11.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 117/18


P9_TA(2021)0368

Naar een sterker partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU

Resolutie van het Europees Parlement van 14 september 2021 naar een sterker partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU (2020/2120(INI))

(2022/C 117/03)

Het Europees Parlement,

gezien artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), die op 25 september 2015 werden aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties,

gezien de overeenkomst die op 12 december 2015 in Parijs is gesloten tijdens de 21e Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (COP21) (“Overeenkomst van Parijs”), en met name artikel 7, lid 2, en artikel 11, lid 2, waarin de lokale, subnationale en regionale dimensies van de klimaatverandering en van klimaatactie worden erkend,

gezien het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) over de opwarming van de aarde met 1,5 oC, het vijfde evaluatierapport van de werkgroep en het bijbehorende samenvattend verslag, het speciaal verslag van de IPCC over de klimaatverandering en de bodem en het speciaal verslag van de IPCC over de oceanen en de cryosfeer in een veranderend klimaat,

gezien de overeenkomst die op 15 april 2021 is gesloten tussen de Europese Unie en de Organisatie van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan,

gezien het nieuwe meerjarig financieel kader (MFK) van de Europese Unie voor de periode 2021-2027, dat in december 2020 is aangenomen door het Europees Parlement en de Raad,

gezien de mededeling van de Commissie van 24 februari 2021 getiteld “Een klimaatveerkrachtig Europa tot stand brengen — de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering” (COM(2021)0082) en de bijbehorende beoordeling van de effecten en van de kwetsbaarheden van de ultraperifere gebieden van de Europese Unie,

gezien de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020 getiteld “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 — De natuur terug in ons leven brengen” (COM(2020)0380),

gezien het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s en de Europese Investeringsbank van 23 maart 2020 betreffende de uitvoering van de mededeling van de Commissie over een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU (COM(2020)0104),

gezien de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 over de Europese Green Deal (COM(2019)0640),

gezien de mededeling van de Commissie van 24 oktober 2017 over een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU (COM(2017)0623),

gezien de mededeling van de Commissie van 20 juni 2012 getiteld “De ultraperifere regio’s van de Europese Unie: naar een samenwerkingsverband voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (COM(2012)0287),

gezien de mededeling van de Commissie van 17 oktober 2008 getiteld “De ultraperifere regio’s: een troef voor Europa” (COM(2008)0642),

gezien de mededeling van de Commissie van 12 september 2007 getiteld “De strategie voor de ultraperifere regio’s: verwezenlijkingen en toekomstperspectieven” (COM(2007)0507),

gezien de mededeling van de Commissie van 26 mei 2004 getiteld “Een versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio’s” (COM(2004)0343),

gezien de mededeling van de Commissie van 5 maart 2020 over de EU-gendergelijkheidsstrategie voor 2020-2025 (COM(2020)0152),

gezien de conclusies van de Raad van 23 oktober 2020 over de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030,

gezien het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit,

gezien de conclusies van de Raad van 19 november 2019 over de oceanen en zeeën,

gezien het advies van het Europees Comité van de Regio’s van 10 december 2020 over het verslag van de Commissie betreffende de uitvoering van de mededeling van de Commissie over een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU (2021/C 37/10),

gezien de verklaringen van de voorzitters van de ultraperifere gebieden en met name de verklaring die werd aangenomen tijdens de 25e Conferentie van voorzitters van de ultraperifere gebieden van de Europese Unie, die op 26 en 27 november 2020 plaatsvond in Mayotte,

gezien de gezamenlijke verklaring van de Conferentie van voorzitters van de ultraperifere gebieden van de Europese Unie, naar aanleiding van de tussentijdse bijeenkomst van 3 mei 2021,

gezien zijn resolutie van 17 april 2020 over gecoördineerde EU-maatregelen om de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan te bestrijden (1),

gezien zijn resolutie van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal (2),

gezien zijn resolutie van 13 juni 2018 over cohesiebeleid en de circulaire economie,

gezien zijn resolutie van 28 november 2019 over de noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu (3),

gezien zijn resolutie van 14 maart 2019 over klimaatverandering — een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs (4),

gezien de studie van het Europees Parlement van 2021 getiteld “Cohesiebeleid en klimaatverandering”,

gezien zijn resolutie van 6 juli 2017 over de bevordering van cohesie en ontwikkeling in de ultraperifere gebieden van de EU: uitvoering van artikel 349 VWEU (5),

gezien zijn resolutie van 27 april 2017 over het beheer van de visserijvloten in de ultraperifere gebieden (6),

gezien zijn resolutie van 26 februari 2014 over de optimalisering van het potentieel van ultraperifere gebieden door middel van het scheppen van synergieën tussen de EU-structuurfondsen en andere EU-programma’s (7),

gezien zijn resolutie van 18 april 2012 over de rol van het cohesiebeleid voor de ultraperifere regio’s van de Europese Unie in de context van “Europa 2020” (8),

gezien artikel 54 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling (A9-0241/2021),

A.

overwegende dat de Europese Green Deal, het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) en de Overeenkomst van Parijs belangrijk zijn;

B.

overwegende dat de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten, met inbegrip van de bijdrage ervan aan het wegnemen van ongelijkheden, het bevorderen van gendergelijkheid en gendermainstreaming, belangrijk zijn;

C.

overwegende dat er momenteel negen ultraperifere gebieden zijn, die behoren tot drie lidstaten, namelijk Frans-Guyana, Guadeloupe, Réunion, Mayotte, Martinique en Saint-Martin (Frankrijk), de Azoren en Madeira (Portugal) en de Canarische eilanden (Spanje), en dat deze verspreid liggen over twee oceanen (de Atlantische en de Indische Oceaan) en meer dan 4,8 miljoen inwoners tellen;

D.

overwegende dat 80 % van de Europese biodiversiteit zich in de Europese ultraperifere gebieden en de landen en gebieden overzee (LGO) bevindt en dat deze gebieden een strategische geopolitieke waarde hebben vanuit het oogpunt van mondiaal biodiversiteitsbehoud;

E.

overwegende dat de ultraperifere gebieden de maritieme dimensie van de Europese Unie vergroten, haar de grootste maritieme ruimte ter wereld verschaffen, met meer dan 25 miljoen km2 aan exclusieve economische zone (EEZ), en belangrijke economische kansen bieden;

F.

overwegende dat de ultraperifere gebieden vanwege hun insulaire karakter meer dan enige andere continentale regio in Europa te lijden hebben onder mariene vervuiling, wat gevolgen heeft voor hun ecologische en economische ontwikkeling;

G.

overwegende dat het percentage voortijdige schoolverlaters onder de 18- tot 24-jarigen in de ultraperifere gebieden meer dan 20 % bedraagt, wat aanzienlijk meer is dan het EU-gemiddelde van 10 % (9);

H.

overwegende dat de ultraperifere gebieden een buitengewone culturele rijkdom herbergen die bijdraagt tot de uitstraling van Europa en zijn “soft power” in de wereld versterkt, en dat cultuur in de in 2017 aangenomen mededeling van de Commissie wordt aangemerkt als een van de onderscheidende en belangrijke aspecten van de ultraperifere gebieden;

I.

overwegende dat het Parlement zich zorgen maakt over de kwetsbaarheid van de economieën van de ultraperifere gebieden die de huidige COVID-19-crisis heeft blootgelegd, en van mening is dat deze crisis en de brexit langetermijngevolgen zullen hebben op sociaal, economisch, territoriaal, cultureel en milieugebied;

J.

overwegende dat de gezondheidscrisis ook de kwetsbaarheid van de regionale gezondheidsdiensten in de ultraperifere gebieden heeft verergerd en dat er vrij strenge maatregelen nodig waren om de pandemie er te bestrijden;

K.

overwegende dat de huidige pandemiecrisis waarschijnlijk negatieve gevolgen zal hebben voor diverse sectoren van de blauwe economie, met name het kust- en maritiem toerisme;

TITEL 1: De vooruitgang consolideren, de zwakke punten aanpakken en inzetten op de troeven om de ultraperifere gebieden centraal te stellen in het optreden van de EU

1.

is ingenomen met het verslag van de Commissie van maart 2020, waarin voor het eerst de balans wordt opgemaakt van de uitvoering van het nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden, dat in oktober 2017 van start is gegaan, en met de inspanningen die zowel in de ultraperifere gebieden en de betrokken lidstaten, als in de Europese instellingen zijn geleverd voor de concrete uitvoering van het partnerschap; dringt erop aan deze verbeteringen te consolideren in de nieuwe EU-strategie voor deze gebieden;

2.

wijst op de talrijke verbeteringen voor de ultraperifere gebieden in het nieuwe MFK 2021-2027, op het gebied van zowel de begroting als de wetgeving, door middel van specifieke voorzieningen in de structuurfondsen en de horizontale programma’s en is tevreden over de aanvullende maatregelen voor de ultraperifere gebieden in het kader van het Europese herstelplan “NextGenerationEU”; benadrukt dat artikel 349 VWEU in samenhang met artikel 7 moet worden gelezen om bij de tenuitvoerlegging van het EU-recht een gedifferentieerde benadering van de ultraperifere gebieden mogelijk te maken, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met hun specifieke kenmerken en structurele beperkingen, in overeenstemming met het arrest van het Hof van Justitie van 15 december 2015;

3.

neemt met voldoening kennis van de verlenging en handhaving tot 2027 van verschillende fiscale uitzonderingen voor de ultraperifere gebieden (AIEM-belasting (“Arbitrio sobre Importaciones y Entregas de Mercancías en las Islas Canarias”, die van toepassing is op de Canarische Eilanden), heffing op over zee aangevoerde goederen, verlaagde belastingtarieven voor likeuren, rum en sterkedrank uit de Azoren en Madeira en traditionele rum uit de Franse overzeese departementen); stipt aan dat het belangrijk is dat de maatregelen die op grond van artikel 349 VWEU voor de ultraperifere gebieden zijn getroffen, een permanent karakter krijgen, aangezien deze een dubbel doel dienen, namelijk de bescherming van de lokale productie en de bestrijding van de hoge kosten voor levensonderhoud, en dat ervoor moet worden gezorgd dat de burgers van de ultraperifere gebieden naar behoren worden geïnformeerd over de tenuitvoerlegging van deze maatregelen;

4.

moedigt zowel de diensten van de Commissie als de nationale en regionale autoriteiten aan om te komen tot een goed evenwicht tussen een legitieme en onontbeerlijke controle op het gebruik van de Europese middelen enerzijds, en de voor de modernisering en het optimale gebruik van deze middelen noodzakelijke vereenvoudiging en flexibilisering van de administratieve regels anderzijds, teneinde de lokale initiatieven te ondersteunen;

A.    Een Europese reflex om systematisch rekening te houden met de ultraperifere gebieden

5.

wenst dat het voor de Europese instellingen een reflex wordt om bij de vaststelling van al het Europees overheidsbeleid systematisch een horizontale en geïntegreerde aanpak te volgen met oog voor de realiteit en uitdagingen van de ultraperifere gebieden;

6.

verzoekt de Commissie om, overeenkomstig haar rol als “hoedster van de verdragen”, van de eenheid ultraperifere gebieden in DG REGIO de “hoedster van de goede toepassing van artikel 349 VWEU” te maken en om een volwaardig directoraat in te stellen dat rechtstreeks in contact staat met de aanspreekpunten voor de ultraperifere gebieden in de andere directoraten-generaal;

7.

verzoekt de Raad een specifiek comité voor de ultraperifere gebieden in te stellen, naar het model van het Speciaal Comité Landbouw, dat erop zou moeten toezien dat er bij de verschillende Europese initiatieven en wetteksten rekening wordt gehouden met de prioriteiten en de situatie van de ultraperifere gebieden;

8.

dringt aan op de aanstelling van een “vaste rapporteur voor de ultraperifere gebieden” om het toezicht van het Parlement op de correcte toepassing van artikel 349 VWEU in het Europees overheidsbeleid te versterken;

B.    Betere communicatie en informatieverstrekking

9.

verzoekt met klem om de invoering van een echte communicatiestrategie die met name op de jongeren is gericht en tot doel heeft hen te informeren over de door de Unie geboden mogelijkheden en hen bewust te maken van het dagelijkse nut van Europa; vraagt om in alle ultraperifere gebieden een bureau van de Commissie in te richten, gezien de archipelstructuur van veel van deze gebieden en de vele en geografisch gescheiden gebiedsdelen;

10.

beveelt aan beter gebruik te maken van de verschillende platforms voor uitwisselingen tussen autoriteiten, zoals het programma TAIEX-REGIO PEER 2 PEER voor de cohesiefondsen, het programma TAIEX-EIR PEER 2 PEER voor milieuaangelegenheden of het Europees stakeholdersplatform voor de circulaire economie;

11.

stelt voor een “Erasmus” in het leven te roepen voor de autoriteiten die de Europese middelen beheren in de ultraperifere gebieden, zodat goede praktijken en voorbeelden worden gedeeld en de cohesiefondsen optimaal worden benut;

12.

benadrukt de belangrijke rol van de website (10) met statistische gegevens over de ultraperifere gebieden (Eurostat), die tot stand is gekomen in samenwerking met de statistische diensten van Portugal, Spanje, Frankrijk en de ultraperifere gebieden; betreurt dat er geen alomvattende gegevens beschikbaar zijn over Saint-Martin, waardoor het onmogelijk is tot volledige en vergelijkbare analyses van alle ultraperifere gebieden te komen; spoort de Commissie en met name Eurostat ertoe aan over alle ultraperifere gebieden betrouwbare, geaggregeerde en actuele gegevens te verzamelen die het mogelijk maken sectorale analyses uit te voeren en de effecten van de uitvoering van Europees beleid in de ultraperifere gebieden te beoordelen;

C.    De toekomst vormgeven

13.

vraagt de ultraperifere gebieden beter te betrekken bij de besprekingen in het kader van de Conferentie over de toekomst van Europa, met name via de Conferentie van voorzitters van de ultraperifere gebieden, teneinde de conferentie te verrijken met de visie van de ultraperifere gebieden en met het oog op de daadwerkelijke toepassing van artikel 349 VWEU in de toekomstige EU-programma’s en beleidsmaatregelen;

14.

benadrukt dat de dialogen met de burgers van fundamenteel belang zijn om nabijheid te creëren en bruggen te bouwen tussen de ultraperifere gebieden en de Europese instellingen; verzoekt de Commissie in dit verband deze dialogen te intensiveren, met name in de ultraperifere gebieden;

15.

roept de Commissie op om mee te werken aan een nieuwe strategie voor en met de ultraperifere gebieden, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden en behoeften en de aanbevelingen van het Europees Parlement en gestoeld op respect voor de specifieke eigenschappen, consolidering van de verworvenheden, optimalisering van de bestaande regelingen, innovatie en opwaardering van de ultraperifere gebieden als “oplossingsgebieden”;

16.

beveelt aan om voor dit nieuwe strategische partnerschap een volwaardig actieplan uit te werken met inspraak van de voornaamste belanghebbenden, met name nationale, regionale en lokale overheden, economische en sociale actoren, het maatschappelijk middenveld, de academische wereld en niet-gouvernementele organisaties;

17.

dringt erop aan dat de nieuwe strategie en het bijbehorende actieplan zo spoedig mogelijk ten uitvoer worden gelegd om de ultraperifere gebieden te helpen bij hun economisch en sociaal herstel;

TITEL 2: Investeren in fatsoenlijke banen, de solidariteit versterken en in de eerste plaats optreden voor jongeren

18.

is zich ervan bewust dat de ultraperifere gebieden de Unie mogelijkheden bieden om proefprojecten op te zetten in het licht van de sociaal-economische uitdagingen en de klimaatproblematiek, maar dat deze dynamiek vereist dat de achterstanden als gevolg van de structurele handicaps sneller worden ingehaald en dat de middelen ter compensatie van deze structurele handicaps in verband met de afgelegen ligging en het insulaire karakter, die van essentieel belang zijn voor een volledige en eerlijke integratie van de ultraperifere gebieden in de Europese ruimte, worden geconsolideerd en afgebakend;

A.    De solidariteit versterken

19.

roept de Commissie, de lidstaten en de ultraperifere gebieden op van de bestrijding van armoede, werkloosheid en sociale uitsluiting — ook van personen met een handicap — de prioriteit te maken in het kader van Europese solidariteit en tegelijkertijd te investeren in opleiding en onderwijs en in toekomstige projecten die gericht zijn op met name sociale innovatie, omscholing en diversificatie;

20.

is van mening dat het cohesiebeleid meer voordelen moet opleveren voor vrouwen die in de ultraperifere gebieden wonen, en gendergelijkheid en de daadwerkelijke uitvoering van de EU-strategie inzake gendergelijkheid in de ultraperifere gebieden moet bevorderen;

21.

benadrukt de belangrijke rol van de sociale en solidaire economie in de ultraperifere gebieden, die dienstdoet als partner van de regionale en lokale autoriteiten bij het aanpakken van de beperkingen als gevolg van de afgelegen ligging, armoede en sociale uitsluiting, en bij het scheppen van werkgelegenheid en het ontwikkelen van initiatieven in deze gebieden, in overeenstemming met diverse Europese strategieën; pleit voor erkenning van deze realiteit op Europees niveau en voor rechtstreekse toegang van deze non-profitsector tot Europese subsidies;

B.    De gezondheid beschermen

22.

benadrukt dat de specifieke kenmerken van de ultraperifere gebieden ze kwetsbaarder maken voor wereldwijde incidenten, zoals de COVID-19-pandemie; dringt er daarom op aan lering te trekken uit deze crisis en rekening te houden met de specifieke kenmerken van de ultraperifere gebieden wanneer gebeurtenissen van deze aard zich opnieuw voordoen;

23.

stelt voor een onderzoekscentrum op te richten dat zich bezighoudt met tropische infectieziekten en ziekten die veel voorkomen in de ultraperifere gebieden, zoals diabetes, obesitas en bepaalde vormen van kanker, en de nodige middelen ter beschikking te stellen om de achterstand in de gezondheidszorg in de ultraperifere gebieden weg te werken;

24.

stelt voor een proefproject naar het voorbeeld van de voorbereidende actie BEST op te zetten ter ondersteuning van de werkzaamheden met betrekking tot geneeskrachtige planten in de ultraperifere gebieden;

C.    Jongeren: een prioriteit inzake acties en resultaten

25.

wijst er nogmaals op dat in de ultraperifere gebieden de kracht van de jeugd een grote, vaak onderbenutte troef is die een prioritaire as zou moeten zijn voor de ontwikkeling van concrete oplossingen, waarbij massaal Europese middelen moeten worden uitgetrokken voor onderwijs, opleiding en begeleiding, huisvesting en fatsoenlijk en degelijk werk voor jongeren;

26.

onderstreept in dit verband dat prioriteit moet worden gegeven aan investeringen in alle onderwijsniveaus en een leven lang leren in de ultraperifere gebieden om schooluitval tegen te gaan; verzoekt de Commissie onderwijs te beschouwen als “prioritaire doelstelling” voor de ontwikkeling van de ultraperifere gebieden, door regionale en lokale autoriteiten te helpen bij het uitstippelen van overheidsbeleid dat jongeren stimuleert en aantrekkelijke nieuwe kansen biedt op het vlak van onderwijs, opleiding, bijscholing en omscholing, op lokaal en regionaal niveau, met inbegrip van digitale vaardigheden, via contactonderwijs of afstandsonderwijs, zodat zij erkende vaardigheden kunnen opdoen;

27.

moedigt de beschikbaarstelling van Europese middelen aan om enerzijds in de geografische zones van de ultraperifere gebieden “excellentiecampussen” tot stand te brengen door de interconnectie tussen scholen, universiteiten en opleidingscentra in die gebieden te bevorderen, en anderzijds onderzoekscentra op te richten om de biodiversiteit in de ultraperifere gebieden beter te bestuderen en te leren kennen;

28.

wijst er gezien de jeugdwerkloosheid in de ultraperifere gebieden op dat het noodzakelijk is specifieke maatregelen in te stellen, met name via het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief; is in dit verband ingenomen met de totstandbrenging van een aanvullende toewijzing voor ultraperifere gebieden in het kader van het ESF+ voor 2021-2027 en verzoekt de betrokken gebieden deze nieuwe financieringsbron aan te wenden om de inzetbaarheid, mobiliteit en opleiding in de ultraperifere gebieden te ondersteunen;

29.

verzoekt de Commissie de werkgelegenheid voor jongeren in de ultraperifere gebieden te ondersteunen door samen met de particuliere sector, universiteiten en lokale overheden een digitaal éénloketsysteem op te zetten om het zoeken naar een eerste baan en de oprichting of overname van bedrijven in de ultraperifere gebieden te ondersteunen;

D.    De realiteit van de ultraperifere gebieden sterker integreren in Erasmus+

30.

verzoekt om bij de tenuitvoerlegging van het Erasmus+-programma maximale steun toe te kennen aan studenten uit de ultraperifere gebieden, zo nodig met een financiële verhoging om de werkelijke reiskosten te dekken, en om de mobiliteit met derde landen binnen de geografische, culturele en historische ruimte van ieder ultraperifeer gebied en uitwisselingen tussen ultraperifere gebieden te bevorderen;

31.

benadrukt tevens dat het van cruciaal belang is de deelname van de ultraperifere gebieden aan alle acties van het Erasmus+-programma te vergroten en nauwe samenwerking en mobiliteitsuitwisselingen tussen onderwijs-, sociale en sportinstellingen te bevorderen;

TITEL 3: Duurzame en eerlijke groei bevorderen, de groene en blauwe economie stimuleren en nieuwe beroepen promoten met het oog op klimaatneutraliteit tegen 2050

32.

benadrukt dat het belangrijk is lokale initiatieven te stimuleren door alle productiebedrijven in de ultraperifere gebieden te ondersteunen, met bijzondere aandacht voor zeer kleine, kleine en middelgrote ondernemingen en de toeristische, ambachtelijke, culturele en digitale sector, de industrie en de bouw; benadrukt de noodzaak van duurzame en veerkrachtige innovatieve investeringen;

33.

moedigt de ultraperifere gebieden aan zich aan te sluiten bij het “Local 2030” -netwerk en scoreborden voor duurzame ontwikkeling te ontwikkelen om hun oplossingen beter te delen;

34.

wijst er nogmaals op dat beroepen die verband houden met de landbouw, de veeteelt, de visserij, de zee of het milieu, in de ultraperifere gebieden aantrekkelijker moeten worden gemaakt, met name voor jongeren, omdat deze beroepen een structurele rol vervullen op economisch, sociaal en milieugebied;

A.    Landbouwbeleid en groene economie

35.

benadrukt dat de specifieke kenmerken en landbouwmodellen van de ultraperifere gebieden moeten worden opgenomen in de strategische plannen en het beheer van de programma’s voor plattelandsontwikkeling van het GLB met het oog op een meer geregionaliseerde en flexibeler aanpak;

36.

dringt aan op handhaving of zelfs versterking van specifieke maatregelen en financiële toewijzingen in het kader van de Posei-regeling om de doelstellingen van voedselautonomie, agro-ecologische transitie, groene groei, diversificatie en respons op marktcrises in de ultraperifere gebieden te verwezenlijken; wijst erop dat de bedragen in het kader van de Posei-regeling niet zijn aangepast aan de inflatie, in tegenstelling tot andere betalingen in het kader van het GLB;

37.

benadrukt dat de Posei-regeling van fundamenteel belang is voor de bevordering van de economische en sociale cohesie in de EU, de instandhouding van het platteland en de bestrijding van de ontvolking in de ultraperifere gebieden, en onderstreept in dit verband de positieve beoordeling van de Posei-regeling door de Commissie;

38.

constateert dat de verdwijning van quota en gegarandeerde prijzen die met de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker van 2005 in gang is gezet, de rietsuikerproducenten in de ultraperifere gebieden heeft geschaad; wijst op de noodzaak alle in het kader van artikel 349 VWEU ingestelde specifieke instrumenten een blijvend karakter te geven met het oog op het duurzame concurrentievermogen van deze sector; verzoekt om invoering van een steunmechanisme voor rietsuikerproducenten in geval van dalende suikerprijzen op de wereldmarkt;

39.

dringt er bij de Commissie op aan de budgetten voor de promotie-, bewustmakings- en bevorderingscampagnes met betrekking tot de kwaliteitsregelingen van de EU te verhogen, met name wat betreft:

(i)

producten met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB), met een beschermde geografische aanduiding (BGA), erkend als gegarandeerde traditionele specialiteit (GTS) en met vrijwillige certificeringskeurmerken;

(ii)

biologische productiemethoden;

(iii)

logo’s voor specifieke kwaliteitsvolle landbouwproducten van de ultraperifere gebieden;

40.

steunt de “van boer tot bord”-strategie, die het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor de EU verder beperkt, maar benadrukt dat rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van tropische en subtropische gewassen in de ultraperifere gebieden en dat die transitie moet worden begeleid;

41.

onderstreept ten slotte andermaal dat het belangrijk is het Elfpo-medefinancieringspercentage voor de ultraperifere gebieden op 85 % te houden, met name om de biodiversiteit in de land- en bosbouw te herstellen, in stand te houden en te versterken, en om de ontwikkeling van plattelandsgebieden in de ultraperifere gebieden te bevorderen;

B.    Visserijbeleid en blauwe economie

42.

wijst nogmaals op de fundamentele rol van de blauwe economie in en voor de ultraperifere gebieden; dringt aan op de invoering van op de natuur gebaseerde oplossingen en benadrukt dat het evenwicht tussen de rijkdommen van de oceanen en de ontwikkeling van maritieme activiteiten in acht moet worden genomen;

43.

verzoekt de Commissie in de ultraperifere gebieden proefprojecten rond de blauwe economie en opleiding op te zetten, teneinde deze gebieden een leidende positie op het vlak van oceaangovernance te geven, en innovatie en onderzoek te ondersteunen, onder andere inzake hydrobiologisch afbreekbare materialen met het oog op de overgang naar een circulaire economie, zonder deze materialen echter te beschouwen als een remedie tegen mariene verontreiniging;

44.

vraagt om een versterking van de specifieke regelingen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid via het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA) om de beoogde voedselautonomie te verwezenlijken en de ultraperifere gebieden te begeleiden bij hun blauwe groei, met name door te voorzien in doeltreffende en pragmatische oplossingen voor het vervoer van visserijproducten uit de ultraperifere gebieden, zodat deze snel en zo goed mogelijk op de leidende markten aankomen;

45.

is bezorgd over de soms slechte en verouderde toestand van de vissersvloten in de ultraperifere gebieden en de gevolgen van dit gevaar voor de vissers en het milieu; wijst erop dat de visserijactiviteit in deze gebieden grotendeels gebaseerd is op traditionele praktijken, en betreurt daarom dat de vernieuwing van de ambachtelijke vloten van de ultraperifere gebieden niet in aanmerking komt voor steun in het kader van het EFMZVA voor de periode 2021-2027, op voorwaarde dat er een evenwicht is tussen de vangstcapaciteit en de vangstmogelijkheden in de ultraperifere gebieden (inachtneming van de maximale duurzame opbrengst);

46.

dringt er bij de Commissie op aan de lidstaten bij te staan bij het verbeteren van de verzameling van wetenschappelijke gegevens die nodig zijn om te voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor staatssteun voor de vernieuwing van de vissersvloten in de ultraperifere gebieden;

47.

wijst erop dat de Commissie in het kader van artikel 29 quinquies van de EFMZVA-verordening heeft toegezegd een tussentijds verslag uit te brengen over het hoofdstuk inzake de ultraperifere gebieden (hoofdstuk V) en na te gaan of er behoefte is aan een afzonderlijke verordening voor de visserij in de ultraperifere gebieden;

48.

verzoekt de Commissie en de Raad om vanaf 2027 een met Posei vergelijkbaar steuninstrument in het leven te roepen voor de maritieme sector en de visserij in de ultraperifere gebieden, met als doel financiering beschikbaar te stellen om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van deze gebieden;

49.

wijst op de noodzaak om de ultraperifere gebieden te beschermen bij het sluiten van visserijovereenkomsten met derde landen;

C.    Duurzaam toerisme

50.

verzoekt de Commissie en de lidstaten de toeristische sector in de ultraperifere gebieden krachtig te ondersteunen om het herstel en de duurzame groei te bevorderen en de noodzakelijke sociale, ecologische en digitale transformatie van de sector te bewerkstelligen, met name in kmo’s;

51.

benadrukt dat moet worden ingezet op duurzaam toerisme door steun te verlenen aan vernieuwende proefprojecten ter bevordering van groenere en digitale oplossingen, gericht op het benutten en eerbiedigen van het natuurlijke potentieel van de gebieden door middel van ecotoerismeprojecten;

52.

pleit ervoor om op lange termijn één Europees label voor duurzaam toerisme tot stand te brengen dat betrekking heeft op onder meer de aspecten kwaliteit, toegankelijkheid en inclusie, met bijzondere aandacht voor de ultraperifere gebieden;

D.    Milieu, biodiversiteit, klimaat en energie

53.

is ingenomen met het feit dat in de Green Deal en de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 rekening wordt gehouden met het uitzonderlijke biodiversiteitspotentieel van de ultraperifere gebieden;

54.

is groot voorstander van de bevordering van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN en van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” in de zin van artikel 17 van Verordening (EU) 2020/852 (11) (de taxonomieverordening);

55.

is bezorgd over de toenemende frequentie en het geweld van weerfenomenen in de ultraperifere gebieden, die rechtstreeks verband houden met de klimaatverandering, en wijst nogmaals op de noodzaak van krachtige maatregelen op alle niveaus om de investeringen te coördineren die nodig zijn voor aanpassing, veerkracht en preventie in het licht van deze toegenomen dreigingen; beveelt aan meer gebruik te maken van het Uniemechanisme voor civiele bescherming;

56.

herinnert eraan dat de specifieke uitdagingen waarmee de ultraperifere gebieden worden geconfronteerd, zoals de stijging van de zeespiegel, de stijging van de temperatuur van de zee en de toenemende frequentie van aardbevingen en overstromingen, vereisen dat het wetgevingskader van de EU rekening houdt met deze specifieke kenmerken en, indien nodig, voorziet in afwijkingen en financiële en technische stimulansen;

57.

benadrukt dat de uitvoering van de biodiversiteitsstrategie in de ultraperifere gebieden gecoördineerd moet worden met de inspanningen voor een duurzame ontwikkeling van de sectoren landbouw, bosbouw, visserij en aquacultuur in deze gebieden;

58.

moedigt de opkomst aan van nieuwe milieugerelateerde beroepen, alsook de ondersteuning van actoren op het terrein die zich inzetten voor de bescherming van de biodiversiteit en het milieu, met name verenigingen en ngo’s, en pleit in dit verband voor versterking van het partnerschapsbeginsel;

59.

vraagt dat het nieuwe, in de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 voorziene kenniscentrum voor biodiversiteit meer aandacht schenkt aan de gegevens van alle Europese overzeese entiteiten en inzet op de ontwikkeling van een overzeese component van het Europees plan voor natuurherstel;

60.

verzoekt de Commissie en de betrokken lidstaten om in de ultraperifere gebieden doelstellingen op het gebied van natuurbescherming en -herstel te bevorderen en actief te ondersteunen, en dringt voorts aan op de oprichting van een natuurnetwerk doorheen de ultraperifere gebieden;

61.

wijst erop dat het vertrek van jongeren uit de meest geïsoleerde delen van de ultraperifere gebieden de capaciteit inzake bosbeheer niet ten goede komt en leidt tot een verhoogd risico op bosbranden vanwege het gebrek aan beheer van deze hulpbronnen en de groei van invasieve plantensoorten; dringt aan op mechanismen om ons milieu te beschermen door ontvolking tegen te gaan, meer inwoners in dergelijke plekken aan te trekken en te behouden, en activiteiten op het gebied van duurzame landbouw en de natuur te stimuleren;

62.

is ingenomen met het feit dat het BEST-initiatief deel uitmaakt van het LIFE-programma; dringt aan op een jaarlijkse toewijzing van ten minste 8 miljoen EUR voor het BEST-initiatief om gebieden te ondersteunen bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe biodiversiteitsstrategie van de EU, die vereist dat ten minste 30 % van de land- en zeegebieden bescherming geniet; stelt voor een effectbeoordeling uit te voeren inzake de eventuele toepassing van Natura 2000 op de Franse ultraperifere gebieden, teneinde de meest geschikte instrumenten ter bescherming van de biodiversiteit en het milieu in die gebieden vast te stellen;

63.

bevestigt nogmaals dat het de bedoeling is dat de ultraperifere gebieden zelfvoorzienend worden op energiegebied en spreekt zijn volledige steun uit voor de doelstelling van 100 % hernieuwbare energie door het gebruik van fossiele brandstoffen in de ultraperifere gebieden geleidelijk af te schaffen en het groeiende potentieel van duurzame en hernieuwbare energie, ook op volle zee, meer te benutten, in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs en de Europese verbintenis om uiterlijk in 2050 koolstofneutraal te zijn en de klimaatdoelstellingen voor 2030 te verwezenlijken;

64.

pleit voor steun ter verbetering van de energie-efficiëntie van woningen in de ultraperifere gebieden; wijst op de specifieke kenmerken en beperkingen inzake de toegang tot gecertificeerd materiaal daarvoor; benadrukt het belang van het Fonds voor een rechtvaardige transitie en React-EU, die voorzien in financiering voor de transities in de ultraperifere gebieden;

E.    Integratie en opwaardering van de circulaire economie

65.

wijst erop dat de circulaire economie, de doelstelling nulverontreiniging, energie-efficiëntie en instandhouding van de biodiversiteit fundamentele beginselen van deze nieuwe strategie ten aanzien van de ultraperifere gebieden moeten zijn en moeten leiden tot duurzamere gebruiken met het oog op instandhouding van de gebieden, economische ontwikkeling, werkgelegenheid en cohesie;

66.

verzoekt de Commissie een degelijke begeleiding van de ultraperifere gebieden voor te stellen teneinde een nieuw duurzaam economisch model te ondersteunen, door middel van structurele initiatieven voor de ontwikkeling van de circulaire economie en de bevordering van banen en nieuwe “groene” beroepen;

67.

benadrukt dat de circulaire economie moet worden geïntegreerd in het beleid inzake afvalbeheer in de ultraperifere gebieden; dringt aan op de ontwikkeling van innovatieve oplossingen voor de vermindering en nuttige toepassing van afval in de ultraperifere gebieden; waarschuwt voor de complexiteit en de kosten van afvalbeheer in de ultraperifere gebieden, die steun nodig hebben voor investeringen in infrastructuur om de overgang naar een circulaire economie te bevorderen;

68.

verzoekt de Commissie ook om in de ultraperifere gebieden een centrum voor de bestrijding van zeeverontreiniging op te richten, om de ontwikkeling van infrastructuur voor de inzameling en verwerking van zwerfvuil op zee te ondersteunen;

69.

verzoekt de Commissie om in het kader van het programma Horizon Europa op te roepen tot het indienen van voorstellen voor wetenschappelijke onderzoeksprojecten met betrekking tot de ultraperifere gebieden, in het verlengde van de verwezenlijkingen van het programma Horizon 2020;

TITEL 4: Zich aanpassen aan de uitdagingen en kansen in een gemondialiseerde wereld

70.

wijst erop dat de ultraperifere gebieden een groot potentieel en specifieke troeven hebben die de hele Unie ten goede kunnen komen en dat Europa moet steunen op de ultraperifere gebieden en op hun samenwerking met de buurlanden, teneinde zijn democratische waarden, milieudoelstellingen en sociale doelstellingen te bevorderen;

71.

verzoekt de Commissie macroregionale strategieën voor de ultraperifere gebieden in hun respectieve geografische gebieden op te stellen en te bevorderen, en daarbij alle mogelijkheden te onderzoeken voor een betere coördinatie in de praktijk van de gelijktijdige inzet van de verschillende EU-fondsen (d.w.z. het EFRO, het LGO-besluit en Europa in de wereld (het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking));

72.

verzoekt de Commissie tevens in de macroregionale strategie voor het Atlantisch gebied rekening te houden met de ultraperifere gebieden door er onderwerpen in op te nemen die hen meer aanbelangen;

73.

zet aan tot de uitrol van het nieuwe onderdeel samenwerking met de ultraperifere gebieden in het kader van het nieuwe Interreg-programma;

74.

benadrukt de noodzaak om de ontwikkeling van samenwerkingsprojecten tussen de verschillende ultraperifere gebieden te versterken, stimuleren en bevorderen, met het oog op de ontplooiing van hun geostrategische en geo-economische situatie en de uitwisseling van optimale werkwijzen;

A.    Een rechtvaardig en passend mededingingsbeleid

75.

benadrukt dat de economieën van de ultraperifere gebieden moeten worden beschermd tegen agressieve handelspraktijken, zoals dumpingmarkten en misbruik van monopolieposities;

76.

dringt er bij de Commissie op aan bij de uitvoering van haar mededingingsbeleid terdege rekening te houden met de specifieke kenmerken van de ultraperifere gebieden, en met name hun afgelegen ligging ten opzichte van het Europese vasteland en de geringe omvang van hun markten, en benadrukt het nut van afwijkingen inzake staatssteun voor de ultraperifere gebieden;

77.

is ingenomen met de aanpassing van de Europese staatssteunwetgeving aan de COVID-19-crisis; verzoekt de Commissie na te gaan of sommige van deze uitzonderlijke maatregelen voor de ultraperifere gebieden permanent moeten worden gehandhaafd, samen met de handhaving van de maatregelen die voor deze gebieden reeds bestaan in de algemene groepsvrijstellingsverordening (12) (AGVV) en in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen;

78.

vraagt om de invoering van een specifiek statuut voor de ondernemingen in de ultraperifere gebieden om zo hun concurrentievermogen te verhogen, met name in hun regio;

B.    Vervoer en ontsluiting

79.

wijst erop dat de ultraperifere gebieden ernstige beperkingen ondervinden in verband met hun afgelegen ligging, geringe connectiviteit, afhankelijkheid van havens en luchthavens, en orografie; is van mening dat het vervoersbeleid volledig moet worden afgestemd op de realiteit in de ultraperifere gebieden, binnen het kader van het EFRO en de Connecting Europe Facility (CEF); verzoekt de Commissie ook een Posei-vervoersprogramma in het leven te roepen als aanvullend instrument ter compensatie van alle nadelen en verliezen samen;

80.

benadrukt dat het zaak is de zee- en luchtverbindingen binnen en tussen de ultraperifere gebieden maar ook met het Europese vasteland en aangrenzende derde landen te consolideren en te ontwikkelen, om de toegankelijkheid ervan te ondersteunen;

81.

benadrukt dat het gebruik van duurzamere en schonere vervoerswijzen in de ultraperifere gebieden moet worden gestimuleerd door alternatieven voor fossiele energiebronnen te bevorderen;

82.

staat achter de wens van de EU om in te zetten op groene scheepvaart en innovatieve havenactiviteiten teneinde de koolstof- en de milieuvoetafdruk van de EU te verkleinen en vraagt om de ultraperifere gebieden daarvan te laten profiteren;

83.

benadrukt dat de kosten van passagiers- en goederenvervoer tot een minimum moeten worden beperkt om het beginsel van territoriale cohesie en continuïteit alsook gelijke kansen voor alle burgers te waarborgen; pleit voor het behoud van de prijzen voor luchtvervoer (van en naar de ultraperifere gebieden), vervoer over land (intern, tussen gemeenten) en zeevervoer (tussen regio’s en eilanden); is in dit verband van mening dat er in de regeling voor de handel in CO2-emissierechten uitzonderingsmaatregelen voor de ultraperifere gebieden moeten komen, voor zowel het zee- als het luchtvervoer, en waar nodig financiële en technische stimulansen moeten worden geboden;

84.

verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de CEF een specifieke oproep tot het indienen van voorstellen en aangepaste subsidiabiliteitscriteria voor de ultraperifere gebieden omvat, zodat steun kan worden verleend voor infrastructuur voor de levering van alternatieve en duurzame brandstoffen in de voornaamste havens van deze gebieden, alsook voor stedelijke mobiliteit en de luchtvaart;

85.

verzoekt de Commissie tevens bij de herziening van Verordening (EU) nr. 1315/2013 betreffende het trans-Europees vervoersnetwerk (13) rekening te houden met de ultraperifere dimensie door te zorgen voor interconnectie tussen het kernnetwerk en het uitgebreide netwerk en door het conceptuele kader voor snelwegen op zee te versoepelen;

86.

acht het noodzakelijk dat de Commissie technische ondersteuning biedt om de toegang van de ultraperifere gebieden tot Europese financiering te vergemakkelijken, met name voor projecten in verband met de Green Deal en de aanleg van grote infrastructuur in het kader van het InvestEU-programma;

C.    Digitalisering en ruimtevaart

87.

is ingenomen met het voorstel van het programma Digitaal Europa, dat beoogt bij te dragen tot meer connectiviteit en betere digitale vaardigheden in de ultraperifere gebieden; verzoekt de Commissie de nodige technische ondersteuning te bieden voor de opzet van Europese digitale-innovatiehubs in de ultraperifere gebieden, zoals bepaald in het programma Digitaal Europa;

88.

benadrukt dat het in dit tijdperk van mondialisering en in een sterk gedigitaliseerde wereld noodzakelijk is de digitale connectiviteit van de ultraperifere gebieden in overeenstemming met de Europese digitale agenda te garanderen, aangezien dit een belangrijk instrument is voor economische ontwikkeling en gelijke kansen;

89.

wijst erop dat satellieten voor ononderbroken connectiviteit met een zeer grote capaciteit zorgen, wat van essentieel belang is om de digitale kloof te dichten, met name in de ultraperifere gebieden; verzoekt de Commissie daarom de Europese ruimtevaartstrategie bij te werken, met specifieke maatregelen voor de ultraperifere gebieden;

D.    Handelsbeleid

90.

verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de ultraperifere gebieden ten volle profiteren van de internationale overeenkomsten tussen de EU en derde landen (economische partnerschapsovereenkomsten (EPO’s), vrijhandelsovereenkomsten, enz.), door een taskforce op te richten voor de gevolgen van het handelsbeleid voor de ultraperifere gebieden, waarbij de ultraperifere gebieden, met inbegrip van vertegenwoordigers van de sectoren van de ultraperifere gebieden, daadwerkelijk worden betrokken;

91.

verzoekt de Commissie een studie uit te voeren om het cumulatieve effect van handelsovereenkomsten met derde landen op de sociaal-economische ontwikkeling van de ultraperifere gebieden te meten;

92.

dringt erop aan dat de Europese sociale en milieunormen in handelsovereenkomsten met derde landen worden nageleefd en dat de naleving van deze overeenkomsten wordt gewaarborgd door middel van efficiënte en operationele maatregelen;

93.

merkt op dat de toename van het aantal handelsovereenkomsten met derde landen die dezelfde landbouwproducten voor uitvoer produceren als de ultraperifere gebieden, maar met verschillende sociale en milieuomstandigheden, de mededinging kan verstoren en de verdeling van de markt kan wijzigen doordat zij het concurrentievermogen van EU-producenten van deze producten in het gedrang brengen;

94.

dringt aan op een gedifferentieerde behandeling van de productie van de ultraperifere gebieden bij alle nieuwe onderhandelingen over EPO’s en vrijhandelsovereenkomsten om het juiste evenwicht te vinden tussen de bescherming van gevoelige landbouwproducten en de verdediging van de offensieve belangen van de Unie, door passende vrijwaringsclausules, overgangsperioden en quota voor de producten van de ultraperifere gebieden in overweging te nemen en, in sommige gevallen, de meest gevoelige producten, zoals bijzondere suikers, uit te sluiten;

95.

herinnert aan de gemeenschappelijke verklaring van de drie instellingen die aan de verordening betreffende het stabilisatiemechanisme is gehecht bij de toetreding van Ecuador tot de overeenkomst tussen de EU en Peru en Colombia, waarin te lezen staat dat de Commissie na het verstrijken van het stabilisatiemechanisme de marktontwikkeling zal analyseren en dat zij bij een verslechtering van de situatie van de Europese bananenproducenten, na raadpleging van de betrokken partijen, zal optreden;

96.

beveelt een specifieke controle door de Europese verantwoordelijke voor de handhaving van de handelsregels (Chief Trade Enforcement Officer) aan om discriminerende situaties voor de ultraperifere gebieden te voorkomen, en dringt erop aan dat voor invoer van biologische producten uit derde landen het “conformiteitsbeginsel” wordt opgelegd;

E.    Bevordering van culturele ontwikkeling

97.

benadrukt dat de ultraperifere gebieden ambassadeurs zijn voor de uitbreiding van de invloedssfeer van de EU en dat zij een reële kans vormen voor het externe beleid van de Unie vanwege hun nabijheid en directe betrekkingen met een groot aantal derde landen;

98.

benadrukt de voordelen die gepaard gaan met de geostrategische ligging en de historische betrekkingen van verschillende ultraperifere gebieden in de Atlantische Oceaan met het Amerikaanse continent en de Caribische eilandstaten; beveelt aan gebruik te maken van de bevoorrechte ligging van deze gebieden om de internationale betrekkingen van de Europese Unie in de regio te stimuleren;

99.

herinnert eraan dat cultuur een pijler is van persoonlijke ontwikkeling en wederzijdse verrijking; is van mening dat uitwisselingen op het gebied van cultuur beter moeten worden gesteund;

100.

dringt aan op bescherming en ondersteuning van de regionale talen van de ultraperifere gebieden, die zowel culturele troeven als middelen voor macroregionale integratie en uitwisseling vormen;

F.    Migratiebeleid

101.

neemt met bezorgdheid kennis van de gevolgen van migratiestromen in de ultraperifere gebieden; is bezorgd over de situatie van niet-begeleide minderjarige migranten in de ultraperifere gebieden en dringt aan op de toepassing van de hoogste humanitaire opvangnormen die aan deze minderjarigen aangepast zijn; benadrukt de noodzaak van een humane aanpak die kan zorgen voor een doeltreffend beheer van migratiestromen in overeenstemming met het nieuwe migratie- en asielpact en de waarden van de EU;

102.

dringt aan op beschikbaarstelling van de middelen van het Fonds voor asiel, migratie en integratie en van specifieke aanvullende middelen om meer steun te verlenen aan lidstaten waarvan de ultraperifere gebieden onder zware migratiedruk staan;

o

o o

103.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Europees Comité van de Regio’s, de lidstaten en de Conferentie van voorzitters van de ultraperifere gebieden.

(1)  PB C 316 van 6.8.2021, blz. 2.

(2)  PB C 270 van 7.7.2021, blz. 2.

(3)  PB C 28 van 27.1.2020, blz. 40.

(4)  PB C 232 van 16.6.2021, blz. 28.

(5)  PB C 334 van 19.9.2018, blz. 168.

(6)  PB C 298 van 23.8.2018, blz. 92.

(7)  PB C 285 van 29.8.2017, blz. 58.

(8)  PB C 258 E van 7.9.2013, blz. 1.

(9)  https://ec.europa.eu/info/sites/default/files/demography_report_2020_n.pdf

(10)  https://ec.europa.eu/eurostat/cache/RCI/#?vis=outermost.population=en

(11)  Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

(12)  Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).

(13)  PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1.