27.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 300/7


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten vanuit lokaal en regionaal perspectief

(2021/C 300/03)

Algemeen rapporteur:

Anne KARJALAINEN (FI/PSE), lid van de gemeenteraad van Kerava

Referentiedocumenten:

Raadpleging door het Portugese EU-voorzitterschap

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten

COM(2021) 102 final

BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

Algemene opmerkingen

1.

is ermee ingenomen dat het Portugese voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie de tenuitvoerlegging van de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) als prioritaire doelstelling in zijn programma heeft opgenomen, en heeft op verzoek van het voorzitterschap een advies opgesteld met het oog op de sociale top in Porto, waarin het deze kwestie vanuit lokaal en regionaal perspectief onder de loep neemt. Het is belangrijk dat er op het hoogste politieke niveau naar gestreefd wordt om Europa tijdens dit decennium sociaal sterker te maken en het welzijn van de burgers te verbeteren.

2.

Het Comité staat ten volle achter het actieplan voor de EPSR, waarin de Commissie uiteenzet welke beleidsmaatregelen en concrete instrumenten voor de lange termijn noodzakelijk zijn om de economische en sociale stelsels in alle EU-lidstaten te kunnen verduurzamen.

3.

De Commissie erkent in haar actieplan dat de lokale en regionale overheden een belangrijke rol spelen bij de uitvoering en ontwikkeling van de initiatieven alsook bij het creëren van meerwaarde; dat is een goede zaak. De lokale en regionale overheden zullen een sleutelrol spelen bij de maatregelen om voor vitalere regio’s te zorgen en de kwantitatieve kerndoelen voor werkgelegenheid, vaardigheden en sociale bescherming voor 2030 te halen, op voorwaarde dat er voldoende middelen beschikbaar worden gesteld voor de uitvoering van het actieplan.

4.

Het plan zal de lokale en regionale overheden ondersteunen en helpen hun inspanningen om het sociaal en werkgelegenheidsbeleid ten uitvoer te leggen, nog op te voeren. Het is belangrijk verder te kijken dan de huidige crisis en de sociale dimensie te versterken via sociale investeringen, ook met het oog op de goede werking van de interne markt.

5.

De Europese Unie is vast voornemens de Agenda 2030 en de 17 duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN te verwezenlijken en erop toe te zien dat de Europese Green Deal sociaal rechtvaardig is; een duidelijke, gecoördineerde en ambitieuze tenuitvoerlegging van de EPSR kan hiertoe bijdragen.

6.

Het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel zijn bepalend voor het niveau waarop de EU en de lidstaten de voorgestelde beleidsinstrumenten en wetgeving met het oog op de uitvoering van de EPSR ten uitvoer leggen.

De krachten bundelen in Porto

7.

De lidstaten, de sociale partners en de maatschappelijke organisaties die deelnemen aan de sociale top van Porto moeten zich er gezamenlijk toe verbinden de uitvoering van de EPSR op de gebieden die onder hun bevoegdheid vallen in een stroomversnelling te brengen, en daarbij steeds de burger centraal te stellen. De meeste instrumenten voor de uitvoering van de beginselen van de pijler zijn in handen van de lidstaten, de regionale en lokale overheden, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld. Het welslagen van de uitvoering zal afhangen van de inzet van de verschillende bestuursniveaus en stakeholders, die samen hun verantwoordelijkheid moeten nemen en steun moeten krijgen van de Europese instellingen. Regio’s en gemeenten zijn bereid hun steentje bij te dragen aan de opbouw van een sterk en veerkrachtig sociaal Europa, zodat de groene en de digitale transitie eerlijk verlopen en het economische en sociale herstel na de COVID-19-crisis wordt vergemakkelijkt. Hiervoor bestaat duidelijk een breed draagvlak: negen op de tien Europese burgers vinden een sociaal Europa belangrijk (1).

8.

Europa wordt geconfronteerd met de grootste sociale, economische en gezondheidscrisis van deze generatie, een crisis die de Europese solidariteit op de proef stelt. De gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de werkgelegenheid, de armoedeniveaus en het psychologisch welzijn zullen nog lang voelbaar blijven en zullen sociale en gezondheidsinvesteringen door alle bestuursniveaus, een doeltreffende beleidsmix en de nodige financiële middelen vergen. Investeringen en maatregelen in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht moeten een sterke sociale dimensie krijgen: zaak is de socialezekerheidsstelsels te versterken, middelen vrij te maken voor degelijke banen, overheidsdiensten te verbeteren en te waarborgen, de armoede terug te dringen en de gendergelijkheid te bevorderen. Op de eerste plaats moet de klemtoon komen te liggen op de bescherming van de meest kwetsbaren, zoals onder meer mensen die het risico lopen op armoede en sociale uitsluiting, eenoudergezinnen en alleenstaande moeders die het moeilijk hebben om werk en gezin met elkaar te combineren, mensen met een handicap, migranten, slachtoffers van gendergerelateerd geweld enz., alsook op een inclusief en sociaal rechtvaardig herstel. Van groot belang in dit verband is de fundamentele gehechtheid aan de economische vrijheid van overheden om diensten van algemeen economisch belang te verstrekken, te laten verrichten en te financieren.

9.

Het Comité merkt op dat de Europese Unie op een keerpunt staat waarbij een nieuwe manier van denken mogelijk en ook noodzakelijk is. In een wereld die wordt bepaald door mondiale megatrends moeten de socialezekerheidsstelsels op een nieuwe leest worden geschoeid. Het is belangrijker dan ooit dat wordt geïnvesteerd in het welzijn van mensen en dat er oog is voor de voordelen van een welzijnseconomie. De sociale top van Porto is een uitgelezen kans om overeenstemming te bereiken over gemeenschappelijke doelstellingen; zo moeten welzijn en gelijkheid centraal komen te staan in het beleid en moeten sociale kwesties in de Europese Unie permanente prioriteit krijgen.

In Porto te bepalen gemeenschappelijke doelstellingen

10.

Het Comité staat achter de drie kerndoelen inzake werkgelegenheid, vaardigheden en sociale bescherming die in het actieplan worden uiteengezet en die tegen het einde van het decennium moeten worden verwezenlijkt in overeenstemming met de VN-doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling. De voorgestelde nieuwe kerndoelstellingen voor 2030 luiden als volgt: ten minste 78 % van de EU-bevolking van 20 tot 64 jaar moet een baan hebben, ten minste 60 % van alle volwassenen moet jaarlijks aan een opleiding deelnemen en het aantal mensen dat met armoede of sociale uitsluiting wordt bedreigd, moet met ten minste 15 miljoen worden verminderd.

11.

Om de werkgelegenheidsdoelstelling te realiseren, moeten er nieuwe, degelijke banen komen, moet de arbeidsparticipatie van vrouwen worden verbeterd, moeten jongeren, en met name jongeren uit kansarme groepen, vlotter toegang krijgen tot werkgelegenheid, en moet worden gezorgd voor volledige integratie op de arbeidsmarkt van groepen die nu ondervertegenwoordigd zijn. De COVID-19-crisis heeft gevolgen gehad voor de arbeidsparticipatie van vrouwen, jongeren, migranten, en mensen met een handicap. Voorts moet er oog zijn voor de problemen van mensen die op het gebied van werkgelegenheid worden gediscrimineerd op andere gronden, zoals leeftijd, etnische afkomst, ras, godsdienst of overtuiging en seksuele geaardheid.

12.

Het Comité is het ermee eens dat de voorgestelde initiatieven op het gebied van werkgelegenheid en brede collectieve onderhandelingen belangrijk zijn voor een betere bescherming van werknemers. Nieuwe vormen van werkgelegenheid, arbeidsmobiliteit, de platformeconomie, flexibele werktijden en telewerken vereisen overleg tussen de sociale partners, die ook nauw moeten worden betrokken bij de uitvoering van de EPSR. Tevens vindt het CvdR het jammer dat in het actieplan — los van de evaluatie van de ervaringen met het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) — geen aandacht wordt geschonken aan een mogelijke discussie over een permanente Europese werkloosheidsverzekeringsregeling.

13.

Nieuwe strategieën voor de industrie, de circulaire economie en kleine en middelgrote ondernemingen dragen net als de sociale economie bij tot het creëren van degelijke banen en de versterking van het concurrentievermogen. Daarnaast zouden deze strategieën ook de genderkloof in de sectoren hernieuwbare energie en groene banen moeten verkleinen.

14.

Het Comité vestigt de aandacht op bestaande criteria voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van overheidsopdrachten en wijst erop dat deze bijdragen aan het voorkomen van sociale dumping. Het stelt daarom voor de gunning van overheidsopdrachten meer afhankelijk te stellen van de naleving van de wettelijk en/of via collectieve arbeidsovereenkomsten vastgelegde eerlijke loon- en andere arbeidsvoorwaarden, ook in onderaannemingsketens.

15.

Er moet worden gestreefd naar een beter evenwicht tussen werk en privéleven en een betere toegang van vrouwen tot de arbeidsmarkt, aangezien de overgrote meerderheid van de mantelzorgers vrouw is; bijzondere aandacht moet hierbij uitgaan naar eenoudergezinnen en grote gezinnen. Het verhogen van de arbeidsparticipatie van vrouwen en het verkleinen van de loonkloof zal ook het pensioen van vrouwen ten goede komen en het risico op armoede na de pensionering verminderen.

16.

Het Comité pleit ervoor de jongerengarantie zo snel mogelijk ten uitvoer te leggen en bijzondere aandacht te besteden aan maatregelen ter verbetering van de situatie van jongeren tussen 15 en 29 jaar die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen. De modernisering van het leerlingstelsel en stageprogramma’s zullen jongeren een betere kans geven werk te vinden in groeisectoren, wat belangrijk is nu de jeugdwerkloosheid tijdens de COVID-19-crisis in heel Europa sterk is gestegen. Voorts moet worden voorkomen dat de regelingen ter bevordering van werkgelegenheid voor jongeren precaire vormen van werkgelegenheid in de hand werken.

17.

Het herstel na de COVID-19-crisis, de groene en de digitale transitie en de demografische veranderingen zullen zich niet in alle Europese regio’s en sectoren op dezelfde manier doen gevoelen; herverdeling van arbeid en omscholing op grote schaal zijn dan ook geboden. Het Comité roept de lidstaten, de lokale en regionale overheden en de sociale partners op om oplossingen te vinden in verband met de toegang van volwassenen, met name oudere werklozen, tot bij- en omscholing, en daarbij gebruik te maken van goede praktijken en de regeling voor doeltreffende actieve steun voor werkgelegenheid (EASE) (2).

18.

De doelstellingen op het gebied van onderwijs en vaardigheden dienen niet alleen in aanmerking te worden genomen bij de tenuitvoerlegging van de Europese onderwijsruimte, maar ook in het kader van de Europese onderzoeksruimte en de Europese vaardighedenagenda, zodat bij de groene en de digitale transitie niemand tussen wal en schip valt.

19.

Er is voor de lokale en regionale overheden een sleutelrol weggelegd bij de uitwerking van beleid op het gebied van vaardigheden en het aanbieden van opleidingen. Het CvdR pleit voor het gebruik van leerlingplaatsen in het kader van de EASE-regeling (3) en het Europees kader voor leerlingplaatsen (4), zodat met name kleine en middelgrote ondernemingen leerlingplaatsen kunnen aanbieden aan jongeren en de arbeidsmarktsituatie van ondervertegenwoordigde groepen kan worden verbeterd.

20.

Het Comité beklemtoont het belang van een doeltreffende uitvoering van de EU-strategie voor gendergelijkheid en wijst erop dat met name aandacht moet uitgaan naar de integratie van kwetsbare vrouwen (slachtoffers van gendergerelateerd geweld, alleenstaande moeders enz.). Gendergelijkheid en diversiteit moeten bij de uitvoering van de pijler steeds voor ogen worden gehouden.

21.

Alle inspanningen ten spijt zijn armoede en sociale uitsluiting in Europa niet uitgebannen, en de COVID-19-pandemie zal de situatie naar verwachting nog verslechteren. Hoewel de doelstelling inzake armoedebestrijding ambitieuzer zou kunnen zijn, met name in het licht van de sociale schade die het gevolg is van de pandemie, moet het streven om ten minste 15 miljoen mensen voor armoede te behoeden — waarvan minstens een derde kinderen — de hoogste prioriteit zijn voor dit decennium; extra aandacht moet daarbij uitgaan naar de onderliggende oorzaken van armoede en doeltreffende maatregelen, met name voor de meest kansarme gebieden waar een alomvattende aanpak geboden is. Nationale regelingen voor inkomenssteun en gerelateerde diensten vormen het sluitstuk om fatsoenlijke levensomstandigheden te verzekeren.

22.

Openbare sociale diensten spelen op lokaal en regionaal niveau bij de tenuitvoerlegging van belangrijke beginselen inzake sociale rechten een essentiële rol om de negatieve sociale gevolgen van de pandemie te verzachten; als zodanig zijn zij van vitaal belang om het economisch herstel eerlijker en meer sociaal inclusief te maken, door de werkgelegenheid, de gezondheid en de sociale integratie van de meest kwetsbare groepen te ondersteunen.

23.

Om alle kinderen gelijke kansen te geven en ervoor te zorgen dat achterstand niet langer van generatie op generatie wordt doorgegeven, is het zaak dat de Europese kindergarantie en de EU-strategie voor de rechten van het kind via nationale kinderopvangplannen naar behoren worden uitgevoerd; dit houdt in dat kinderen die het risico lopen op armoede of sociale uitsluiting toegang krijgen tot essentiële diensten. Alle kinderen moeten toegang hebben tot kwaliteitsvolle kinderopvang, voorschoolse en vroegschoolse educatie, gezonde voeding en naschoolse activiteiten. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar kinderen in kwetsbare situaties, zoals dakloze kinderen en kinderen zonder ouderlijke zorg; gewaarborgd moet worden dat zij in gemeenschaps- en gezinsverband worden verzorgd en dat geen enkel kind tussen wal en schip valt. Voorts staat in de nieuwe brede EU-strategie voor de rechten van het kind duidelijk te lezen dat het voorkomen en bestrijden van alle vormen van geweld en discriminatie en het bevorderen van kindvriendelijke justitie en de participatie van kinderen in de samenleving van het allerhoogste belang zijn. De rechten van het kind moeten ook in de digitale wereld worden beschermd.

24.

Ook moet doeltreffend worden ingespeeld op de behoeften van het steeds grotere aandeel ouderen in de bevolking. Hun levenskwaliteit moet worden gewaarborgd door ervoor te zorgen dat zij kunnen genieten van hun recht op kwaliteitsvolle sociale zorg, dagopvang en langdurige zorg. Deze sectoren zijn door de pandemie zwaar getroffen en hebben met een tekort aan geschoold personeel te kampen.

25.

Gemeenten en regio’s spelen een belangrijke rol in het verlenen van openbare diensten en moeten dan ook over voldoende financiële middelen beschikken om zich van deze belangrijke taak te kunnen kwijten. Investeringen in groene, digitale en sociale infrastructuur zullen de regionale verschillen verkleinen en de toegang tot betaalbare openbare diensten verbeteren in plattelandsgebieden, stedelijke achterstandswijken, gebieden in industriële transitie en gebieden met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals de ultraperifere regio's, en de meer afgelegen en geïsoleerde gebieden waar de toegang tot digitale hulpmiddelen doorgaans beperkter is.

26.

Gemeenten en steden spelen een belangrijke rol bij stadsplanning en het beschikbaar stellen van openbare, coöperatieve, duurzame en betaalbare huisvesting. Er moeten voor alle burgers meer fatsoenlijke woningen beschikbaar worden gesteld die passen bij hun specifieke behoeften, zoals de behoeften van ouderen en mensen met een handicap, zodat zij langer zelfstandig kunnen wonen en plaatsing in een zorginstelling wordt voorkomen, en de behoeften van grote en eenoudergezinnen, slachtoffers van gendergerelateerd geweld en jongeren die als minderjarige onder bescherming werden gesteld. Huisvestingsoplossingen moeten worden ingebed in lokale ontwikkelingsplannen die gericht zijn op het creëren van leefbare wijken. Een inclusieve, beschermende en participatieve aanpak moet niet alleen worden uitgevoerd via de EU-strategie inzake de renovatiegolf, maar ook via een sterk engagement van de EU en de lidstaten om nieuwe woningen te bouwen, ook voor de lange termijn. Het is van vitaal belang dat lokale en regionale overheden in staat worden gesteld om verschillende financieringsbronnen beter te combineren en duurzame woningen te bouwen. Dakloosheid moet op een geïntegreerde en brede manier worden aangepakt door de nadruk te leggen op het verbeteren van de netwerken voor gezondheidszorg en sociale hulpverlening aan daklozen. Een voorbeeld hiervan is de aanpak waarbij wordt uitgegaan van het beginsel “Housing First” (“eerst woonruimte”), waarmee het is gelukt langdurige dakloosheid terug te dringen. Lokale en regionale overheden zouden daarom vertegenwoordigd moeten zijn in het “Europees platform inzake dakloosheid”. Het Comité vindt het in dit verband jammer dat in het actieplan geen kwantitatieve doelstelling voor de bestrijding van dakloosheid is opgenomen.

27.

Lokale en regionale actoren kunnen er in de komende decennia in belangrijke mate toe bijdragen om emissies terug te dringen door middel van duurzame planning en investeringen op het gebied van energieproductie, bouw en vervoer. Maatregelen in het kader van de Europese renovatiegolf kunnen banen creëren, de levenskwaliteit verbeteren en energiearmoede bestrijden door investeringen in energie-efficiëntie in huishoudens met een laag inkomen te ondersteunen. Om de rechten van huurders te beschermen en gentrificatie te voorkomen, moet bij huisvesting het model voor kostenneutraliteit (met inbegrip van de kosten van huur en energie en operationele kosten) worden toegepast wanneer er sprake is van overheidssteun in de context van de renovatiegolf.

28.

De COVID-19-pandemie heeft de digitale kloof nog verdiept. Het CvdR stelt voor om “digitale cohesie” uit te roepen tot doelstelling van de Europese Unie, om er zo voor te zorgen dat de juiste digitale infrastructuur aanwezig is om e-diensten en digitaal onderwijs voor iedereen toegankelijk te maken. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar de toegang tot digitale instrumenten voor kansarme en kwetsbare groepen.

Het sociaal scorebord

29.

Wat de sociale indicatoren aangaat, wijst het Comité erop dat nationale gemiddelden niet alle sociale uitdagingen in de Europese Unie weerspiegelen. De vele sociale en regionale verschillen binnen de lidstaten worden weggemoffeld, waardoor de resultaten vaak misleidend zijn. Een regionaal sociaal scorebord kan helpen bij het uittekenen van een resoluut beleid van regionale monitoring, dat moet garanderen dat de sociale pijler op alle niveaus wordt uitgevoerd en dat regionale investeringen erop gericht zijn de beginselen van de pijler toe te passen. In het kader van de regionale monitoring moet gebruik worden gemaakt van reeds verzamelde gegevens; een en ander mag geen extra administratieve rompslomp voor de regio’s opleveren.

30.

Er moet worden gestreefd naar een sterk, doeltreffend en duidelijk gemeenschappelijk Europees beleid voor een correct beheer van de migratiestromen, dat door alle lidstaten en regio’s ten volle wordt onderschreven. Het Comité is er ten stelligste van overtuigd dat de doelstellingen van het migratie- en asielpakket, met name de totstandbrenging van solidariteit tussen de lidstaten en een brede aanpak waarin maatregelen op het gebied van migratie, asiel, integratie en grensbeheer worden samengebracht, alleen door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt als zij gezamenlijk optreden in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en wanneer de belangen en capaciteiten van alle lidstaten beter worden erkend in het solidariteitsmechanisme (5).

31.

Het is zaak meer indicatoren toe te voegen en gebruik te maken van instrumenten die door de Europese Unie zelf worden gepromoot, zoals de regionale index voor sociale vooruitgang, zodat alle twintig beginselen van de sociale pijler worden bestreken. De cijfers in alle indicatoren moeten worden uitgesplitst naar de verschillende aandachtsgebieden, waaronder gender, aangezien gendergelijkheid een overkoepelend beginsel van de Europese pijler is. Het Comité onderstreept dat de kennisbasis en de indicatoren in het kader van de landspecifieke aanbevelingen verder moeten worden ontwikkeld, zodat de doelstellingen van de pijler doeltreffender kunnen worden verwezenlijkt. Lokale en regionale overheden zouden actief moeten bijdragen aan het debat over de verbetering van het sociaal scorebord.

Sociaal-economische governance

32.

Op dit moment zijn het Europees Semester en de faciliteit voor herstel en veerkracht de belangrijkste wetgevingsinstrumenten om de nationale regeringen aan te moedigen, te ondersteunen en te begeleiden bij het verwezenlijken van de beginselen van de EPSR in de Europese Unie. Het Comité zou graag zien dat de EPSR prioriteit krijgt in het kader van het Europees Semester, zodat het herstel van de huidige crisis werkelijk inclusief is en sociale uitsluiting, armoede en ongelijkheid worden aangepakt.

33.

Het Comité roept nogmaals op om economisch en sociaal beleid op Europees en nationaal regeringsniveau beter op elkaar af te stemmen in het kader van het Europees Semester en dringt erop aan dat de lokale en regionale overheden daar nauwer bij betrokken worden door middel van gedeeld beheer op basis van het subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig dit beginsel moeten de strategische programmering en de uitvoering niet alleen aan de lidstaten worden gedelegeerd, maar ook aan lokale en regionale overheden, die het best weten hoe er met de plaatselijke behoeften en uitdagingen moet worden omgegaan (6).

34.

In het kader van duurzame financiering pleit het CvdR voor de invoering van een “sociale taxonomie” als instrument om investeringen in sociale infrastructuur, zoals gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting, te stimuleren. Een dergelijk instrument zou kunnen helpen om problemen in verband met de toegankelijkheid van essentiële diensten aan te pakken door beloningen in het vooruitzicht te stellen voor het gebruik van nieuwe technologieën en het leveren van inspanningen om scholing van arbeidskrachten te bevorderen en personeelstekorten te verhelpen. Tegelijkertijd zou het ertoe kunnen bijdragen dat investeringen in sociale infrastructuur beter worden erkend als waardevolle investeringsactiva.

Financiering

35.

Het meerjarig financieel kader en het herstelinstrument Next Generation EU moeten worden ingezet bij de tenuitvoerlegging van de EPSR op nationaal niveau, om zo de groene en de digitale transitie, de sociale rechtvaardigheid en de veerkracht te bevorderen.

36.

Het CvdR moedigt de programmeringsautoriteiten aan om de uitgaven in de structuur- en investeringsfondsen met betrekking tot de uitvoering van de EPSR specifiek aan te duiden.

37.

Er moeten meer nationale en EU-middelen naar het lokale en regionale niveau vloeien om lokale maatregelen, diensten en sociale investeringen te financieren die met name de meest kwetsbare groepen ten goede komen, met eerbiediging van de beginselen van gelijke kansen en non-discriminatie.

38.

Bij de planning van de toewijzing van financiële middelen moet meer worden gekeken naar beoordelingen van de verdelingseffecten, zodat beter rekening kan worden gehouden met de impact van de hervormingen en sociale investeringen op de verschillende groepen.

Brussel, 7 mei 2021.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Apostolos TZITZIKOSTAS


(1)  Eurobarometer-enquête over sociale kwesties, 03/2021.

(2)  Doeltreffende actieve steun voor werkgelegenheid (EASE) C(2021) 1372.

(3)  Idem.

(4)  Aanbeveling van de Raad voor een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen, 2018.

(5)  CvdR 4843/2020.

(6)  CvdR 2167/2020.