5.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 184/88


P9_TA(2021)0430

De situatie van kunstenaars en het cultureel herstel in de EU

Resolutie van het Europees Parlement van 20 oktober 2021 over de situatie van kunstenaars en het cultureel herstel in de EU ((2020/2261(INI))

(2022/C 184/06)

Het Europees Parlement,

gezien de preambule en de artikelen 2, 3 en 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

gezien de artikelen 6 en 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, en met name artikel 19 daarvan,

gezien de Unesco-aanbeveling betreffende de beroepsstatus van kunstenaars,

gezien het Unesco-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen,

gezien de mededeling van de Commissie van 22 mei 2018 getiteld “Bouwen aan een sterker Europa: de rol van het beleid inzake jongeren, onderwijs en cultuur” (COM(2018)0268),

gezien de mededeling van de Commissie van 22 mei 2018 getiteld “Een nieuwe Europese agenda voor cultuur” (COM(2018)0267),

gezien de conclusies van de Raad van 15 november 2018 over het werkplan voor cultuur 2019-2022 (1),

gezien zijn resolutie van 13 december 2016 over een coherent EU-beleid voor de culturele en creatieve sector (2),

gezien zijn resolutie van 7 juni 2007 over de sociale status van kunstenaars (3),

gezien zijn resolutie van 17 september 2020 over het cultureel herstel van Europa (4),

gezien Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (5),

gezien Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (6),

gezien Verordening (EU) 2021/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2027) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1295/2013 (7),

gezien Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (8),

gezien de conclusies van het Duitse voorzitterschap van de Raad van 20 november 2020 over gendergelijkheid op het gebied van cultuur,

gezien de conclusies van de Raad van 18 mei 2021 over het herstel, de veerkracht en de duurzaamheid van de culturele en creatieve sector,

gezien de Europese pijler van sociale rechten,

gezien het verslag van de Werkgroep open coördinatiemethode (OCM) van deskundigen van de lidstaten van 22 maart 2018 over de rol van het overheidsbeleid in de ontwikkeling van het ondernemers- en innovatiepotentieel in de culturele en de creatieve sector,

gezien de studie getiteld “The Situation of Artists and Cultural Workers and the post-COVID-19 Cultural Recovery in the European Union — Background Analysis”, gepubliceerd door zijn directoraat-generaal Intern Beleid op 1 februari 2021 (9),

gezien de briefing getiteld “The Situation of Artists and Cultural Workers and the post-COVID-19 Cultural Recovery in the European Union: Policy Recommendations”, gepubliceerd door zijn directoraat-generaal Intern Beleid op 4 mei 2021 (10),

gezien artikel 54 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs (A9-0283/2021),

A.

overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 7 juni 2007 over de sociale status van kunstenaars, de lidstaten reeds expliciet heeft opgeroepen een wettelijk en institutioneel kader te ontwikkelen of ten uitvoer te leggen om artistieke creatie te ondersteunen, door de invoering of toepassing van een aantal samenhangende en globale maatregelen ten aanzien van contractuele situaties, sociale zekerheid, ziektekostenverzekering, directe en indirecte belastingen en conformiteit met de Europese regels;

B.

overwegende dat het Parlement in zijn resolutie van 17 september 2020 over het cultureel herstel van Europa nogmaals heeft benadrukt dat de arbeidsomstandigheden van werknemers in de culturele en creatieve sector moeten worden verbeterd, en er bij de Commissie op heeft aangedrongen een Europees kader voor arbeidsomstandigheden in de culturele en creatieve sector vast te stellen;

C.

overwegende dat cultuur, als uitdrukking van menselijkheid, democratie en maatschappelijk engagement, een intrinsieke waarde heeft die van cruciaal belang kan zijn voor de bevordering van duurzame ontwikkeling;

D.

overwegende dat cultuur en de vrijheid van kunsten een aanzienlijke bijdrage leveren aan de levendigheid van een samenleving en alle geledingen van de samenleving in staat stellen hun identiteit tot uitdrukking te brengen, hetgeen bijdraagt tot sociale cohesie en interculturele dialoog en de weg effent voor een steeds hechtere Europese Unie en tevens een cruciale rol speelt bij de bevordering van de digitale en groene transitie;

E.

overwegende dat vanuit cultureel, educatief, democratisch, ecologisch, sociaal, economisch en mensenrechtenstandpunt cultuur, kunst, cultureel erfgoed en culturele diversiteit een grote waarde voor de Europese samenleving hebben, en dat deze moeten worden bevorderd en ondersteund; overwegende dat de Europese culturele en creatieve sector een belangrijke bijdrage levert aan de gemeenschappelijke Europese identiteit en waarden, onze geestelijke gezondheid en economische welvaart, en op de lange termijn aan de totstandbrenging van een Europese publieke ruimte;

F.

overwegende dat de Europese culturele en creatieve sector goed is voor tussen de 4 % en 7 % van het Europees bbp en 8,7 miljoen banen in de EU;

G.

overwegende dat de Unie tot dusver slechts een beperkte bevoegdheid op het gebied van cultuur heeft; overwegende dat het Parlement een zware strijd heeft moeten leveren om een aanzienlijke verhoging in de begroting voor het programma Creatief Europa te bedingen; overwegende dat het programma Creatief Europa het enige specifiek op cultuur gerichte Unieprogramma is; overwegende dat de financiering van dit programma nog altijd hoegenaamd niet in de behoeften van onze Europese kunstenaars voorziet, noch in die van de culturele en creatieve sector als geheel;

H.

overwegende dat de culturele en creatieve sector voornamelijk bestaat uit micro-, kleine en middelgrote organisaties en ondernemingen met beperkte toegang tot de financiële markten, alsook zelfstandige kunstenaars, cultuurwerkers, freelancers en ondernemers, die vaker in deeltijd werken en vaak onregelmatige en gemengde inkomsten uit verschillende bronnen halen;

I.

overwegende dat het percentage zelfstandigen in de culturele en creatieve sector hoger is (33 %) dan voor de economie als geheel (14 %), en overwegende dat culturele en artistieke werknemers vaker in deeltijd werken, wat leidt tot problemen bij de toegang tot ondersteunende maatregelen en vangnetten, en de algehele veerkracht van zelfstandigen in de culturele en creatieve sector vermindert;

J.

overwegende dat in sommige lidstaten bepaalde culturele en creatieve professionals geen enkele juridische status hebben;

K.

overwegende dat de inperkingsmaatregelen in antwoord op de COVID-19-pandemie het fragiele culturele en creatieve ecosysteem ernstig hebben verzwakt, als gevolg waarvan culturele en artistieke creatie en expressie in gevaar zijn gekomen en de bijdrage van kunst en cultuur voor onder meer ons welzijn, culturele diversiteit en de democratie zijn aangetast; overwegende dat de omzet van de culturele en creatieve sector in 2020 met meer dan 30 % is gedaald — wat neerkomt op een gecumuleerd verlies van 199 miljard EUR — en dat de sectoren muziek en podiumkunsten een verlies van respectievelijk 75 % en 90 % hebben geleden (11);

L.

overwegende dat cultuur een ecosysteem is dat niet alleen een hoge economische waarde genereert (de sector is goed voor 4,4 % van het bbp van de EU qua totale omzet en biedt werkgelegenheid voor ongeveer 7,6 miljoen mensen), maar ook een aanzienlijke sociale impact heeft, bijdraagt tot democratische, duurzame, vrije, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen en onze Europese diversiteit, waarden, geschiedenis en vrijheden weerspiegelt en versterkt;

M.

overwegende dat onomstotelijk is aangetoond dat de tijdens de lockdowns in het kader van de COVID-19-pandemie verspreide culturele content de psychische gesteldheid van Europese burgers aanzienlijk heeft verbeterd en hierdoor is voorkomen dat geestelijke gezondheidsproblemen als gevolg van langdurig isolement erger zijn geworden;

N.

overwegende dat traditionele cultuur en kunstenaars ondersteund moeten worden om cultureel erfgoed te beschermen;

O.

overwegende dat de ontwikkeling van een multidimensioneel, Europees kader voor arbeidsomstandigheden in de culturele en creatieve sector coördinatie vereist met het EU-beleid inzake werkgelegenheid, mededinging, de interne markt, sociaal beleid, grondrechten en gelijkheid, en auteursrecht, alsook financiering voor cultuur, permanente monitoring van de voortgang van de lidstaten met betrekking tot het verbeteren van de arbeidsomstandigheden in de culturele en creatieve sector en het onderling uitwisselen van beste praktijken, met volledige inachtneming van de bevoegdheden van de Europese Unie en haar lidstaten;

P.

overwegende dat sinds het Parlement in zijn resoluties van juni 2007, november 2016 en september 2020 aandrong op verbetering van de situatie van kunstenaars, er weinig vooruitgang is geboekt en dat de meeste verzoeken van het Parlement nog steeds gelden, met name gezien de grote verschillen tussen de lidstaten met betrekking tot de steunregelingen voor kunstenaars en cultuurprofessionals, en het feit dat de situatie van kunstenaars is verslechterd en het merendeel van de verzoeken van het Parlement dus urgent is geworden;

Q.

overwegende dat de COVID-19-crisis de reeds bestaande kwetsbaarheden van de culturele en creatieve sector aan het licht heeft gebracht, namelijk periodiciteit, heterogeniteit en instabiliteit, de broze bestaansmiddelen van kunstenaars en cultuurwerkers, alsook de krappe budgetten van veel culturele instellingen en de ontoereikendheid van overheidsfinanciering, en de situatie van kunstenaars, culturele en creatieve professionals en werknemers nog precairder is geworden aangezien het inkomensverlies van freelancers en atypische werknemers, die de meerderheid van de culturele en creatieve sector uitmaken, vaak is verergerd door zwakke of afwezige nationale stelsels van sociale zekerheid en specifieke steunmaatregelen;

R.

overwegende dat de aanhoudende impact van de pandemie het voor het merendeel van de kunstenaars en culturele en creatieve werknemers onmogelijk heeft gemaakt om hun werkzaamheden uit te oefenen en hun baan te behouden, en bovendien onzekerheid over toekomstperspectieven heeft gecreëerd waardoor beroepsbeoefenaars reeds besluiten de sector te verlaten, hetgeen een langdurig effect zal hebben op de samenstelling en diversiteit van de Europese culturele en creatieve sector als geheel en jongeren, evenals mensen uit gemarginaliseerde groepen, zal ontmoedigen om in deze sector te werken en de creativiteit in de Europese maatschappij als geheel zal doen afnemen;

S.

overwegende dat veel lidstaten aanzienlijke noodmaatregelen hebben genomen om de culturele en creatieve sector door de crisis heen te helpen; overwegende dat deze steun echter sterk uiteenliep van lidstaat tot lidstaat, niet altijd geschikt was voor alle delen van de culturele en creatieve sector en dat delen van de sector in gevaar zijn gekomen als gevolg van vertragingen bij het verlenen van deze steun; overwegende dat deze steun voor een aantal categorieën van cultuurwerkers, kunstenaars en professionals die zich bezighouden met culturele bemiddeling vanwege hun specifieke arbeidssituatie niet beschikbaar was, en dat deze steun dusdoende onvoldoende was om duurzame arbeidsomstandigheden te waarborgen; overwegende dat de late en soms ontoereikende overheidssteun ertoe heeft geleid dat de sector op zichzelf was aangewezen, hetgeen de noodzaak onderstreept van goed functionerende ondersteuningsmechanismen om de sociale rechten van kunstenaars en professionals uit de culturele sector te waarborgen en de diversiteit van culturele expressie te beschermen;

T.

overwegende dat grensoverschrijdende mobiliteit nog altijd een essentieel onderdeel vormt van de loopbaan van kunstenaars en cultuurwerkers; overwegende dat de meeste van de huidige financieringsinstrumenten ter ondersteuning van de mobiliteit echter onvoldoende doen om mobiliteit te bevorderen die ecologisch en sociaal duurzaam is, en dat zij een goed evenwicht tussen werk en privéleven van kunstenaars en cultuurprofessionals in de weg staan;

U.

overwegende dat de totstandbrenging van een ecosysteem dat kunstenaars en culturele en creatieve professionals ondersteunt, in het werkplan voor cultuur 2019-2022 van de Raad tot prioriteit is uitgeroepen, en dat daarin wordt erkend dat er op dit vlak gezamenlijke actie nodig is; overwegende dat er dringend behoefte is aan dergelijke gezamenlijke actie;

V.

overwegende dat in de EU verschillende definities voor kunstenaars en cultuurwerkers worden gehanteerd, hetgeen mogelijke harmonisatie problematisch maakt; overwegende dat een groot aantal werknemers in de culturele en creatieve sector, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, schrijvers, literair vertalers, producenten en technici, met onzekerheid te kampen hebben als gevolg van het ontbreken van een consistente definitie van hun status;

W.

overwegende dat verschillende lidstaten beschikken over specifieke wetgeving die kunstenaars een bijzondere status verleent om hun toegang tot sociale uitkeringen te garanderen; overwegende dat deze wetgeving echter sterk verschilt van lidstaat tot lidstaat, hetgeen een belemmering kan vormen voor de wederzijdse erkenning van de status van kunstenaars, culturele en creatieve werknemers en voor grensoverschrijdende samenwerking en mobiliteit, als gevolg waarvan culturele en artistieke creatie en expressie, alsook het vrije verkeer, en uiteindelijk de culturele diversiteit en sociale duurzaamheid in Europa in het gedrang kunnen komen;

X.

overwegende dat financiële ondersteuning van de culturele en creatieve sector sterk verschilt van lidstaat tot lidstaat waar het de omvang van de begroting, kernprioriteiten en waarden betreft, hetgeen bijdraagt aan het verder vergroten van de verschillen tussen landen met betrekking tot de duurzaamheid van loopbanen voor cultuurwerkers, en de inclusiviteit, de duurzaamheid en het evenwicht van grensoverschrijdende samenwerking en mobiliteit belemmert;

Y.

overwegende dat kunstenaars en cultuurwerkers vaak atypische arbeidspatronen hebben die inherent zijn aan de sector, en vaak te kampen hebben met onzekere werkregelingen die hun toegang tot volledige socialezekerheidsbescherming belemmeren en waardoor zij geen pensioen-, gezondheidszorgs- en werkloosheidsuitkeringen ontvangen;

Z.

overwegende dat de beloning van kunstenaars en culturele en creatieve werknemers vaak onstabiel en onzeker is en afkomstig is uit verschillende bronnen, zoals contracten, royalty’s, toelagen en subsidies, waardoor hun inkomen zeer onvoorspelbaar is, ze in precaire situaties verkeren en hun veerkracht wordt verzwakt;

AA.

overwegende dat de COVID-19-pandemie en lockdowns een ernstige belemmering hebben gevormd voor de mogelijke inkomsten van de overgrote meerderheid van de (uitvoerende) kunstenaars en cultuurwerkers; overwegende dat de lopende inkomsten uit auteurs- en aanverwante rechten een van de weinige resterende inkomstenbronnen vormden; overwegende dat deze rechten in veel lidstaten niet adequaat in acht worden genomen door distributieplatforms die de rechthebbenden in het kader van contracten onder druk zetten om, soms voorgoed, afstand te doen van hun rechten, waardoor ze veel minder goed in staat zijn in hun levensonderhoud te voorzien;

AB.

overwegende dat auteurs, uitvoerende kunstenaars en alle cultuurmakers toegang moeten hebben tot gegarandeerde minimumniveaus van sociale zekerheid, met inbegrip van werkloosheidsuitkeringen, ziektekostenverzekering en pensioenregelingen, zodat zij zich volledig op hun artistieke proces en hun creativiteit kunnen richten;

AC.

overwegende dat het gebrek aan collectieve onderhandelingen voor zelfstandige kunstenaars en culturele en creatieve werknemers, en de belemmeringen die hiertoe bestaan, hun positie op de arbeidsmarkt verder ondermijnen, leiden tot een gebrek aan adequate sociale bescherming, en negatieve langetermijngevolgen hebben voor hun positie en bescherming; overwegende dat het collectief beheer van auteursrechten een belangrijke inkomstenbron vormt voor het merendeel van de makers en kunstenaars in Europa, aangezien het een ononderbroken vorm van vergoeding betreft, en hen tevens zou moeten beschermen tegen oneerlijke praktijken door grote mediabedrijven en streamingplatforms;

AD.

overwegende dat grensoverschrijdende mobiliteit een essentieel onderdeel is van het werk van kunstenaars, auteurs, podiumkunstenaars en alle cultuurmakers en cultuurwerkers, maar vaak wordt belemmerd door bureaucratische procedures, een gebrek aan duidelijke informatie en talloze administratieve regels en vereisten in de lidstaten, met name op het gebied van sociale bescherming, belastingen en complexe en dure procedures voor de specifieke vervoersvereisten voor door kunstenaars gebruikte fragiele apparatuur; overwegende dat deze belemmeringen voor grensoverschrijdende culturele mobiliteit het beginsel van vrij verkeer ondermijnen;

AE.

overwegende dat overheidssubsidies worden beschouwd als de meest essentiële en doeltreffende vorm van financiële steun voor de culturele en creatieve sector, maar vaak ontoereikend, te bureaucratisch en te moeilijk toegankelijk of ontoegankelijk zijn, met name voor gemarginaliseerde groepen, en soms vooringenomen zijn als gevolg van politieke beïnvloeding hetgeen aspirant-kunstenaars en makers ervan weerhoudt zich in te schrijven; overwegende dat het ontbreken van een overkoepelende Europese financieringsstrategie van de Commissie voor de sector, en de verschillende bronnen binnen het meerjarig financieel kader en het gebrek aan mainstreaming ervan eveneens factoren zijn die de toegang tot overheidssubsidies belemmeren;

AF.

overwegende dat freelancers het meest met onzekerheid te kampen hebben waar het de toegang tot socialezekerheidsstelsels en subsidies, financiële middelen en andere financiële mogelijkheden op nationaal en EU-niveau betreft;

AG.

overwegende dat de COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat kunstenaars op korte termijn afhankelijk zijn van financiële steun uit publieke en particuliere bron en op de middellange termijn van projectmatige steun, en overwegende dat dit de algehele structurele problemen in de sector aan het licht heeft gebracht;

AH.

overwegende dat toegang tot financiering de grootste uitdaging blijft, vooral voor kleine actoren in de culturele en creatieve sector waaronder individuele kunstenaars, kunstenaarscollectieven en culturele en creatieve werknemers die vaak niet in aanmerking komen voor leningen en bankgaranties, hetgeen toegang tot en beschikbaarheid van publieke en particuliere toelagen en subsidies nog belangrijker maakt; herinnert eraan dat alle culturele sectoren moeten worden ondersteund, met inbegrip van beroepen op het gebied van culturele bemiddeling, die een essentiële rol spelen als raakvlak tussen het publiek aan de ene kant en artistiek werk of erfgoed aan de andere kant, en zo de toegang tot en verspreiding van cultuur onder een breed publiek waarborgen;

AI.

overwegende dat veel particuliere en publieke investeerders hun financiële steun voor culturele projecten tijdens de crisis hebben teruggeschroefd of volledig hebben gestaakt, met name voor projecten met een grensoverschrijdende dimensie; overwegende dat dit het belang van betrouwbare en ononderbroken overheidsfinanciering onderstreept;

AJ.

overwegende dat onderwijs en cultuur een sleutelrol vervullen bij het opbouwen van inclusieve, hechte samenlevingen voor iedereen, bij het bevorderen van integratie en bij het behoud van het Europese concurrentievermogen;

AK.

overwegende dat buiten de EU gevestigde leveranciers van streamingdiensten hun investeringen in de infrastructuur van de culturele en creatieve sector in de lidstaten hebben opgeschroefd met het oog op het creëren van meer content voor onlinedistributie;

AL.

overwegende dat kunstenaars vaak slachtoffer zijn van racisme, vreemdelingenhaat, discriminatie en uitsluiting op basis van hun gepercipieerde identiteit, als gevolg van structureel en institutioneel racisme en symbolisch beleid, hetgeen tot spanningen leidt in de betrekkingen en samenwerkingen met de betreffende instellingen, alsook tot de belemmering van hun artistieke vrijheid;

AM.

overwegende dat kunstenaars met een handicap worden uitgesloten van beleidsmaatregelen en financiering in de culturele en creatieve sector, als gevolg van een gebrek aan aandacht voor onder meer hun beperkte mobiliteit of problemen als gevolg van bureaucratische financieringsprocedures;

AN.

overwegende dat de deelname van vrouwen in de culturele en creatieve sector weliswaar hoog is, maar dat er nog steeds veel gendergerelateerde discriminatie bestaat, evenals een gebrek aan toegang, een loonkloof tussen mannen en vrouwen en belemmeringen voor vertegenwoordiging en zichtbaarheid; overwegende dat vrouwen zelden belangrijke creatieve functies of besluitvormingsposities bekleden in culturele instellingen; overwegende dat vrouwelijke kunstenaars vaak het zwijgen wordt opgelegd en naar aanleiding van hun werkzaamheden onevenredig veel kritiek krijgen, en dat vrouwen en kunstenaars uit de lhbtiq+-gemeenschap vaker het doelwit zijn van aanvallen en vaker met beperkingen worden geconfronteerd;

AO.

overwegende dat kunstenaars en cultuurprofessionals uit groepen met een achterstand, met inbegrip van vrouwen, jongeren, raciale, etnische en geografische minderheden, mensen met een kwetsbare sociaal-economische achtergrond, personen met een handicap en lhbtiq+-personen, beperktere toegang hebben tot artistieke en culturele loopbanen en minder loopbaanmogelijkheden in de sector met een langetermijnperspectief hebben; overwegende dat de COVID-19-pandemie vooral grote gevolgen heeft gehad voor vrouwen en de reeds bestaande belemmeringen op het gebied van toegang, gelijke betaling, vertegenwoordiging en zichtbaarheid in de culturele en creatieve sector voor deze groepen heeft verergerd;

AP.

overwegende dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van kunsten, zoals vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de EU, in verschillende lidstaten momenteel in gevaar zijn als gevolg van overheidsinterventie en inperkingen van politieke aard, en soms worden belemmerd door het gebruik van antiterreurwetgeving of aantijgingen dat artistieke werken religieuze gevoelens kwetsen of nationale symbolen beledigen of als beledigend of ongepast worden beschouwd, met onder meer gevallen van zelfcensuur tot gevolg;

AQ.

overwegende dat de steun vanuit de nationale programma’s gedurende de crisis versnipperd was en nog altijd is, met name waar het werknemers in de culturele en creatieve sector betreft die niet onder de nationale definities van het begrip “kunstenaar” vallen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, freelancers zoals schrijvers en auteurs;

AR.

overwegende, in het licht van de gevolgen van de pandemie, dat een hele generatie jonge kunstenaars en cultuurwerkers problemen zal ondervinden bij het vinden van een loopbaan in de culturele sector of bij de toegang tot hoger kunstonderwijs naarmate zich steeds minder mogelijkheden voordoen; overwegende dat kunstenaars die jonger zijn dan dertig jaar een groter risico lopen werkloos te zijn, onbetaald werk te moeten aannemen en blootgesteld te worden aan uitbuiting in de arbeidssituatie, bijvoorbeeld in de vorm van niet-uitbetaalde lonen en precaire contracten;

1.   

dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de intrinsieke waarde van cultuur, alsook de fundamentele rol van cultuur voor de samenleving en haar vooruitgang, ons welzijn, de economie en inclusiviteit, te erkennen en deze erkenning om te zetten in toereikende en ononderbroken financiële en structurele steun;

2.   

betreurt het feit dat culturele activiteiten vaak als niet-essentieel worden beschouwd; herinnert eraan dat cultuur, met name in tijden van crisis, een belangrijke rol binnen onze maatschappij vervult en dringt derhalve aan op het zo snel mogelijk heropenen van alle culturele instellingen; erkent dat de culturele en creatieve sector de huidige uitdagingen alleen kan overleven als onmiddellijk steun wordt verstrekt en alle benodigde noodmaatregelen worden uitgevoerd, maar dat hiertoe ook aandacht moet worden besteed aan de ordelijke herstart van deze vitale sector met niet alleen structurele steun in de vorm van innovatieprogramma’s en financiële middelen, maar ook leermogelijkheden op dit gebied voor de jongere generatie;

3.   

verzoekt de Commissie het sectorale beleidskader voor het ecosysteem van de culturele en creatieve sector verder te ontwikkelen en coherent te maken teneinde een samenhangende, concurrerende en langetermijnstrategie tot stand te brengen met het oog op het vergroten van het concurrentievermogen en de strategische waarde van de sector ten aanzien van de Europese economie en de Europese manier van leven, en de sector in staat te stellen zijn potentieel waar te maken op het vlak van het scheppen van banen en groei; benadrukt het potentieel van de culturele en creatieve sector voor jongerenwerkgelegenheid en herindustrialisering en neemt in het bijzonder nota van de groeiende mogelijkheden voor jongeren in de culturele en creatieve sector voortkomend uit de digitale omgeving;

4.   

verzoekt de Commissie en de lidstaten de culturele en creatieve sector mee te nemen in alle financiële steuninstrumenten, zoals de programma’s InvestEU en NextGenerationEU; benadrukt dat het van belang is deze middelen optimaal aan te wenden op basis van de specifieke kenmerken van de verschillende sectoren en de omvang van de beoogde ontvangers, teneinde compatibele oplossingen te waarborgen die niet tot nog meer ongelijkheid in de EU leiden;

5.   

verzoekt de lidstaten en de Commissie de Europese meerwaarde van grensoverschrijdende samenwerking te erkennen en belemmeringen voor duurzame en inclusieve grensoverschrijdende mobiliteit voor kunstenaars en cultuurprofessionals in de EU weg te nemen, en evenzo ten aanzien van landen buiten de EU;

6.   

verzoekt de Commissie en de lidstaten auteurs, uitvoerende kunstenaars, andere creatieve professionals en werknemers in de culturele en creatieve sector te ondersteunen en van duidelijke informatie en richtsnoeren aangaande mobiliteitsmogelijkheden te voorzien, en administratieve vereisten in alle lidstaten te evalueren en indien nodig te herzien, onder meer wat betreft visa, belastingen, sociale zekerheid en toegang tot opleidingen en de erkenning van diploma’s van kunstenopleidingen, met inbegrip van beroepsonderwijs en academische diploma’s, met het doel toegang tot al deze zaken te vereenvoudigen en gelijk te schakelen, en wat betreft toegang tot programma’s en fondsen van de EU die aansluiten op hun behoeften, zoals het programma Creatief Europa, met inbegrip van programma’s en fondsen die niet rechtstreeks of specifiek gericht zijn op de culturele en creatieve sector; dringt aan op de totstandbrenging van specifieke programma’s voor de mobiliteit van jonge scheppende kunstenaars en vernieuwers, met het oog op het bevorderen van uitwisseling en innovatie op het gebied van cultuur en creativiteit;

7.   

is ingenomen met de oprichting van informatiepunten inzake mobiliteit om kunstenaars en cultuurprofessionals bij te staan en duurzame mobiliteit te ondersteunen; verzoekt alle lidstaten minstens één mobiliteits- en informatiepunt op te richten voor het verstrekken van kosteloze steun op maat aan kunstenaars en culturele en creatieve werknemers; beveelt aan dat de Commissie consistente en uitgebreidere, op maat gesneden informatie over mobiliteit verstrekt aan grensarbeiders in de culturele sector, alsook aan auteurs, uitvoerende kunstenaars en makers, door middel van initiatieven zoals geactualiseerde toolkits en handboeken;

8.   

verzoekt de Commissie om kunstenaars van duidelijke informatie te voorzien over mobiliteitsvraagstukken in verband met de betrekkingen tussen de EU en het VK;

9.   

veroordeelt het feit dat de meeste lidstaten Richtlijn (EU) 2019/970 inzake auteursrechten in de digitale eengemaakte markt niet tijdig en vóór de uiterste datum van 7 juni 2021 ten uitvoer hebben gelegd; betreurt het feit dat de Commissie de richtsnoeren slechts drie dagen voor de uiterste uitvoeringstermijn openbaar heeft gemaakt; is van mening dat dit de noodzaak aantoont van een verordening die ook in procedurele zaken voorziet;

10.   

spoort de lidstaten aan om het mogelijk te maken dat zakelijke kosten in verband met de artistieke activiteiten van culturele en creatieve professionals fiscaal aftrekbaar zijn, evenals de kosten in verband met apparatuur of opleidingen (bij- en omscholing);

11.   

benadrukt het belang van naar gender uitgesplitste, vergelijkbare gegevens en statistieken inzake culturele werkgelegenheid en inkomens in de culturele en creatieve sector;

12.   

is voorstander van sterkere synergieën tussen de culturele en educatieve sector en betere participatie van kunstzinnige en culturele opleidingen en instellingen waar het activiteiten in het kader van Erasmus+ en andere activiteiten uit hoofde van EU-programma’s betreft, ten behoeve van zowel studenten als docenten; verzoekt de lidstaten de toegang tot kunstonderwijs, beroepsonderwijs en academische opleidingen volledig in aanmerking te nemen en te bevorderen, als onderdeel van een holistische benadering voor het herstel van de culturele en creatieve sector en van de samenleving als geheel; wijst op het belang van toegang tot een leven lang leren, bij- en omscholing en opleidingen, onder meer door middel van mentorprogramma’s en door de ontwikkeling van opleidingsmateriaal voor de hele EU met betrekking tot de transitie van onderwijs naar een baan in de culturele en creatieve sector;

13.   

verzoekt de lidstaten Richtlijn (EU) 2019/790 inzake auteursrechten in de digitale eengemaakte markt om te zetten, waarbij sterk de nadruk ligt op de bescherming van culturele en creatieve werken en de actoren die verantwoordelijk zijn voor het creatieve proces, en met name auteurs en uitvoerende kunstenaars een billijke, gepaste en evenredige vergoeding te garanderen; vraagt de Commissie nauwgezet toezicht te houden op de doeltreffende uitvoering van deze kernbeginselen;

14.   

benadrukt het belang van territoriale licenties in het bedrijfsmodel van het merendeel van de entiteiten in de culturele en creatieve sector; herinnert aan de tussentijdse evaluatie van de Commissie betreffende de verordening inzake ongerechtvaardigde geoblocking; wijst er op dat bij iedere discussie over auteursrechtelijk beschermde content rekening moet worden gehouden met de standpunten van de rechthebbenden, alvorens eventuele vervolgmaatregelen in overweging te nemen; herinnert eraan dat inkomsten uit auteursrechten het hoofonderdeel vormen van de billijke vergoeding van niet alleen kunstenaars en makers, maar ook van een groot aantal kleine actoren in de culturele en creatieve sector; herinnert eraan dat iedere drastische wijziging in dit opzicht voor veel van deze actoren dramatische gevolgen zou kunnen hebben;

15.   

betreurt het feit dat de omzetting in nationaal recht van Richtlijn (EU) 2019/790 en Richtlijn (EU) 2019/789 (12) enige vertraging heeft opgelopen en dat slechts een klein aantal lidstaten gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid uit hoofde van artikel 18 om passende vergoedingsmechanismen vast te stellen; dringt er bij de lidstaten op aan om op basis van artikel 18 van Richtlijn (EU) 2019/790 doeltreffende vergoedingsmechanismen tot stand te brengen;

16.   

verzoekt de Commissie in het kader van de uitvoering van de recentelijk vastgestelde richtlijnen inzake auteursrechten het collectief beheer van rechten te bevorderen, alsook in het kader van op komst zijnde initiatieven van de Commissie, teneinde scheppende kunstenaars van een billijke vergoeding te voorzien en het publiek ruim toegang te bieden tot culturele en creatieve werken;

17.   

spoort de Commissie aan door middel van het programma Creatief Europa de doeltreffende uitvoering te waarborgen van initiatieven met betrekking tot gendergelijkheid, inclusie en integratie op cultureel en audiovisueel gebied en de resultaten daarvan te monitoren;

18.   

verzoekt de Commissie de impact van muziekstreamingplatforms in Europa te evalueren teneinde de transparantie met betrekking tot hun aanbevelingsalgoritmen te kunnen waarborgen aangezien deze algoritmen in hoge mate bepalen welke content hun consumenten in hun afspeellijsten en gebruikersinterfaces te zien en te horen krijgen, en de invoering van positieve verplichtingen ter bevordering van de culturele diversiteit en vindbaarheid van Europese werken binnen de platformdiensten in overweging te nemen;

19.   

veroordeelt ten sterkste iedere vorm van stereotypering, seksisme en seksuele intimidatie in de culturele en creatieve sector;

20.   

is verheugd over de initiatieven van een aantal lidstaten gericht op het bevorderen van gendergelijkheid in het selectieproces voor hoge functies in openbare culturele instellingen;

21.   

erkent de cruciale rol die cultuur en de kunsten vervullen bij het bevorderen van culturele diversiteit en inclusieve gemeenschappen, alsook bij de bestrijding van alle vormen van discriminatie;

22.   

benadrukt dat door de huidige pandemie het belang van de digitale omgeving wordt onderstreept en dat kunstenaars en gebruikers afhankelijker zijn geworden van de dominante digitale platforms; wijst in dit verband op de noodzaak van meer transparantie; herinnert eraan dat dit nieuwe economische paradigma voor sommige kunstenaars en makers die voornamelijk afhankelijk waren van evenementen, een uitdaging vormt waar het de stabiliteit van hun inkomsten betreft; is bezorgd over het feit dat veel kunstenaars en makers in dit nieuwe bedrijfsmodel niet hetzelfde bedrag aan inkomsten kunnen behalen, omdat dominante of grote streamingplatforms de gewoonte hebben om buy-outclausules op te leggen, waardoor auteurs hun royalty’s mislopen en makers geen passende en evenredige vergoeding ontvangen; verzoekt de Commissie derhalve de situatie te beoordelen en maatregelen te nemen om te waarborgen dat inkomsten naar behoren en eerlijk onder alle makers, kunstenaars en rechthebbenden worden verdeeld;

23.   

is ingenomen met de aanvangseffectbeoordeling van de Commissie en de recente openbare raadpleging over collectieve onderhandelingen voor zelfstandigen, waarin de mogelijkheid wordt onderzocht om de belemmeringen van het mededingingsrecht voor collectieve onderhandelingen voor zelfstandigen en freelancers weg te nemen; dringt er in dit verband op aan dat de Commissie kiest voor een zo breed mogelijke benadering om ervoor te zorgen dat alle zelfstandigen zonder personeel, met inbegrip van kunstenaars en cultuurwerkers, toegang hebben tot collectieve onderhandelingen; verzoekt de Commissie de huidige staatssteunregels nader te onderzoeken, alsook de toepassing ervan ten aanzien van de culturele en creatieve sector en de mogelijke noodzakelijke aanpassingen; verzoekt de lidstaten het recht van vereniging van alle werknemers in de culturele en creatieve sector te erkennen en collectieve onderhandelingen te bevorderen;

24.   

merkt op dat atypische arbeidsvormen (deeltijdcontracten, contracten van beperkte duur, tijdelijk werk en economisch afhankelijk zelfstandig ondernemerschap) in de media- en cultuursector wijdverspreid zijn, wat vaak precaire arbeidssituaties tot gevolg heeft voor kunstenaars en cultuurprofessionals; onderstreept dat de arbeidsomstandigheden in de culturele en creatieve sector dringend moeten worden verbeterd; moedigt de lidstaten aan gebruik te maken van opwaartse convergentie om voor kunstenaars en cultuurprofessionals minimumnormen vast te stellen met betrekking tot arbeidsomstandigheden, eerlijke beloning en sociale zekerheid, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de culturele en creatieve sector zoals seizoensgebonden werk en het niet in geld uit te drukken karakter van creativiteit;

25.   

verzoekt de Commissie een Europese beroepsstatus voor kunstenaars voor te stellen, dat een gemeenschappelijk kader bevat voor arbeidsomstandigheden en minimumnormen die gelden in alle EU-landen, met volledige inachtneming van de verantwoordelijkheden van de lidstaten en de EU met betrekking tot de arbeidsmarkt en het cultuurbeleid, door het vaststellen of toepassen van een aantal samenhangende en veelomvattende richtsnoeren ten aanzien van, maar niet beperkt tot, de contractuele situatie, middelen voor collectieve vertegenwoordiging en collectief beheer, sociale zekerheid, ziekte- en werkloosheidsverzekering, pensioenregelingen, directe en indirecte belasting, niet-tarifaire belemmeringen en informatieasymmetrieën; is in dit verband ingenomen met de komende besprekingen tussen de lidstaten via de open coördinatiemethode over de status van kunstenaars, en ziet dit als goede eerste stap; dringt aan op de oprichting van een werkgroep in het kader van de open coördinatiemethode teneinde de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten mogelijk te maken, alsook het toezicht op de vorderingen met betrekking tot het verbeteren van de arbeidsomstandigheden van kunstenaars;

26.   

verzoekt de Commissie bestaande definities van “kunstenaar” en “cultuurwerker” in de lidstaten in kaart te brengen om zodoende tot een gemeenschappelijk begrip te komen dat kan worden toegepast in de EU-beleidsvorming en culturele statistieken; merkt op dat een dergelijke definitie rekening dient te houden met de procesgerichte aard van cultureel werk en de arbeidsintensiviteit die samengaat met de verschillende fasen van het creatieve proces; is van mening dat een dergelijke definitie moet worden afgestemd op de aanbeveling uit 1980 van de Unesco betreffende de beroepsstatus van kunstenaars;

27.   

dringt aan op meer grensoverschrijdende overdraagbaarheid en erkenning van culturele en creatieve vaardigheden, kwalificaties en diploma’s om de mobiliteit van personen die werkzaam zijn in de culturele en creatieve sector te vergemakkelijken;

28.   

verzoekt de lidstaten en de Commissie programma’s en initiatieven met betrekking tot beroepsopleidingen te steunen met het oog op de loopbaanontwikkeling van alle auteurs, uitvoerende kunstenaars en cultuurmakers, en hen met name te steunen bij het opdoen van digitale, ondernemers- en andere vaardigheden teneinde te kunnen profiteren van de digitale mogelijkheden om hun werk te promoten en met andere kunstenaars samen te werken;

29.   

dringt er bij alle lidstaten op aan hun verantwoordelijkheid te nemen en hun verplichting na te komen om de artistieke vrijheid te bevorderen en te verdedigen, teneinde het grondrecht op vrijheid van meningsuiting te waarborgen en ervoor te zorgen dat EU-burgers vrijelijk van artistieke creaties kunnen genieten en deel kunnen nemen aan culturele activiteiten, en dringt er bij de Commissie op aan om sancties op te leggen aan lidstaten die niet aan hun verplichtingen voldoen; nodigt de Commissie uit dit thema verder te onderzoeken en een routekaart op te stellen voor het realiseren van betere bescherming van de vrijheid van artistieke expressie in Europa; verzoekt de lidstaten gezamenlijk een gestructureerde dialoog onder kunstenaars, juridische experts en relevante belanghebbenden tot stand te brengen om gemeenschappelijke normen vast te stellen met betrekking tot de vrijheid van artistieke expressie, en relevante richtsnoeren te ontwikkelen en uit te voeren;

30.   

is verheugd over de recente conclusies van de Raad inzake het herstel, de veerkracht en de duurzaamheid van de culturele en creatieve sector, met name waar het de oproep tot een eerlijke en duurzame arbeidsmarkt en sociale bescherming voor professionals in de culturele en creatieve sector betreft, evenals de noodzaak de inkomens van kunstenaars te waarborgen; verzoekt de lidstaten deze conclusies snel ten uitvoer te brengen;

31.   

verzoekt de lidstaten volledige toegang tot sociale zekerheid voor kunstenaars en cultuurwerkers te waarborgen, ongeacht hun arbeidssituatie, met inbegrip van toegang tot werkloosheidsuitkeringen, gezondheidszorg en pensioenen; spoort de lidstaten en de Commissie aan specifieke maatregelen te treffen voor de verschillende categorieën creatieve beroepen teneinde onstabiele inkomens, onbetaald werk en baanonzekerheid tegen te gaan, en een minimumnorm met betrekking tot inkomens te waarborgen;

32.   

verzoekt de lidstaten bij de ontwikkeling van alle relevante beleidsmaatregelen, financieringsprogramma’s en activiteiten terdege rekening te houden met de unieke situatie van kunstenaars uit gemarginaliseerde groepen, en alle obstakels voor de verwezenlijking van gendergelijkheid in de sector weg te nemen, met name door maatregelen in te voeren die gelijke toegang, participatie en vertegenwoordiging van alle culturele werkers en kunstenaars mogelijk maken;

33.   

verzoekt de lidstaten hun steun voor de culturele en creatieve sector te verhogen door het versterken van overheidsinvesteringen en het aanmoedigen van particuliere investeringen in de culturele en creatieve sector, alsook publiek-private samenwerkingen; verzoekt de lidstaten de toegang tot financiering te vergemakkelijken voor kunstenaars en alle cultuurmakers;

34.   

verzoekt de lidstaten de middelen ter ondersteuning van de culturele en creatieve sector te diversifiëren en erop toe te zien dat er geen bezuinigingen of verlagingen van bestaande middelen in de sector plaatsvinden, nu de sector nog altijd kampt met de nasleep van de laatste bezuinigingsronde;

35.   

verzoekt de Commissie en de lidstaten de toegang tot overheidssubsidies en leningen te vergemakkelijken door de administratieve lasten in alle fasen van de aanvraag- en rapportageprocedures te verminderen en transparantie te waarborgen; benadrukt de noodzaak van het bevorderen van synergieën tussen alle relevante EU-financieringsregelingen waarin specifieke bedragen voor de culturele en creatieve sector zijn aangemerkt, zoals Horizon Europa, Creatief Europa, InvestEU, Digitaal Europa, de fondsen voor het cohesiebeleid en de faciliteit voor herstel en veerkracht, teneinde deze te gebruiken om kunstenaars en cultuurwerkers beter te ondersteunen en nieuwe, toegankelijke en waar mogelijk periodieke financieringsstromen aan te bieden;

36.   

benadrukt dat het belangrijk is een passend en toereikend deel van de maatregelen voor economisch herstel te richten op de culturele en creatieve sector; verzoekt de Commissie en de lidstaten nogmaals cultuur op te nemen in de nationale plannen voor herstel en veerkracht en ten minste 2 % van de begrotingsmiddelen van de faciliteit voor herstel en veerkracht aan cultuur te besteden, met inbegrip van concrete, inclusieve en voor iedereen toegankelijke maatregelen, zodat niemand buiten de boot valt; is verontrust over het feit dat in sommige lidstaten de ingediende plannen een lager percentage of helemaal geen specifieke financiering voor deze sectoren lijken te reserveren; verzoekt de Commissie gegevens te publiceren over de hoogte en doelen van de in de plannen gereserveerde middelen met het oog op het waarborgen transparantie en democratische controle;

37.   

herinnert eraan dat alle culturele sectoren moeten worden ondersteund, met inbegrip van de beroepen op het gebied van culturele bemiddeling, die een essentiële rol spelen als raakvlak tussen het publiek aan de ene kant en kunst of erfgoed aan de andere kant en zo de toegang tot en verspreiding van cultuur onder een breed publiek waarborgen;

38.   

benadrukt dat de culturele en creatieve sector als eerste en het zwaarst van alle sectoren door de pandemie is getroffen, en als laatste heeft kunnen heropenen, en dat tegelijkertijd, gezien de beperkingen ten aanzien van de capaciteit van culturele evenementen en locaties, het herstel van deze sector naar verwachting nog langzamer zal verlopen; onderstreept dat het herstel van de culturele en creatieve sector hand in hand moet gaan met een transitie richting duurzaamheid van de sector; verzoekt de Commissie en de lidstaten het herstel op korte termijn van het gehele culturele ecosysteem te ondersteunen en de veerkracht, het concurrentievermogen en de innovatie van de culturele en creatieve sector op de lange termijn te stimuleren, en deze sector te versterken door middel van billijke en gestructureerde steun voor allen, met name de meest kwetsbare actoren in de sector, en de werkgelegenheid te bevorderen voor kunstenaars, auteurs, uitvoerend artiesten, cultuurwerkers en professionals op het gebied van culturele bemiddeling, middels het ondersteunen van interdisciplinaire samenwerking als ook door middel van uitgebreide monitoring van de sociaaleconomische situatie in de culturele en creatieve sector, daarbij gebruikmakend van het Europees kader voor arbeidsomstandigheden, om eventuele grote crises in de toekomst zo doeltreffend mogelijk aan te pakken en de digitale en groene transitie ervan te begeleiden;

39.   

onderstreept dat de maatregelen ten behoeve van het herstel van de culturele en creatieve sector niet alleen gericht moeten zijn op economisch herstel, maar ook op het verbeteren van de arbeidsomstandigheden van kunstenaars en cultuurprofessionals en hun om- en bijscholing met het doel hen in staat te stellen deel te nemen aan het digitale tijdperk en de digitale omgeving, op investeringen in de groene innovatie van deze sector die een drijvende kracht is voor duurzaamheid, alsook op pioniers in het toepassen en mogelijk maken van revolutionaire technologieën die nodig zijn voor de bestrijding van de klimaatverandering; benadrukt de uitdagingen die samengaan met de digitalisering in de culturele en creatieve sector en het feit dat de bedrijfsmodellen als gevolg hiervan steeds moeten worden herzien en opnieuw vormgegeven met het oog op de ontwikkeling van marktgestuurde oplossingen op basis van big data, cloudcomputing, ICT, artificiële intelligentie en de forse rol van internetplatforms; benadrukt dat het van belang is dat rechthebbenden in de Europese culturele en creatieve sector op transparante wijze toegang hebben tot publieksgegevens en aanbevelingssystemen op het gebied van content; onderstreept derhalve het belang van gegarandeerde financiering voor de digitalisering, voor het behoud en de onlinebeschikbaarheid van culturele en creatieve content en van ons Europees cultureel erfgoed;

40.   

verzoekt de Commissie en de lidstaten betrouwbare gegevens te verzamelen en te delen over beste praktijken en methoden voor het verdelen van steun aan de culturele en creatieve sector; roept voorts op tot het uitwisselen van beste praktijken met betrekking tot de meest doeltreffende manieren voor het op de korte en middellange termijn verdelen van herstelfinanciering teneinde een optimale dekking in de culturele en creatieve sector te waarborgen en ervoor te zorgen dat geen enkele kunstenaar of cultuurwerker buiten de boot valt;

41.   

onderstreept het belang van een vergoeding voor auteurs en uitvoerend kunstenaars, zowel online als offline, met name door de bevordering van collectieve onderhandelingen;

42.   

verzoekt de Commissie doorlopend toezicht te houden op de culturele en creatieve sector in de vorm van regelmatige evaluaties met betrekking tot de situatie van kunstenaars, teneinde nauwkeurige, betrouwbare, geactualiseerde en sectorspecifieke gegevens op Europees niveau te verkrijgen op basis waarvan solide beleid kan worden geformuleerd en de sector beter in kaart kan worden gebracht en daardoor beter voorbereid is op mogelijke toekomstige crises;

43.   

is verheugd over het feit dat een groot aantal culturele ecosystemen van werknemers en organisaties zich gedurende de crisis heeft weten aan te passen aan de nieuwe methoden van digitale verspreiding, en innovatieve manieren aan de dag heeft gelegd om het publiek te bereiken; wijst er echter op dat digitaal contact geen vervanging mag zijn van culturele ervaringen waarbij men fysiek aanwezig is;

44.   

spoort aan tot het bevorderen van de inzet van nieuwe technologieën, waaronder artificiële intelligentie, zodat kunstenaars nieuwe methoden kunnen verkennen voor het scheppen en verspreiden van hun werk en zij beter kunnen profiteren van de mogelijkheden in het kader van de digitale omgeving;

45.   

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 460 van 21.12.2018, blz. 12.

(2)  PB C 238 van 6.7.2018, blz. 28.

(3)  PB C 125 E van 22.5.2008, blz. 223.

(4)  PB C 385 van 22.9.2021, blz. 152.

(5)  PB L 130 van 17.5.2019, blz. 92.

(6)  PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1.

(7)  PB L 189 van 28.5.2021, blz. 34.

(8)  PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30.

(9)  Studie — “The Situation of Artists and Cultural Workers and the post-COVID-19 Cultural Recovery in the European Union”, Europees Parlement, directoraat-generaal Intern Beleid, beleidsondersteunende afdeling B — Structuur- en Cohesiebeleid, 1 februari 2021.

(10)  Briefing — “The Situation of Artists and Cultural Workers and the post-COVID-19 Cultural Recovery in the European Union”, Europees Parlement, directoraat-generaal Intern Beleid, beleidsondersteunende afdeling B — Structuur- en Cohesiebeleid, 4 mei 2021.

(11)  Ernst & Young, Rebuilding Europe: The cultural and creative economy before and after the COVID-19 crisis, januari 2021.

(12)  Richtlijn (EU) 2019/789 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake de uitoefening van auteursrechten en naburige rechten die van toepassing zijn op bepaalde online-uitzendingen van omroeporganisaties en doorgifte van televisie- en radioprogramma's en tot wijziging van Richtlijn 93/83/EEG van de Raad (PB L 130 van 17.5.2019, blz. 82).