1.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 99/158


P9_TA(2021)0350

Jaarverslag over de werking van het Schengengebied

Resolutie van het Europees Parlement van 8 juli 2021 over het jaarverslag over de werking van het Schengengebied (2019/2196(INI))

(2022/C 99/16)

Het Europees Parlement,

gezien artikel 77, lid 2, van het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie (VWEU), waarin wordt bepaald dat de Unie een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is, die “ervoor zorgt dat aan de binnengrenzen geen personencontroles worden verricht”,

gezien artikel 21, lid 1, VWEU en artikel 45 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”), die waarborgen dat burgers het recht hebben zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven,

gezien artikel 18 VWEU en artikel 21, lid 2, van het Handvest, die elke discriminatie op grond van nationaliteit verbieden,

gezien de artikelen 18 en 19 van het Handvest over het asielrecht en het recht op bescherming bij verwijdering, uitzetting en uitlevering,

gezien het feit dat het Schengenacquis zich sinds de ondertekening van het Akkoord van Schengen op 14 juni 1985 voortdurend heeft ontwikkeld en op dit moment een groot aantal rechtshandelingen van de EU omvat op de gebieden beheer van de binnen- en buitengrenzen, visabeleid, terugkeerbeleid, politiesamenwerking en gegevensbescherming, alsook rechtshandelingen houdende de oprichting en de werking van twee Unie-agentschappen (het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) en het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA)), een financieel programma (het instrument voor financiële steun voor buitengrenzen en visa) en vier grootschalige IT-systemen (het Schengeninformatiesysteem, het visa-informatiesysteem, het Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias), en het inreis-uitreissysteem (EES), inclusief onderlinge interoperabiliteit,

gezien de wetgeving die sinds het laatste jaarverslag over de werking van het Schengengebied is vastgesteld, gericht op de versterking daarvan in het licht van aanhoudende uitdagingen, in het bijzonder Verordening (EU) 2018/1860 van het Europees Parlement en de Raad van 28 november 2018 betreffende het gebruik van het Schengeninformatiesysteem voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (1), Verordening (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad van 28 november 2018 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles, tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en tot wijziging en intrekking van Verordening (EG) nr. 1987/2006 (2) en Verordening (EU) 2018/1862 van het Europees Parlement en de Raad van 28 november 2018 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, tot wijziging en intrekking van Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees Parlement en de Raad en Besluit 2010/261/EU van de Commissie (3), Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van grenzen en visa en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1726 en (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad, Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad (4), Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie en tot wijziging van Verordeningen (EU) 2018/1726, (EU) 2018/1862 en (EU) 2019/816 (5), Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad van 12 september 2018 tot oprichting van een Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias) en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1077/2011, (EU) nr. 515/2014, (EU) 2016/399, (EU) 2016/1624 en (EU) 2017/2226 (6), Verordening (EU) 2018/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 september 2018 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/794 met het oog op de oprichting van een Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias) (7), Verordening (EU) 2020/493 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 over het systeem voor fraudedocumenten en authentieke documenten online (FADO) en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 98/700/JBZ van de Raad (8), Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (9), en Verordening (EU) 2019/1155 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 810/2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (10),

gezien de lopende wetgevingswerkzaamheden met betrekking tot de herziening van de Schengengrenscode wat betreft de regels die van toepassing zijn op de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen, de hervorming van het visa-informatiesysteem, de voltooiing van het wetgevingskader voor Etias, de herschikking van de terugkeerrichtlijn, het instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visa 2021-2027, en het nieuwe voorstel voor een verordening tot invoering van een screening van onderdanen van derde landen aan de buitengrenzen (COM(2020)0612),

gezien de conclusies van de verschillende Europese Raden, de aanbevelingen van de Raad, en de mededelingen, richtsnoeren en routekaarten van de Commissie gericht op het aanpakken van de situatie aan de binnen- en buitengrenzen van Schengen in reactie op COVID-19, zoals de mededeling van de Commissie van 16 maart 2020 getiteld “COVID-19 Richtsnoeren voor grensbeheermaatregelen tot bescherming van de gezondheid en tot waarborging van de beschikbaarheid van goederen en essentiële diensten” (11), en de mededeling van de Commissie van 30 maart 2020 getiteld “COVID-19: Leidraad voor de uitvoering van de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU, het faciliteren van doorreisregelingen voor de repatriëring van EU-burgers, en de gevolgen voor het visumbeleid” (C(2020)2050, en de daaropvolgende verlengingen daarvan, zoals die van 8 april 2020 (COM(2020)0148), het door de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van de Europese Raad gepresenteerde gezamenlijk Europees stappenplan voor de opheffing van de inperkingsmaatregelen in verband met COVID-19, en Aanbeveling (EU) 2020/1475 van de Raad van 13 oktober 2020 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie (12),

gezien de mededeling van de Commissie van 22 oktober 2019 over de verificatie van de volledige toepassing van het Schengenacquis door Kroatië (COM(2019)0497),

gezien de mededeling van de Commissie van 23 september 2020 over een nieuw migratie- en asielpact (COM(2020)0609),

gezien zijn resolutie van 30 mei 2018 over het jaarverslag over de werking van het Schengengebied (13),

gezien het verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 25 november 2020 over de werking van het Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme ingevolge artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad (COM(2020)0779),

gezien zijn resolutie van 19 juni 2020 over de situatie in het Schengengebied als gevolg van de COVID-19-pandemie (14),

gezien zijn resolutie van 11 december 2018 over de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië: afschaffing van de controles aan de binnengrenzen te land, ter zee en in de lucht (15),

gezien het verslag van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) van 8 december 2020 getiteld “Migration: fundamental rights issues at land borders”,

gezien zijn resolutie van 17 december 2020 over de tenuitvoerlegging van de terugkeerrichtlijn (16),

gezien zijn resolutie van 13 november 2020 over de impact van de COVID-19-maatregelen op de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten (17),

gezien de oprichting en de lopende werkzaamheden van de werkgroep Frontexevaluatie van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken,

gezien de voorbereidende werkzaamheden voor deze resolutie, uitgevoerd door de werkgroep Schengenevaluatie van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken,

gezien artikel 54 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A9-0183/2021),

A.

overwegende dat het Schengengebied een unieke regeling is en een van de grootste verwezenlijkingen van de Europese Unie, op grond waarvan personen zich nu al 25 jaar binnen het Schengengebied vrij kunnen verplaatsen zonder controles aan de binnengrenzen; overwegende dat dit mogelijk is gemaakt door een reeks compenserende maatregelen, zoals de versterking van de informatie-uitwisseling door de oprichting van het Schengeninformatiesysteem (SIS) en de instelling van een evaluatiemechanisme om de toepassing van het Schengenacquis door de lidstaten te controleren en het wederzijds vertrouwen in het functioneren van het Schengengebied te bevorderen; overwegende dat wederzijds vertrouwen ook solidariteit, veiligheid, justitiële en politiële samenwerking in strafzaken, gezamenlijke bescherming van de buitengrenzen van de EU, een gemeenschappelijk standpunt en een gemeenschappelijk beleid op het gebied van visa en gegevensbescherming vereist;

B.

overwegende dat een volledig functionerend Schengengebied en de uitbreiding daarvan in de toekomst met de kandidaat-Schengenlanden onverminderd van fundamenteel belang is voor verdere politieke, economische en sociale integratie, het bevorderen van cohesie en het dichten van kloven tussen landen en regio’s, en een voorwaarde voor het waarborgen van het beginsel van vrij verkeer; overwegende dat Schengen in de toekomst niet versnipperd moet zijn;

C.

overwegende dat de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen één essentieel, praktisch element is van wat burgers in verband brengen met het Europese idee, en cruciaal is voor de werking van de interne markt; overwegende dat het Schengengebied gevaar loopt, met name gezien het feit dat de lidstaten, vooral in de afgelopen jaren, steeds vaker gebruikmaken van grenscontroles aan de binnengrenzen;

D.

overwegende dat de meeste lidstaten, met inbegrip van geassocieerde Schengenlanden, als antwoord op de COVID-19-pandemie opnieuw controles aan de binnengrenzen hebben ingevoerd of hun grenzen geheel of gedeeltelijk hebben gesloten, dan wel hebben gesloten voor bepaalde soorten reizigers, met inbegrip van EU-burgers en hun familieleden en niet-EU-onderdanen die op hun grondgebied of op dat van een andere lidstaat verblijven; overwegende dat het ontbreken van een doeltreffende coördinatie ten aanzien van de herinvoering en opheffing van controles aan de binnengrenzen tussen de lidstaten en met de Commissie, met name in het begin van de pandemie, een uitdaging vormde voor het concept van de Schengensamenwerking als zodanig;

E.

overwegende dat de lidstaten sinds 2015 in totaal 268 keer opnieuw controles aan de binnengrenzen hebben ingevoerd, hetgeen een aanzienlijke stijging is ten opzichte van de periode 2006-2014, toen slechts 35 keer opnieuw controles aan de binnengrenzen werden ingevoerd (18);

F.

overwegende dat het Europees Parlement herhaaldelijk zijn zorgen heeft geuit over de noodzaak en de evenredigheid van veel van deze controles aan de binnengrenzen;

G.

overwegende dat wederzijds vertrouwen en een nauwe samenwerking tussen de lidstaten essentiële onderdelen zijn van de basis waarop het Schengengebied stoelt;

H.

overwegende dat in de afgelopen jaren belangrijke wetgevingsinstrumenten van de EU zijn vastgesteld met het oog op de verbetering van de doeltreffendheid en de efficiëntie van de controles aan de buitengrenzen, wat moet bijdragen tot een hoog niveau van veiligheid binnen de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht; overwegende dat deze instrumenten een nieuwe architectuur voor EU-informatiesystemen en de interoperabiliteit hiervan omvatten;

I.

overwegende dat onverminderd melding wordt gemaakt van geweld tegen migranten, met inbegrip van migranten die internationale bescherming vragen, en van “pushbacks” aan de buitengrenzen van de EU; overwegende dat het Europees Parlement, OLAF, Frontex en de Europese Ombudsman een onderzoek naar deze beschuldigingen zijn gestart; overwegende dat de Unie nog niet over een doeltreffend mechanisme voor het uitoefenen van toezicht op de mensenrechten aan haar buitengrenzen beschikt;

J.

overwegende dat in 2017 ernstige tekortkomingen werden vastgesteld bij de Schengenevaluatie van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de toepassing van het Schengenacquis op het gebied van het Schengeninformatiesysteem;

K.

overwegende dat uit de eerste evaluatiecyclus van het Schengenevaluatiemechanisme is gebleken dat een betere en snellere uitvoering noodzakelijk is van de aanbevelingen die voortvloeien uit de evaluaties, evenals de noodzaak van een passende hervorming, met name ten aanzien van de manier waarop de naleving van de grondrechten in het kader van het mechanisme wordt beoordeeld;

L.

overwegende dat in het kader van de jaarlijkse kwetsbaarheidsbeoordelingen van Frontex het vermogen van de lidstaten wordt onderzocht om dreigingen en uitdagingen aan de buitengrenzen het hoofd te bieden, en specifieke herstelmaatregelen worden aanbevolen om kwetsbaarheden te beperken, en deze derhalve de evaluaties in het kader van het Schengenevaluatiemechanisme aanvullen;

M.

overwegende dat de volledige toepassing van het Schengenacquis ten aanzien van de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen met betrekking tot Bulgarije en Roemenië nog niet is verwezenlijkt, ondanks het feit dat het Parlement hier in zijn resolutie van 8 juni 2011 op heeft aangedrongen;

N.

overwegende dat de Commissie in haar mededeling van 22 oktober 2019 over de evaluatie met het oog op de volledige toepassing van het Schengenacquis aan heeft gegeven dat Kroatië de nodige maatregelen heeft genomen om ervoor te zorgen dat aan de noodzakelijke voorwaarden voor de volledige toepassing van de Schengenregels wordt voldaan;

Werking van het Schengengebied

1.

is van oordeel dat het concept zelf van Schengensamenwerking, te weten waarborgen dat aan de binnengrenzen geen controles worden uitgevoerd en het vrij verkeer garanderen, verder onder druk is komen te staan door de COVID-19-pandemie; herhaalt in dit verband zijn bezorgdheid over de huidige situatie met betrekking tot controles aan de binnengrenzen in sommige lidstaten en herinnert er in dit verband aan dat, hoewel het de volksgezondheidsmaatregelen voor het beperken van de verspreiding van COVID-19 ondersteunt, alle maatregelen voor het bestrijden van de pandemie en het beperken van de fundamentele rechten en vrijheden te allen tijde zowel de geest als de letter van de wet moeten respecteren;

2.

herinnert eraan dat het EU-recht controles aan de binnengrenzen toestaat op voorwaarde dat deze noodzakelijk en evenredig zijn, een tijdelijk karakter hebben en als laatste redmiddel worden ingezet; herhaalt in dit verband zijn standpunt dat veel van de verlengingen van controles aan de binnengrenzen sinds 2015 niet voldoende zijn onderbouwd en niet in overeenstemming zijn met de regels betreffende de uitbreiding, de noodzaak of de evenredigheid ervan, en daarom onwettig zijn;

3.

erkent dat de Commissie geprobeerd heeft een gemeenschappelijk Europees antwoord te coördineren; betreurt het evenwel dat er lidstaten zijn die controles aan de binnengrenzen blijven invoeren, soms op niet-gecoördineerde wijze, voordat voldoende rekening is gehouden met het gemeenschappelijke Europese belang van het handhaven van het Schengengebied als een gebied zonder controles aan de binnengrenzen; herhaalt dat de geïntroduceerde controles een negatieve invloed op het vrij verkeer van goederen, kapitaal, diensten en personen in de EU hebben gehad; wijst in deze context met name op de bijzonder lastige situatie van grensarbeiders;

4.

herinnert eraan dat de Commissie, hoewel zij aanzienlijke tekortkomingen bij de uitvoering van het Schengenacquis heeft vastgesteld, langzaam is geweest of zelfs heeft geaarzeld bij het inleiden van inbreukprocedures; verzoekt de Commissie eens te meer passend toezicht uit te oefenen op de toepassing van het Schengenacquis, te beoordelen of de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid zijn gerespecteerd, en, in voorkomend geval, inbreukprocedures in te leiden; onderstreept dat het hoogdringend is het wederzijds vertrouwen en de samenwerking tussen de Schengenlanden te vergroten, en voor passende governance van het Schengengebied te zorgen;

5.

herhaalt dat de lidstaten zich moeten houden aan de wet als verankerd in de Verdragen en het Handvest, en dat zij grensmaatregelen op wettige en niet-discriminerende wijze moeten toepassen; is van mening dat een geregeld politiek en publiek debat over de werking van het Schengengebied van cruciaal belang is;

6.

neemt nota van het feit dat tijdens deze zittingsperiode tot nu toe geen vooruitgang is geboekt ten aanzien van de herziening van de Schengengrenscode, en dat de Raad de interinstitutionele onderhandelingen blijft blokkeren; juicht de aankondiging van de Commissie toe dat zij nieuwe voorstellen voor Schengengovernance zal presenteren; spreekt er zijn teleurstelling over uit dat de Commissie haar verplichting om verslag uit te brengen aan het Parlement blijft verwaarlozen door het jaarverslag over de werking van de ruimte zonder binnengrenstoezicht (artikel 33 van de Schengengrenscode) en het uitvoerige jaarverslag in overeenstemming met artikel 20 van het Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme niet in te dienen, waarmee zij het toezicht en een constructief politiek debat belemmert;

7.

dringt er bij de Raad, gezien zijn talrijke verzoeken om volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië, op aan zijn verplichting na te komen en onverwijld een besluit te nemen ten aanzien van de afschaffing van controles aan de binnengrenzen te land, ter zee en in de lucht, en deze lidstaten aldus toe te staan rechtmatig toe te treden tot het gebied van vrij verkeer zonder controles aan de binnengrenzen; is bereid om op verzoek van de Raad overeenkomstig artikel 4 van de toetredingsakte advies uit te brengen over de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Kroatië; is van mening dat solidariteit en verantwoordelijkheid voor iedereen gelden, en dat het Schengengebied niet gefragmenteerd moet zijn;

8.

acht het van essentieel belang dat het visumbeleid van de EU efficiënt, gebruikersvriendelijk en veilig is, en verwelkomt in dit verband het voornemen van de Commissie om de visumprocedure uiterlijk in 2025 te digitaliseren; is van oordeel dat de integratie van niet-EU-onderdanen die langdurig ingezeten zijn in de lidstaten een sleutelelement is van het bevorderen van economische en sociale cohesie, en dringt er derhalve op aan te overwegen de minimumregels voor de afgifte van visa voor langdurig verblijf en verblijfsvergunningen te harmoniseren;

9.

roept de lidstaten nogmaals op de terugkeerrichtlijn (19) in al haar aspecten naar behoren ten uitvoer te leggen, en verzoekt de Commissie hier toezicht op uit te oefenen;

10.

spoort de lidstaten aan de uitwisseling van informatie te verbeteren en de onderlinge grensoverschrijdende politiesamenwerking verder te ontwikkelen, bijvoorbeeld door vaker gemeenschappelijke onderzoeksteams in te zetten;

11.

is verheugd over het feit dat een aantal maatregelen waar in het voorgaande jaarverslag (20) om werd verzocht ondertussen is uitgevoerd (herziening van het wetgevingskader van het Schengeninformatiesysteem en hervorming van Eurosur); merkt op dat de meeste geformuleerde aanbevelingen echter nog steeds gelden;

12.

geeft aan dat goed werkende buitengrenzen een conditio sine qua non zijn voor de levensvatbaarheid van het Schengengebied; stelt met bezorgdheid vast dat de Schengenevaluatieverslagen en de kwetsbaarheidsbeoordelingen onverminderd op tekortkomingen en kwetsbaarheden bij de bescherming en het beheer van de buitengrenzen wijzen; verzoekt de lidstaten uitvoering te geven aan de tot hen gerichte aanbevelingen van de Raad en van Frontex, die tot doel hebben tekortkomingen en kwetsbaarheden te elimineren, met name die welke betrekking hebben op de eerbiediging van de grondrechten bij activiteiten op het gebied van grensbeheer; beklemtoont het belang van de onlangs vastgestelde wetgevingsmaatregelen;

13.

is bezorgd over de impact van de huidige reisbeperkingen op de rechten van vluchtelingen en mensen die internationale bescherming zoeken; verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de goedkeuring van dergelijke maatregelen volledig in overeenstemming is met de in de artikelen 3 en 4 van de Schengengrenscode en de in het Handvest verankerde vereisten;

14.

maakt zich grote zorgen over de herhaalde beschuldigingen van betrokkenheid van Frontex bij “pushbacks” en de gerapporteerde mogelijke schendingen van de grondrechten in het kader van de activiteiten van het Agentschap, en is van oordeel dat de interne rapportagemechanismen, net als het parlementair en het publiek toezicht op de activiteiten van Frontex, versterkt en daadwerkelijk geïmplementeerd moeten worden; benadrukt dat de uitvoerend directeur van Frontex op grond van artikel 46 van Verordening (EU) 2019/1896 de opdracht heeft om activiteiten te schorsen, te beëindigen of niet te starten wanneer niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het uitvoeren van die activiteiten, met inbegrip van de naleving van de grondrechten;

15.

steunt in dit verband ten volle de oprichting en de lopende werkzaamheden van de werkgroep Frontexevaluatie van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, die tot taak heeft alle aspecten van de activiteiten en de organisatie van Frontex, zijn versterkte rol en middelen voor geïntegreerd grensbeheer, en de correcte toepassing van het EU-acquis, met inbegrip van de eerbiediging van de grondrechten, te beoordelen;

16.

is ernstig bezorgd over het grote aantal sterfgevallen in de Middellandse Zee; herinnert eraan dat het verlenen van hulp aan personen die op zee in nood verkeren een wettelijke verplichting is op grond van zowel de EU- als de internationale wetgeving en dat opsporing en redding een integraal onderdeel van het Europese geïntegreerde grensbeheer op grond van de verordening betreffende de Europese grens- en kustwacht vormen; verzoekt Frontex de informatieverstrekking over zijn operationele activiteiten op zee aanzienlijk te verbeteren, waaronder in de vorm van regelmatige en adequate rapportages aan het Parlement, zoals in verband met zijn samenwerking met het Coördinatiecentrum voor redding op zee in Tripoli en de Libische kustwacht;

17.

maakt zich ernstig zorgen over de aanhoudende en serieuze meldingen van geweld en “pushbacks” aan de buitengrenzen, waaronder van de ene lidstaat naar de andere en vervolgens naar een niet-EU-land; herhaalt dat de lidstaten verplicht zijn om onrechtmatige grensoverschrijdingen te voorkomen en herinnert eraan dat deze verplichting geen afbreuk doet aan de rechten van personen die een beroep op internationale bescherming willen doen; verzoekt de Commissie en de lidstaten doeltreffende, onafhankelijke en onmiddellijke onderzoeken te bevorderen en uit te voeren van alle beschuldigingen van “pushbacks” en mishandeling aan de grenzen, en ervoor te zorgen dat tekortkomingen onmiddellijk worden verholpen;

18.

neemt er nota van dat adequate monitoringmechanismen ontbreken om bij het beheer van de buitengrenzen de eerbiediging van de grondrechten en de rechtsstaat te garanderen, en is van oordeel dat het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten in dat verband een grotere operationele rol moet krijgen, waaronder middels het Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat hun nationale toezichthoudende instanties op doeltreffende wijze worden opgericht en in staat zijn om hun rol te vervullen, met toereikende middelen, een passend mandaat en een hoog niveau van onafhankelijkheid; moedigt de voortdurende investering van de lidstaten aan in het professionele gedrag van grensautoriteiten, waaronder middels cursussen op het gebied van het asiel- en vluchtelingenrecht, in samenwerking met Frontex, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, de UNHCR en relevante niet-gouvernementele organisaties;

19.

betreurt het ten zeerste dat zich vertragingen hebben voorgedaan bij de tenuitvoerlegging van de grondrechtenbepalingen van de nieuwe verordening inzake de Europese grens- en kustwacht, zoals bij de aanwerving van 40 toezichthouders voor de grondrechten op uiterlijk 5 december 2020, zoals bepaald in de verordening; verwelkomt het dat vacatures worden gepubliceerd en dringt erop aan zo snel mogelijk nieuw personeel aan te werven; benadrukt dat alle aangeworven toezichthouders hun taken moeten kunnen vervullen zoals voorzien in artikel 110 van de verordening inzake de Europese grens- en kustwacht, en dat zij derhalve moeten worden aangeworven op een passend administratief niveau dat hen in staat stelt hun taken te vervullen; dringt er verder op aan de onafhankelijkheid van het klachtenmechanisme van het Bureau te vergroten middels de inzet van deskundigen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en nationale mensenrechtenentiteiten;

Schengenevaluatie- en -toezichtmechanisme

20.

is van mening dat het Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme heeft geleid tot aanzienlijke verbeteringen van de governance van het Schengengebied en heeft bijgedragen tot de waarborging van de werking ervan door het wederzijdse vertrouwen en de collectieve verantwoordelijkheid te versterken; wijst echter op de specifieke aard van het evaluatiemechanisme binnen het recht van de EU en herinnert eraan dat de Commissie onverminderd de eindverantwoordelijkheid draagt voor het waarborgen van de toepassing van de Verdragen en van maatregelen die op grond hiervan door de instellingen zijn vastgesteld;

21.

is verheugd over het voornemen van de Commissie om het Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme te herzien; verwijst naar de discussies over de rechtsgrond ervan tijdens de onderhandelingen over het Schengengovernancepakket in 2012, en hamert erop op voet van gelijkheid met de Raad betrokken te worden bij de herziening van het mechanisme, bij voorkeur middels toepassing van de gewone wetgevingsprocedure, hetzij middels toepassing van dezelfde methode als voor de vaststelling van Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad (21) houdende de vaststelling van het Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme;

22.

wijst op het belang van de invoering van duidelijke uiterste termijnen voor alle stappen van de procedure bij elke hervorming, waaronder de uitvoering van de aanbevelingen door de lidstaten, de beoordeling van de voorstellen van de Commissie door de deskundigengroep Schengenevaluatie, en de presentatie van actieplannen; wijst bovendien opnieuw op het belang van meer flexibiliteit bij de meerjarige en jaarlijkse planning, en van versterking van de rol van de Commissie, met name in gevallen waarin de lidstaten geen advies uitbrengen, en op de noodzaak van echt onaangekondigde bezoeken; is van oordeel dat de grondrechten voortdurend moeten worden geëvalueerd tijdens Schengenevaluaties; is tot slot van oordeel dat de toezichtrol van het Parlement en de verbetering van de transparantie van het proces kernelementen van de hervorming moeten uitmaken;

23.

verzoekt de Commissie voldoende middelen toe te wijzen om te zorgen voor een alomvattende evaluatie van het Schengensysteem, onder meer door het aantal bezoeken ter plaatse aan de lidstaten te verhogen; wijst erop dat, hoewel de Commissie in de periode 2015-2019 198 evaluatieverslagen heeft vastgesteld, slechts 45 Schengenevaluaties zijn afgerond; verzoekt de lidstaten de uitvoering van de bevindingen van evaluaties en de aanbevelingen van de Raad op te voeren; stelt vast dat de eerste Schengenevaluatiecyclus vijf jaar heeft geduurd; is van oordeel dat het proces van evaluatie en het vaststellen van aanbevelingen, dat gemiddeld 32 weken in beslag neemt, moet worden versneld, en verzoekt met name de Raad sneller zijn goedkeuring te hechten aan door de Commissie geformuleerde aanbevelingen;

24.

verzoekt de Raad de goede werking van het Schengengebied op ministersniveau geregeld tegen het licht te houden, waaronder wanneer uit de evaluatieverslagen grote tekortkomingen blijken, en daarmee invulling te geven aan de politieke rol die hij heeft uit hoofde van het Schengenevaluatieproces; dringt er verder bij de Commissie en de Raad op aan alles in het werk te stellen om te voorkomen dat het doel van dit mechanisme, namelijk het vaststellen of aan alle voorwaarden voor het opheffen van de controles aan de binnengrenzen met een kandidaat-lidstaat is voldaan en het verzekeren dat het Schengenacquis wordt nageleefd door de lidstaten waar het volledig is ingevoerd, in gevaar kan worden gebracht;

25.

is van mening dat het toekomstige Schengenevaluatiemechanisme een evaluatie moet omvatten van de operationele activiteiten van het Europees Grens- en kustwachtagentschap, gezien zijn steeds grotere rol bij het beheer van de buitengrenzen en terugkeeroperaties; is daarnaast van mening dat het Schengenevaluatiemechanisme de synergieën ervan met de kwetsbaarheidsbeoordeling van het Europees Grens- en kustwachtagentschap moet versterken; herhaalt dat overlappingen moeten worden voorkomen en dat Schengenevaluatoren toegang moeten krijgen tot de resultaten van de kwetsbaarheidsbeoordelingen;

26.

herinnert eraan dat — onder andere — de grondrechten een overkoepelende component van de uitvoering van het geïntegreerde grensbeheer vormen; herinnert er daarnaast aan dat het Schengenacquis ten uitvoer moet worden gelegd met inachtneming van het Handvest; onderstreept derhalve dat in het kader van de Schengenevaluaties ook moet worden beoordeeld of aan de buitengrenzen de grondrechten worden gerespecteerd, inclusief het verbod tot “refoulement”, het recht op eerbiediging van de menselijke waardigheid, het beginsel van non-discriminatie en het recht om een verzoek om internationale bescherming in te dienen; is van mening dat het toekomstige mechanisme ervoor moet zorgen dat deskundigen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten formele leden van het team zijn dat verantwoordelijk is voor bezoeken ter plaatse voor eventuele evaluaties van het beheer van de buitengrenzen en de terugkeer; is van oordeel dat alle relevante JBZ-agentschappen moeten kunnen participeren;

27.

is van mening dat wanneer ernstige tekortkomingen worden ontdekt de follow-up met het oog op het onverwijld verhelpen daarvan sneller moet worden uitgevoerd; is van mening dat een definitie van “ernstige tekortkoming” en een versnelde procedure in het geval van dergelijke tekortkomingen moeten worden opgenomen in het herziene mechanisme; is van mening dat de huidige niet-bindende catalogi van beste praktijken een formele status moeten krijgen in het kader van het EU-recht, in concreto in de vorm van handboeken, teneinde de transparantie te verbeteren en “benchmarking” van de evaluaties aan de hand van objectieve criteria mogelijk te maken;

28.

uit er zijn teleurstelling over dat de Commissie het jaarverslag als bedoeld in artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1053/2013 nog niet heeft ingediend, ondanks talrijke verzoeken van het Parlement en de Raad om dat te doen;

29.

benadrukt dat de instellingen van de Unie, om goede governance en transparantie te bevorderen, bij hun werkzaamheden zo open mogelijk moeten opereren; is van oordeel dat de Commissie op haar website informatie openbaar moet maken over het evaluatieproces in elke lidstaat en over de invulling die de lidstaten geven aan de aanbevelingen van de Raad; is daarnaast van oordeel dat de Commissie een passend platform moet creëren voor beveiligde en gecodeerde toegang tot de geclassificeerde informatie van de Schengenevaluatiedocumenten voor de actoren met toegangsrechten, in het bijzonder de leden van het Europees Parlement, teneinde hen in staat te stellen hun taken op het gebied van democratische controle en toezicht uit te voeren;

30.

stelt vast dat de Commissie in november 2020 opnieuw een bezoek aan Kroatië heeft gebracht in verband met de buitengrens en opnieuw heeft bevestigd dat aan de noodzakelijke voorwaarden voor de toepassing van het Schengenacquis wordt voldaan; verzoekt Kroatië door te gaan met het implementeren van de lopende acties en alle in kaart gebrachte tekortkomingen te elimineren, met name wat betreft de opleiding van personeel, de personeelsniveaus en de capaciteit voor surveillance aan de landgrens; hamert, naar aanleiding van de herhaaldelijke meldingen door ngo’s en in de media van gevallen van misbruik, geweld en “pushbacks” door grenswachters, op het belang van een grondige beoordeling van de eerbiediging van de grondrechten; verwelkomt de instelling van een onafhankelijk mechanisme voor het monitoren van de manier waarop politieagenten met irreguliere migranten en personen die om internationale bescherming vragen, omgaan; verzoekt de Commissie in alle lidstaten de naleving van de vereisten op het gebied van de grondrechten bij grensbeheeractiviteiten te blijven beoordelen, en in het geval van mensenrechtenschendingen passende maatregelen te nemen;

31.

wijst op de onopgeloste tekortkomingen van en de verbeterpunten in het Schengensysteem, zoals vastgesteld door de Commissie: een onvolledige of niet-conforme omzetting, uitvoering en toepassing van het relevante Schengenacquis; onvoldoende personeel en ontoereikende kwalificaties en/of opleiding; uiteenlopende en inconsistente nationale praktijken als gevolg van een onsamenhangende uitvoering van het Schengenacquis; versnipperde administratieve structuren met een ontoereikende coördinatie en integratie van de verschillende autoriteiten; en praktische, technologische en regelgevingsbelemmeringen van de samenwerking binnen het Schengengebied; herinnert eraan dat deze problemen fundamentele belemmeringen vormen voor de juiste werking van Schengen en dringt er bij de lidstaten op aan hier eindelijk passende aandacht aan te besteden;

Gebruik van grootschalige informatiesystemen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken

32.

neemt kennis van de vooruitgang die geboekt is bij de ontwikkeling van de nieuwe, grootschalige IT-systemen en hun onderlinge interoperabiliteit; verzoekt de lidstaten, de Commissie en de betrokken agentschappen zich aan het tijdschema voor de tenuitvoerlegging te houden, dat erin voorziet dat de invoering van de nieuwe IT-systemen, de hervorming van de bestaande systemen en de interoperabiliteit daarvan voor eind 2023 moeten zijn gerealiseerd; geeft verder aan dat er een stabiel wettelijk kader voor de implementatie van die systemen nodig is; herinnert eraan dat het gebruik van de desbetreffende systemen ook van invloed zal zijn op het recht op privacy en het recht van bescherming van persoonsgegevens van de personen wier gegevens in die systemen zullen worden opgeslagen, en benadrukt dat bij de implementatie van die systemen de in de wetgevingshandelingen voorziene vrijwaringsmaatregelen moeten worden getroffen;

33.

herinnert aan de essentiële rol van eu-LISA bij de implementatie van de nieuwe IT-systemen; benadrukt bovendien het belang van de nationale componenten voor de algehele architectuur van deze systemen, en dringt er bij de lidstaten met klem op aan passende financiële en personele middelen toe te wijzen voor een tijdige uitvoering;

34.

is verheugd over het politieke akkoord dat is bereikt over de hervorming van het Visuminformatiesysteem (VIS), met name de vaststelling van een duidelijke en wettelijk bindende uiterste termijn voor het begin van de operaties;

35.

wijst op de aanzienlijke toename van de activiteit van de Sirene-bureaus (Supplementary Information Request at the National Entry) en dringt er eens te meer bij de lidstaten op aan deze bureaus meer financiële en personele middelen ter beschikking te stellen, teneinde ze in staat te stellen hun taken uit te voeren;

36.

erkent de studies die zijn uitgevoerd door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek met betrekking tot het gebruik van vingerafdrukken, handpalmafdrukken, gezichtsopnamen en DNA in het Schengeninformatiesysteem;

37.

vindt dat de Commissie en de Raad uiterst nalatig zijn geweest na de ontdekking — in het kader van de evaluatie in 2017 — van ernstige tekortkomingen bij het gebruik van het Schengeninformatiesysteem door het VK; herinnert aan het verzoek van de werkgroep Schengenevaluatie om het VK onmiddellijk “los te koppelen”, zoals verwoord in de brieven aan de Commissie en het voorzitterschap van de Raad d.d. 15 juni 2020; merkt op dat het Verenigd Koninkrijk, als niet-EU-land, niet langer toegang heeft tot het Schengeninformatiesysteem; verzoekt om nauwlettende monitoring van de voortgezette veiligheidssamenwerking tussen de EU en het VK tijdens de periode van zes maanden voor de overdracht van gegevens die in het kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK overeengekomen is;

Meerjarige strategische beleidscyclus voor Europees geïntegreerd grensbeheer

38.

verwelkomt de presentatie van de strategische risicoanalyse voor Europees geïntegreerd grensbeheer door Frontex als een eerste stap van de nieuwe beleidscyclus;

Toekomst van Schengen

39.

stelt vast dat de verschillende crisissen van de afgelopen jaren, zoals de huidige pandemie, en de veelal ongecoördineerde en — soms — unilaterale acties van de lidstaten het onderlinge vertrouwen tussen de lidstaten hebben ondermijnd en Schengen in gevaar hebben gebracht; is er dan ook van overtuigd dat meer moet worden gedaan om tot alomvattende oplossingen te komen, en dat de desbetreffende maatregelen passen moeten worden geharmoniseerd; verwelkomt in dit verband het voornemen van de Commissie om een strategie voor de toekomst van Schengen uit te werken, alsook de oprichting van een Schengenforum, in het kader waarvan ook politieke gesprekken op hoog niveau over de stand van zaken en de toekomst van Schengen met het Parlement en de Raad gevoerd zouden moeten kunnen worden;

40.

is van oordeel dat de Schengengrenscode, met name wat de regels voor controles aan de binnengrenzen betreft, niet langer “fit for purpose” is en snel en grondig moet worden hervormd om het onderlinge vertrouwen en de onderlinge solidariteit te versterken, en om de integriteit en de volledige werking van het Schengengebied te garanderen; stelt in dit verband vast dat er behoefte bestaat aan duidelijker regels inzake noodsituaties op volksgezondheidsgebied; benadrukt dat hoewel de herinvoering van controles aan de binnengrenzen onverminderd een door de afzonderlijke lidstaten te nemen besluit is, dit middel alleen als laatste redmiddel mag worden ingezet, voor een beperkte periode, en in de mate dat de controles nodig en evenredig zijn voor de geïdentificeerde ernstige bedreiging, en dat hierbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan de gevolgen hiervan voor het recht op vrij verkeer en het beginsel van non-discriminatie, alsook aan de gevolgen die dergelijke controles kunnen hebben voor grensregio’s, met handhaving van een onderscheid tussen de verschillende rechtsgrondslagen; is van oordeel dat telkens wanneer een lidstaat grenscontroles verlengt in aanvullende vrijwaringsmaatregelen en monitoringmechanismen moet worden voorzien, en dat dergelijke maatregelen te allen tijde moeten worden ingetrokken zodra de onderliggende gronden daarvoor ophouden te bestaan;

41.

is van mening dat een gestructureerd en transparant raadplegingsmechanisme voor crisissituaties in het leven moet worden geroepen om verzachtende maatregelen of alternatieven voor controles aan de binnengrenzen vast te stellen, alsmede uniforme bindende regels die van toepassing zijn aan de buitengrenzen;

42.

verzoekt de diensten van het Parlement een speciale ondersteuningseenheid Schengengovernance in het leven te roepen, teneinde het Parlement in staat te stellen naar behoren invulling te geven aan zijn controle- en toezichtsfuncties in verband met het Schengenacquis;

o

o o

43.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de nationale parlementen van de lidstaten, en het Europees Grens- en kustwachtagentschap.

(1)  PB L 312 van 7.12.2018, blz. 1.

(2)  PB L 312 van 7.12.2018, blz. 14.

(3)  PB L 135 van 22.5.2019, blz. 27.

(4)  PB L 312 van 7.12.2018, blz. 56.

(5)  PB L 135 van 22.5.2019, blz. 85.

(6)  PB L 236 van 19.9.2018, blz. 1.

(7)  PB L 236 van 19.9.2018, blz. 72.

(8)  PB L 107 van 6.4.2020, blz. 1.

(9)  PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1.

(10)  PB L 188 van 12.7.2019, blz. 25.

(11)  PB C 86 I van 16.3.2020, blz. 1.

(12)  PB L 337 van 14.10.2020, blz. 3.

(13)  PB C 76 van 9.3.2020, blz. 106.

(14)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0175.

(15)  PB C 388 van 13.11.2020, blz. 18.

(16)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0362.

(17)  Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0307.

(18)  Stand van zaken op 19 mei 2021, https://ec.europa.eu/home-affairs/policies/schengen-borders-and-visa/schengen-area_en

(19)  Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).

(20)  PB C 76 van 9.3.2020, blz. 106.

(21)  Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende intrekking van het Besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27).