1.3.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 99/122


P9_TA(2021)0347

Het oude continent veroudert — mogelijkheden en uitdagingen voor het vergrijzingsbeleid na 2020

Resolutie van het Europees Parlement van 7 juli 2021 inzake “Het oude continent vergrijst — mogelijkheden en uitdagingen in verband met het ouderdomsbeleid na 2020” (2020/2008(INI))

(2022/C 99/13)

Het Europees Parlement,

gezien de artikelen 6, 153, 156 en 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”), en met name de artikelen 21, 23, 24, 25, 26, 31, 32, 33, 34 en 35,

gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap,

gezien het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin wordt verklaard dat het beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd een algemeen beginsel van het Unierecht is, als bijzonder geval van gelijke behandeling (1),

gezien de conclusies van de Raad van 7 juni 2010 over actief ouder worden,

gezien de conclusies van de Raad van 9 september 2020 over mensenrechten, participatie en het welzijn van ouderen in het tijdperk van digitalisering,

gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties,

gezien de politieke verklaring en het Internationaal Actieplan van Madrid inzake de vergrijzing dat is aangenomen tijdens de tweede Wereldvergadering inzake vergrijzing van 8-12 april 2002,

gezien de ministeriële verklaring die tijdens de vierde ministeriële conferentie van de Economische Commissie voor Europa van de VN over vergrijzing in Lissabon werd aangenomen op 22 september 2017, getiteld “A Sustainable Society for All Ages: Realizing the potential of living longer”,

gezien het verslag van de onafhankelijk deskundige van de VN inzake het genot van alle mensenrechten door ouderen over de gevolgen van het coronavirus COVID-19 voor het genot van alle mensenrechten van ouderen, gericht aan de 75e zitting van de Algemene Vergadering van de VN van 21 juli 2020,

gezien de Europese pijler van sociale rechten,

gezien Besluit nr. 940/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2011 betreffende het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties (2012) (2) en de daaraan ten grondslag liggende mededeling van de Commissie van 6 september 2010 (COM(2010)0462),

gezien de aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen (3),

gezien de aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (4),

gezien zijn resolutie van 7 september 2010 over de rol van de vrouw in een vergrijzende samenleving (5) alsmede zijn resolutie van 15 november 2018 over de zorgdiensten in de EU ter bevordering van gendergelijkheid (6),

gezien zijn resolutie van 11 november 2010 over demografische vraagstukken en de solidariteit tussen de generaties (7),

gezien zijn resolutie van 26 mei 2016 over armoede: een genderperspectief (8),

gezien de resolutie van het Europees Parlement van 13 september 2016 over het creëren van arbeidsmarktomstandigheden die bevorderlijk zijn voor het evenwicht tussen werk en privéleven (9),

gezien zijn resolutie van 14 juni 2017 over de noodzaak van een EU-strategie tot beëindiging en preventie van de genderpensioenkloof (10),

gezien zijn resolutie van 14 november 2017 over de inzet van cohesiebeleidsinstrumenten door regio’s om demografische veranderingen aan te pakken (11),

gezien zijn in eerste lezing op 28 maart 2019 vastgestelde standpunt over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van “Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013 (12),

gezien Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (13), waarbij het beginsel van non-discriminatie op grond van godsdienst, overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid in arbeid en beroep wordt vastgesteld,

gezien het voorstel van de Commissie van 2 juli 2008 voor een richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid (COM(2008)0426) en het standpunt van het Parlement van 2 april 2009 daarover (14),

gezien de mededeling van de Commissie getiteld “De demografische toekomst van Europa: probleem of uitdaging?” van 12 oktober 2006 (COM(2006)0571),

gezien het verslag van de Commissie van 15 december 2006 getiteld “European Economy — the impact of ageing on public expenditure: projections for the EU-25 Member States on pensions, healthcare, long-term care, education and unemployment transfers (2004-2050)”,

gezien het verslag van de Commissie en het Comité voor sociale bescherming voor de ministers in de Raad werkgelegenheid en sociale zaken van 7 oktober 2014 getiteld “Adequate social protection for long-term care needs in an ageing society”,

gezien de mededeling van de Commissie van 26 april 2017, getiteld “Een initiatief om het evenwicht tussen werk en privéleven voor werkende ouders en mantelzorgers te ondersteunen” (COM(2017)0252),

gezien het verslag van de Commissie van 24 november 2017 getiteld “The 2018 Ageing Report: Underlying Assumptions & Projection Methodologies”,

gezien de interinstitutionele nota van de Commissie van 25 mei 2018 getiteld “The 2018 Ageing Report: Economic & Budgetary Projections for the 28 EU Member States (2016-2070)”,

gezien de mededeling van de Commissie van 5 maart 2020 getiteld “Een Unie van gelijkheid: strategie voor gendergelijkheid 2020-2025” (COM(2020)0152),

gezien het verslag van de Commissie van 17 juni 2020 over de gevolgen van demografische veranderingen (COM(2020)0241),

gezien het verslag van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van 1 april 2002 getiteld “Active Ageing: A Policy Framework”,

gezien het WHO-verslag van 1 oktober 2007 getiteld “Global Age-Friendly Cities: A Guide”,

gezien het WHO-verslag van 30 september 2015 over vergrijzing en gezondheid,

gezien de mondiale strategie en het actieplan voor 2016-2020 van de WHO met betrekking tot vergrijzing en gezondheid alsook het besluit van de VN om 2021-2030 uit te roepen tot het Decennium voor gezond ouder worden,

gezien de VN-beginselen voor ouderen, die werden aangenomen bij resolutie van de Algemene Vergadering van de VN nr. 49/91 van 16 december 1991,

gezien de Global AgeWatch Index 2015,

gezien het VN-verslag van 2019 over de vergrijzende wereldbevolking,

gezien de Europa 2020-strategie, waarin actief ouder worden een centrale plaats innam,

gezien de Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht,

gezien de Britse wet van 2010 inzake gelijkheid, waarmee discriminatie op grond van geslachtsverandering, seksuele gerichtheid en geslacht strafbaar wordt gesteld,

gezien Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (15) (“richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven”),

gezien artikel 54 van zijn Reglement,

gezien het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling,

gezien het standpunt in de vorm van amendementen van de Commissie vrouwenrechten en gendergelijkheid,

gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A9-0194/2021),

Algemene opmerkingen

A.

overwegende dat de vergrijzing in Europa een demografisch verschijnsel is waardoor het vruchtbaarheids- en het sterftecijfer afnemen en de levensverwachting toeneemt;

B.

overwegende dat het aantal inwoners van de EU afneemt; overwegende dat de inwoners van de EU in 1960 13,5 % van de wereldbevolking uitmaakten, terwijl dit aandeel in 2018 6,9 % bedroeg en tegen 2070 vermoedelijk ongeveer 4 % zal bedragen (16); overwegende dat deze situatie onder meer verband houdt met het dalende geboortecijfer in de EU ten opzichte van andere werelddelen, waardoor de bevolking vergrijst, wat gevolgen heeft voor de leeftijdsopbouw en het relatieve aandeel van de verschillende leeftijdsgroepen en bijdraagt tot de omkering van de demografische piramide; overwegende dat de demografische transitie een universeel verschijnsel is en dat het afnemende aandeel van de EU in de wereldbevolking erop wijst dat deze mondiale ontwikkeling eerder is begonnen in Europa (17); overwegende dat de actieve participatie van ouderen in de maatschappij niet mag worden onderschat; overwegende dat 20 % van de mensen in de leeftijd van 65-74 jaar en ongeveer 15 % van de mensen van 75 jaar en ouder deelneemt aan formele en/of informele vrijwillige activiteiten (18);

C.

overwegende dat de huidige demografische situatie ernstige gevolgen heeft voor de sociale, economische en territoriale cohesie van de EU; overwegende dat het van groot belang is dat de EU demografische vraagstukken in al haar beleid integreert; overwegende dat de bevolking in de beroepsgeschikte leeftijd (mensen tussen de 15 en 64 jaar) naar verwachting sterk zal afnemen van 333 miljoen in 2016 tot 292 miljoen in 2070; overwegende dat tegen 2100 mensen van tachtig jaar en ouder naar verwachting 14,6 % van de bevolking zullen uitmaken (19);

D.

overwegende dat gendergelijkheid een basiswaarde van de EU is, die in de Verdragen en het Handvest is opgenomen, en dat de EU heeft toegezegd deze waarde te integreren in al haar activiteiten;

E.

overwegende dat hoge ouderdom een collectieve prestatie van formaat is die stoelt op de aanzienlijke vooruitgang op economisch, sociaal en gezondheidsgebied, waardoor de levenskwaliteit aanzienlijk is verbeterd en de gemiddelde levensverwachting van mannen en vrouwen in de afgelopen vijftig jaar met tien jaar is gestegen; overwegende dat de levensverwachting tussen 2016 en 2070 naar verwachting zal stijgen van 78,3 tot 86,1 jaar voor mannen en van 83,7 tot 90,3 jaar voor vrouwen; overwegende dat de toename van de gemiddelde levensverwachting onder alle omstandigheden moet worden gezien als een factor van vooruitgang van de beschaving en nooit als een beperking; overwegende dat de gegevens uitwijzen dat het geschatte aantal gezonde levensjaren in 2018 64,2 was voor vrouwen en 63,7 voor mannen (20); overwegende dat de discrepantie tussen de levensverwachting en het aantal gezonde levensjaren zorgen baart en dringend moet worden aangepakt;

F.

overwegende dat een langer, gezonder leven waardevol is voor zowel het individu als de samenleving, waardoor nieuwe kansen ontstaan voor de participatie en inclusie van ouderen in het economische en maatschappelijke leven; overwegende dat maatschappelijke betrokkenheid op latere leeftijd dan weer bijdraagt tot de gezondheid en het welzijn van het individu; overwegende dat er een verband bestaat tussen hoge ouderdom en maatschappelijke status; overwegende dat deelname aan verschillende sociale activiteiten, zoals vrijwilligerswerk, sport en hobby’s, alsook regelmatig contact met familie of vrienden vaak een positieve invloed hebben op de algehele gezondheid van ouderen en sociaal isolement voorkomen;

G.

overwegende dat de natuurlijke ontwikkeling van de EU-bevolking sinds 2012 negatief is, waarbij in 2019 meer sterfgevallen (4,7 miljoen) dan geboorten (4,2 miljoen) werden opgetekend; overwegende dat het vruchtbaarheidscijfer in de EU aan het dalen is en in 2018 uitkwam op 1,55; overwegende dat dit te maken heeft met uiteenlopende factoren, waaronder een betere gezondheid en een hoger opleidingsniveau (21), maar ook met de algemene sociale en economische situatie, met inbegrip van onzekerheid en devaluatie van inkomen, die alle groepen maar vooral jongeren treft, met name wat betreft hun kwaliteit van leven, het evenwicht tussen werk en privéleven en het plannen van hun leven; overwegende dat de demografische veranderingen gevolgen kunnen hebben voor de economische en sociale duurzaamheid van de EU op middellange en lange termijn; overwegende dat de toegang tot hoogwaardige openbare voorzieningen een bepalende factor is voor de kwaliteit van leven; overwegende dat de economische en sociale gevolgen van demografische veranderingen de noodzaak van robuustere socialezekerheids- en zorgstelsels onderstrepen;

H.

overwegende dat onderzoek uitwijst dat er een verband bestaat tussen de vruchtbaarheidscijfers en beleid ter bevordering van betere kansen op werk, fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden en levensomstandigheden, flexibele arbeidsregelingen, deugdelijke gezinsondersteuning alsmede financiële ondersteuning tijdens het zwangerschaps- en ouderschapsverlof, hoogwaardige kinderopvang vanaf jonge leeftijd, en een eerlijker verdeling van de zorgtaken tussen vrouwen en mannen;

I.

overwegende dat vrouwen meer in deeltijd werken (31,3 %) dan mannen (8,7 %), iets wat ook geldt voor oudere vrouwen (49,8 % van de oudere mannen tegenover 64,1 % van de oudere vrouwen); overwegende dat de normale arbeidsduur in de EU-28 in 2018 gemiddeld 30,3 uur per week bedroeg voor mannen tussen de 65 en 74 jaar tegenover 24,1 uur per week voor vrouwen in dezelfde leeftijdscategorie, en dat mannen een verwacht werkzaam leven van 38,6 jaar hebben, terwijl dat voor vrouwen 33,7 jaar is (22);

J.

overwegende dat het dichten van de arbeidsparticipatiekloof tussen mannen en vrouwen staat of valt met de naleving van sociale grondrechten en de verlening van sociale basisdiensten;

K.

overwegende dat de arbeidsparticipatie van vrouwen tussen 55 en 64 jaar lager is dan die van mannen (52,4 % van de vrouwen tegenover 65,4 % van de mannen), en dat vrouwen binnenshuis hoogstwaarschijnlijk de meeste informele zorgtaken op zich nemen (23);

L.

overwegende dat het totale aantal personen in de beroepsgeschikte leeftijd (15-64 jaar) in de EU in de periode tussen 2005 en 2030 met 20,8 miljoen zal afnemen naarmate de generatie van de babyboomers met pensioen gaat, met als gevolg een grotere belasting voor de gezondheidszorg- en pensioenstelsels van de lidstaten; overwegende dat de totale afhankelijkheidsratio naar verwachting 57 % zal bereiken tegen 2100, bijna een verdubbeling ten opzichte van 2019 (31 %);

M.

overwegende dat de mediane leeftijd in de EU-28 is gestegen van 38,3 jaar in 2001 tot 43,1 jaar in 2018 (24); overwegende dat in 2018 19 % van de EU-burgers 65 jaar of ouder was en dat hun behoeften in aanmerking moeten worden genomen in het politieke besluitvormingsproces op EU-, nationaal en regionaal niveau;

N.

overwegende dat het leven gepaard gaat met veranderingen, zoals het verlies van de partner, familieleden of vrienden, een verslechterende gezondheid, veranderende leefgewoonten en werkpatronen alsmede veranderingen in de financiële situatie; overwegende dat ouderen een groot risico lopen op sociale uitsluiting en isolement; overwegende dat een groeiend aantal volwassenen in de EU in een sociaal isolement verkeert (75 miljoen mensen — 18 % van de bevolking); overwegende dat het risico op sociaal isolement het hoogst is onder ouderen, terwijl gevoelens van eenzaamheid het meest voorkomen in de leeftijdscategorie tussen 26 en 45 jaar (25);

O.

overwegende dat ruim 50 % van de verzorgers onder de 65 jaar zorgtaken combineert met een baan; overwegende dat zorgtaken, zoals de Commissie al vaker heeft aangegeven, mede verantwoordelijk zijn voor de lagere arbeidsmarktparticipatie onder vrouwen, omdat zij daardoor hetzij korter gaan werken hetzij hun betaalde werkzaamheden staken, hetgeen Europa per jaar 370 miljard EUR kost; overwegende dat volgens schattingen 80 % van alle zorg in de EU wordt verleend door mantelzorgers die overwegend (75 %) vrouw zijn, hetgeen duidt op een genderzorgkloof die sterk van invloed is op de genderpensioenkloof; overwegende dat zorg verstrekt door mantelzorgers zonder enige formele arbeidsovereenkomst bijzonder problematisch is, aangezien de mantelzorgers hierdoor buiten de arbeidsmarkt worden geplaatst en geen enkele mogelijkheid tot regularisatie hebben; overwegende dat dergelijke situaties leiden tot een dubbel negatief effect, waarbij enerzijds deze mantelzorgers (meestal vrouwen) in de regel weinig worden betaald, geen sociale bescherming genieten, geen socialezekerheidsbijdragen betalen en als gevolg hiervan ofwel geen pensioen krijgen op het einde van hun actieve leven, ofwel slechts het minimumpensioen krijgen, en anderzijds dergelijke situaties een negatief effect hebben op de staat en haar relevante instellingen, die socialezekerheidsbijdragen en belastingen mislopen die door werkgevers en werknemers worden betaald;

P.

overwegende dat personen met een handicap of mensen van alle leeftijden die tot een etnische, raciale, taalkundige, seksuele of andere minderheid behoren een deel van hun identiteit verhullen uit angst afgewezen te worden of door dreiging met geweld; overwegende dat ouderen met een handicap of een ander ras, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal of seksuele gerichtheid kampen met meer discriminatie, vooroordelen en ongevraagde ingrepen en een groter risico lopen op sociale uitsluiting;

Q.

overwegende dat COVID-19 ook een grote invloed heeft op de demografie; overwegende dat veel ouderen zijn gestorven en uit sommige studies blijkt dat het coronavirus van grote invloed is op de demografische trends in de EU, zoals een daling van de levensverwachting of een lager geboortecijfer;

R.

overwegende dat er bij de vaststelling van het ouderenbeleid terdege rekening moet worden gehouden met de gevolgen van genderverschillen en ongelijkheden op gezondheidsgebied in verband met sociaal-culturele factoren; overwegende dat bepaalde ziekten en aandoeningen die te maken hebben met leeftijd een verschillend effect hebben op vrouwen en mannen, zoals depressie of hart- en vaatziekten; overwegende dat bepaalde ziekten en aandoeningen vaker voorkomen bij vrouwen dan bij mannen, zoals de ziekte van Alzheimer of dementie, borstkanker, incontinentie, osteoporose en osteoartrose; overwegende dat de prevalentie van dergelijke aandoeningen in onze vergrijzende samenlevingen nog zal toenemen;

S.

overwegende dat de demografische veranderingen niet alle landen en regio’s in dezelfde mate treffen en grotere gevolgen hebben voor regio’s die reeds een achterstand hebben, waardoor bestaande territoriale en sociale ongelijkheden worden verergerd; overwegende dat plattelandsgebieden en perifere en ultraperifere regio’s het zwaarst te lijden hebben onder de ontvolking en dat met name jongeren en vrouwen die gebieden verlaten, met als gevolg dat het percentage oudere inwoners toeneemt, waardoor het risico op sociaal isolement kan toenemen; overwegende dat de bevolking in sommige plattelandsgebieden minder risico op armoede en maatschappelijke uitsluiting loopt dan die in stedelijke gebieden (26);

T.

overwegende dat het aantal ouderen (tachtig jaar en ouder) in de EU tussen 2010 en 2030 zal toenemen met 57,1 % (27), met ingrijpende gevolgen voor de socialezekerheidsstelsels;

U.

overwegende dat de lockdownmaatregelen in verband met COVID-19 en de economische recessie een onevenredig effect hadden op vrouwen door de oneerlijke verdeling van zorgverantwoordelijkheden, sectorale specialisatie en toegenomen huiselijk geweld;

V.

overwegende dat het aantal personen van 60 jaar en ouder in de EU tussen 2000 en 2015 met 68 % is toegenomen in de steden en met 25 % in plattelandsgebieden;

W.

overwegende dat de bevolking in Europese agglomeraties volgens het Europees Waarnemingsnetwerk voor ruimtelijke ordening tegen 2050 met 24,1 miljoen mensen zal toenemen, wat neerkomt op bijna de helft van de totale EU-bevolking, terwijl de plattelandsbevolking met 7,9 miljoen mensen zal afnemen;

X.

overwegende dat oudere vrouwen in het algemeen vaker dan mannen de grootste moeite hebben om zich toegang te verschaffen tot basisgoederen en -diensten, zoals diensten van de gezondheidszorg, langdurige zorg en fatsoenlijke huisvesting, vanwege uiteenlopende factoren als de genderloonkloof en de pensioenkloof, de hogere levensverwachting van vrouwen en het grotere aandeel alleenstaande vrouwen (28);

Y.

overwegende dat ouderen vaker gebrekkige toegang tot internet hebben en vaker niet op de hoogte zijn van en geen kennis hebben over bestaande en opkomende technologieën; overwegende dat slechts 35 % van de ouderen in de leeftijdscategorie 55-74 jaar beschikt over digitale basisvaardigheden, vergeleken met 82 % in de categorie 16-24 jaar (29) en dat ouderen daardoor kwetsbaarder zijn voor uitsluiting, met inbegrip van digitale uitsluiting; overwegende dat de sociale en digitale uitsluiting van ouderen nog is verergerd door de lockdown- en sociale maatregelen die de lidstaten in reactie op de uitbraak van de COVID-19-pandemie hebben getroffen; overwegende dat hindernisvrije en gebruiksvriendelijke technologieën kunnen helpen om deze uitdagingen het hoofd te bieden; overwegende dat de Raad dit probleem in 2020 aan de orde heeft gesteld en conclusies heeft geformuleerd over mensenrechten, participatie en het welzijn van ouderen in het tijdperk van digitalisering,

Z.

overwegende dat de bevolking in sommige EU-regio’s tussen 1998 en 2018 met wel 15 % is gedaald als gevolg van de snelle ontvolking en vergrijzing; overwegende dat snelle demografische veranderingen buitensporig hoge aanpassingskosten tot gevolg hebben; overwegende dat bijna twee derde van de regio’s met een snel krimpende bevolking een laag bbp per hoofd van de bevolking heeft (30); overwegende dat vergrijzing van de bevolking een krimpende beroepsbevolking tot gevolg heeft, hetgeen kan leiden tot de neergang van gemeenten en dorpen in de hele EU; overwegende dat besluiten om gemeenten en dorpen te fuseren of samen te voegen met andere gemeenten of steden er ook toe kunnen leiden dat gemeenten en dorpen volledig verdwijnen;

AA.

overwegende dat bij al het beleid voor de aanpak van de demografische mogelijkheden en uitdagingen moet worden uitgegaan van een inclusieve, op rechten en bewijs gebaseerde, op mensen gerichte benadering, en dat de beginselen van gelijkheid — in het bijzonder gendergelijkheid — en non-discriminatie moeten worden nageleefd en de rechten van vrouwen, waaronder hun seksuele en reproductieve alsmede economische rechten, moeten worden gewaarborgd; overwegende dat het aanpakken van demografische uitdagingen geenszins betekent dat de reproductieve autonomie van personen mag worden ondergraven; overwegende dat de toegang tot zorgvoorzieningen voor de seksuele en reproductieve gezondheid van essentieel belang is voor het lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn;

AB.

overwegende dat er in sommige lidstaten een tendens bestaat om de demografische veranderingen te gebruiken als voorwendsel om de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten te ondermijnen, en er op die manier toe bij te dragen dat de persoonlijke vrijheden worden aangetast; overwegende dat alle beleidsmaatregelen die worden genomen met het oog op de demografische veranderingen gebaseerd moeten zijn op rechten, de mens centraal moeten stellen en op maat gemaakt en empirisch onderbouwd moeten zijn, en dat deze maatregelen de handhaving van seksuele en reproductieve rechten moeten waarborgen;

AC.

overwegende dat het beleid en de maatregelen van de EU inzake vergrijzing en demografische verandering volledig in lijn moeten zijn met de EU-strategie voor gendergelijkheid 2020-2025; overwegende dat er een nauw verband bestaat tussen demografische uitdagingen en gendermainstreaming, en dat dit verband moet worden meegenomen in de beleidsrespons;

AD.

overwegende dat uit statistieken van tijdsgebruik blijkt dat zorgtaken in heel Europa ongelijk verdeeld zijn tussen mannen en vrouwen; overwegende dat, ondanks aanzienlijke nationale verschillen die te maken hebben met de uitbreiding van welvaart en sociale diensten en een verschillende arbeidsparticipatie van vrouwen, vrouwen een onevenredig deel van de zorglast dragen, wat grote gevolgen heeft voor hun prestaties op de arbeidsmarkt en hun vruchtbaarheidskeuzes;

AE.

overwegende dat ook bijzondere aandacht moet uitgaan naar hoge ouderdom om, wanneer dat nodig is, personen te helpen die niet meer zelfstandig kunnen leven en te voorkomen dat zij in een isolement terechtkomen;

AF.

overwegende dat het percentage gepensioneerden van 65 jaar en ouder in de EU dat het risico loopt in armoede te vervallen, gestaag stijgt sinds 2013;

AG.

overwegende dat ouderen een bijdrage leveren aan de maatschappij en dat tijdens de COVID-19-pandemie zijn blijven doen, als werknemers, mantelzorgers of vrijwilligers; overwegende dat bijvoorbeeld veel gepensioneerden met een medisch beroep weer aan het werk zijn gegaan om mee te helpen bij het beteugelen van de pandemie; overwegende dat mantelzorgers (voor het merendeel vrouwen) tijdens de pandemie een tandje hebben bijgezet ter compensatie van de beperkingen in het onderwijs, de kinderopvang en de langdurige zorg;

AH.

overwegende dat een vergrijzende bevolking een bron van kennis kan zijn in verband met plaatselijke tradities, voeding en levenswijzen in plattelandsgebieden, hetgeen dan weer kan worden gebruikt om het plaatselijke toerisme en bedrijfsleven aan te zwengelen;

AI.

overwegende dat de verwachte langetermijnvisie voor plattelandsgebieden de grote lijnen zal bevatten van de EU-strategie om de effecten van demografische veranderingen op ons sociaaleconomisch weefsel aan te pakken;

AJ.

overwegende dat generatievernieuwing een van de specifieke doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) na 2020 is; overwegende dat kennisoverdracht en intergenerationeel leren van cruciaal belang zijn om de samenwerking en de solidariteit tussen generaties te vergroten en zo de generatiekloof te dichten;

Gezondheid en zorg

AK.

overwegende dat de ethische risico’s van het gebruik van technologie in de gezondheidszorg altijd terdege in aanmerking moeten worden genomen;

AL.

overwegende dat de WHO gezond ouder worden definieert als het proces van ontwikkeling en behoud van het functionele vermogen dat welzijn op latere leeftijd mogelijk maakt; overwegende dat er een correlatie tussen gezondheidsperceptie en inkomen bestaat; overwegende dat in 2017 minder dan een derde (32,4 %) van de ouderen in het eerste inkomenskwintiel (20 % van de bevolking met de laagste inkomens) hun gezondheid als goed of zeer goed bestempelde, terwijl dat 54,7 % was onder ouderen die tot de 20 % met de hoogste inkomens behoorden (31); overwegende dat uit het Europees gezondheidsonderzoek door middel van interviews blijkt dat de meeste ouderen te maken hebben met chronische ziekten of kwalen en dat slechts één op negen personen verklaart hier geen last van te hebben, en overwegende dat tal van handicaps op latere leeftijd ontstaan of meer uitgesproken worden; overwegende dat bijna de helft van de ouderen (65 jaar en ouder) in de EU aangaf moeite te hebben met ten minste één persoonlijke of huishoudelijke activiteit (32); overwegende dat circa een kwart van de EU-bevolking in 2018 langdurige beperkingen door gezondheidsproblemen ondervond (33); overwegende dat ongeveer 15 % van alle volwassenen van 60 jaar en ouder last heeft van een geestelijke stoornis;

AM.

overwegende de meeste ontwikkelde landen onder “ouderen” personen van 65 jaar en ouder verstaan; overwegende dat de groep 65-plussers erg heterogeen is, met aanzienlijke verschillen op het gebied van gezondheid, levenswijze, status en sociale omstandigheden; overwegende dat generalisering derhalve moet worden vermeden; overwegende dat de nadruk op de leeftijd van 65 jaar als uiterste levensgrens voor gegevensverzameling vaak niet overeenstemt met de werkelijkheid van de economische en maatschappelijke activiteiten van ouderen, waardoor de gegevens onvolledig en onnauwkeurig zijn; overwegende dat ouderen in veel exercities voor het verzamelen van statistieken en gegevens ontbreken, aangezien het gebruikelijk is boven de leeftijdsgrens van 65 jaar geen statistieken te verzamelen; overwegende dat dit niet meer volstaat gezien het groeiende aandeel van de bevolking dat een hogere leeftijd bereikt;

AN.

overwegende dat de genderkloof op het gebied van onderwijs in de meeste Europese landen gunstig uitvalt voor vrouwen, maar dat vrouwen desalniettemin op het werk de prijs betalen voor hun moederschap terwijl vaders op de arbeidsmarkt voordelen genieten qua arbeidsparticipatie en loon; overwegende dat, gezien de problemen waarmee vrouwen te kampen hebben wanneer zij het moederschap willen combineren met de uitbouw van een loopbaan, een vermindering van de beschikbare opties voor zowel moederschap als de uitbouw van een loopbaan belangrijk is; overwegende dat het evenwicht vinden tussen carrière en moederschap er vaak toe leidt dat vrouwen pas later moeder worden, waardoor het potentiële aantal kinderen afneemt en meer vrouwen kinderloos blijven; overwegende dat al deze factoren de vruchtbaarheidspercentages doen dalen tot onder het vervangingspercentage, met als gevolg dat de bevolking vergrijst;

AO.

overwegende dat het aantal mensen dat afhankelijk is van de hulp van anderen en dat gezondheidszorg en langdurige zorg nodig heeft, toeneemt met de leeftijd; overwegende dat het percentage personen dat dergelijke diensten nodig heeft, hoger ligt bij mensen van tachtig jaar en ouder; overwegende dat de hulpbehoevendheid toeneemt door het ouder worden, maar ook door andere factoren, zoals sociaaleconomische en milieuomstandigheden, het onderwijsniveau, interpersoonlijke relaties en het persoonlijk welzijn; overwegende dat de zorg- en steunbehoeften uiteenlopen en dat de geschikte manieren om autonomie en zelfstandigheid te verzekeren ook verschillen; overwegende dat het overgrote deel van de zorg voor hulpbehoevende ouderen wordt verleend door meestal onbetaalde vrouwelijke mantelzorgers die zelf zestig jaar of ouder zijn;

AP.

overwegende dat de mantelzorg en de formele zorg onder druk staan vanwege de demografische veranderingen en een tekort aan zorgpersoneel; overwegende dat uit onderzoek van Eurofound de behoefte blijkt om mensen met een bescheiden vraag naar langdurige zorg toegang te geven tot thuis- of extramurale zorg, niet alleen om mantelzorgers te ontlasten en de kwaliteit van leven van degenen die de zorg ontvangen te verbeteren, maar ook om nieuwe behoeften snel te signaleren en daarnaar te handelen;

AQ.

overwegende dat er in de EU geen uniforme definitie van hulpbehoevendheid is; overwegende dat ouder zijn niet noodzakelijkerwijs gelijkstaat aan hulpbehoevend zijn;

AR.

overwegende dat sommige ouderen om verschillende redenen niet kunnen profiteren van beleidsmaatregelen voor actief ouder worden, bijvoorbeeld vanwege hun woonplaats, hun gezondheidstoestand, een gebrek aan motivering en omdat zij niet de gewoonte of de mogelijkheden hebben om zich op regelmatige basis bezig te houden met lichamelijke, geestelijke, culturele, sociale of recreatieve activiteiten; overwegende dat ouderen soms ook problemen ondervinden bij de toegang tot sport- en cultuurvoorzieningen en fysiotherapiecentra, en stuiten op financiële beperkingen of een gebrek aan bezigheden die zijn aangepast aan hun individuele lichamelijke en geestelijke behoeften; overwegende dat een effectieve strategie voor actief ouder worden een positief effect moet hebben op ouderen, de samenleving en de economie in het algemeen;

AS.

overwegende dat het creëren van omstandigheden voor gezond ouder worden en zelfredzaamheid voor vrouwen en mannen via een alomvattende benadering van ouderdom als een levensfase alsook het zo aanpassen van woon- en lokale omstandigheden dat ouderen zo lang mogelijk in hun eigen huis en omgeving kunnen blijven wonen, systemische en individuele voordelen zullen opleveren;

AT.

overwegende dat zorg en steun gericht moeten zijn op het behoud van de autonomie, de zelfstandigheid en het welzijn van ouderen; overwegende dat het concept om langer in de eigen gemeenschap te blijven wonen, in een voor ouderen geschikte omgeving, van cruciaal belang is voor de ruimtelijke ordening en de overgang van zorg in instellingen naar zorg in gemeenschapsverband bevordert; overwegende dat de mogelijkheden tot het behoud van autonomie en zelfstandigheid voorts afhangen van een aantal voorwaarden, waaronder een leeftijdsvriendelijke omgeving en toegankelijke en betaalbare voorzieningen, waaronder hoogwaardige huisvesting en zorg in gemeenschapsverband; overwegende dat demografische veranderingen vereisen dat op geschikte wijze wordt ingespeeld op specifieke zorgbehoeften en dat wordt voorzien in geschikte ondersteunende diensten en voorzieningen;

AU.

overwegende dat atypische vormen van werk in opmars zijn die weliswaar flexibiliteit bieden om zorgtaken uit te voeren, maar niet altijd in de behoeften van werkende mensen voorzien; overwegende dat de onmogelijkheid om de zorg te organiseren het vrouwen nog lastiger maakt om moederschap en werk te combineren;

AV.

overwegende dat de opeenstapeling van gezondheidsrisico’s, letsel en chronische ziekten gedurende iemands leven het risico op een handicap verhoogt; overwegende dat ouderen vaker een huisarts of medisch specialist raadplegen, maar ook aangeven dat het voor hen in bepaalde lidstaten moeilijker is om een beroep op medische voorzieningen te doen dan voor de gemiddelde bevolking, onder meer vanwege de kosten van medische voorzieningen, de grote afstand of de lange wachtlijsten (34); overwegende dat investeren in de zorgeconomie essentieel is om een fatsoenlijk leven te waarborgen voor eenieder die zorg nodig heeft en voor de zorgverleners; overwegende dat mensen in de oudere leeftijdsgroepen kwetsbaarder zijn en zodoende vatbaarder voor ziekten en complicaties en overlijden ten gevolge van verschillende ziekten, waaronder COVID-19; overwegende dat COVID-19 de noodzaak van robuustere zorgstelsels en een hogere ic-capaciteit heeft aangetoond; overwegende dat in dit verband dringend toegang moet worden verleend tot medische hulp en persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden verstrekt in instellingen voor langdurige zorg;

AW.

overwegende dat de COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat toegankelijke en hoogwaardige openbare diensten en zorgdiensten een doeltreffend antwoord vormen op de behoeften van de bevolking, waaronder die van ouderen, die tijdens de pandemie bij de toegang tot medische diensten en zorgverlening soms te maken kregen en nog steeds te maken hebben met discriminatie op grond van leeftijd, met inbegrip van algemene obstakels voor de toegang tot medische hulp; overwegende dat de COVID-19-pandemie eens te meer het tekort aan fatsoenlijke huisvesting, hoogwaardige zorgfaciliteiten en voldoende zorg- en ondersteunende voorzieningen heeft aangetoond; overwegende dat de hoogste aantallen COVID-19-besmettingen en -doden in de EU zich voordeden in verpleeg- en verzorgingstehuizen, woongemeenschappen voor ouderen en personen met een handicap en andere maatschappelijke voorzieningen (35); overwegende dat vele ouderen tijdens de pandemie zijn gestorven doordat veel ic-afdelingen de toestroom niet aankonden; overwegende dat de leeftijd van de patiënt soms een zwaarwegend criterium was bij de beslissing om iemand op te nemen op een ic-afdeling; overwegende dat veel ouderen moeilijker medische behandelingen konden krijgen voor andere ziekten dan COVID-19 en dat de zorgverlening in het algemeen gedurende de pandemie werd teruggeschroefd of zelfs werd stopgezet;

AX.

overwegende dat de vergrijzing in de EU nieuwe uitdagingen betreffende gendergelijkheid met zich meebrengt, aangezien vrouwen nog steeds het merendeel van de zorg voor hun rekening nemen (zowel betaald als onbetaald) (36); overwegende dat de coronacrisis deze situatie heeft verergerd;

AY.

overwegende dat ouderen minder bestand zijn tegen extreme weersomstandigheden zoals herhaaldelijke hittegolven;

Het recht op waardig ouder worden

AZ.

overwegende dat het garanderen van een waardig leven neerkomt op het waarborgen van het recht op tijdige pensionering voor werknemers, waardoor zij een gezond en onafhankelijk pensioen kunnen genieten; overwegende dat het recht op pensionering gekoppeld moet worden aan arbeidstijd en niet afhankelijk moet zijn van schommelingen van de gemiddelde levensverwachting of andere redenen die worden aangewend om werknemers onder druk te zetten; overwegende dat het genot van pensioen gebaseerd moet zijn op een inkomen dat fatsoenlijke leefomstandigheden mogelijk maakt, met inbegrip van bescherming van de gezondheid, culturele verrijking en de verwerving van nieuwe vaardigheden, zodat gepensioneerden volledig kunnen worden opgenomen in de sociale omgeving waarin zij leven;

BA.

overwegende dat een waardig leven, met name voor ouderen, niet los kan worden gezien van het recht op toegankelijke huisvesting, in gezonde en comfortabele omstandigheden, zodat zij met sociale bescherming en omgeven door familie oud kunnen worden; overwegende dat in een aantal situaties waarbij sprake was van druk door vastgoedspeculatie, ouderen de eersten waren die uit hun huis werden gezet, wat hun sociaal isolement en functionele afhankelijkheid heeft vergroot;

BB.

overwegende dat vrouwen meer risico lopen op armoede en sociale uitsluiting, onder meer als gevolg van de aanhoudende genderkloof op de arbeidsmarkt, de loon- en de pensioenkloof, de frequentere loopbaanonderbrekingen vanwege gezins- en zorgtaken en omdat vrouwen vaker in deeltijd (37) werken, soms met een onzeker of tijdelijk dienstverband (38), vooral in het geval van alleenstaande moeders; overwegende dat veel vrouwen door deze factoren moeite hebben om geld te sparen voor later en een groot risico lopen om op latere leeftijd in armoede te vervallen;

BC.

overwegende dat vrouwen volgens Eurostat in alle EU-lidstaten een lager pensioen ontvangen dan mannen; overwegende dat vrouwen in de EU vanaf 65 jaar een pensioen ontvangen dat gemiddeld 30 % lager is dan dat van mannen;

BD.

overwegende dat uit een Eurobarometer-enquête van 2019 blijkt dat 40 % van de mensen in de EU zich op grond van leeftijd gediscrimineerd voelt; overwegende dat leeftijdsdiscriminatie zich op verschillende niveaus en in verschillende vormen voordoet, ook in individuele benaderingen en de zelfperceptie, alsook in de verhoudingen tussen de generaties; overwegende dat is aangetoond dat leeftijdsdiscriminatie een negatief effect heeft op de gezondheid en de levensverwachting en een volwaardige deelname aan het sociale, culturele en maatschappelijke leven in de weg staat, en de toegang van ouderen tot diensten en hun actieve deelname aan de arbeidsmarkt op nationaal en EU-niveau en hun toegang tot diensten op de werkplek kan beperken, hetgeen marginalisering en sociale uitsluiting in de hand werkt; overwegende dat leeftijdsdiscriminatie volgens de laatste Europese arbeidskrachtenenquête de meest voorkomende vorm van discriminatie op de werkplek was; overwegende dat andere vormen van discriminatie waar vooral ouderen mee te maken krijgen, betrekking hebben op de toegang tot financiële producten en diensten, gezondheidszorg, onderwijs, opleiding en vrije tijd (39); overwegende dat een geslaagde bestrijding van leeftijdsdiscriminatie en -stereotypen, onder meer op de arbeidsmarkt, van essentieel belang is voor actief ouder worden, het versterken van de solidariteit tussen de generaties en de benutting van de ervaring die oudere werknemers hebben opgedaan; overwegende dat het versterken van gelijke toegang tot goederen en diensten in dit verband ook van essentieel belang is;

BE.

overwegende dat de WHO actief ouder worden definieert als het proces waarbij kansen op het gebied van gezondheid, participatie en zekerheid geoptimaliseerd worden teneinde de kwaliteit van leven tijdens het verouderingsproces naar een hoger plan te tillen, waarbij mensen in de loop van hun leven hun welzijnspotentieel aanboren en naar behoefte, wens en capaciteit participeren in de maatschappij, terwijl zij zo nodig een beroep kunnen doen op afdoende bescherming, zekerheid en zorg;

BF.

overwegende dat de EU en diverse lidstaten een actieve rol spelen in de discussie over nieuwe internationale instrumenten om de rechten van ouderen te beschermen; overwegende dat deze internationale discussie actief moet worden gesteund en aangemoedigd; overwegende dat Richtlijn 2000/78/EG van de Raad weliswaar een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep biedt, maar dat discriminatie in andere sociale kringen en meervoudige discriminatie daarin niet aan bod komen;

BG.

overwegende dat ouderen soms het slachtoffer worden van geweld, mishandeling en andere verontrustende activiteiten, zoals oplichting en oneerlijke bedrijfspraktijken, ontneming van de handelingsbekwaamheid en van de middelen om hun eigen zaken te regelen; overwegende dat de mishandeling van ouderen beter moet aan bod moet komen in gegevens en onderzoek met betrekking tot de incidentie en de voorkoming ervan; overwegende dat inspanningen moeten worden geleverd om uitgebreidere gegevens over de mishandeling van ouderen te produceren;

BH.

overwegende dat de EU proefinitiatieven financiert, zoals EuROPEAN, MILCEA en WeDO, op het gebied van bestrijding van misdaad tegen ouderen;

BI.

overwegende dat ouderen in plattelands- of afgelegen gebieden mogelijk hogere leeftijdsgerelateerde risico’s kennen, waaronder het risico op armoede, slechtere toegang tot kwaliteitsvolle gezondheidszorg en -diensten, minder sociale ondersteuning of minder mogelijkheden tot sociale interactie en een gebrek aan toegang tot openbaar vervoer;

Werkgelegenheid en actieve senioren

BJ.

overwegende dat volgens een Eurobarometer-enquête uit 2012 60 % van de mensen in de EU tegenstander was van een verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd, terwijl 61 % vond dat iedereen de mogelijkheid moet hebben om na de wettelijke pensioenleeftijd door te werken; overwegende dat bijna de helft van de werkenden van vijftig jaar en ouder liever een paar uur minder zou werken, afhankelijk van hun financiële behoeften, terwijl een aanzienlijk aantal gepensioneerden het liefst minimaal enkele uren per week zou willen werken (40); overwegende dat werken na de pensioengerechtigde leeftijd voorwerp is van bedrijfsbeleid om de inzetbaarheid te ondersteunen en werknemers in staat te stellen om desgewenst langer te blijven werken; overwegende dat het aantal werkloze ouderen dat in dienst wordt genomen echter extreem laag is en dat oudere werknemers een groot risico lopen om langdurig werkloos te raken; overwegende dat armoede en sociale uitsluiting voor personen tussen de 55 en 64 jaar hoger is dan het EU-gemiddelde voor alle leeftijdsgroepen tezamen; overwegende dat 56 % van alle mensen in de EU bang is dat ze op hun oude dag onvoldoende inkomen zullen hebben (41); overwegende dat de kans op het vinden van een nieuwe baan daalt naarmate de werkzoekende ouder wordt, onder meer vanwege structurele belemmeringen, met inbegrip van leeftijdsdiscriminatie (42); overwegende dat uit de gegevens blijkt dat gepensioneerden die uit vrije keuze besluiten om te blijven werken gemiddeld tevredener zijn over hun leven dan gepensioneerden die volledig zijn gestopt met werken (43); overwegende dat het gevoel dat iemand een doel heeft in het leven in het algemeen na de leeftijd van 50 jaar afneemt, maar veel sterker aanwezig blijft bij mensen die na hun pensioen doorwerken of een rol spelen bij de opvang van kinderen of langdurige zorg (44); overwegende dat het van groot belang blijft om de werkloosheid onder oudere werknemers in de EU te bestrijden;

BK.

overwegende dat de juiste arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, waaronder een betere gezondheid en meer veiligheid op het werk, een beter evenwicht tussen werk en privéleven, een leeftijdsgeschikte werkomgeving, lagere kwantitatieve eisen en autonomie bij het indelen van de werktijden voor ouderen een voorwaarde en een stimulans kunnen zijn om desgewenst te blijven werken;

BL.

overwegende dat speciale aandacht moet uitgaan naar de behoeften van werknemers met een lichamelijk of geestelijk zwaar beroep; overwegende dat dit onderwerp aan bod kan komen in strategieën inzake gezondheid en veiligheid op de werkplek, beleid ter ondersteuning van de afstemming van werk en privéleven, de toegang tot en benutting van onderwijs- en opleidingsmogelijkheden op de werkplek en daarbuiten, steun voor uitwisselingen tussen generaties op de werkplek en mogelijkheden om geleidelijk met pensioen te gaan, die zowel het individu als de samenleving ten goede komen;

BM.

overwegende dat een oudere EU met een kleinere beroepsbevolking de overheidsbegrotingen en de socialezekerheids- en de zorgstelsels onder druk kan zetten; overwegende dat de totale kosten van de vergrijzing (45) tegen 2070 naar schatting 26,7 % van het bbp zullen bedragen (46); overwegende dat de bijdrage van de Europese zilveren economie aan het bbp volgens een in opdracht van de Commissie uitgevoerde studie van 2018 over de zilveren economie (mensen van vijftig jaar en ouder) tegen 2025 zal uitkomen op 6,4 biljoen EUR en 88 miljoen banen; overwegende dat dit gelijkstaat aan 32 % van het bbp van de EU en 38 % van de banen in de EU (47);

BN.

overwegende dat het promoten van een levenscyclusperspectief en het kweken van bewustzijn bij werkgevers van het belang van een leeftijdsvriendelijke werkomgeving van essentieel belang zijn om actief oud te worden; overwegende dat de bestrijding van de werkloosheid onder jongeren en ouderen in veel regio’s nog steeds een grote uitdaging vormt; overwegende dat de EU en de lidstaten nog steeds moeten komen met een passend antwoord op de problemen op de arbeidsmarkt; overwegende dat het nodig is de vaardigheden van oudere werknemers, die met name kwetsbaar zijn voor economische herstructurering, aan te passen en beleid te volgen ter ondersteuning van de mobiliteit van ouderen op de arbeidsmarkt, met name wat herplaatsing betreft;

BO.

overwegende dat werkgevers vaak niet staan te springen om oudere werknemers naar behoren op te leiden; overwegende dat een leven lang leren bijdraagt tot actief ouder worden en mensen in staat stelt om te werken en ten volle deel te nemen aan het maatschappelijk leven; overwegende dat het Parlement een resolutie heeft aangenomen over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van “Erasmus+”:

BP.

overwegende dat hoogwaardige werkgelegenheid, met inbegrip van een fatsoenlijk loon, gezondheid en veiligheid op het werk en een goed evenwicht tussen werk en privéleven van werknemers gedurende hun volledige loopbaan een noodzakelijke voorwaarde is voor een duurzaam beroepsleven en voor actief en gezond ouder worden na de pensionering; overwegende dat dit niet alleen betekent dat de beroepsrisico’s moeten worden teruggedrongen, maar dat ook gezonde gewoonten onder werknemers moeten worden gepromoot en dat risico’s, zoals psychosociale risico’s en aandoeningen van het bewegingsapparaat, moeten worden aangepakt; overwegende dat de gezondheid en prestaties van oudere werknemers niet door hun leeftijd worden bepaald, maar door een reeks nauw met elkaar samenhangende factoren, zoals leefstijl en blootstelling aan gevaren op de werkplek (48); overwegende dat hoogwaardige banen en veilige, gezonde werkplekken niet alleen belangrijk zijn voor het welzijn van de werknemers, maar ook voor de concurrentiepositie van het bedrijf en de houdbaarheid van welvaartsstelsels;

BQ.

overwegende dat de gevolgen van demografische veranderingen op de arbeidsmarkt hebben onderstreept hoe belangrijk het is de bedrijfsvoering en de werkmethoden van bedrijven verder te verbeteren en dat een belangrijke rol is weggelegd voor digitale oplossingen, zoals telewerken, met name in de context van de COVID-19-pandemie, aangezien deze vele mogelijkheden bieden om de arbeidsomstandigheden van werknemers te verbeteren, ook voor werknemers die bijna pensioengerechtigd zijn, en een inclusievere werkomgeving bieden, in het bijzonder om werk en privéleven beter op elkaar af te stemmen en voor personen met een handicap;

BR.

overwegende dat regio’s met hoge werkloosheidscijfers worden gekenmerkt door een grotere mate van vergrijzing en een krimpende bevolking;

BS.

overwegende dat werknemers in de leeftijdscategorie van 55-64 jaar in 2019 59,1 % van de beroepsbevolking in de EU uitmaakten (49); overwegende dat in 2016 ongeveer een derde van de bedrijfshoofden van agrarische familiebedrijven 65 jaar of ouder was en de meerderheid (57 %) ten minste 55 jaar; overwegende dat slechts een op de tien exploitanten van landbouwbedrijven jonger dan veertig was;

Demografische uitdagingen aanpakken met steun van EU-fondsen

BT.

overwegende dat programma’s, projecten en acties ter bevordering van strategieën voor actief ouder worden aan bod moeten komen in alle beleidsterreinen en dat de lidstaten alle beschikbare EU-instrumenten moeten gebruiken — zoals de Europese structuur- en investeringsfondsen, met name het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en de Connecting Europe Facility — om de demografische uitdagingen aan te pakken; overwegende dat EU-fondsen de aanleg van essentiële infrastructuur vergemakkelijken;

BU.

overwegende dat initiatieven als de toegankelijkheidsprijs “Acces City Award” een stimulans vormen om de openbare ruimte aan te passen aan de behoeften van ouderen en personen met beperkte mobiliteit en een positief effect hebben op hun onafhankelijkheid; overwegende dat dergelijke initiatieven niet alleen hun levenskwaliteit verbeteren en hun sociale insluiting en een gelijkwaardig genot van de grondrechten waarborgen, maar ook een positief economisch effect kunnen sorteren;

BV.

overwegende dat het aantal eenpersoonshuishoudens sinds 2010 met 19 % is gestegen; overwegende dat in de EU 40 % van de vrouwen van 65 jaar en ouder in 2019 alleen woonde, meer dan tweemaal het aandeel van de mannen die alleen wonen (50); overwegende dat woningen voor jongeren, alleenstaanden, ouderen en personen met een handicap, een chronische ziekte of functionele beperking in veel lidstaten vaak niet geschikt zijn vanwege problemen met de toegankelijkheid, lage normen en hoge kosten van levensonderhoud en huisvesting; overwegende dat woningen betaalbaar, toegankelijk, veilig en comfortabel moeten zijn, stuk voor stuk aspecten die niet alleen voor ouderen van belang zijn; overwegende dat ouderen vaak minder geneigd zijn hun huis te renoveren wanneer zij geen eigenaar zijn;

BW.

overwegende dat de mensenrechten universeel, onvervreemdbaar, ondeelbaar, onderling afhankelijk en nauw met elkaar verbonden zijn en toebehoren aan alle mensen en alle generaties, zonder discriminatie op welke grond dan ook; overwegende dat ouderen, met inbegrip van personen met een handicap, waardevol zijn voor de samenleving en daarom ten volle aan de maatschappij moeten deelnemen en een waardig en zo onafhankelijk mogelijk leven moeten leiden; overwegende dat bij het herstel van de EU met het oog op een eerlijkere, inclusievere en veerkrachtigere samenleving waarin niemand wordt achtergelaten, een beroep moet worden gedaan op de solidariteit tussen de generaties;

BX.

overwegende dat alle lidstaten en de EU het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap hebben ondertekend en dus wettelijk verplicht zijn om persoonlijke autonomie, non-discriminatie, volledige en effectieve participatie in de maatschappij, gelijke kansen en toegankelijkheid te waarborgen; overwegende dat er in de Europese Unie meer dan 80 miljoen personen met een handicap zijn en dat het merendeel van hen vrouwen en meisjes zijn; overwegende dat de meeste handicaps bij het ouder worden ontstaan; overwegende dat ouderen met een handicap een hoger risico lopen in armoede te vervallen en aan discriminatie ten prooi te vallen (51); overwegende dat het ouderenbeleid de bescherming en maatschappelijke inclusie van personen met een handicap moet waarborgen en ervoor moet zorgen dat zij toegang hebben tot de arbeidsmarkt en diensten; overwegende dat mobiliteit onontbeerlijk is voor het stimuleren van zelfstandig wonen en autonomie; overwegende dat het verwezenlijken van een volledig toegankelijke vervoersketen van deur tot deur van cruciaal belang is;

BY.

overwegende dat neurodegeneratieve ziekten, zoals Alzheimer en andere vormen van dementie, in de meeste Europese landen niet altijd als zodanig worden gediagnosticeerd; overwegende dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat het huidige aantal van negen miljoen bevestigde gevallen van dementie tegen 2050 verdubbeld zal zijn (52); overwegende dat dementie de hoofdoorzaak is van hulpbehoevendheid en handicaps onder ouderen in de Europese Unie, dat daar momenteel ongeveer tien miljoen mensen aan lijden en dat de prevalentie naar verwachting tegen 2030 verdubbeld zal zijn;

BZ.

overwegende dat het GLB het belangrijkste instrument blijft om de plattelandseconomie en het scheppen van banen in plattelandsgebieden te ondersteunen;

CA.

overwegende dat onze voedselzekerheid afhankelijk is van het welslagen van de generatievernieuwing in de landbouw;

Bestrijding van discriminatie ten aanzien van ouderen

1.

benadrukt dat de waardering van ouderen en de aanpak van discriminatie jegens hen alleen mogelijk zijn via beleid inzake sociale, culturele en economische inclusie, dat is gericht op de verstrekking van eerlijke pensioenen die een goede kwaliteit van leven waarborgen; wijst daarom op het belang van openbare socialezekerheidsstelsels die distributief zijn en gebaseerd zijn op solidariteit van bijdragende aard tussen de generaties, die iedereen — ongeacht hun eigen bijdragen (wat met name relevant is voor bijvoorbeeld vrouwen die hun hele leven zorgtaken hebben verricht) — een behoorlijke levenskwaliteit zonder armoede en sociale uitsluiting bieden;

2.

verzoekt de Commissie en de lidstaten meer inspanningen te leveren bij de bestrijding van alle vormen van discriminatie ten aanzien van ouderen, en met name oudere vrouwen, vooral op het gebied van arbeid, toegang tot financiële producten en diensten, gezondheidszorg, huisvesting, zelfstandigheid, onderwijs, opleiding en recreatieve activiteiten; verzoekt de Commissie en de lidstaten bovendien een positieve beeldvorming van ouderdom in de samenleving en de sociale inclusie van ouderen te bevorderen door leeftijdsvriendelijke omgevingen in de EU te stimuleren aan de hand van passende maatregelen, en de uitwisseling van goede praktijken op alle bestuursniveaus te steunen en haar steun voor de zilveren economie in Europa te versterken; verzoekt de Commissie om te zorgen voor een follow-up van het uitvoeringsverslag van Richtlijn 2000/78/EG van de Raad, twintig jaar na de publicatie ervan, teneinde het kader tegen leeftijdsdiscriminatie in arbeid en beroep te versterken;

3.

benadrukt dat gendergelijkheid, gendermainstreaming en de bescherming van de rechten van minderheden een belangrijke rol spelen bij de aanpak van de demografische uitdagingen;

4.

betreurt de bestaande genderpensioenkloof, en verzoekt de lidstaten concrete maatregelen voor te stellen om deze aan te pakken, onder meer door de genderloonkloof te bestrijden en de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen met maatregelen ter verbetering van het evenwicht tussen werk en privéleven, door onzeker en informeel werk te bestrijden en door iedereen een minimuminkomen te garanderen;

5.

benadrukt dat verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd geen geschikt middel is om de huidige economische en sociale crisis aan te pakken en op te lossen, aangezien deze tot een verdere uitholling van de grondrechten van oudere werknemers kan leiden;

6.

benadrukt dat het om vrouwen in plattelandsgebieden meer kansen te bieden essentieel is om het bestaande, hiervoor bestemde subprogramma te handhaven in het volgende meerjarig financieel kader; vraagt met name dat vrouwelijke landbouwers worden ondersteund via maatregelen om toegang tot land, oprichtingssteun en socialezekerheidsdekking te bevorderen;

7.

verzoekt de Commissie en de Raad een jaar van intergenerationele solidariteit en actief ouder worden in het leven te roepen, waarmee kan worden voortgebouwd op de doelstellingen en geest van de Europese Dag van de solidariteit tussen de generaties en het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties 2012, om de bewustwording over de problemen waar ouderen mee te maken hebben, te vergroten en strategieën te bevorderen om die problemen te verzachten, alsook om stereotypen en vooroordelen weg te nemen, de banden en de solidariteit tussen de generaties te versterken en sociale uitsluiting en problemen met de seksuele gezondheid aan te pakken; onderstreept het belang van dit initiatief, niet alleen in de context van de demografische veranderingen, maar ook van de COVID-19-pandemie, die hard heeft toegeslagen onder kwetsbare groepen, met inbegrip van ouderen en hun verzorgers; verzoekt de lidstaten tevens om bij het aanpakken van demografische uitdagingen academische deskundigen en maatschappelijke organisaties te raadplegen; verzoekt de Commissie en de Raad om spoedig uitvoering te geven aan de conclusies van de Raad over mensenrechten, participatie en het welzijn van ouderen in het tijdperk van digitalisering, en in dit verband een platform “participatie en vrijwilligerswerk na het beroepsleven” op te richten, en uitwisselingen en banden tussen de generaties te bevorderen;

8.

wijst erop dat de genderpensioenkloof als gevolg van de genderloonkloof momenteel 37 % bedraagt en het gevolg is van ongelijkheden die zich in de loop van het werkende leven van vrouwen opstapelen, alsook van de loopbaanonderbrekingen waartoe vrouwen worden gedwongen door diverse vormen van ongelijkheid en discriminatie; benadrukt dat deze kloof dringend moet worden gedicht in het licht van de demografische veranderingen, aangezien oudere vrouwen de gevolgen hiervan gedurende langere tijd aan den lijve zullen ondervinden;

9.

is ingenomen met het groenboek van de Commissie van 27 januari 2021 over de vergrijzing, getiteld “Bevorderen van intergenerationele solidariteit en verantwoordelijkheid” (COM(2021)0050); verzoekt de Commissie een EU-actieplan inzake demografische veranderingen en solidariteit tussen de generaties op te stellen waarin rekening wordt gehouden met de diversiteit en complexiteit van de situatie in specifieke leeftijdsgroepen, alsook met de verschillen tussen de lidstaten; benadrukt dat een dergelijk plan sociaal inclusief moet zijn en gericht moet zijn op het bevorderen van waardig, actief en gezond ouder worden en moet worden ontwikkeld in overeenstemming met het Decennium voor gezond ouder worden van de WHO en met de participatie van vertegenwoordigers van alle generaties; verzoekt de Commissie en de lidstaten om bij de uitvoering van de duurzameontwikkelingsdoelen speciale aandacht te hebben voor de situatie van ouderen; verzoekt de lidstaten opnieuw onverwijld de voorgestelde richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid aan te nemen, die essentieel is voor de bestrijding van discriminatie op alle gronden en in alle aspecten van het sociale leven, alsook voor de bestrijding van meervoudige discriminatie;

10.

wijst erop dat demografische veranderingen een verschijnsel zijn dat niet alleen ouderen in plattelandsgebieden, maar in feite alle generaties aangaat, ongeacht hun woonplaats; benadrukt daarom dat er maatregelen moeten worden genomen die de hele levenscyclus omvatten en alle regio’s, ook stedelijke gebieden, bestrijken;

11.

is van mening dat in de langetermijnvisie voor plattelandsgebieden bijzondere nadruk moet worden gelegd op programma’s voor de actieve betrokkenheid van ouderen bij het gemeenschapsleven op het platteland;

12.

benadrukt de noodzaak om geweld tegen ouderen beter te onderzoeken en voorkomen;

13.

verzoekt de Commissie en de lidstaten het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te ratificeren en uit te voeren;

Gezondheid en langdurige zorg voor ouderen

14.

wijst erop dat de hoge kosten van langdurige zorg een zwaardere belasting vormen voor oudere vrouwen, aangezien de levensverwachting van vrouwen hoger is, terwijl hun gezondheidstoestand op latere leeftijd slechter is, waardoor hun behoefte aan langdurige zorg en bijstand groter is; herinnert eraan dat vrouwen bovendien het overgrote deel van de mantelzorgers uitmaken, waardoor met name oudere vrouwen in de werkende leeftijd minder kansen krijgen om de arbeidsmarkt te betreden en eigen pensioenrechten op te bouwen;

15.

verzoekt de Commissie en de lidstaten te waarborgen dat hulpbehoevende personen een fatsoenlijk leven kunnen leiden; onderstreept dat strategieën moeten worden bevorderd voor op de persoon toegesneden hoogwaardige ondersteuning van hulpbehoevenden; benadrukt dat rekening moet worden gehouden met de specifieke behoeften van personen met verschillende ziekten, waaronder neurodegeneratieve ziekten zoals alzheimer en dementie, van diagnose tot behandeling en langdurige zorg;

16.

wijst op het belang van flexibele vormen van werk om vrouwen en mannen de mogelijkheid te bieden werk en privéleven te combineren, alsook op de noodzaak van bewustmakingscampagnes over de gelijke verdeling van huishoudelijk werk, zorg en verpleging, meer investeringen in zorgvoorzieningen en gelijk, niet-overdraagbaar en betaald ouderschapsverlof voor moeders en vaders om te komen tot een betere verdeling van betaald en onbetaald werk tussen vrouwen en mannen;

17.

benadrukt de noodzaak om gendersegmentatie op de arbeidsmarkt te bestrijden, met name met betrekking tot toekomstgerichte, goed betaalde vakgebieden als wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM), ICT en de digitale sector; benadrukt het belang van levenslang onderwijs op deze gebieden, ook voor oudere vrouwen, om hun blijvende deelname aan de arbeidsmarkt te vergroten;

18.

verzoekt de lidstaten om gelijke toegang tot gezondheids- en zorgvoorzieningen, waaronder thuis, alsook tot langdurige en palliatieve zorg in instellingen en in gemeenschapsverband te waarborgen, zonder te discrimineren op welke grond dan ook;

19.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om seksuele en reproductieve rechten te beschermen en te bevorderen en universele toegang te garanderen tot diensten en voorzieningen voor seksuele en reproductieve gezondheid;

20.

roept de Commissie op om de demografische uitdagingen in de EU aan te pakken op basis van empirisch onderbouwde gegevens en mensenrechten, zodat alle inwoners van de EU hun seksuele en reproductieve gezondheid en rechten ten volle kunnen verwezenlijken; veroordeelt elke poging om de demografische veranderingen te gebruiken als voorwendsel om de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten te ondermijnen, en roept de Commissie en de Raad op om de waarden van de Unie in dit verband te handhaven;

21.

onderstreept dat het van het allergrootste belang is om het recht op zorg en steun voor ouderen volledig te beschermen door hun toegang tot betaalbare, hoogwaardige en integrale zorg en steun te bieden, aangepast aan hun individuele behoeften, en door hun welzijn, autonomie, onafhankelijkheid en inclusie in de gemeenschap te bevorderen, vrij van iedere discriminatie; benadrukt de belangrijke rol van toereikend gefinancierde socialebeschermingsregelingen om de zorg betaalbaar en werkelijk toegankelijk te maken;

22.

verzoekt de Commissie om een voorstel te doen voor een Europese “Care Deal” en een Europees programma voor verzorgers, gericht op de overgang naar een zorgeconomie, vergezeld van de noodzakelijke investeringen en wetgeving op EU-niveau, met een brede benadering van alle zorgbehoeften en -voorzieningen, waarin kwaliteitsrichtsnoeren voor de zorgverlening in alle levensfasen worden vastgesteld, onder meer voor kinderen, ouderen en langdurig hulpbehoevende personen, met het doel de verschillende soorten informele zorg in Europa te identificeren en te erkennen, alsook financiële steun voor verzorgers, passende verlofperioden en betaalbare voorzieningen te waarborgen, naast andere aspecten;

23.

verlangt dat de nodige maatregelen worden getroffen ter bevordering van een hogere arbeidsparticipatie van vrouwen, zoals betaalbare zorg en kinderopvang, toereikende perioden voor ouderschapsverlof en flexibele arbeidstijden en werklocaties, ook voor mannen; wijst erop dat een volledige convergentie van de arbeidsparticipatiecijfers zich, volgens prognoses van de OESO, zou vertalen in een stijging van het bbp per hoofd van de bevolking met 12,4 % tegen 2030;

24.

verzoekt de Commissie en de lidstaten ernaar te streven gezondheid in al het beleid te integreren en bij alle desbetreffende beleidsbeslissingen de gezondheidseffecten te beoordelen;

25.

wijst erop dat verhoging van de geboortecijfers vraagt om meer carrièremogelijkheden, stabiele dienstbetrekkingen en huisvesting, fatsoenlijke arbeids- en leefomstandigheden, flexibele werkregelingen, een ruime kinderbijslag en betaald ouderschapsverlof voor beide ouders, hoogwaardige kinderopvang vanaf de vroegste kinderjaren en een eerlijke verdeling van onbetaalde zorgarbeid en huishoudelijke taken tussen mannen en vrouwen; benadrukt dat het gezien de demografische veranderingen en de verwachte stijging van de levensverwachting essentieel is om te waarborgen dat vrouwen volwaardig aan de arbeidsmarkt kunnen deelnemen zonder loopbaanonderbrekingen of overschakelingen naar deeltijd- en tijdelijk werk, aangezien dit bijdraagt tot de vermindering van het risico op armoede voor vrouwen op latere leeftijd; spoort de lidstaten daarom aan de richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven snel en volledig om te zetten en verzoekt hen om verder te gaan dan de in deze richtlijn vastgestelde minimumnormen;

26.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om verder onderzoek te doen naar gebruiksvriendelijke, veilige en toegankelijke digitale ondersteunende technologieën, telezorg en telegeneeskunde, met name in regio’s die kampen met demografische krimp en afgelegen regio’s; onderstreept dat het gebruik van deze technologieën volledig in overeenstemming moet zijn met het bestaande kader voor gegevensbescherming, en dat daarbij altijd naar behoren rekening moet worden gehouden met de ethische aspecten van het gebruik van technologie in de gezondheidszorg; spoort de lidstaten aan centra voor dagopvang voor ouderen op te richten in de buurt van scholen en crèches, hetgeen bevorderlijk kan zijn voor de banden tussen de generaties;

27.

is van mening dat ieder mens het recht zou moeten hebben om hoogwaardige zorg te kiezen die geschikt is voor hem of haar en zijn of haar gezin; is van mening dat bij de ontwikkeling van zorgdiensten rekening moet worden gehouden met alle categorieën gebruikers en hun verschillen en uiteenlopende voorkeuren voor de soorten zorgdiensten die zij nodig hebben; wijst erop dat de zorgverlening verder moet worden ontwikkeld om de continuïteit van de zorg, de preventieve gezondheidszorg, de revalidatie en de zelfstandigheid te verbeteren;

28.

verzoekt om een regelgevend kader dat goede zorgdiensten, telezorg en telegezondheidszorg garandeert door zorgpersoneel juridische waarborgen te bieden en de nodige opleidingsvereisten vast te leggen, zodat alle EU-burgers, ongeacht hun leeftijd en in elk geografisch gebied, aanspraak kunnen maken op zorg en primaire zorg;

29.

moedigt de lidstaten aan flexibele, toereikende en aangepaste zorgmodellen te ondersteunen en beklemtoont dat actief en gezond ouder worden, welzijn en de inzetbaarheid van ouderen in de beroepsgeschikte leeftijd essentieel zijn om de duurzaamheid van de sociale zekerheid en de zorgstelsels te verzekeren; verzoekt de lidstaten steun te verlenen aan de ontwikkeling van leeftijdsvriendelijke omgevingen en voorzieningen voor thuiszorg en zorg in familie- of gemeenschapsverband, waaronder voor personen met dementie, een openbaar netwerk van ondersteunende diensten en medische uitrusting te ontwikkelen, mobiliteit, zelfstandig wonen, sociale inclusie en autonomie te bevorderen, en desbetreffende initiatieven van het maatschappelijk middenveld en de sociale economie te faciliteren;

30.

verzoekt de lidstaten om mantelzorg beter op waarde te schatten, de sociale bescherming en de verschillende vormen van steun voor mantelzorgers te verbeteren, mantelzorgers professionele ondersteuning, opleidingen en collegiale begeleiding te bieden, en om in nauwe samenwerking met de sociale partners verschillende manieren in te voeren om familieleden die zorgen voor ouderen, met name voor ouderen die respijtzorg en dagopvang nodig hebben, van tijd tot tijd te ontlasten, alsook te voorzien in ondersteunende diensten, waaronder flexibele werkregelingen; moedigt de lidstaten aan te komen met gerichte strategieën om mantelzorgers te helpen en hun bijdrage aan de ouderenzorg te erkennen, en voorstellen in te dienen voor passende ondersteunende diensten; benadrukt dat het verlenen van mantelzorg een keuze zou moeten zijn en dat de formele zorgvoorzieningen moeten worden gepromoot;

31.

moedigt de lidstaten aan vrijwilligerswerk en begeleiding voor ouderen uit te rollen, aangezien dit, zoals duidelijk is geworden tijdens de COVID-19-pandemie, een speciale rol speelt in crisissituaties;

32.

roept de lidstaten op de strijd aan te binden met de armoede onder vrouwen, vooral op latere leeftijd, die een negatief effect heeft op zowel de sociale zekerheid van vrouwen als de bbp-niveaus van de EU, en ervoor te zorgen dat werknemers de gepaste sociale bescherming genieten;

33.

verzoekt de lidstaten de toegang tot revalidatie- en re-integratiediensten te waarborgen teneinde oudere werknemers te ondersteunen indien zij na een loopbaanonderbreking om gezondheidsredenen willen terugkeren op de arbeidsmarkt, aangezien actief ouder worden van cruciaal belang is voor de gezondheid;

34.

benadrukt dat de feminisering van armoede verband houdt met meerdere factoren, waaronder genderongelijkheden in loopbaanontwikkeling, het feit dat vrouwen vaak werken op basis van atypische overeenkomsten, de afwezigheid van een socialezekerheidsstatus van partners die zelfstandigen ondersteunen, en armoede onder huishoudens van alleenstaande moeders;

35.

benadrukt dat de COVID-19-uitbraak aan het licht heeft gebracht hoe cruciaal het voor de lidstaten is krachtige, inclusieve en crisisbestendige zorgstelsels te hebben; verzoekt de lidstaten te zorgen voor een toereikend aantal gezondheids- en zorgprofessionals en voor toegang tot de ouderengeneeskunde in de hele EU; verzoekt de lidstaten te zorgen voor goede arbeids- en werkomstandigheden voor medisch en verzorgend personeel en te investeren in onderwijs en opleiding als middel om de kwaliteit van de geboden zorg te waarborgen; verzoekt om de totstandbrenging van stimulansen om mensen ertoe aan te zetten te gaan werken in de ouderenzorg;

Sociale bescherming en sociale inclusie

36.

verzoekt de lidstaten te zorgen voor een behoorlijke levensstandaard voor ouderen en vraagt hun in dit opzicht hun goede praktijken te delen, met name wat betreft de vaststelling van het minimumniveau van ouderdomspensioenen;

37.

verzoekt de Commissie en de lidstaten aanbevelingen op te stellen ter beperking van het risico op armoede en sociale uitsluiting op oudere leeftijd, in het bijzonder gericht op de genderpensioenkloof, ouderen met een handicap, oudere migranten, oudere Roma en ouderen die tot etnische, raciale, taalkundige of seksuele minderheden en overige groepen behoren die onevenredig zijn getroffen door armoede en sociale uitsluiting; spoort het Comité voor sociale bescherming aan meer onderzoek te wijden aan de groepen met een hoge mate van armoede en sociale uitsluiting;

Actief ouder worden

38.

benadrukt dat het creëren en uitvoeren van aan de leeftijd aangepaste mogelijkheden voor levenslang leren een cruciale en onontbeerlijke factor is om de sociale en economische duurzaamheid en het persoonlijk welzijn te verbeteren; verzoekt de lidstaten te investeren in vaardigheden en onderwijs en om formele, niet-formele en informele onderwijs-, opleidings- en levenslang-leren-projecten te ontwikkelen, alsook mogelijkheden om ouderen beter te integreren, met inbegrip van onlineonderwijs, ongeacht of zij nog actief zijn op de arbeidsmarkt of zijn gepensioneerd;

39.

benadrukt in dit verband dat de digitale vaardigheden van ouderen moeten worden versterkt om hen in staat te stellen onlineonderwijs te volgen en hun toegang tot gezondheidszorg en andere digitale diensten te verbeteren; dringt aan op toegankelijke en betaalbare programma’s inzake digitale vaardigheden die zijn afgestemd op de behoeften van ouderen; verzoekt de Commissie specifieke maatregelen te nemen gericht op ouderen; verzoekt de Commissie en de lidstaten voorts om initiatieven op het gebied van bij- en omscholing te ondersteunen, met name voor kwetsbare groepen, teneinde mensen aan een hoogwaardige baan te helpen en te voorzien in de behoeften van de arbeidsmarkt, de digitale kloof te dichten en ervoor te zorgen dat deze mensen zich daadwerkelijk aanpassen aan en profiteren van innovatieve beheer- en werkmethoden en digitale oplossingen, zoals telewerken;

40.

verzoekt de lidstaten het ESF+ en het EFRO in te zetten om het scheppen van hoogwaardige banen te ondersteun, een beter evenwicht tussen werk en privéleven te bevorderen en arbeidskansen te bieden in regio’s die worden bedreigd door ontvolking, waarbij speciale aandacht moet uitgaan naar een betere arbeidsmarktparticipatie van vrouwen; benadrukt het belang van adviesdiensten, levenslang leren en programma’s voor bij- en omscholing van werknemers van alle leeftijden;

41.

roept de lidstaten en het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening op uitwisseling van praktijken op te zetten met betrekking tot de integratie van oudere werkzoekenden op de arbeidsmarkt;

42.

verwelkomt het streven van de Commissie naar een fatsoenlijk loon voor alle werknemers middels een wettelijk minimumloon dan wel collectieve onderhandelingen;

43.

benadrukt dat de aanpak van de demografische verandering uit moet gaan van een op rechten gebaseerde benadering, om zo gelijke kansen, dialoog en solidariteit te bevorderen en te creëren, in plaats van concurrentie tussen personen van verschillende generaties;

44.

roept de Commissie en de lidstaten op te zorgen voor een degelijke uitvoering van de richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven, en regionale en lokale initiatieven en projecten te ondersteunen die gericht zijn op een beter evenwicht tussen werk en privéleven voor mannen en vrouwen;

45.

is ingenomen met het voorstel van de Commissie om een programma voor “digitale vrijwilligers” (53) op te zetten om jonge gekwalificeerde mensen en ervaren senioren in staat te stellen hun digitale vaardigheden te delen met traditionele bedrijven; spoort de lidstaten aan vrijwilligerswerk en begeleiding te ontwikkelen voor kennisoverdracht tussen generaties, om sociale uitsluiting te bestrijden en het delen van vaardigheden en ervaring mogelijk te maken, de verbetering van de vaardigheden van jonge en oudere werknemers aan te moedigen en traditionele ambachtelijke beroepen in stand te houden die deel uitmaken van het Europese erfgoed;

46.

verzoekt de Commissie en de lidstaten de digitale kloof te overbruggen en verder onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor de sociale inclusie en integratie van ouderen in de werkende leeftijd op de arbeidsmarkt, met name aan huis gebonden ouderen, door middel van het veilige gebruik van internet, andere informatietechnologieën en kunstmatige intelligentie voor culturele, amusements-, onderwijs-, werk-, communicatie- en medische doeleinden, met inbegrip van telezorg en telegeneeskunde, en daarbij het hoogste niveau van bescherming van persoonsgegevens te waarborgen, met inachtneming van het belang van direct persoonlijk contact en van een waardige aanpak waarin de mens centraal staat; pleit met name voor strategieën om de digitale vaardigheden, connectiviteit en de toegang tot apparaten in instellingen voor langdurige zorg te verbeteren;

47.

merkt op dat het verbeteren van de connectiviteit en toegankelijkheid van diensten in plattelandsgebieden en afgelegen gebieden van cruciaal belang is om de ontvolking van die gebieden aan te pakken, alsook de sociale en digitale uitsluiting van de oudere bevolking die er woont; verzoekt de lidstaten daarom de betekenis van plattelandsgebieden en afgelegen gebieden in al hun diversiteit te onderkennen en hun potentieel te ontwikkelen door middel van stimulerende investeringen in de lokale economie die ondernemerschap bevorderen en hun infrastructuur verbeteren;

48.

verzoekt de Commissie de lidstaten te ondersteunen bij de bestrijding van de armoede, die in het bijzonder alleenstaande moeders treft en die door de crisis verder is verergerd, hetgeen leidt tot een toenemende sociale uitsluiting;

49.

onderstreept de grote impact die de voortdurend evoluerende technologieën hebben op het dagelijks leven van mensen, en benadrukt daarom de noodzaak van snel internet en cruciale en geactualiseerde technologische apparatuur op scholen, in ziekenhuizen en in alle overige relevante publieke voorzieningen, met inbegrip van een doeltreffende elektronische overheid; is van oordeel dat de mogelijkheden die voortvloeien uit levenslang leren, gekoppeld aan digitalisering, cruciaal zijn om de vergrijzende bevolking op het platteland en in afgelegen regio’s uiteenlopende kansen te bieden, met inbegrip van een aanvullend inkomen; verzoekt de Commissie en de lidstaten daarom om onderwijs- en opleidingsprogramma’s te ondersteunen die de vergrijzende bevolking helpen om vaardigheden te ontwikkelen en deskundigheid te verwerven op gebieden zoals e-handel, onlinemarketing en ICT; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat alle huishoudens toegang hebben tot snel internet en digitale apparatuur en om de verwerving van digitale vaardigheden te bevorderen, met name voor kwetsbare groepen;

50.

is van mening dat in het kader van de groene en digitale transitie van de EU het volledige potentieel van de vergrijzende plattelandsgemeenschappen moet worden benut; wijst er in dat verband op dat de toegang tot breedbandinternet en basisdiensten in plattelandsgebieden moet worden verzekerd, evenals de toepassing van e-vaardigheden en nieuwe benaderingen van duurzame ontwikkeling, zoals het concept van slimme dorpen en een duurzame transformatie van het voedselsysteem;

51.

onderstreept dat zowel mensen in de sector als mensen die de sector net betreden, vanwege de evolutie, digitalisering en specialisering van de landbouw een passend niveau van digitale, technische en economische opleiding nodig hebben en pleit ervoor uitwisselingsregelingen, discussies, onlineopleidingen en e-learning te bevorderen;

52.

verzoekt de lidstaten rekening te houden met de specifieke situatie van oudere werknemers op de arbeidsmarkt met behulp van maatregelen zoals geïndividualiseerde opleidingen en geoptimaliseerde werktijden;

53.

verzoekt de Commissie de lidstaten te ondersteunen bij het opvoeren van het gebruik van de structuurfondsen voor investeringen in openbare kinderopvang en zorg voor ouderen en hulpbehoevenden;

54.

verzoekt de lidstaten de werking en ontwikkeling van ouderenorganisaties en andere vormen van sociale participatie te ondersteunen;

55.

verzoekt de Commissie en het Comité voor sociale bescherming in het volgende verslag over de toereikendheid van de pensioenen grondiger onderzoek te doen naar atypische vormen van werk, door een volledige analyse te maken van de genderpensioenkloof in alle dimensies en in de drie pijlers van de pensioenstelsels; verzoekt de Commissie verder de toereikendheid van minimumpensioenen te beoordelen, die met name van belang zijn om armoede onder ouderen te voorkomen;

56.

benadrukt dat de opkomende zilveren economie een van de voornaamste aanjagers van de economie kan worden, met name in plattelandsgebieden, en de gezondheidszorg- en langdurigezorgsector mogelijkheden kan bieden om op efficiëntere wijze hoogwaardige zorg te verlenen; verzoekt de Commissie en de lidstaten om in de EU- en de nationale strategieën oog te hebben voor het potentieel van de zilveren economie en deze sterker te bevorderen, onder meer in het toerisme en bij culturele uitwisselingen gericht op ouderen;

57.

brengt in herinnering dat met name in de ultraperifere gebieden sprake is van ontvolking, hetgeen een bijzonder scala aan maatregelen vereist om de negatieve demografische veranderingen waarmee deze gebieden vaak geconfronteerd worden, af te zwakken; verzoekt de lidstaten proactief gebruik te maken van de beschikbare structuur- en investeringsfondsen om de uitdagingen waarmee deze regio’s te maken hebben, aan te pakken;

58.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om organisaties die ouderen vertegenwoordigen en hun belangen verdedigen te betrekken bij beslissingen die ouderen aangaan;

59.

benadrukt dat telewerken tal van voordelen biedt voor afgelegen gebieden en een van de beste middelen is om digitale technologieën in te zetten om de bevolking van de plattelands- en afgelegen gebieden te behouden en tegelijk de lokale gemeenschappen en economie een positieve impuls te geven; roept de Commissie op een EU-telewerkagenda voor te stellen met het oog op de ontwikkeling van een wetgevend kader met duidelijke minimumnormen en voorwaarden voor werk op afstand binnen de EU;

60.

roept de Commissie en de lidstaten op om de rechten van ouderen met een handicap te integreren in alle aan handicaps en ouderdom gerelateerde beleidsmaatregelen en -programma’s en zo te zorgen voor volledige naleving van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap;

Speciale beleidsmaatregelen en onderzoek

61.

verzoekt de lidstaten de EU-fondsen en particuliere investeringen, gecombineerd met nationale en lokale investeringen, te gebruiken om betaalbare, adequate, veilige en toegankelijke woningen te bieden en om gebouwen aan te passen aan de behoeften van ouderen en kwetsbare en achtergestelde personen; benadrukt dat gebouwen toegankelijkheidsvoorzieningen moeten hebben; onderstreept dat een woning veilig is wanneer de kans dat er zich onveilige situaties voordoen wordt beperkt en er gemakkelijk kan worden gereageerd op dergelijke situaties; herinnert eraan dat toegankelijke huisvesting gepaard moet gaan met passende infrastructuur;

62.

benadrukt de onontbeerlijke rol die regionale en lokale overheden spelen in de zoektocht naar een zinvolle en duurzame oplossing voor de toenemende demografische problemen in plattelands- en afgelegen gebieden;

63.

verzoekt de Commissie en de lidstaten goede praktijken voor een doelmatig ouderdomsbeleid te bevorderen;

64.

verzoekt de lidstaten initiatieven te bevorderen om de banden tussen de generaties te versterken en om ouderen die om gezondheids- of financiële redenen hun woning moeten verlaten in staat te stellen een betaalbare woning te vinden die beantwoordt aan hun behoeften;

65.

verzoekt de lidstaten rekening te houden met de genderdimensie in verband met de hervorming van de pensioenstelsels en de aanpassing van de pensioenleeftijd, gezien de verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft werkpatronen en het hogere discriminatierisico dat oudere vrouwen lopen op de arbeidsmarkt;

66.

verzoekt de lidstaten geweld tegen oudere vrouwen te voorkomen en te bestrijden als onderdeel van hun nationale aanpak van COVID-19, met inbegrip van hulplijnen en ondersteuningsdiensten, en bijzondere aandacht te besteden aan verzorgingstehuizen;

67.

verzoekt de Commissie en de lidstaten doeltreffende programma’s op te zetten om geweld tegen vrouwen te bestrijden en daarbij rekening te houden met de leeftijdsdimensie, ter voorkoming van fysiek, seksueel, psychologisch en economisch misbruik waarmee ouderen, en meestal vrouwen, worden geconfronteerd; stelt voor statistisch onderzoek te verrichten naar het toenemende geweld tegen ouderen om meer inzicht te krijgen in dit ernstige probleem — waarvan ouderen in het algemeen geen melding maken omdat zij de slechte behandeling die hun ten deel valt vaak aanvaarden als iets dat bij het oud en afhankelijk zijn hoort — en om mishandeling van ouderen doelmatiger en met meer inzet van de maatschappij in het algemeen te bestrijden;

68.

benadrukt dat beschermd en begeleid wonen bevorderlijk kan zijn voor de de-institutionalisering van de zorg; verzoekt de lidstaten de mogelijkheden te onderzoeken van de bevordering van beschermd, begeleid en intergenerationeel wonen, alsook van woningaanpassingen op basis van kwaliteitscriteria;

69.

moedigt de lidstaten aan op ouderen gerichte informatie- en voorlichtingscampagnes en maatregelen op het gebied van verkeersveiligheid uit te voeren en daarbij de gevolgen te laten zien van fysiologische veranderingen en de achteruitgang van de psychomotorische vaardigheden voor het vermogen om aan het wegverkeer deel te nemen, en zo de veiligheid voor alle weggebruikers te verbeteren;

70.

spoort de lidstaten aan de uitgaven in het kader van het ESF+, het EFRO en het Fonds voor een rechtvaardige transitie te verhogen voor doelstellingen die verband houden met scholing en omscholing van oudere werknemers en het waarborgen van gelijke toegang tot overheidsdiensten, en daarbij specifiek aandacht te hebben voor het aansporen van ondernemingen om oudere werknemers in dienst te nemen en het aanpassen van de openbare infrastructuur, waaronder het vervoer, en de openbare ruimte aan de behoeften van ouderen; verzoekt de lidstaten om investeringen in publieke diensten in plattelandsgebieden te bevorderen met behulp van de structuurfondsen, teneinde jongeren aan te trekken en het welzijn van ouderen die daar wonen te verbeteren; dringt erop aan meer gebruik te maken van de middelen van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling om het isolement en de sociale uitsluiting van ouderen in plattelands- en achterstandsgebieden te bestrijden, waarbij bijzondere aandacht moet uitgaan naar gebieden waar ontvolking dreigt; verzoekt de lidstaten de mogelijkheden te benutten die NextGenerationEU in dit verband biedt;

71.

onderstreept het belang van toereikende, betrouwbare en vergelijkbare gegevens als grondslag voor het beleid en de maatregelen voor het aanpakken van demografische uitdagingen; verzoekt de Commissie het statistisch kader van de EU te herzien door de maximale leeftijdsgrens voor de vergaring van gegevens te verhogen, bij de gegevensvergaring personen te betrekken die in instellingen wonen, en gegevens uit te splitsen naar sekse en leeftijd, en daarbij de privacy en de normen inzake de grondrechten volledig te eerbiedigen; verzoekt de Commissie en de lidstaten meer gegevens te verzamelen en meer ondersteuning te bieden voor de ontwikkeling van onderzoek naar gezond ouder worden en ouderdomsgerelateerde ziekten en naar de leefomstandigheden van ouderen;

72.

is ingenomen met het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten en roept op tot een snelle en doeltreffende uitvoering van de daarin vervatte beginselen; verzoekt de Commissie, met het oog op een betere en sterkere vertegenwoordiging van ouderen in het EU-wetgevingsproces en in navolging van het bestaande Europees Jongerenparlement, te overwegen een dergelijk initiatief te financieren uit het EU-programma “Rechten, gelijkheid en burgerschap”;

73.

verzoekt de Commissie en de lidstaten hun maatregelen te richten op het verlengen van de gezonde jaren van ouderen; onderstreept in dit verband het belang van voorlichtings- en onderwijsprogramma’s over levenslange gezondheid, ziektepreventie en regelmatig onderzoek, en om nieuwe initiatieven te ontplooien, zoals beter ziektepreventiebeleid en doeltreffendere gezondheidsprogramma’s om het proces van gezond ouder worden te bevorderen; verzoekt de Commissie en de lidstaten om actief deel te nemen aan het Decennium voor gezond ouder worden van de WHO door plannen voor gezond ouder worden in de EU op te stellen met betrekking tot de toegang tot gezondheids- en zorgvoorzieningen, alsook strategieën voor gezondheidsbevordering en ziektepreventie; verzoekt de Commissie om een ambitieuze onderzoeksagenda op het gebied van lichamelijke en geestelijke gezondheid vast te stellen in het kader van het programma Horizon Europa; moedigt de lidstaten aan te overwegen de middelen uit het meerjarig financieel kader en NextGenerationEU hiervoor te gebruiken;

74.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om intergenerationele uitwisseling te bevorderen, onder meer door vrijwilligerswerk door jongeren voor ouderen te bevorderen en intergenerationele centra te stimuleren en te financieren, aangezien die cruciaal kunnen zijn voor de bestrijding van leeftijdsdiscriminatie en voor de sociale inclusie van ouderen; spoort de lidstaten aan centra voor gemeenschapszorg, vrijwilligerswerk en mogelijkheden voor levenslang leren voor ouderen op te zetten in de buurt van scholen en crèches, en om de intergenerationele banden te versterken door de contacten tussen deze voorzieningen te bevorderen; dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan dat zij programma’s, projecten en maatregelen bevorderen die de sociale, culturele en politieke participatie van ouderen vooruithelpen;

75.

verzoekt de Commissie en de lidstaten een inclusieve arbeidsmarkt en samenleving te bevorderen en te ondersteunen, zodat gelijke participatie mogelijk wordt en de vaardigheden en talenten van iedereen worden benut; roept de lidstaten op strategieën voor arbeidsinzetbaarheid en loopbaanbeheer te ontwikkelen teneinde zich voor te bereiden op een ouder wordend werkbestand en volatielere arbeidsmarkten in het licht van de frequente en ingrijpende transformaties op die markten; benadrukt dat dergelijke strategieën de bevordering van onderwijs, opleiding en levenslang leren voor personen van alle leeftijden moeten omvatten, evenals gezonde werkplaatsen die werknemers met gezondheidsproblemen of een handicap een redelijke accommodatie bieden, een beter evenwicht tussen werk en privéleven en de bevordering van uitwisseling tussen de generaties op de werkplek; roept het EU-platform van diversiteitshandvesten voorts op meer aandacht te besteden aan de bevordering van diversiteit op het gebied van leeftijd en capaciteit/handicap op de werkvloer; verzoekt de Commissie om binnen het nieuwe strategisch kader voor gezondheid en veiligheid op het werk de nadruk te leggen op psychosociale en psychische leeftijdsgerelateerde risico’s voor zowel vrouwen als mannen; onderstreept dat gezondheid en veiligheid op het werk van cruciaal belang zijn;

76.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om mensen van zestig jaar en ouder die aan de slag willen, met name vrouwen, makkelijker toegang te bieden tot werk, zodat zij over hun totale loopbaan meer verdienen, en deeltijdse beroepsactiviteiten met een laag risico te creëren voor ouderen die nog gezond zijn en verantwoordelijkheden kunnen dragen; benadrukt de noodzaak om mogelijkheden te creëren voor betaald werk voor personen die reeds de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt en die actief willen blijven of worden, niet alleen om aanvullend inkomen te genereren maar ook als manier om sociale uitsluiting aan te pakken; spoort bovendien aan tot stimuleringsmaatregelen voor vrijwilligerswerk en begeleiding om de kennisoverdracht tussen de generaties te stimuleren; onderstreept dat dergelijke maatregelen en activiteiten niet ten koste mogen gaan van jonge werkzoekenden of langdurig werklozen;

77.

verzoekt de Commissie een EU-strategie voor verzorgers aan te nemen; benadrukt dat investeringen in zorgdiensten essentieel zijn, aangezien hierdoor niet alleen de arbeidsparticipatie van vrouwen toeneemt, door de creatie van arbeidsmogelijkheden in de formele economie voor mantelzorgers en door de bevordering van het evenwicht tussen werk en privéleven voor vrouwen, maar ook de leefomstandigheden voor ouderen verbeteren door investeringen in instellingen voor langdurige zorg, maatregelen om de mentale gezondheid te verbeteren en isolement te bestrijden, en maatregelen om geweld tegen oudere vrouwen te voorkomen en te bestrijden, evenals investeringen in gezondheid en onderwijs, om ervoor te zorgen dat mensen actief en in goede gezondheid ouder kunnen worden; verzoekt de lidstaten een reeks indicatoren betreffende de toegankelijkheid en duurzaamheid van systemen voor ouderenzorg vast te stellen, alsook een gemeenschappelijk kwaliteitskader voor zorgvoorzieningen voor ouderen; beklemtoont dat het belangrijk is te garanderen dat zorg voor ouderen een nationale bevoegdheid blijft;

78.

verzoekt de lidstaten om meer aandacht te besteden aan ouderen, die bijzonder kwetsbaar zijn voor virale infecties, met inbegrip van COVID-19; verzoekt de Commissie en de lidstaten het isolement, de verwaarlozing en de sociale uitsluiting die ouderen tijdens de COVID-19-pandemie hebben ervaren, te bestrijden door voorlichtingscampagnes te bevorderen, onderzoek te verrichten, gedachtewisselingen te vergemakkelijken en de structuur- en investeringsfondsen van de EU te combineren; verzoekt de lidstaten bovendien om de toepassing van patiëntenrechten in de grensoverschrijdende gezondheidszorg te waarborgen, alsook de beschikbaarheid en toegankelijkheid van veilige en betaalbare geneesmiddelen; benadrukt dat de COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat de EU meer solidariteit aan de dag moet leggen; verzoekt de Commissie een EU-handvest voor de rechten van ouderen te ontwikkelen en vast te stellen op grond van artikel 25 van het Handvest;

79.

onderkent de prominente rol die het cohesiebeleid en het GLB zouden kunnen spelen bij het bevorderen en stimuleren van de inzetbaarheid en inclusie van vrouwen in plattelandsgebieden en afgelegen gebieden die met demografische problemen worden geconfronteerd; verzoekt de lidstaten hiertoe beter gebruik te maken van de beschikbare middelen;

80.

verzoekt de lidstaten gebruik te maken van financiering van React-EU om demografische veranderingen aan te pakken (54);

81.

benadrukt dat nieuwe technologieën en innovatieve methoden nuttig kunnen blijken om de kosten van diensten van algemeen belang te drukken, zonder iets af te doen aan de levensstandaard en de kwaliteit van de diensten in afgelegen en dunbevolkte regio’s; moedigt de lidstaten en de desbetreffende regionale en lokale overheden aan te investeren in onconventionele en innovatieve maatregelen gericht op het bieden van essentiële diensten voor de bevolking, en om een passende omgeving te creëren teneinde mensen aan te trekken en het proces van ontvolking om te keren;

82.

verzoekt de lidstaten de uitwisseling van goede praktijken met betrekking tot het creëren van passende demografische beleidsmaatregelen en -initiatieven te verbeteren om de mogelijkheden te benutten en de problemen aan te pakken met betrekking tot de vergrijzing in de EU;

83.

herinnert aan de specifieke aard van agrarische familiebedrijven, waarbij landbouwactiviteit en gezinsleven worden gecombineerd en oudere landbouwers ook na de pensioenleeftijd actief blijven;

84.

erkent het potentieel van ouderen, met inbegrip van landbouwers, om de drijvende kracht te worden achter een bloeiende zilveren economie in plattelandsgebieden op basis van sociale innovatie, inclusieve plattelandsgemeenschappen en een gezondere leefomgeving; verzoekt de Commissie om dit potentieel zorgvuldig te bestuderen bij de uitwerking van haar langetermijnvisie op plattelandsgebieden en actief ouder worden;

85.

roept de overheidsinstellingen op de vaststelling van een speciaal beschermingsstelsel te bevorderen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de werkloosheid van werknemers in de landbouw, vanwege het zeer tijdelijke karakter van seizoensarbeid in de landbouw; wijst erop dat op die manier meer zekerheid kan worden geboden aan personen die kiezen voor een baan in de landbouw;

86.

wijst erop dat de vergrijzing van de beroepsbevolking en het gebrek aan generatievernieuwing een ernstiger probleem vormen in de landbouw dan in andere sectoren; is van mening dat het aantrekken van nieuwe krachten om generatievernieuwing mogelijk te maken, door de aantrekkelijkheid en winstgevendheid van beroepen in de landbouwsector te waarborgen, van essentieel belang is om deze trend om te buigen;

87.

onderkent dat slechts 11 % van alle landbouwbedrijven in de Europese Unie wordt gerund door landbouwers die jonger zijn dan 40 (55); verzoekt de lidstaten om alle belemmeringen weg te nemen die jonge landbouwers beletten de landbouwsector te betreden, met inbegrip van de moeilijkheid om toegang te krijgen tot grond; verzoekt de lidstaten voorts om nieuwe manieren van samenwerking tussen de generaties te bevorderen, zoals partnerschappen, deelpacht, langetermijnpacht en andere regelingen die het gebrek aan grond zouden kunnen aanpakken en jongeren zouden kunnen aansporen om landbouwer te worden;

88.

wijst er nogmaals op dat sommige belemmeringen voor generatievernieuwing in de landbouw samenhangen met de toegang tot grond en de overdracht van landbouwbedrijven tussen generaties; herinnert eraan dat oudere landbouwers, wanneer zij worden geconfronteerd met het risico op een laag pensioen, inkomensverlies (met inbegrip van GLB-betalingen) en sociale uitsluiting in plattelandsgebieden na hun pensioen, er gewoonlijk voor kiezen om actief te blijven en hun landbouwbedrijf langer in handen te houden; onderstreept in dit verband dat er op maat gemaakte beleidsinstrumenten nodig zijn om de vlotte overdracht van landbouwbedrijven en actief ouder worden voor oudere landbouwers in plattelandsgebieden te garanderen;

89.

merkt op dat de nationale pensioenstelsels in talrijke lidstaten gepensioneerde landbouwers onvoldoende inkomsten bieden; betreurt dat het voortzetten van de landbouwactiviteit na de wettelijke pensioenleeftijd, waardoor de generatievernieuwing wordt afgeremd, vaak de enige manier is om met deze situatie om te gaan; benadrukt dat GLB-steun niet bedoeld is om de pensioenstelsels te vervangen;

90.

wijst op de toenemende behoefte aan hooggekwalificeerde jonge professionals in de landbouw, in het bijzonder in de regio’s, en vestigt er de aandacht op dat alle maatregelen moeten worden genomen om jonge mensen ertoe aan te sporen een beroep in de landbouw te leren en om de kennisoverdracht van ouderen naar de jongere generatie te vergemakkelijken;

91.

is van mening dat landbouwpartnerschappen tussen oudere en jongere generaties van essentieel belang zijn om de solidariteit, de kennisoverdracht en het wederzijds leren tussen generaties te verdiepen, hetgeen bijzonder belangrijk is voor de toepassing van nieuwe technologieën en digitale vaardigheden in de landbouw;

92.

is van mening dat meewerkende gezinsleden nog steeds de overgrote meerderheid van de landbouwarbeidskrachten in Europa vertegenwoordigen, maar merkt op dat dit soort arbeidskrachten al jaren gestaag afneemt en naar verwachting in de nabije toekomst nog verder zal afnemen; benadrukt dat de onstuitbare uittocht uit het platteland in bepaalde delen van de Unie, in plattelandsgebieden zal zorgen voor economische, sociale en milieuproblemen die ambitieuzere en beter gecoördineerde beleidsmaatregelen vereisen;

93.

benadrukt dat plattelandsgebieden moeten worden ondersteund in hun diversiteit, door investeringen aan te moedigen in projecten die de plaatselijke economie ondersteunen, met inbegrip van een betere toegang tot vervoer en digitale connectiviteit; acht het belangrijk eraan te herinneren dat de instandhouding van de werkgelegenheid in de landbouw rechtstreekse gevolgen heeft voor het behoud van de plattelandseconomieën; is bovendien van mening dat alle landbouwers met de niet te onderschatten uitdaging worden geconfronteerd om beter inzicht te krijgen in de rol van moderne technologie en innovatie in de landbouw en om hiermee aan de slag te gaan; benadrukt daarom het belang van beroepsopleiding gedurende het gehele leven, adviesdiensten en kennisuitwisseling, zowel binnen als buiten het kader van het GLB;

94.

is van mening dat de toegang van vrouwen tot de landbouw moet worden vergemakkelijkt door middel van doeltreffende openbare diensten, zodat zij hun loopbaan in de landbouw verder kunnen uitbouwen;

95.

merkt op dat een vergrijzende bevolking, in het bijzonder in landbouw- en plattelandsgebieden, een onvermijdelijke trend is waarmee rekening moet worden gehouden bij het ontwerpen van economisch en sociaal beleid; is van mening dat de vergrijzing een multidimensionale aanpak vereist, en benadrukt dat een bredere complementariteit en meer synergie tussen beleidsterreinen en steuninstrumenten moeten worden bevorderd; herinnert eraan dat toereikende middelen en diensten van essentieel belang zijn om ouderen een voor hen geschikte omgeving te bieden;

96.

benadrukt dat ongelijkheid in de toegang tot grond en tot directe betalingen en steun, zowel tussen als binnen EU-landen, een van de problemen is die moeten worden aangepakt om de achteruitgang in de regio’s een halt toe te roepen, om ouderen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt aan te sporen de landbouw te verlaten en om jongeren aan te moedigen met landbouwactiviteiten te starten;

97.

verzoekt de lidstaten rekening te houden met het aandeel ouderen (ouder dan 65) in plattelandsgebieden wanneer zij hun strategische plannen opstellen en te overwegen maatregelen in te voeren die betrekking hebben of gericht zijn op oudere inwoners van plattelandsgebieden, bijvoorbeeld via een flexibelere benadering ten aanzien van de voorwaarden die gelden voor de werkelijke en actieve deelname van die leeftijdscategorie aan het economische leven in de betrokken regio;

98.

wijst erop dat het gezien de situatie als gevolg van de COVID-19-pandemie nodig is zich in te zetten voor een leefbaar en dynamisch platteland, waarbij een einde wordt gemaakt aan de bureaucratische rompslomp en wordt geïnvesteerd in infrastructuur en kwaliteitsdiensten in plattelandsgebieden om het vergrijzingsproces in de landbouw te beteugelen en de rol van vrouwen als bedrijfsleider te bevorderen;

99.

merkt op dat een effectief mobiliteitsstelsel een van de absolute voorwaarden is voor regionale economische ontwikkeling, territoriale cohesie en de ontwikkeling van het regionale potentieel; wijst erop dat daarom moet worden voorzien in de nodige financiering voor de ontwikkeling en het onderhoud van vervoersverbindingen, die de oudere generatie ertoe kunnen aanzetten langer in de landbouw te blijven en jongeren uit regionale centra kunnen aantrekken om op het platteland te werken;

100.

onderstreept de rol en het belang van het GLB bij het bevorderen van generatievernieuwing in de landbouwsector; verzoekt de lidstaten om in hun strategische plannen maatregelen te stimuleren om het aantal jonge landbouwers te verhogen en om de samenhang met andere instrumenten op nationaal en EU-niveau te bevorderen;

101.

benadrukt de centrale rol van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsinitiatieven voor het herstel en het behoud van leefbare en bruisende plaatselijke plattelandseconomieën, en de noodzaak van voldoende financiering voor het Leader-programma; verzoekt de lidstaten ten volle gebruik te maken van de capaciteit van Leader;

102.

wijst op het belang van de diensten die worden verleend door niet-gouvernementele organisaties (ngo’s), in het bijzonder voor ouderen; pleit ervoor de financiering voor de activiteiten van ngo’s in de regio’s te versterken.

o

o o

103.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1)  Arrest van 22 november 2005, Werner Mangold/Rüdiger Helm, C-144/04, ECLI:EU:C:2005:709.

(2)  PB L 246 van 23.9.2011, blz. 5.

(3)  PB C 484 van 24.12.2016, blz. 1.

(4)  PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1.

(5)  PB C 308 E van 20.10.2011, blz. 49.

(6)  PB C 363 van 28.10.2020, blz. 80.

(7)  PB C 74 E van 13.3.2012, blz. 19.

(8)  PB C 76 van 28.2.2018, blz. 93.

(9)  PB C 204 van 13.6.2018, blz. 76.

(10)  PB C 331 van 18.9.2018, blz. 60.

(11)  PB C 356 van 4.10.2018, blz. 10.

(12)  PB C 108 van 26.3.2021, blz. 965.

(13)  PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.

(14)  PB C 137 E van 27.5.2010, blz. 68.

(15)  PB L 188 van 12.7.2019, blz. 79.

(16)  COM(2020)0241.

(17)  VN, “Changing population age structures and sustainable development: a concise report”, 2017.

(18)  Eurostat, “Ageing Europe — statistics on social life and opinions”, gegevens geraadpleegd in juli 2020.

(19)  Eurostat, “Population structure and ageing”, gegevens geraadpleegd in augustus 2020.

(20)  Werkdocument van de diensten van de Commissie van 17 juni 2020 bij haar verslag over de gevolgen van demografische veranderingen (SWD(2020)0109), blz. 7.

(21)  VN, “Changing population age structures and sustainable development: a concise report”, 2017, blz. 11.

(22)  Eurostat, “Ageing Europe: Looking at the lives of older people in the EU”, 2019.

(23)  Eurostat, “Ageing Europe: Looking at the lives of older people in the EU”, 2019.

(24)  Onderzoeksdienst van het Europees Parlement, “Demographic outlook of the European Union”, maart 2020, blz. 3.

(25)  EU Science Hub, de wetenschaps- en kennisdienst van de Commissie, “How lonely are Europeans?”, 12 juni 2019.

(26)  Onderzoeksdienst van het Europees Parlement, “Demographic outlook of the European Union”, maart 2020, blz. 16.

(27)  Referentiescenario van Eurostat.

(28)  Eurostat, “Ageing Europe: Looking at the lives of older people in the EU”, 2019.

(29)  Europese Commissie, index van de digitale economie en samenleving 2020, blz. 52.

(30)  SWD(2020)0109, blz. 42.

(31)  Eurostat, “Ageing Europe: Looking at the lives of older people in the EU”, 2019, blz. 53.

(32)  Eurostat, “Disability statistics — elderly needs for help or assistance”, gegevens geraadpleegd in juni 2019.

(33)  Eurostat, “Functional and activity limitations statistics”, gegevens geraadpleegd in december 2020.

(34)  Eurostat, “Ageing Europe: Looking at the lives of older people in the EU”, 2019, blz. 70.

(35)  Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding e.a., “High impact of COVID-19 in long-term care facilities, suggestion for monitoring in the EU/EEA”, Eurosurveillance, jaargang 25, nummer 22, 4 juni 2020.

(36)  Europees Instituut voor gendergelijkheid, “Ageing societies, migration and climate change bring new challenges for gender equality”, 10 december 2019.

(37)  In 2018 werkte 30,5 % van de vrouwen en 9,2 % van de mannen in de EU-27 in deeltijd (Eurostat, arbeidskrachtenenquête).

(38)  Het aandeel tijdelijke contracten voor mensen tussen 15 en 64 jaar is de afgelopen jaren stabiel gebleven. In 2018 was dat 12,1 % van de totale werkgelegenheid. Het percentage is voor vrouwen iets hoger (13,1 %) dan voor mannen (11,2 %) (Eurostat).

(39)  Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, bulletins over de gevolgen van de coronaviruspandemie in de EU op de grondrechten: nr. 3 van juni 2020 over ouderen en nr. 6 van 30 november 2020 over sociale rechten.

(40)  Eurofound-artikel van 19 mei 2021 over pensionering.

(41)  Eurofound, Europees onderzoek inzake levenskwaliteit 2016, blz. 79.

(42)  Eurofound, Europees onderzoek inzake levenskwaliteit 2016, blz. 77.

(43)  Eurofound, Europees onderzoek inzake levenskwaliteit 2016, blz. 15.

(44)  Eurofound, Europees onderzoek inzake levenskwaliteit 2016, blz. 26.

(45)  In het Ageing Report 2018 worden de totale kosten van de vergrijzing berekend op basis van de overheidsuitgaven voor pensioenen, gezondheidszorg, langdurige zorg, onderwijs en werkloosheidsuitkeringen.

(46)  Interinstitutionele nota van de Commissie van 25 mei 2018 getiteld “The 2018 Ageing Report: Economic & Budgetary Projections for the 28 EU Member States (2016-2070)”.

(47)  Verslag van de Commissie van 12 april 2018 over de zilveren economie.

(48)  Verslag van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk van 4 oktober 2016 getiteld “The ageing workforce: Implications for occupational safety and health — A research review”.

(49)  Eurostat, “Employment rate of older workers, age group 55-64”, gegevens geraadpleegd op 2 juni 2021.

(50)  COM(2020)0241, blz. 10.

(51)  COM(2020)0241, blz. 22.

(52)  Verslag van Alzheimer Europe van 17 februari 2020, getiteld “Dementia in Europe Yearbook 2019: Estimating the prevalence of dementia in Europe”.

(53)  Mededeling van de Commissie van 10 maart 2020 over een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa (COM(2020)0103).

(54)  COM(2020)0241, blz. 20.

(55)  Eurostat, “Farmers and the agricultural labour force — statistics”, gegevens geraadpleegd in november 2018.