24.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 132/217


P9_TA(2021)0400

Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij EU/Groenland en Denemarken (resolutie)

Niet-wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 5 oktober 2021 over het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie enerzijds en de regering van Groenland en de regering van Denemarken anderzijds, en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (06566/2021 — C9-0154/2021 — 2021/0037M(NLE))

(2022/C 132/22)

Het Europees Parlement,

gezien het ontwerp van besluit van de Raad (06566/2021),

gezien de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie enerzijds en de regering van Groenland en de regering van Denemarken anderzijds, en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (06380/2021),

gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 43, lid 2, en artikel 218, lid 6, tweede alinea, punt a), v), en lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C9-0073/2020),

gezien titel II van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) (1),

gezien Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten (2),

gezien zijn wetgevingsresolutie van 5 oktober 2021 (3) over het ontwerp van besluit,

gezien artikel 62 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee,

gezien het Verdrag van de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC),

gezien het Verdrag van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO),

gezien het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR),

gezien de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee,

gezien het Protocol (nr. 34) betreffende de speciale regeling voor Groenland,

gezien de Verklaring van Ottawa over de oprichting van de Arctische Raad,

gezien zijn standpunt van 31 januari 2019 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds (“LGO-besluit”) (4),

gezien het verslag van 9 augustus 2019 getiteld “Ex ante and ex post evaluation study of the Fisheries Partnership Agreement between the European Union and Greenland” (ex-ante- en ex-postevaluatie van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en Groenland),

gezien artikel 105, lid 2, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie visserij (A9-0235/2021),

A.

overwegende dat de EU duurzaamheidsdoelstellingen heeft vastgelegd in het kader van de Europese Green Deal, de biodiversiteitsstrategie voor 2030 en de “van boer tot bord”-strategie, alsook internationale verbintenissen is aangegaan, onder meer inzake de uitvoering van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), en met name SDG 14 over de bescherming van hulpbronnen en het mariene milieu;

B.

overwegende dat de klimaatverandering gevolgen heeft voor mariene ecosystemen en hulpbronnen;

C.

overwegende dat in artikel 62 van het VN-Verdrag inzake het recht van de zee is bepaald dat een kuststaat, door middel van overeenkomsten of regelingen, andere staten toegang moet verlenen tot de overschotten van de toegestane vangsten (overschotbestanden);

D.

overwegende dat bij de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee de commerciële visserij gedurende 16 jaar verboden is;

E.

overwegende dat de EU en Groenland, via Denemarken, deel uitmaken van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) NEAFC en NAFO;

F.

overwegende dat de EU nauwe betrekkingen onderhoudt met Groenland; overwegende dat Groenland deel uitmaakt van de met de EU geassocieerde landen en gebieden overzee en dat er sinds 1984 visserijpartnerschappen tussen de EU en Groenland bestaan;

G.

overwegende dat visserijproducten uit Groenland krachtens het Protocol (nr. 34) betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland op de Europese markt preferentiële tarieven genieten, welke gekoppeld zijn aan de toegang van Europese vaartuigen tot de Groenlandse visserijzones;

H.

overwegende dat de bijzondere aard van deze partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij (PODV) inhoudt dat jaarlijks over vangstmogelijkheden wordt onderhandeld en dat de overeenkomst het mogelijk maakt om quota uit te wisselen met Noorwegen en de Faeröer;

I.

overwegende dat de ex-postevaluatie van het vorige protocol en de ex-ante-evaluatie tot de conclusie leidden dat onderhandeld moest worden over een nieuwe overeenkomst en een nieuw protocol met een betere correlatie tussen vangstmogelijkheden en wetenschappelijk advies, meer flexibiliteit voor de vangsten, een looptijd voor het protocol van zes jaar en een verlaagd quotum voor bijvangsten;

J.

overwegende dat een PODV met Groenland belangrijk is voor Europese vaartuigen die in de Groenlandse wateren vissen, en voor de vloten van de lidstaten die direct of indirect profiteren van de overeenkomst en de overdracht van quota;

K.

overwegende dat de nieuwe overeenkomst en het bijbehorende protocol twaalf Europese vaartuigen toestaan gebruik te maken van de vangstmogelijkheden in de Groenlandse wateren voor acht soorten (kabeljauw, pelagische roodbaars, demersale roodbaars, Groenlandse heilbot/zwarte heilbot, Noordse garnaal, grenadiervis, lodde en makreel), voor een periode van vier jaar, die met twee jaar kan worden verlengd, met een jaarlijkse financiële tegenprestatie van de EU van 16 521 754 EUR, waarvan 2 931 000 EUR bestemd is voor de ondersteuning en ontwikkeling van de visserijsector van Groenland;

De vorige overeenkomst en het bijbehorende protocol

1.

neemt kennis van de sociaal-economische voordelen op het vlak van directe en indirecte werkgelegenheid en bruto toegevoegde waarde van de activiteiten van de Europese vloot in de Groenlandse wateren, zowel voor de Groenlandse als voor de Europese visserijsector;

2.

uit zijn bezorgdheid over het feit dat de totale toegestane vangsten die Groenland voor verscheidene in het vorige protocol vermelde bestanden heeft vastgesteld, hoger zijn dan het wetenschappelijk advies; benadrukt dat het aandeel van de EU in deze vangstmogelijkheden slechts een relatief klein deel uitmaakt;

3.

is ingenomen met het feit dat de Groenlandse autoriteiten de financiële bijdrage voor de Groenlandse visserijsector gebruiken voor administratie, controle of wetenschappelijk onderzoek;

4.

is echter bezorgd over het gebrek aan wetenschappelijke gegevens die nodig zijn om de toestand van de bestanden nauwkeurig te kunnen inschatten;

De nieuwe overeenkomst en het bijbehorende protocol

5.

wijst op het complexe karakter van de onderhandelingen en de context ervan, gekenmerkt door de gelijktijdige onderhandelingen over de overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk en de daaruit voortvloeiende onzekerheid, alsook door interne politieke kwesties in Groenland; wijst erop dat Groenland de quota van de Europese vaartuigen aanvankelijk met 30 % wilde verlagen; merkt op dat die voorgestelde vermindering van de vangstmogelijkheden werd ingegeven door de wens van Groenland om zijn visserijsector verder te ontwikkelen;

6.

stelt vast dat de quota met gemiddeld 5 % zijn verlaagd ten opzichte van het vorige protocol;

7.

betreurt het dat de Europese exploitanten bijna vier maanden hebben verloren vóór de voorlopige toepassing van de overeenkomst, die pas op 22 april 2021 werd ondertekend als gevolg van de verkiezingen in Groenland en de noodzaak om een regering te vormen;

8.

merkt op dat de vangstmogelijkheden voor makreel afhankelijk zijn van de deelname van kuststaten als ondertekenaars aan de regeling van de kuststaten voor het beheer van makreel, en dat de vangstmogelijkheden voor roodbaars in overeenstemming moeten zijn met de beheersovereenkomst en de besluiten die op NEAFC-niveau zijn genomen;

9.

stelt vast dat in het protocol 600 ton bijvangst is vermeld, wat een aanzienlijke daling betekent ten opzichte van het vorige protocol; wijst erop dat alle vangsten, met inbegrip van bijvangsten en teruggooi, uitgesplitst naar soort, moeten worden geregistreerd en gerapporteerd overeenkomstig de toepasselijke Groenlandse wetgeving;

10.

is ingenomen met de duurzaamheidsdoelstellingen van de overeenkomst en de samenwerking bij de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij;

11.

maakt zich zorgen over de duur van 4 + 2 jaar en de onzekerheid over de verlenging van het protocol na vier jaar, met onduidelijke vooruitzichten voor Europese vaartuigen als mogelijk gevolg;

12.

merkt op dat de financiële tegenprestatie van de Unie hoger is dan in het vorige protocol, dat het aandeel van de sectorale steun gelijk blijft en dat de referentieprijzen van vismachtigingen voor de reders hoger zijn;

Groenland als strategische speler in de Noord-Atlantische Oceaan en het noordpoolgebied

13.

merkt op dat de brexit de betrekkingen tussen de landen aan het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan heeft gedestabiliseerd;

14.

stelt dat het vertrek van het VK uit de EU en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de visserij in de Noordzee en het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan niet mogen worden misbruikt om de verdeling van de quota in de noordelijke overeenkomsten te manipuleren, maar dat daarentegen de historisch gegroeide verdeling van de vangstmogelijkheden moet worden geëerbiedigd, altijd op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens en adviezen;

15.

wijst op de geostrategische ligging van Groenland in het noordpoolgebied; benadrukt het belang van de betrekkingen met Groenland in het kader van een EU-strategie voor het noordpoolgebied en in de strijd ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee;

Aanbevelingen en verzoeken aan de Commissie

16.

beveelt de Commissie aan en verzoekt haar:

(a)

het Europees Parlement te informeren over de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en het protocol;

(b)

ervoor te zorgen dat de uitvoering van de overeenkomst en het protocol bijdraagt tot de beperking van de opwarming van de aarde, de aanpassing aan de toenemende gevolgen ervan, het behoud en herstel van de biodiversiteit en de duurzaamheidsdoelstellingen van de Green Deal, en is afgestemd op de doelstellingen van het GVB;

(c)

ervoor te zorgen dat de voorzorgsbenadering wordt toegepast op de momenteel beviste bestanden en doelbestanden zoals kabeljauw, roodbaars en Groenlandse heilbot/zwarte heilbot;

(d)

het verzamelen en analyseren van gegevens te verbeteren en de controle te actualiseren op het gebruik van de financiële bijdrage van de Unie voor sectorale steun, om te zorgen voor een duurzaam beheer van de door de Unie beviste bestanden en te waarborgen dat de aan de Europese vaartuigen toegewezen quota overeenstemmen met de “overschotten”;

(e)

te zorgen voor verbeteringen van de beschikbare gegevens over de omvang van de vloot en de visserij-inspanning van de Groenlandse vloten voor zelfvoorziening en kleinschalige visserij;

(f)

ervoor te zorgen dat het protocol over vier jaar met twee jaar wordt verlengd, en alles in het werk te stellen zodat de Europese vaartuigen permanent in de Groenlandse wateren kunnen blijven vissen;

(g)

alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de jaarlijkse vaststelling van de quota niet leidt tot een verlaging van de in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden, tenzij uit wetenschappelijk advies blijkt dat het absoluut noodzakelijk is deze te verlagen;

(h)

de ongebruikte quota als gevolg van de vertraging bij de voorlopige toepassing van de overeenkomst geheel of gedeeltelijk over te dragen naar 2022, in overeenstemming met het beste wetenschappelijke advies;

(i)

Groenland aan te moedigen de regeling van de kuststaten voor het beheer van makreel te ondertekenen;

(j)

bijzondere aandacht te besteden aan verloren visnetten, het verzamelen van zwerfvuil op zee, de mariene ecosystemen en kwetsbare soorten, habitatidentificatie en bijvangsten van vogels, met name in het kader van de sectorale steun;

(k)

de band tussen de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij EU-Groenland en het LGO-besluit te verbeteren;

(l)

de duidelijkheid en transparantie van de verschillende internationale instrumenten voor het beheer van de bestanden in de regio, zoals de ROVB’s en de regelingen van de kuststaten voor het beheer van bepaalde bestanden, te verbeteren; benadrukt in dit verband het belang van het opvolgen van wetenschappelijke aanbevelingen, onder meer inzake de effecten van de klimaatverandering, en van het verbeteren van de besluitvormingsprocessen in ROVB’s, met inbegrip van vangstcontrolevoorschriften;

(m)

een langetermijnreflectie op te zetten om de betrekkingen met onze partners in de regio te formaliseren en de instabiliteit als gevolg van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie te verminderen, met name op het gebied van visserij;

(n)

op lange termijn na te denken over het verband tussen de PODV met Groenland en de visserijovereenkomsten met Noorwegen, en met name over hun onderlinge afhankelijkheid;

(o)

bij de vaststelling van het geostrategische standpunt van de EU in verband met de Noordelijke IJszee ten volle rekening te houden met de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij;

o

o o

17.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en die van Groenland en Denemarken.

(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

(2)  PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81.

(3)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0399.

(4)  PB C 411 van 27.11.2020, blz. 698.