6.4.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 152/44


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over “Hoe kunnen hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën het EU-herstelplan benutten voor hun maatschappelijk aanvaardbare transitie naar decarbonisatie en digitalisering?”

(initiatiefadvies)

(2022/C 152/07)

Rapporteur:

Andrés BARCELÓ DELGADO

Corapporteur:

Enrico GIBELLIERI

Besluit van de voltallige vergadering

25.3.2021

Rechtsgrondslag

Artikel 32, lid 2, van het reglement van orde

 

Initiatiefadvies

Bevoegde afdeling

Adviescommissie Industriële Reconversie (CCMI)

Goedkeuring door de afdeling

10.11.2021

Goedkeuring door de voltallige vergadering

8.12.2021

Zitting nr.

565

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

151/0/4

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

De EU-faciliteit voor herstel en de daarmee verband houdende nationale plannen voor herstel en veerkracht moeten bijdragen aan een billijke transitie voor de hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën in de EU. Zij moeten zorgen voor nieuwe hoogwaardige banen en het behoud van bestaande banen in deze industrieën en moeten transitie op de arbeidsmarkt ondersteunen via omscholing en bijscholing. Voorts is het van belang dat sociale partners worden betrokken bij de uitvoering van de nationale plannen.

1.2.

Het EESC moedigt de Commissie en de andere EU-instellingen aan een gelijk speelveld in de eengemaakte markt te waarborgen, om onevenwichtige voordelen voor de industrie naargelang de aanpak van de lidstaat te voorkomen.

1.3.

Het EESC is van mening dat de industriële transitie niet mogelijk is zolang de energietransitie niet heeft plaatsgevonden. Cruciaal daarvoor is dat voldoende betaalbare koolstofarme energiebronnen beschikbaar zijn voor de koolstofarme industriële productie. De EU-wetgevers en de lidstaten zouden een evenwicht moeten vinden tussen de beschikbaarheid van energiedragers en hun kosten, om ervoor te zorgen dat hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën de industriële transitie kunnen doormaken en op mondiaal niveau kunnen meedingen. Voorts zal technologische neutraliteit cruciaal zijn om ervoor te zorgen dat de nationale plannen voor herstel en veerkracht naar behoren worden uitgevoerd en tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030 en 2050 en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN.

1.4.

Automatisering en digitalisering bij de industriële transitie zijn enkele transversale aspecten van het transformatieproces. Wel moet duidelijk zijn dat digitalisering in hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën een instrument is, en geen doel op zich.

1.5.

Het EESC is ingenomen met de zeven vlaggenschipinitiatieven die de Commissie heeft vastgesteld in haar richtsnoeren voor de lidstaten inzake de nationale plannen voor herstel en veerkracht. Voorts is het tevreden dat ten minste 37 % van de totale begroting moet gaan naar maatregelen op het gebied van klimaatinvesteringen en ten minste 20 % naar digitalisering. Het EESC moedigt de EU-instellingen aan nauw toezicht te houden op de wijze waarop de toegewezen middelen worden benut, om na te gaan of aan de bovengenoemde vereisten wordt voldaan.

1.6.

De tijd die ondernemingen van hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën nodig hebben om de industriële transitie door te maken, reikt verder dan de looptijd van de faciliteit voor herstel en veerkracht. Het EESC moedigt de EU-instellingen aan daarmee rekening te houden en nieuwe, adequate financiële instrumenten en regelingen uit te werken met het oog op de volledige transitie naar een koolstofarme industrie na 2026.

1.7.

Aan ondernemingen van hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën moet bijzondere aandacht worden besteed waar het gaat om onderzoeks-, ontwikkelings- en innovatieactiviteiten. Daarom dringt het EESC er bij de EU-instellingen op aan specifieke maatregelen te treffen om de uitdagingen aan te pakken waarmee dergelijke ondernemingen bij de transitie naar een koolstofneutrale industrie worden geconfronteerd.

1.8.

De renovatie van gebouwen zal goed zijn voor een groot deel van de energie-efficiëntie die nodig is om tegen 2050 tot een koolstofneutrale maatschappij te komen. Het EESC steunt werken en projecten waarmee de energie-efficiëntie van gebouwen wordt verbeterd door de renovatie van hun bouwschil en installaties.

1.9.

Het EESC is sterk voorstander van de ontwikkeling van een gesloten EU-cloudsysteem dat de EU op technologisch gebied onafhankelijk zou maken.

1.10.

Management van talent binnen de EU-industrie is essentieel voor een succesvolle industriële transformatie. De Commissie moet daarom nagaan of in dit opzicht de programma’s en activiteiten die zijn ontwikkeld om nieuwe vaardigheden te verbeteren, zullen bijdragen tot een succesvolle transformatie.

2.   Achtergrond

2.1.

De COVID-19-pandemie heeft naast een wereldwijde volksgezondheidscrisis ook een economische en sociale crisis veroorzaakt. Gezien de ernst van de situatie hebben Europese beleidsmakers belangrijke beleidsmaatregelen moeten nemen om de economieën van de Europese lidstaten te stabiliseren.

2.2.

De Europese Unie heeft in het kader van het NextGenerationEU-programma verschillende mechanismen opgezet die de lidstaten moeten helpen om met behulp van het grootste stimuleringspakket aller tijden sterker uit de crisis te komen. Het pakket omvat een langetermijnbegroting van 1,8 biljoen EUR die via verschillende instrumenten zal worden ingezet voor modernisering, onderzoek, klimaattransitie en sociale bescherming.

2.3.

De faciliteit voor herstel en veerkracht, een van de instrumenten van NextGenerationEU, zal worden toegespitst op het herstel van de directe economische en sociale schade ten gevolge van de COVID-19-pandemie en op de dubbele transitie naar een koolstofarme en digitale samenleving.

2.4.

De faciliteit omvat een totaalbedrag van 672,5 miljard EUR dat zal worden verdeeld via leningen (360 miljard EUR) en subsidies (312,5 miljard EUR) ter ondersteuning van de hervormingen en investeringen die lidstaten doen om tot duurzaam herstel te komen.

2.5.

Deze financiering zal worden toegewezen in het kader van de nationale plannen voor herstel en veerkracht van de lidstaten, die de nodige hervormingen en investeringen zullen behelzen en in overeenstemming zullen zijn met de relevante landspecifieke aanbevelingen die de Raad heeft gedaan in het kader van het governancekader van het Europees semester, teneinde bij te dragen aan de jaarlijkse strategie van de EU voor duurzame groei 2021.

2.6.

De Europese Commissie heeft de belangrijkste vlaggenschipinitiatieven vastgesteld waarvoor iedere lidstaat specifieke actielijnen moet vaststellen:

1.

VERSNELLEN — schone technologieën en hernieuwbare energiebronnen;

2.

RENOVEREN — energie-efficiëntie van gebouwen;

3.

OPLADEN en BIJTANKEN — duurzaam vervoer en laadstations;

4.

VERBINDEN — uitrol van snelle breedbanddiensten;

5.

MODERNISEREN — digitalisering van overheidsdiensten;

6.

OPSCHALING — cloudcapaciteiten en duurzame processoren;

7.

OM- en BIJSCHOLING — onderwijs en beroepsopleiding om digitale vaardigheden te ondersteunen.

De belangrijkste vlaggenschipinitiatieven werden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de acties die worden ondernomen een aanzienlijke bijdrage leveren aan de groene en digitale transitie in de EU.

De faciliteit voor herstel en veerkracht zal via de ontwikkelingsgebieden die door de lidstaten worden bevorderd, in overeenstemming met de landspecifieke aanbevelingen van het Europees Semester, ervoor zorgen dat de organisaties die door de economische crisis ten gevolge van de pandemie zijn getroffen, weer de nodige ademruimte krijgen. In het bijzonder zal de faciliteit steun bieden aan de economische sectoren die het reeds moeilijk hadden (ten gevolge van de hoge regeldruk en de oneerlijke concurrentie van sommige derde landen) en die zwaar zijn getroffen door de huidige situatie. De sector van hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën is daar een voorbeeld van.

2.7.

De herstelstrategie bouwt voort op de industriële strategie van de EU en de update ervan in 2021, en zal bijdragen aan de doelstelling van de Europese Green Deal, de doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 en de herziene emissiereductiedoelstelling voor broeikasgassen voor 2030. De faciliteit voor herstel en veerkracht zal een belangrijke rol spelen voor de aanzienlijke investeringen die hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën moeten doen om deze doelstellingen te halen. De inspanningen die nodig zijn om te komen tot een sterkere eengemaakte markt voor het herstel in de EU, moeten worden ondersteund door solide partnerschappen tussen de EU, de lidstaten, sociale partners, de industrie en andere relevante belanghebbenden. De herstelstrategie zal ook het mechanisme voor een rechtvaardige transitie versterken, dat steun verleent aan regio’s die afhankelijk zijn van hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën en structurele veranderingen ondergaan.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het EU-herstelplan omvat een belangrijk aspect van de duurzame transitie naar een koolstofvrije en gedigitaliseerde economie en maakt duidelijk dat voor het streven van de EU naar de dubbele transitie politieke verantwoordelijkheid nodig is, bovenop politieke toezeggingen en/of gouden regels. Het EESC gaat akkoord met de voorgestelde vlaggenschipinitiatieven. Deze zullen ervoor zorgen dat de investeringen worden toegespitst op een aantal gebieden die bijzonder relevant zijn voor het halen van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen en er borg voor staan dat de klimaatdoelstellingen die in de EU-wetgeving voor 2030 (emissiereductie van minstens 55 % ten opzichte van 1990) en 2050 (broeikasgasneutraliteit) zijn vastgelegd, zullen worden gehaald.

3.2.

Door de pandemie is het noodzakelijk geworden dat aan een gemeenschappelijke aanpak wordt gewerkt waarbij de regels mondiaal worden overeengekomen en door alle regio’s op homogene wijze worden toegepast, zodat de potentiële versnippering ten gevolge van de diverse toewijzing van middelen wordt aangepakt. De crisis ten gevolge van de pandemie en de noodzaak van de transitie naar een duurzame, veerkrachtige en flexibele economie kunnen een uitgelezen kans vormen om regels vast te leggen die een gelijk speelveld in de EU waarborgen.

3.3.

In het licht daarvan moet de huidige precaire situatie van hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën naar behoren worden geanalyseerd, samen met de impact die de permanente aard van deze situatie zou hebben op de Europese economie als geheel. Er moet rekening worden gehouden met het aandeel van hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën in het bruto binnenlands product en met het feit dat deze industrieën leiders zijn op het gebied van innovatie, zorgen voor hoogwaardige banen en het welzijn van de gehele samenleving op de lange termijn waarborgen. Een sterke overheidsdienst heeft het elan van de particuliere sector nodig. Het EESC maakt zich echter zorgen dat sommige reeds goedgekeurde nationale plannen voor herstel en veerkracht niet nauwkeurig genoeg zijn waar het gaat om hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën, omdat investeringen soms voor andere economische sectoren zijn bestemd.

3.4.

Bovendien moet rekening worden gehouden met de impuls die hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën kunnen geven met betrekking tot onderzoek en ontwikkeling, aangezien het een belangrijke sector is waarin innovatie zal worden opgeschaald van laboratoriumonderzoek naar industriële schaal.

3.5.

Hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën kunnen een van de belangrijkste bijdragers zijn aan de industriële transitie die voor een koolstofarm Europa zal zorgen. De industrie moet meer inspanningen leveren om koolstofarme productieprocessen te ontwikkelen en toe te passen en deze in de complexe toeleveringsketens te bevorderen. Zonder deze interne en externe werkzaamheden zal het lastig zijn om de essentiële maar ambitieuze doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en de door de EU vastgestelde doelstellingen te halen.

3.6.

Automatisering en digitalisering zullen een sleutelrol spelen bij de verwezenlijking van deze industriële transitie. Er mag echter geen verwarring over bestaan dat digitalisering het instrument is en transformatie het uiteindelijke doel is. De invoering van digitale oplossingen zal de manier waarop mensen denken, besluiten nemen en presteren, stroomlijnen: terwijl digitalisering een prioriteit moet zijn voor de faciliteit voor herstel en veerkracht, moet de nadruk liggen op de wijze waarop met deze instrumenten de uitdagingen waarmee wij worden geconfronteerd efficiënter kunnen worden aangepakt.

3.7.

Voor de digitale transformatie zullen op industriële schaal technologieën moeten worden ontwikkeld waarvan de werking is bewezen in proefprojecten of in laboratoriumonderzoek. Te dien einde moeten publieke en particuliere partnerschappen worden toegespitst op onderzoek, ontwikkeling en innovatie. De investeringen moeten gericht zijn op technologie die in een vroeg stadium de schaalbaarheid, haalbaarheid en betrouwbaarheid van de innovatieve oplossingen in de bovenste delen van de waardeketens aantoont, en strookt met de duurzaamheidsdoelstellingen. Daarbovenop zal een omschakelingsperiode moeten worden ingepland waarin innovatieve oplossingen op passende wijze kunnen worden uitgebreid naar de industriële schaal.

3.8.

Om tot een doeltreffende transitie te komen, is het belangrijk dat de transitie op de verworven knowhow, de beschikbare middelen en de potentiële synergieën is gericht. Transformatie gaat gepaard met innovatie, uitvindingen, ontwerp, constructie en in wezen ook ontwikkeling. Dit betekent echter niet noodzakelijk dat er sprake is van nieuwe creaties.

3.9.

Het EESC is zich bewust van de investeringen die noodzakelijk voor de transformatie. De faciliteit voor herstel en veerkracht en NextGenerationEU mogen niet worden gezien als het wondermiddel. Om de hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën te transformeren zodat zij kunnen bijdragen aan de dubbele transitie is een grootschalig investeringsplan nodig waarbij verschillende extra financieringsbronnen worden gemobiliseerd (bv. staatssteun, belangrijke projecten die van gemeenschappelijk Europees belang zijn, nieuwe eigen middelen voor de EU-begroting, toekomstige inkomsten uit het emissiehandelssysteem van de EU, particuliere investeringen enz.). Het is derhalve van essentieel belang dat het industrie- en energiebeleid en het klimaatbeleid met elkaar in overeenstemming worden gebracht om de enorme investeringen op gang te brengen die nodig zijn voor de overgang naar een koolstofvrij economisch model.

3.10.

Het EESC is van mening dat stappen moeten worden gezet om de coördinatie te waarborgen van enerzijds de steun die via de faciliteit voor herstel en veerkracht wordt verleend om hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën te transformeren en anderzijds bestaande publiek-private financieringsprogramma’s zoals SPIRE en het Clean Steel-partnerschap. Industriële allianties moeten worden benut als platform om langetermijnsynergieën te bevorderen tussen door de faciliteit gefinancierde projecten en bestaande EU-programma’s, teneinde de transformatie van hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën een impuls te geven.

3.11.

Het staat vast dat de financiële steun die via de RRF wordt verleend, gepaard moet gaan met een ambitieuze belastinghervorming. Dit moet worden afgestemd op de OESO-overeenkomst om ervoor te zorgen dat zeer winstgevende ondernemingen vanaf 2023 worden onderworpen aan een effectief vennootschapsbelastingtarief van 15 %.

3.12.

Het belangrijkste doel van de toewijzing van subsidies aan bedrijven moet zijn: het internationale concurrentievermogen van de EU-industrie te behouden en tegelijkertijd te voldoen aan de sociale, economische en milieunormen van de EU, zodat de dubbele transitie de Europese burgers ten goede komt.

3.13.

Zoals hierboven is vermeld, zal het herstelplan van de EU van essentieel belang zijn voor de transformatie van hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën en zal het tevens bijdragen aan de transformatie van andere economische sectoren met betrekking tot de dubbele transitie. Voor deze grote overgang zal een lange periode van aanpassing en transitie nodig zijn, in het bijzonder waar het gaat om kwesties die verband houden met menselijk kapitaal. Het EESC dringt er met klem op aan dat investeringsmechanismen ook na 2026 actief blijven en dat solide en duidelijke connecties tussen de mechanismen goed worden gedefinieerd.

4.   Specifieke opmerkingen

Het EESC roept de lidstaten en de industrie op investeringen en hervormingen voor te stellen waarmee een zo groot mogelijke transformatie mogelijk is, met het oog op het behalen van de einddoelen van de vlaggenschipinitiatieven die de Commissie heeft vastgesteld. Het mag niet uit het oog worden verloren dat de kosten die moeten worden gemaakt om de doelen in verband met de dubbele transitie te halen, haalbaar moeten zijn voor de samenleving als geheel.

4.1.   VERSNELLEN — schone technologieën en hernieuwbare energiebronnen

4.1.1.

De industriële transitie is niet mogelijk zolang de energietransitie niet heeft plaatsgevonden. Het koolstofvrij maken van de industrie zal direct afhangen van de beschikbaarheid van voldoende betaalbare koolstofarme energiebronnen voor de koolstofarme industriële productie. Om de klimaat- en digitale doelstellingen te halen, is het van cruciaal belang dat op betrouwbare wijze voldoende koolstofvrije energie wordt opgewekt. Evenzo zijn aanzienlijke investeringen nodig om de infrastructuur te creëren of te ontwikkelen die nodig is voor vervoer, opslag en distributie van deze ongekende volumes koolstofarme energie. De uitvoering van de nationale herstelplannen, en met name de voorgestelde hervormingen, moeten gericht zijn op het waarborgen van concurrerende, stabiele en voorspelbare energieprijzen, en op beperking van het effect van hoge energieprijzen op de inflatie, dat het herstel van de hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën en de samenleving in het algemeen in gevaar kan brengen.

4.1.2.

Het EESC is het ermee eens dat technologische neutraliteit een noodzaak is bij de uitvoering van de nationale plannen voor herstel. Alle koolstofarme technologieën (bv. hernieuwbare energie, groene waterstof en fusiereactor) moeten in de transitie worden opgenomen, op voorwaarde dat zij in overeenstemming zijn met de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050 en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN. Er mogen niet bij voorbaat of op willekeurige wijze technologieën worden uitgesloten. De criteria voor het toewijzen van de middelen moeten erop gericht zijn de eindgebruikers concurrerende energieprijzen te waarborgen, ongeacht de technologie.

4.1.3.

Daartoe kan het noodzakelijk zijn naast het combineren van verschillende concurrerende hernieuwbare energiebronnen ook het combineren van deze bronnen met technologieën voor koolstofafvang, -opslag en -gebruik te overwegen, zonder evenwel de rol van energie-interconnectie tussen de lidstaten te vergeten. Toereikende en homogene regelgeving is noodzakelijk voor de businesscase voor investeringen en om ervoor te zorgen dat deze technologieën kunnen worden uitgevoerd.

4.1.4.

Naast de beschikbaarheid van betaalbare energie en technologische oplossingen moet ook de energie-efficiëntie grondig in overweging worden genomen. In alle scenario’s die zijn opgenomen in de langetermijnstrategie van de EU voor de reductie van broeikasgasemissies met het oog op het halen van de doelstellingen van klimaatneutraliteit tegen 2050 wordt veel belang gehecht aan energiebesparing (1). Ook de overgang naar een meer circulaire economie kan een belangrijke rol spelen voor hulpbronnen- en energie-intensieve industrieën om hun energie- en hulpbronnenverbruik terug te dringen.

4.1.5.

Met betrekking tot het bovenvermelde risico van oneerlijke concurrentie en om de risico’s van koolstoflekkage te voorkomen of te beperken, is het belangrijk dat in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht hier naar behoren aandacht aan wordt besteed. Het is belangrijk dat de maatregelen of systemen waarmee reeds met succes de broeikasgasemissies zijn teruggedrongen niet over het hoofd worden gezien en dat deze indien nodig worden versterkt met aanvullende of complementaire (en geen alternatieve) mechanismen.

4.1.6.

Na beoordeling van de belangrijke factoren die mogelijk moeten worden aangepakt in het kader van het vlaggenschipinitiatief VERSNELLEN, rijst de belangrijke vraag hoe de EU de beschikbaarheid gaat waarborgen van deze ongeziene hoeveelheid energie die de samenleving nodig heeft.

4.2.   RENOVEREN — energie-efficiëntie van gebouwen

4.2.1.

Voor een betere energie-efficiëntie van bestaande en nieuwe gebouwen zijn slimme materialen en slimme uitrusting nodig, die bijdragen aan een duurzame transitie. Als slimme materialen beschouwen wij groene materialen of materialen die met duurzame productieprocessen worden vervaardigd.

4.2.2.

Het EESC heeft er vertrouwen in dat om met een holistische wijze bij te dragen aan de doelstellingen van de Europese Commissie, slimme materialen (en de bijbehorende duurzame productieprocessen) meer zouden moeten worden bevorderd dan gebruikelijk. Er zal ook aandacht gaan naar uitrusting, aangezien energie-efficiëntie niet kan worden bereikt door enkel de bouwschil aan te pakken. De uitrusting en systemen moeten goed worden beoordeeld, vernieuwd en onderling verbonden zijn. Dit kan de start betekenen van een groei van de populariteit van slimme materialen en overheidsopdrachten kunnen daarbij een praktisch uitgangspunt zijn.

4.3.   OPLADEN en BIJTANKEN — duurzaam vervoer en laadstations

4.3.1.

De Europese strategie moet grote inspanningen omvatten om een duidelijk stappenplan vast te stellen voor het koolstofvrij maken van sectoren waarin elektrificatie moeilijk is (bv. wegvervoer over lange afstanden, zwaregoederenvervoer over de weg, luchtvaart en zeevervoer).

4.3.2.

Een strategie voor hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen en een waardeketen van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen zullen bijdragen aan de decarbonisatie van de luchtvaart- en zeevervoersector en zullen de inspanningen aanvullen die worden gedaan om het wegvervoer via elektrificatie of andere alternatieven koolstofvrij te maken. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat iedereen toegang heeft tot betaalbare mobiliteit. De decarbonisatie van het vervoer zal plaatsvinden op basis van een levenscyclus- en kosten-batenonderzoek. Allereerst zullen de vervoerswijzen met de grootste impact worden aangepakt en er zal op worden toegezien dat gebruikers met een laag inkomen voldoende tijd krijgen om de overgang te maken via duurzame koolstofarme brandstoffen.

4.4.   VERBINDEN — uitrol van snelle breedbanddiensten

4.4.1.

Het EESC is zich bewust van het belang van automatisering en digitalisering voor de industriële transitie die eraan komt, aangezien dit transversale, fundamentele aspecten zijn van het transformatieproces.

4.4.2.

De industrie moet over voldoende middelen beschikken om de automatisering van de systemen te verbeteren. Kwalitatief hoogwaardige informatie kan dan worden verstrekt via digitale tools om de besluitvormingsprocessen efficiënter te maken.

4.4.3.

In het licht van het bovenstaande moet niet alleen in technologie worden geïnvesteerd, maar ook in de opleiding van werknemers en van de samenleving in het algemeen met betrekking tot digitale vaardigheden, digitale denkoefeningen en passende regelgeving en instrumenten om onder meer de cyberbeveiliging te waarborgen.

4.5.   MODERNISEREN — digitalisering van overheidsdiensten

4.5.1.

Het EESC erkent dat met de digitalisering van overheidsdiensten mogelijk ook actie moet worden ondernomen tegen de buitensporige administratieve lasten waarmee de industrie vaak wordt geconfronteerd. De digitale transitie moet echter op een echte kosten-batenanalyse worden gebaseerd en de middelen moeten op basis van technische criteria correct worden toegewezen (de analyse moet voorrang krijgen op het doel zelf).

4.6.   OPSCHALING — cloudcapaciteiten en duurzame processoren

4.6.1.

Correct gegevensbeheer zal zorgen voor een omslag op het gebied van nauwkeurige besluitvorming, de ontwikkeling van business intelligence, efficiënte probleemoplossing en de optimalisering van middelen, stuk voor stuk elementen die essentieel zijn voor een succesvolle transitie.- Er moeten voldoende middelen worden toegewezen om ervoor te zorgen dat alle verschillende soorten organisaties bij de uitvoering van dit initiatief betrokken zijn, om billijke gegevensbronnen te waarborgen die tot een eerlijke transitie zullen leiden.

4.6.2.

Op het gebied van strategische onafhankelijkheid moet de EU haar eigen cloudcapaciteit ontwikkelen, met het oog op technologische soevereiniteit, zodat de EU op technologisch gebied niet afhankelijk hoeft te zijn van derde landen.

4.7.   OM- en BIJSCHOLING — onderwijs en beroepsopleiding om digitale vaardigheden te ondersteunen

4.7.1.

De komende transitie kan alleen succesvol zijn als deze gebaseerd is op de behoeften en verwachtingen van de samenleving op dit moment en in de toekomst, en steunt op het concept van een eerlijke transitie.

4.7.2.

Het belangrijkste concurrentievoordeel van de Europese Unie is het menselijk kapitaal. Europa beschikt niet over voldoende grondstoffen, onze levensstandaard behoort tot de hoogte ter wereld en ons regelgevingskader is vrij veeleisend. Dit betekent dat onze hoge productiviteit, die wordt gerealiseerd door ons menselijk kapitaal en onze rijke diversiteit, onze belangrijkste kwaliteit is.

4.7.3.

Capaciteitsopbouw en projecten voor het vaststellen van belangrijke vaardigheden zullen van essentieel belang zijn om te zorgen voor een effectieve, op gelijkheid gerichte industriële transitie waarbij niemand wordt uitgesloten. In het licht van het bovenstaande moet op alle niveaus van de samenleving opleiding worden bevorderd met betrekking tot de nieuwe uitdagingen die zullen ontstaan (vanaf het huidige personeel tot toekomstige werknemers).

4.7.4.

Voor de toekomstige besluitvormingsprocessen zal innovatief denken cruciaal zijn. Deze capaciteiten moeten in opleidingsprogramma’s worden opgenomen. Bovendien zal er in de nabije toekomst een enorme vraag zijn naar digitale vaardigheden. Op het gebied van human resources moet ernaar worden gestreefd deze lacunes op te vullen, zodat voor concurrerende organisaties kan worden gezorgd waar de juiste mensen werken.

Brussel, 8 december 2021.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  https://knowledge4policy.ec.europa.eu/publication/depth-analysis-support-com2018-773-clean-planet-all-european-strategic-long-term-vision_en