12.5.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 194/7


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de kmo-strategie 2.0 — Bevordering van doeltreffende en snelle resultaten

(initiatiefadvies)

(2022/C 194/02)

Rapporteur:

Milena ANGELOVA

Corapporteur:

Panagiotis GKOFAS

Besluit van de voltallige vergadering

25.3.2021

Rechtsgrondslag

Artikel 32, lid 2, van het reglement van orde

 

Initiatiefadvies

Bevoegde afdeling

Interne Markt, Productie en Consumptie

Goedkeuring door de afdeling

13.12.2021

Goedkeuring door de voltallige vergadering

19.1.2022

Zitting nr.

566

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

235/1/7

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) vormen de ruggengraat van de economie van de Unie; het herstel van de economie is daarom grotendeels afhankelijk van de mate waarin zij erin zullen slagen zich aan te passen aan en te functioneren in de situatie na de pandemie, die zal worden gekenmerkt door ingrijpende veranderingen als gevolg van de digitale en de groene transitie. Om ervoor te zorgen dat kmo’s niet slechts overeind blijven, maar tot bloei, groei en uitbreiding komen, de EU-economie vooruithelpen en hoogwaardige banen en welzijn voor de burgers creëren, moeten de EU en de lidstaten meer inspanningen leveren om kmo’s een gunstig ondernemingsklimaat en adequate financierings- en steunmaatregelen te bieden.

1.2.

Een beleids- en regelgevingskader dat klaar is voor de toekomst moet kmo’s zekerheid, consistentie, duidelijkheid en een gelijk speelveld bieden, de beginselen van betere regelgeving (1) eerbiedigen, ervoor zorgen dat nieuwe of herziene beleidsmaatregelen worden getoetst op mogelijke gevolgen voor het concurrentievermogen, en een hoog niveau van sociale en milieubescherming waarborgen. Het EESC dringt aan op gestroomlijnde administratieve procedures om te voorkomen dat middelen worden gericht op activiteiten die de ontwikkeling van het bedrijfsleven in de weg staan.

1.3.

Het EESC herhaalt zijn voorstel om een netwerk van ombudspersonen voor financiën en financiering op te zetten en te ontwikkelen, dat moet toezien op de uitvoering van de maatregelen ter verbetering van de liquiditeitspositie van kmo’s op de korte termijn. Zo’n netwerk kan kmo’s helpen om toegang tot fondsen te krijgen en kan van dienst zijn bij het verzamelen en analyseren van kwalitatieve gegevens om te begrijpen of en hoe banken financiële instrumenten benutten om de kmo’s te bereiken die financiële middelen het meest nodig hebben en waarom zij geen kredieten krijgen. Dit netwerk kan ook bemiddelen bij overkoepelende geschillen tussen kmo’s en verstrekkers van financiering. Het EESC zou graag zien dat de Europese Commissie en de lidstaten snel een één-loket-procedure voor kmo’s uitwerken en uitvoeren, zodat zij vlotter en sneller toegang krijgen tot EU-middelen.

1.4.

Het EESC beschouwt een soepele werking van zowel de interne als de internationale markt als een belangrijke beleidsmaatregel voor de korte termijn en verzoekt de lidstaten bijzondere inspanningen te leveren om kmo’s in staat te stellen in te schrijven op overheidsopdrachten en die in de wacht te slepen, en om in algemene zin meer vaart te zetten achter de overheidsinvesteringen teneinde de omzet van bedrijven op te stuwen en tegelijkertijd de richtlijn betalingsachterstand doeltreffend toe te passen (2). Het EESC is ingenomen met het voorstel van de Commissie om de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun te verlengen tot juni 2022 teneinde de periode tot aan de terugkeer naar marktgebaseerde voorwaarden na COVID-19 te overbruggen.

1.5.

Het EESC benadrukt dat het voor kmo’s van cruciaal belang is hun competenties en vaardigheden, waaronder hun digitale en groene skills, te verbeteren. Dit geldt voor zowel ondernemers en bedrijfsleiders als voor werknemers. De vraag naar nieuwe vaardigheden vergt aanpassingen in beroepsonderwijs en -opleiding en in bij- en omscholing. Bij de ontwikkeling van vaardigheden speelt de sociale dialoog een belangrijke rol, en goede praktijken op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding moeten worden bevorderd en uitgewisseld via relevante EU-initiatieven in samenwerking tussen kmo-organisaties, de sociale partners en de lidstaten.

1.6.

Met name kleine en micro-ondernemingen, familiebedrijven, traditionele bedrijven en bedrijven in de sociale economie hebben behoefte aan praktische ondersteuning aan de basis en aan specifieke campagnes, instrumenten en advies. Er moet veel meer worden gedaan om voldoende en relevante adviesdiensten beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken, waarbij de steun van de kmo-organisaties onontbeerlijk is. Het EESC is ingenomen met de lancering van het actieplan voor de sociale economie (3) door de Commissie.

1.7.

Het versterken van netwerken, samenwerking en partnerschappen met andere bedrijven en belanghebbenden helpt ook om meer vaart te zetten achter het vermogen van kmo’s om te herstellen, te digitaliseren en te vergroenen, onder meer door kmo’s nauw te betrekken bij de voorbereiding van de transitietrajecten voor industriële ecosystemen. Hoewel de COVID-19-pandemie een impuls heeft gegeven aan de digitalisering van kmo’s die al digitale koplopers waren, heeft zij ook de digitale kloof met digitale achterblijvers verdiept. Er is ook een uitgesproken behoefte om de kansen en uitdagingen van de digitale transitie voor kmo’s, met name de meest kwetsbare met de minste middelen, nauwkeuriger te beoordelen, en om de inspanningen die zij op dit gebied leveren te ondersteunen. Dit proces kan worden gefaciliteerd en ondersteund door de representatieve organisaties van kmo’s, en daartoe moeten speciale steunmaatregelen en financiering voor gezamenlijke acties worden ontworpen en aangeboden.

1.8.

Het EESC benadrukt de cruciale rol die het netwerk van kmo-gezanten, het Enterprise Europe Network (EEN) en kmo-organisaties spelen bij het publiceren en verspreiden van informatie over alle steunmaatregelen onder een zo breed mogelijk publiek van kmo’s, en moedigt deze actoren aan hun structuren en werkmethoden verder te ontwikkelen om beter aan deze behoeften tegemoet te komen. Het EESC stelt voor om de banden tussen kmo-organisaties op EU- en nationaal niveau en het netwerk van kmo-gezanten verder aan te halen om tot een interactiever model te komen waarbij steeds directe, consistente, nauwe en uitgebreide contacten worden onderhouden met kmo’s en hun representatieve organisaties en waarbij de rol van de kmo-gezant beter wordt begrepen en meer erkenning krijgt. Het zijn de kmo-gezanten die het EU-beleid in hun respectieve lidstaten op maat zullen omzetten in concrete maatregelen en steunregelingen en die praktische maatregelen zullen treffen om de specifieke situatie van elke afzonderlijke kmo aan te pakken, zodat geen van hen achterblijft. Het EESC kijkt uit naar de aanstelling van een EU-kmo-gezant die dit proces daadwerkelijk zal leiden.

2.   Achtergrond

2.1.

Het EESC heeft ertoe opgeroepen een “kmo-strategie 2.0” uit te werken om in te spelen op de nieuwe situatie (4), aangezien de Commissie de EU-strategie voor kmo’s net vóór het uitbreken van de COVID-19-pandemie had gelanceerd (5). Bij de afronding van de werkzaamheden met betrekking tot het meerjarig financieel kader 2021-2027 en de nationale herstel- en veerkrachtplannen in het kader van NextGenerationEU moet voorts worden geëvalueerd of het doel om kmo-steunmaatregelen in al deze programma’s centraal te stellen daadwerkelijk is bereikt. Dit is vooral dringend en belangrijk omdat tal van aanbevelingen en voorstellen van representatieve kmo-organisaties nog altijd beter moeten worden geïntegreerd op EU-, nationaal en regionaal niveau om een snelle en succesvolle uitvoering te waarborgen.

2.2.

In dit initiatiefadvies staat het EESC, voortbordurend op zijn vorige advies (6) en zonder de aanbevelingen daarvan te herhalen, stil bij de vraag hoe beter kan worden ingespeeld op de behoeften van kmo’s op het gebied van stimulering en ondersteuning. Deze behoeften vloeien niet alleen voort uit de nieuwe situatie die na de COVID-19-pandemie ontstaat, maar ook uit het feit dat kmo’s in de EU, die bij het herstel en de veerkracht van de economie en de samenleving op EU- en nationaal niveau een belangrijke rol vervullen, aan een van de meest ingewikkelde wetgevingskaders moeten voldoen. In het advies wordt besproken hoe de EU-fondsen en de andere beleidsondersteunende maatregelen helpen het potentieel van kmo’s aan te boren, hoe de uitvoering van de kmo-strategie kan worden versneld en hoe deze spoedig goede resultaten kan opleveren, onder meer door zo nodig aanpassingen door te voeren op basis van recente ervaringen en ontwikkelingen.

3.   Uitdagingen, kansen en de uiteenlopende mogelijkheden van kmo’s

3.1.

Kmo’s lopen aan tegen grote uitdagingen, niet alleen met betrekking tot het economisch herstel en de aanpassing aan de nieuwe situatie na de pandemie, maar ook wat betreft de digitale en de groene transitie en de demografische veranderingen. De nieuwe situatie biedt kmo’s ook kansen, met name indien er passende steunmaatregelen worden genomen die zijn toegesneden op de grote verschillen in de kenmerken van kmo’s en hun vermogen om te herstellen, te digitaliseren en te vergroenen (7).

3.2.

De pandemie heeft het bedrijfsklimaat voor kmo’s ingrijpend veranderd als gevolg van de aanzienlijke veranderingen die de pandemie ook op de wereldmarkten heeft veroorzaakt en de stijging van de energie- en vrachtkosten, die onlangs nog werd versterkt door de stijgende inflatie en de negatieve rente. Bovendien zijn kmo’s getroffen door de dalende vraag en inkomsten van klanten, die negatieve gevolgen heeft voor de kasstroom en het beschikbaar kapitaal, verstoringen van de toeleveringsketen (grondstoffentekorten en prijsstijgingen) en door problemen om een evenwicht te vinden tussen de capaciteit en het welzijn van de werknemers en de vaardighedenmismatch. Liquiditeitstekorten, betalingsachterstanden en een toegenomen vraag naar financiering zijn ook belangrijke problemen die tijdens de pandemie zijn verergerd.

3.3.

Kmo’s worden gekenmerkt door een grote verscheidenheid en heterogeniteit en ook hun herstel- en ontwikkelingsvermogen loopt uiteen, afhankelijk van de vraag of zij goederen produceren en diensten leveren voor de consumentenmarkten of halffabricaten leveren aan grotere bedrijven. Daarnaast hangt het herstel van kmo’s die voornamelijk nationaal of lokaal actief zijn sterk af van het herstel van de binnenlandse situatie, terwijl kmo’s die handeldrijven op de eengemaakte markt gebaat zijn bij een vlotte werking daarvan, en internationaal actieve kmo’s zullen rekenen op het herstel, de verplaatsing naar landen die dichterbij liggen of de diversificatie van ontwrichte internationale waardeketens en op de snelle implementatie van vrijhandelsovereenkomsten.

3.4.

Helaas blijft de digitalisering van kmo’s in de EU-27 achter bij die van hun tegenhangers in het VK, Noorwegen, de VS en Azië. De pandemie heeft eens te meer duidelijk gemaakt hoe belangrijk digitalisering is, maar heeft ook de digitale kloof tussen voortrekkers en volgers vergroot; bovendien beschikken kmo’s nog steeds niet over genoeg expertise en middelen om ervan te profiteren, met name door een gebrek aan:

kennis, ontwikkeling van vaardigheden en beschikbaarheid van digitale technologieën en instrumenten die nodig zijn voor digitalisering;

goede connectiviteit, digitale instrumenten en diensten;

tijd en financiering;

het vermogen om een digitale strategie te combineren met een concreet bedrijfsmodel (zo zijn ze niet in staat om nieuwe technologie te integreren met bestaande technologie en bedrijfsprocessen of om te migreren naar nieuwere systemen en oude technologieën buiten gebruik te stellen).

3.5.

De resultaten van een enquête onder kmo’s bevestigen de eerdere conclusies van het EESC (8): 72 % van de kmo’s is van mening dat een betere toegang tot openbare steunregelingen hen zou helpen bij de digitalisering, in combinatie met steun om de nodige vaardigheden of expertise te verwerven en toegang te krijgen tot netwerken (voor respectievelijk 61 % en 62 % van de kmo’s), en hulp bij fondsenwerving (50 %). Alle kmo’s zouden meer baat hebben bij subsidies en gesubsidieerde overheidsfinanciering dan bij financiële instrumenten.

3.6.

Immaterieel bedrijfsvermogen, zoals imago of langdurige relaties met klanten om in voortdurend veranderende en groeiende behoeften te voorzien, en de toegenomen concurrentie in verband met duurzaamheid worden ook steeds belangrijker voor kmo’s. Digitalisering en vergroening gaan hand in hand: digitalisering helpt ondernemingen het hulpbronnengebruik te optimaliseren en de milieueffecten te verminderen, terwijl de negatieve effecten van digitalisering op klimaat en milieu ook moeten worden aangepakt, veelal op een breder systeemniveau.

3.7.

Veel kmo’s kampen met onzekerheid en een gebrek aan kennis van en inzicht in het specifieke klimaat- en milieubeleid, onder meer de vereisten van alle nieuwe financiële instrumenten. Zij voelen mogelijk de gevolgen van onder meer de Green Deal en het “Fit for 55”-pakket, hetzij via directe vereisten, hetzij indirect in de vorm van hogere hulpbronnenkosten, terwijl een efficiënter energie- en materiaalgebruik en een efficiëntere logistiek ook kostenbesparingen kunnen opleveren, en duurzamere producten marktvoordelen kunnen genereren, afhankelijk van de verwachtingen van klanten. De toename in zowel de binnenlandse als de mondiale vraag naar milieu- en klimaattechnologieën en -oplossingen is een kans voor bedrijven die oplossingen aanbieden aan andere bedrijven of aan de overheidssector. Ook de duurzaamheidsverwachtingen onder beleggers en financiers vertonen duidelijk een stijgende lijn.

3.8.

Bovendien wordt de positionering van kmo’s in de digitale en groene transitie beïnvloed door:

de grootte van kmo’s, die van invloed is op de beschikbaarheid en toegankelijkheid van middelen. Kleine, middelgrote en micro-ondernemingen genereren een vergelijkbare toegevoegde waarde, maar het aantal ondernemingen in de afzonderlijke categorieën loopt sterk uiteen (in 2020 hadden ze een aandeel van resp. 5,7 %, 0,9 % en 93,3 %). Het feit dat micro-ondernemingen, die over de minste middelen beschikken, de overgrote meerderheid vormen, geeft inzicht in de aard en omvang van de uitdagingen;

verschillen in marktpositie en wat betreft de sectoren waarin zij actief zijn; zo bevinden ondernemingen die technologieën en oplossingen op het gebied van digitalisering en vergroening ontwikkelen en aanbieden, zich in een andere positie dan ondernemingen die deze oplossingen invoeren en gebruiken;

de leeftijd en de groeisnelheid van de ondernemingen. Startende en doorgroeiende ondernemingen maken vaker gebruik van geavanceerde digitale technologieën dan andere kmo’s;

het algemene bedrijfsklimaat, dat aantrekkelijk en bevorderlijk moet zijn voor ondernemerschap, innovatie, investeringen en handel;

verschillen tussen de lidstaten. Deze verschillen hebben op het gebied van de digitale transitie vooral betrekking op digitale infrastructuur en digitale vaardigheden, terwijl ze wat de groene transitie betreft bijvoorbeeld voortvloeien uit de mate van intensiteit waarin de economie natuurlijke hulpbronnen gebruikt en uit verschillende tradities en culturen op het gebied van milieubeheer;

verschillen in locatie. De randvoorwaarden voor kmo’s verschillen bijvoorbeeld tussen stad en platteland.

3.9.

Gezien de vergrijzing van de ondernemers in de EU moet de Commissie bedrijfsoverdrachten bevorderen en faciliteren. Deze overdrachten komen immers de hele economie ten goede door banen en ondernemingen veilig te stellen en helpen kmo’s in te spelen op toekomstige behoeften, omdat ze ervoor kunnen zorgen dat ondernemingen beter voorbereid en toegerust zijn voor digitalisering, vergroening en bedrijfsvernieuwing. Het bedrijfsmodel kan met een geslaagde bedrijfsoverdracht worden vernieuwd en digitaal en duurzaam worden gemaakt, terwijl mislukte of niet-gerealiseerde bedrijfsoverdrachten uiteindelijk resulteren in een verlies van banen en van economische groei. Bevordering van diversiteit in ondernemerschap — zoals dat van vrouwen en onderdanen van derde landen — kan van toegevoegde waarde zijn en vaart zetten achter de groei van bepaalde strategische industrieën en bedrijfstakken. Ook voor modellen van de sociale economie, zoals werknemerscoöperaties, is een rol weggelegd.

4.   Basisbeginselen van een succesvolle kmo-strategie 2.0

4.1.

Het EESC roept de Commissie en de lidstaten op om de kmo-strategie versneld uit te voeren en aan te passen aan de verschillende omstandigheden, capaciteiten en behoeften van kmo’s, overeenkomstig de onderstaande beginselen.

4.2.

Maatregelen die het herstel en de veerkracht op EU- en nationaal niveau stimuleren, moeten economisch, sociaal en ecologisch duurzame ontwikkeling bevorderen. Overheidsinvesteringen en -financiering zijn van essentieel belang, maar mogen het belang van particuliere investeringen en de behoefte aan een gunstig ondernemingsklimaat niet aan het zicht onttrekken, zeker in tijden waarin ontwrichtende processen in goede banen moeten worden geleid. In algemene zin moeten de EU-beleidsmaatregelen gericht zijn op een duurzame economie na de pandemie, met innovatie, vaardigheden en concurrentie als uitgangspunten in plaats van staatssteun en protectionisme.

4.3.

Aangezien bedrijven een vitale rol spelen in de economie en de samenleving doordat zij banen scheppen en het algemeen welzijn verbeteren, moeten steunmaatregelen die hen in staat stellen tot bloei te komen, een centrale plaats innemen in het EU-beleid. Deze aansporing wordt ook gerechtvaardigd door het feit dat bedrijven essentieel zijn voor de verwezenlijking van zowel de dubbele transitie als de nagestreefde concurrerende, digitale, klimaatneutrale en circulaire economie. Marktmechanismen sturen deze ontwikkeling in toenemende mate, ondersteund door een verantwoorde sociale dialoog.

4.4.

Omdat kmo’s goed zijn voor 53 % van de toegevoegde waarde en 65 % van de werkgelegenheid die door alle bedrijven in de EU wordt geschapen (2020), spelen zij onmiskenbaar een cruciale rol in de EU-economie en bij het succesvolle herstel ervan. De specifieke behoeften van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (die laatste maken 93 % uit van alle kmo’s) en de versterking van hun rol als belangrijkste motor van de sociale economie moeten bijzondere aandacht krijgen. Aangezien kmo’s en grote ondernemingen op tal van manieren met elkaar verweven zijn, is een efficiëntere integratie in de desbetreffende ecosystemen en waardeketens voor beide partijen gunstig.

4.5.

Er bestaat echter geen pasklare oplossing omdat kmo’s grote verschillen vertonen wat betreft hun vermogen om te herstellen, te digitaliseren en te vergroenen. Bij steunmaatregelen moet in aanmerking worden genomen dat de totale capaciteit van kmo’s afhangt van de (vaak sectorspecifieke) aard, omvang en oorzaak van de verliezen die de onderneming tijdens de pandemie heeft geleden; de positie van de onderneming in de markten, de waardeketens en de bedrijfsecosystemen; de rol en de vorderingen van de onderneming in de digitale en de groene transitie; haar financiële, fysieke en personele middelen; en het ondernemingsklimaat in de betreffende lidstaat.

4.6.

De kortetermijngevolgen van de pandemie zijn nog niet verholpen, en derhalve is het nog steeds van belang gezonde bedrijven te helpen de huidige situatie te doorstaan. Tegelijkertijd moeten de voorwaarden om de digitale en de groene transitie op langere termijn mogelijk te maken en te ondersteunen onmiddellijk worden verbeterd. Kmo’s moeten dan ook centraal staan bij de uitvoering van EU-financiering en andere beleidsmaatregelen voor de korte en middellange tot lange termijn.

4.7.

De COVID-19-crisis heeft duidelijk gemaakt dat bedrijven en ondernemers in financiële moeilijkheden moeten worden gesteund om onnodige faillissementen te voorkomen en om banen veilig te stellen. Het EESC dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan te blijven ijveren voor het wegnemen van belemmeringen voor een tweede kans en een doorstart voor ondernemers, en de richtlijn betreffende herstructurering en insolventie (9), die de lidstaten aanmoedigt om systemen voor vroegtijdige waarschuwing op te zetten om ondernemers in moeilijkheden tijdig hulp te bieden, snel en naar behoren ten uitvoer te leggen.

5.   Een gezond ondernemingsklimaat mogelijk maken

5.1.

De kmo-strategie is nauw verweven met de industriële strategie, en beide moeten gelijktijdig worden ontwikkeld en uitgevoerd teneinde een gunstig ondernemingsklimaat te creëren, met inbegrip van een goed functionerende interne markt voor goederen, diensten, kapitaal, gegevens en personen, een vlotte dubbele transitie, alsmede de open strategische autonomie van de EU in de belangrijkste industriesectoren en aanverwante kmo-waardeketens. Het is van essentieel belang dat de kmo’s nauw worden betrokken bij de voorbereiding van transitietrajecten voor industriële ecosystemen.

5.2.

De lidstaten kunnen de ontwikkeling van kmo’s helpen versnellen door hen meer mogelijkheden te geven om in te schrijven op overheidsopdrachten en deze in de wacht te slepen, zowel nationaal als op EU-niveau, en door meer vaart te zetten achter overheidsinvesteringen in het algemeen teneinde de omzet van de betreffende ondernemingen sneller omhoog te stuwen. De regels van de richtlijn betalingsachterstand inzake betalingen door overheidsinstanties aan bedrijven moeten strenger worden gehandhaafd en er moeten nieuwe rechtsmiddelen worden overwogen, onder meer om transacties tussen particuliere ondernemingen te versnellen. Door snellere betalingen kan de liquiditeit van kmo’s verder worden verbeterd.

5.3.

De wederzijdse erkenning van goederen kan het vrije verkeer van goederen in de EU waarborgen. Tal van kmo’s ondervinden echter nog moeilijkheden om markten in andere lidstaten te betreden vanwege omslachtige nationale administratieve procedures. Het EESC benadrukt het belang van normalisatie om marktbelemmeringen op te heffen en grensoverschrijdende activiteiten te vergemakkelijken. De daadwerkelijke deelname van belanghebbenden, zoals kleine en middelgrote ondernemingen, aan normalisatieprocessen, zowel op EU- als op internationaal niveau, moet verder worden bevorderd. Normen moeten op een kmo-vriendelijke manier worden ontwikkeld en er moet worden voorzien in ondersteuning en begeleiding bij de toepassing van normen in kmo’s.

5.4.

Internationale handel speelt een belangrijke rol bij het stimuleren van de groei en ontwikkeling van bedrijven en de EU-economie. De met de pandemie samenhangende belemmeringen moeten worden aangepakt en daarnaast moeten de langer lopende bilaterale en multilaterale onderhandelingen over open en op regels gebaseerde handel worden voortgezet om de markttoegang, de internationalisering en de groei van kmo’s te bevorderen.

5.5.

Om de doelstellingen van de kmo-strategie 2.0 te kunnen verwezenlijken en tegelijkertijd de talrijke uitdagingen op het gebied van kosten en transparantie aan te gaan, moet de strategie geflankeerd worden door een faciliterend en stimulerend regelgevingskader dat bevorderlijk is voor een efficiënt en snel herstel van kmo’s, hun ontwikkeling en hun vermogen om mensen in dienst te nemen. Het EESC benadrukt dat het beleids- en het regelgevingskader kmo’s zekerheid, consistentie en duidelijkheid moeten bieden, om te voldoen aan de agenda voor betere regelgeving (10) — dit omvat concurrentievermogenchecks en een beoordeling van het totale effect van verschillende initiatieven — en om de “Small Business Act” en het “eenmaligheidsbeginsel” volledig ten uitvoer te leggen, terwijl tegelijkertijd een hoog niveau van milieu- en sociale bescherming en een gelijk speelveld moeten worden gewaarborgd. In de regelgeving moet ook rekening worden gehouden met de omvang van het speelveld, en moet aldus worden nagegaan of bepaalde regels voor alle ondernemingen gelijk moeten zijn of moeten worden afgestemd op de bedrijfsomvang. Het EESC dringt ook aan op gestroomlijnde administratieve procedures om te voorkomen dat middelen worden gericht op activiteiten die de ontwikkeling van het bedrijfsleven niet bevorderen maar juist in de weg staan.

5.6.

Maatregelen waarmee lidstaten in onvoorziene omstandigheden, zoals een pandemie, op de interne markt ingrijpen, moeten beter worden gecoördineerd om het vrije verkeer van goederen, diensten en arbeidskrachten te waarborgen en de bedrijfscontinuïteit van kmo’s te garanderen. Het komende initiatief betreffende het noodinstrument voor de eengemaakte markt vormt een belangrijke basis voor deze werkzaamheden.

5.7.

Voor kmo’s met een sterke informatieasymmetrie tussen de dienstverlener en de klant, en voor diensten waarbij de dienstverlener als bewaker van de klant optreedt (bijvoorbeeld in de vrije beroepen) kan beroepsregulering de veiligheid, onafhankelijkheid en kwaliteit van de dienstverlening beschermen, terwijl marktverstoringen, met inbegrip van mogelijke grensoverschrijdende obstakels, eveneens moeten worden aangepakt.

5.8.

Om de uitrol van digitale en groene oplossingen mogelijk te maken, is een goede en betaalbare fysieke infrastructuur nodig op alle bedrijfslocaties, ook in landelijke en afgelegen gebieden. Investeringen in efficiënte digitale verbindingen en duurzame vervoers- en energiesystemen zijn onder alle omstandigheden nuttig en stimuleren bovendien het herstel.

6.   Financiering en andere steun

6.1.

Kmo’s hebben meer behoefte aan financiële en andere steun, voornamelijk omdat zij door hun beperkte middelen minder goed in staat zijn om te herstellen, te digitaliseren en te vergroenen. De COVID-19-crisis wordt thans verergerd door toenemende inflatie, die ook wordt veroorzaakt door de stijgende energieprijzen. Derhalve wijst het EESC op het belang van passende financiële en niet-financiële steun en hoopt het dat de lidstaten, rekening houdend met hun uiteenlopende middelen en mogelijkheden om bedrijven te ondersteunen, snel hun goedkeuring hechten aan het voorstel om de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun (11) te verlengen, teneinde de periode tot de herinvoering van marktconforme voorwaarden na COVID-19 te overbruggen.

6.2.

Bij de toekenning van financiële overheidssteun moet worden voorkomen dat winnaars worden geselecteerd of niet-levensvatbare bedrijven worden gesteund, aangezien het succes van bedrijven moet worden bepaald door concurrentie en marktwerking. In plaats daarvan moet bij de toewijzing van middelen rekening worden gehouden met de uiteenlopende omstandigheden en soorten kmo’s, teneinde efficiëntere steun te verlenen die beter is afgestemd op de behoeften.

6.3.

Het EESC herhaalt zijn voorstel om een netwerk van ombudspersonen voor financiën en financiering in de lidstaten op te zetten en te ontwikkelen, met een coördinerende rol voor de EU, en stelt voor om de werkingssfeer ervan uit te breiden tot alle financieringsbronnen. Het EESC heeft ook gepleit voor de oprichting van een kmo-liquiditeitstaskforce, die in nauwe samenwerking met de ombudspersonen zou moeten toezien op de uitvoering van de nieuwe, op EU- en nationaal niveau voorgestelde maatregelen van de Europese Commissie die op de kortetermijnliquiditeit van micro-ondernemingen zijn gericht. Dit netwerk kan niet alleen kmo’s helpen om toegang tot fondsen te krijgen, maar ook de EC van dienst zijn bij het verzamelen en analyseren van kwalitatieve gegevens om inzicht te krijgen in de manier waarop banken financiële instrumenten benutten om die ondernemingen te bereiken die de grootste behoefte aan financiële middelen hebben en waarom zij geen kredieten krijgen, overeenkomstig de beginselen voor feedback van banken. Het netwerk moet ook overkoepelende geschillen tussen kmo’s en banken, andere financiële dienstverleners en kapitaalverstrekkers en overige financieringsinstanties beslechten.

6.4.

Investeringen in innovatie zijn zeker nuttig, aangezien zij bijdragen tot de ontwikkeling van bestaande bedrijven en tot de oprichting van nieuwe bedrijven en het succes op de lange termijn vergroten. De financiering van innovatie moet niet alleen gericht zijn op bepaalde innovatie-ecosystemen, maar moet ook de ontwikkeling bevorderen van technologieën en oplossingen die kunnen worden opgeschaald en overgenomen door een grote verscheidenheid aan kmo’s. Het omzetten van risicovolle, maar innovatieve ideeën in daden vereist de betrokkenheid van verschillende actoren: onderzoekers, ondernemers en eindgebruikers of klanten. Voor een deel van de kmo’s is de toepassing van de uit hoofde van Horizon Europa en InvestEU gefinancierde EU-steunregelingen echter veel te ingewikkeld, zelfs wanneer zij ervoor in aanmerking komen. De EU kan dit probleem verhelpen door het voor kmo’s minder belastend en moeilijk te maken om ideeën te presenteren en door succesvolle aanvragers gedurende het hele proces voortdurend te begeleiden en te ondersteunen. Het EESC zou graag zien dat de Europese Commissie en de lidstaten snel een één-loket-procedure voor kmo’s uitwerken en uitvoeren, zodat zij vlotter en sneller toegang krijgen tot EU-middelen.

6.5.

In veel cohesiebeleidsprogramma’s worden de nieuwe regels en de grotere flexibiliteit benut om de toewijzingen te concentreren op de sectoren en regio’s die het hardst door de pandemie zijn getroffen. De Europese Commissie moet ervoor zorgen dat de toewijzingen in verband met innovatie en de dubbele transitie niet worden verlaagd: dat zou gevolgen hebben voor de investeringen van kmo’s in infrastructuur, digitale capaciteit en ecologische veerkracht.

6.6.

Het verbeteren van competenties en vaardigheden is een ander gebied voor toekomstgerichte investeringen dat prioriteit moet krijgen. De ontwikkeling van vaardigheden geldt voor zowel ondernemers en bedrijfsleiders als voor werknemers. Er moet voor worden gezorgd dat de beroepsvaardigheden aansluiten op de huidige en de toekomstige behoeften van kmo’s. Om de dubbele transitie te kunnen verwezenlijken, moeten digitale en groene vaardigheden worden beschouwd als basisvaardigheden voor iedereen. Het is nodig om beroepsonderwijs en -opleiding aan te passen en bij- en omscholing te organiseren om te voorzien in de behoefte aan nieuwe vaardigheden. Bij de ontwikkeling van vaardigheden op de werkplek speelt de sociale dialoog een belangrijke rol, en goede praktijken op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding moeten worden bevorderd en uitgewisseld via relevante EU-initiatieven in samenwerking tussen kmo-organisaties, de sociale partners en de lidstaten.

6.7.

Met name kleine en micro-ondernemingen hebben praktische ondersteuning en advies aan de basis nodig met aandacht voor de hulpbronnen waarover zij beschikken. Er moet veel meer worden gedaan om voldoende en relevante adviesdiensten beschikbaar te stellen en toegankelijk te maken, zowel met het oog op de lange termijn als dagelijkse vraagstukken, waaronder de invoering van moderne technologieën, de ontwikkeling van vaardigheden en de verbetering van de bedrijfsprestaties. Het EESC zou ook graag zien dat er specifieke campagnes en instrumenten worden ontwikkeld voor micro-ondernemingen, die het grootste en kwetsbaarste segment van het midden- en kleinbedrijf vormen.

6.8.

Om inzicht in de praktische behoeften van kmo’s te krijgen en maatregelen goed te kunnen afstemmen, is een solide databank nodig over de omstandigheden aan de basis. Voorts is het van belang dat beleidsmakers op alle niveaus voeling houden met de dagelijkse praktijk en omstandigheden bij kmo’s. Het EESC spoort de Commissie aan het netwerk van kmo-gezanten verder te versterken en interactiever te maken, waarbij steeds consistente, directe, zo nauw en uitgebreid mogelijke contacten worden onderhouden met kmo’s en hun representatieve organisaties en ondersteunende netwerken, zoals de sociale partners en relevante organisaties van belanghebbenden. Het EESC verzoekt de Europese Commissie daarnaast om met spoed een kmo-gezant voor de EU te benoemen en aan het werk te zetten, die binnen de instellingen een operationele en niet slechts een symbolische status moet krijgen. Het EESC benadrukt de cruciale rol die het netwerk van kmo-gezanten, het Enterprise Europe Network (EEN) en kmo-organisaties spelen bij het zo breed mogelijk bekendmaken van alle steunmaatregelen teneinde de informatie te verspreiden onder een zo breed mogelijk publiek van kmo’s.

6.9.

Netwerken, samenwerking en partnerschappen met andere bedrijven en belanghebbenden zijn andere manieren om het vermogen van kmo’s om te herstellen, te digitaliseren en te vergroenen te bevorderen. Dit moet een van de hoofddoelen zijn van de versterking van de innovatie en de bedrijfsecosystemen, en het EESC wijst erop dat de rol en het netwerk van digitale-innovatiehubs en onlineplatforms moet worden versterkt op een manier die ze gemakkelijk toegankelijk en ondersteunend maakt voor kmo’s. Digitalisering is ook van cruciaal belang in de dagelijkse praktijk van bedrijven, omdat zij netwerkactiviteiten vergemakkelijkt en kmo’s in staat stelt op grotere schaal en nauwer samen te werken met klanten, investeerders, zakenpartners, sociale partners, onderzoekers, opleiders en overheden.

6.10.

Het EESC heeft de volgende beginselen vastgesteld om in overweging te nemen bij de ontwikkeling van nieuwe digitaliseringsprogramma’s voor kmo’s; ze kunnen ook worden toegepast op alle steunmaatregelen voor kmo’s:

zorg ervoor dat het programma doelgericht is, aansluit op de behoeften en voor de begunstigden gemakkelijker te begrijpen, aan te vragen en uit te voeren is, door de belangrijkste belanghebbenden en deskundigen vooraf te raadplegen;

richt een centraal contactpunt in dat kmo’s voorlichting en hulpbronnen biedt over het programma, ter ondersteuning van hun digitaliseringsactiviteiten en om hen te helpen knowhow te ontwikkelen over de aanschaf en het gebruik van deze technologieën;

ontwikkel de eigen digitale vaardigheden van ondernemers, aangezien dat rechtstreeks van invloed is op de mate van digitalisering van het bedrijf en op het verhogen van het algemene digitalevaardighedenniveau binnen het bedrijf;

vergemakkelijk de toegang tot externe financiering en zorg voor snelle uitbetalingen;

bevorder de samenwerking met andere partners en belanghebbenden;

zet digitaliseringsprogramma’s zodanig op dat gegevens en feedback van kmo’s worden verzameld, ook om de huidige en toekomstige diensten en programma’s te verbeteren.

Brussel, 19 januari 2022.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  PB C 517 van 22.12.2021, blz. 45, paragraaf 3.6.3.

(2)  PB L 48 van 23.2.2011, blz. 1.

(3)  https://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=en&catId=89&newsId=10117&furtherNews=yes#navItem-1

(4)  PB C 429 van 11.12.2020, blz. 210.

(5)  COM(2020) 103 final.

(6)  PB C 429 van 11.12.2020, blz. 210.

(7)  PB C 197 van 8.6.2018, blz. 1.

(8)  PB C 429 van 11.12.2020, blz. 210, en eerdere adviezen.

(9)  PB L 172 van 26.6.2019, blz. 18.

(10)  PB C 517 van 22.12.2021, blz. 45, paragraaf 3.6.3.

(11)  Dit voorstel werd gedaan op 30 september 2021 en behelst een verdere verlenging met zes maanden.