeling voor digitale aangelegenheden, die in de afgelopen jaren diverse sectorale onderzoeken heeft verricht (bijvoorbeeld naar e-handel en naar het internet der dingen voor consumenten), welke onder meer hebben geleid tot het wetsvoorstel voor een wet inzake digitale markten. Het CvdR gaat ervan uit dat dit directoraat-generaal bij de uitvoering van deze wet de resultaten van antitrustonderzoeken meeneemt.

27.

Het Europees Parlement heeft er terecht op gewezen dat de huidige middelen van het directoraat-generaal Mededinging (DG COMP) van de Europese Commissie ontoereikend zijn gelet op de werklast van dit DG en de uitdagingen waarmee het wordt geconfronteerd.

28.

De vormgeving en handhaving van het mededingingsbeleid leveren problemen op, met name op digitale markten, waar sprake is van concentratie, aggregatie en het kosteloos gebruiken van gegevens (“zero-price markets”), en waar oneerlijke prijsstellingsalgoritmen worden toegepast, met name door grote platforms. Wat dit betreft, is het een goede zaak dat de wet inzake digitale markten onder meer tot doel heeft om diensten en producten die door poortwachterplatforms zelf worden aangeboden net zo te behandelen als soortgelijke diensten en producten die door derden op het platform van de poortwachter worden aangeboden, zodat de vrije mededinging gewaarborgd is.

29.

Het CvdR verwacht van de Europese Commissie een aanpassing van het register van organisaties die namens niet-EU-spelers lobbyen voor specifieke digitale oplossingen, alsmede nieuwe maatregelen inzake de transparantie van hun financieringsbronnen.

30.

Het CvdR is ermee ingenomen dat er naar het oordeel van de Europese Commissie behoefte is aan nieuwe instrumenten om de doeltreffendheid van het EU-mededingingsbeleid te waarborgen. Die zijn met name nodig voor nieuwe, opkomende en nog niet uitvoerig beschreven marktgebieden.

31.

Het klopt dat consumenten te weinig controle hebben over hun eigen gegevens en digitale identiteit, vooral omdat de meeste aanbieders van digitale diensten voor het gebruik daarvan hun toestemming eisen zonder hun een keuze te laten als zij de toegang tot bepaalde diensten niet willen verliezen.

32.

De Europese Commissie zou regels moeten opstellen die gegevenshouders ertoe verplichten gegevens te wissen wanneer consumenten hun diensten gedurende een bepaalde periode (bijv. één jaar) niet hebben gebruikt.

33.

Het CvdR spreekt zijn steun uit voor maatregelen ten gunste van diensten van algemeen economisch belang (DAEB), die essentieel blijven voor de toekomst van een aantal gemeenschappen in heel Europa, met name in geïsoleerde, afgelegen en perifere EU-regio’s.

34.

Op de markt voor financiële diensten zijn er enkele oligopolistische structuren ontstaan en hebben sommige grote technologiebedrijven zich ontwikkeld tot belangrijke spelers, hetgeen toezicht en waarborgen voor de consument vereist. In dit verband is het belangrijk dat artikel 102 VWEU ook voor onlinediensten geldt, zodat kleine dienstverleners uit steden en regio’s die hun diensten/producten online aanbieden geen concurrentienadeel ondervinden.

35.

De Europese Commissie zou de richtlijn consumentenkrediet moeten herzien, aangezien de consument nog niet genoeg wordt beschermd en onvoldoende toegang heeft tot informatie om meer inzicht te krijgen in de invloed van uiteenlopende factoren op de productvariabiliteit.

36.

De Europese Commissie zou een onderzoek moeten instellen naar oneerlijke clausules en praktijken met betrekking tot consumentenovereenkomsten in met name de banksector, want deze sector dient ondanks het aanzienlijke belang ervan hetzelfde als andere marktgebieden te worden behandeld.

37.

Belastingbetalers en bankrekeninghouders mogen niet worden opgezadeld met de kosten van het redden van het financiële stelsel.

EU-mededingingsbeleid en derde landen

38.

Het CvdR sluit zich aan bij de oproep van het Europees Parlement om de handelsbeschermingsinstrumenten te versterken teneinde oneerlijke handelspraktijken te bestrijden en het concurrentievermogen van de Europese industrie te beschermen.

39.

Het CvdR verwacht binnen het EU-mededingingsbeleid dan ook een tweeledige aanpak, zodat er op de interne markt garanties voor vrijheid en anticoncentratiemechanismen bestaan, ook om monopolies tegen te gaan, en een evenwicht tussen de marktmacht van kopers en verkopers tot stand komt, terwijl er mechanismen die lijken op exportbevorderingsmodellen worden toegepast ten aanzien van derden landen (bijv. China en de VS).

40.

Monopolievorming op de Europese markt moet krachtig worden bestreden, of daar nu spelers uit de EU of van buiten de EU bij betrokken zijn. Momenteel is er met name op het gebied van e-handel sprake van talrijke marktverstoringen als gevolg van de monopolisering van geavanceerde digitale technologieën door Amerikaanse en Chinese ondernemingen.

41.

Het CvdR verwacht dat het industriebeleid zodanig wordt ontwikkeld dat het een instrument voor regionale convergentie wordt en een efficiënte ruimtelijke herverdeling van middelen bevordert zonder de concurrentie te verstoren.

42.

De Europese Commissie zou aandacht moeten schenken aan de rol van buitenlandse staatsbedrijven, die door hun regeringen worden geholpen en gesubsidieerd op een manier waarop EU-ondernemingen volgens de internemarktregels niet mogen worden ondersteund.

43.

Het CvdR dringt aan op gelijke behandeling van de handelspartners van de EU. Het verwacht daarom dat de Europese Commissie formele regels opstelt om uniforme voorwaarden ten aanzien van markttoegang, mededinging en staatssteun te garanderen. Elke schending van die voorwaarden moet ertoe leiden dat specifieke handelsbepalingen worden opgeschort, zodat het dreigen met sancties motiverend werkt.

44.

De huidige concurrentiebevorderende maatregelen bevestigen dat voor niet-EU-spelers niet dezelfde regels gelden en zij bijvoorbeeld aanzienlijke, onder meer financiële, overheidssteun ontvangen. Dit vraagt om flexibilisering van het Europese mededingingsrecht, met name op het gebied van staatssteun, aangezien dat recht onvoldoende rekening houdt met de aard van de concurrentie waarmee Europese ondernemingen in derde landen te maken krijgen, waar de regels afwijken van de Europese.

45.

De werkzaamheden met betrekking tot het EU-handelsbeleid zouden moeten worden opgevoerd in plaats van dat andere markten worden gevolgd, bijvoorbeeld de Amerikaanse, want de huidige koers sluit aan op de opvattingen van de EU-burgers en de ondernemingstradities. De EU moet haar handelsbeleid versterken om assertiever te worden ten aanzien van wederkerige markttoegang en de controle op industriële subsidies.

46.

Het model voor de controle op kapitaalconcentratie zou moeten worden uitgebreid. Aandacht verdient de toename van kapitaalconcentratie, wat niet alleen leidt tot het ontstaan van marktmonopolies maar ook tot een grotere verticale en horizontale marktbezetting, met negatieve gevolgen voor de deconcentratie van waardeketens.

47.

De verwezenlijking van de doelstellingen voor de aanpak van sociale ongelijkheid en de klimaatcrisis, de aanscherping van milieunormen, een betere omzetting van de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling en de uitvoering van het klimaatbeleid en het beleid inzake consumentenbescherming vereisen maatregelen om inbreuken door leveranciers van buiten de EU op onder meer de toepasselijke productie-, arbeids- of milieuregels strikt aan te pakken.

Toekomst van het EU-mededingingsbeleid

48.

Op grond van de bepalingen van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK inzake het toezicht op staatssteun/subsidies hebben beide partijen zeer weinig armslag als het aankomt op overheidssubsidies. Terwijl de bepalingen ervoor zorgen dat, conform het mededingingsrecht van de EU, normen blijven gelden voor gelijke concurrentievoorwaarden, dienen de partijen krachtens de artikelen 3.4.2 en 3.5 van de overeenkomst af te zien van bepaalde soorten subsidies die een “substantieel” effect hebben of kunnen hebben op het handelsverkeer of de investeringen tussen de partijen. De Europese Commissie dient dan ook nauwlettend toe te zien op de naleving van deze bepalingen door het VK, zodat subsidiedumping door het VK kan worden voorkomen.

49.

Er zouden radicalere maatregelen moeten worden genomen tegen de boycot van producten en diensten van de lidstaten op de wereldmarkt en de vervalsing, namaak en het illegaal in de handel brengen daarvan, en kmo’s moeten duidelijke steun krijgen van de Europese instellingen op buitenlandse markten.

50.

Er dient een helder onderscheid te worden gemaakt tussen de doelstellingen van het mededingingsbeleid, die in de eerste plaats op de Europese interne markt van toepassing moeten zijn, en het industriebeleid, dat is gericht op de ondersteuning van ondernemingen die op de wereldmarkt de concurrentie aangaan.

51.

De langetermijnmaatregelen binnen het EU-mededingingsbeleid moeten de veerkracht van waardeketens versterken om de afhankelijkheid van ondernemingen uit derde landen te verminderen en als dat niet mogelijk is een hoge mate van diversificatie van leveranciers te waarborgen.

52.

De EU-regels inzake mededinging en staatssteun moeten in overeenstemming zijn met de Europese Green Deal, de digitale strategie van de EU, de Europese pijler van sociale rechten en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN. Hoewel het bepalen van de energiemix een bevoegdheid van de lidstaten is, maakt een aantal lidstaten de verlening van staatssteun helaas niet afhankelijk van deze doelstellingen.

53.

Het doet deugd dat in de onlangs gepubliceerde studie over markttendensen in gezondheidszorg en sociale huisvesting en over de implicaties van staatssteun, uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie als onderdeel van een lopende evaluatie van het pakket diensten van algemeen economisch belang (DAEB) uit 2012 voor gezondheidszorg en sociale huisvesting (1), grotendeels op hetzelfde wordt aangedrongen als in het CvdR-advies van oktober 2016 over staatssteun en diensten van algemeen economisch belang (2), en dan met name op de volgende twee zaken: 1) het de-minimisplafond van 500 000 EUR wordt al snel bereikt. Gezien de in het algemeen toegenomen bijval voor staatssteun aan de sectoren zou dan ook om redenen van evenredigheid een verhoging van dit plafond moeten worden overwogen; 2) wat precies onder sociale huisvesting moet worden verstaan, is onduidelijk, omdat de EU-lidstaten geen eenduidige definitie hiervan hanteren. Bovendien lijkt de huidige definitie achterhaald te zijn, aangezien er onder de bevolking steeds meer behoefte is aan betaalbare huisvesting. De al te restrictieve verwijzing naar achterstandsgroepen of sociaal kansarme groepen zou daarom uit de definitie moeten worden geschrapt.

54.

De Europese Commissie zou de invloed van financiële spelers, met name digitale platforms, op de mededinging op de markt en op de besluitvorming van de consument moeten monitoren en grondig moeten onderzoeken.

55.

Het CvdR wijst erop dat het EU-rechtskader voor staatssteun fundamenteel moet worden herzien om de geleidelijke omschakeling van energie-intensieve en van buitenlandse handel afhankelijke basisindustrieën op CO2-armere of CO2-neutrale processen te ondersteunen. Naast investeringssteun is ook steun voor de bedrijfskosten noodzakelijk. Daarom moeten voor de Europese en nationale steunprogramma’s voldoende middelen worden uitgetrokken en moeten zij met elkaar kunnen worden gecombineerd. Belangrijke bijdragen tot de industriële omschakeling kunnen ook worden geleverd door klimaatbeschermingscontracten op projectbasis waarmee een CO2-prijs door de overheid op lange termijn wordt gegarandeerd.

56.

Het is nodig doeltreffende instrumenten te ontwikkelen en toe te passen om druk uit te oefenen op interne en externe spelers die de mededingingsregels niet naleven.

57.

Een strikte en onpartijdige handhaving van de EU-mededingingsregels door onafhankelijke mededingingsautoriteiten is van cruciaal belang voor Europese bedrijven en met name kmo’s die actief zijn op de interne markt en op internationaal niveau. Het CvdR dringt daarom aan op meer doortastendheid bij het opleggen van sancties aan partijen die zich niet aan de spelregels houden.

58.

Het CvdR dringt nogmaals aan op meer ambitie bij de invoering van nieuwe maatregelen, met name die om te komen tot een klimaatneutrale Europese economie, en op moed bij de rechtstreekse versterking van de interne markt.

59.

Het CvdR pleit voor maatregelen die het cohesiebeleid en het mededingingsbeleid aan elkaar koppelen, zodat steun uiteindelijk gepaard gaat met een harmonisatie van de regels en beginselen voor de spelers op de interne markt. In dit verband is het een goede zaak dat in het licht van COVID-19 flexibel wordt omgegaan met in het kader van het regionaal beleid verleende overheidssteun. Uit een enquête over de uitvoering van de begeleidende maatregelen van de programma’s CRII en CRII+ die de commissie COTER van het CvdR heeft gehouden onder beheersautoriteiten van de structuurfondsen blijkt dat een meerderheid van hen voorstander is van een tijdelijke verhoging van de de-minimisdrempel voor overheidssteun.

60.

Omdat Europese ondernemingen op de wereldmarkt op voet van gelijkheid moeten kunnen concurreren, vraagt het CvdR de Europese Commissie het EU-mededingings- en staatssteunbeleid aan te passen om de industriële ontwikkeling te bevorderen, met name op gebieden die uitblinken in technische en technologische excellentie, en de expansie van Europese ondernemingen buiten de interne markt krachtig te ondersteunen.

61.

Het CvdR is ingenomen met het initiatief van de Europese Commissie om wijzigingen voor te stellen in de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV), teneinde overheidssteun voor de groene en digitale transitie van de EU verder te vergemakkelijken (3). Door bepaalde categorieën steun vrij te stellen van de aanmeldingsverplichting wordt het voor de lidstaten veel gemakkelijker om snel steun te verlenen als aan de voorwaarden voor het beperken van concurrentieverstoringen op de interne markt is voldaan.

62.

Het is voor de EU van belang om een open economie te blijven en om vrije, eerlijke en duurzame internationale handel te blijven bevorderen die alle handelspartners ten goede komt. Het CvdR steunt in dit verband de inspanningen van de Europese Commissie om de WTO te hervormen. Doel daarvan moet zijn om de WTO nieuw leven in te blazen en te versterken door onder meer haar functioneren te moderniseren en lacunes in haar regelgevingskader weg te werken, zodat zij adequaat kan reageren op actuele handelskwesties.

63.

Het CvdR roept de Europese Commissie nogmaals op om flexibelere en effectievere regels voor overheidssteun uit te werken teneinde overeenkomstig de bepalingen van het EFRO en de faciliteit voor herstel en veerkracht financiële steun te verlenen aan regionale luchthavens in perifere, eiland-, ultraperifere en minder ontwikkelde regio’s, waar er geen efficiëntere en duurzamere alternatieven voor vliegverbindingen zijn (4).

Brussel, 2 december 2021.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Apostolos TZITZIKOSTAS


(1)  https://ec.europa.eu/competition-policy/system/files/2021-09/kd0621047enn_SGEI_evaluation.pdf

(2)  https://webapi2016.cor.europa.eu/v1/documents/cor-2016-01460-00-00-ac-tra-nl.docx/content

(3)  Raadpleging van de Europese Commissie van 6 oktober 2021 met het oog op de goedkeuring van de herziene AGVV in het eerste halfjaar van 2022.

(4)  COTER-VII-010, COR-2021-00471-00-00, advies van het Europees Comité van de Regio’s over de toekomst van regionale luchthavens — Uitdagingen en kansen.