22.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 517/9


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de waarborging van mediavrijheid en -diversiteit in Europa

(initiatiefadvies)

(2021/C 517/02)

Rapporteur:

Christian MOOS

Besluit van de voltallige vergadering

20.2.2020

Rechtsgrondslag

Artikel 32, lid 2, van het reglement van orde

 

Initiatiefadvies

Bevoegde afdeling

Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

Goedkeuring door de afdeling

7.9.2021

Goedkeuring door de voltallige vergadering

22.9.2021

Zitting nr.

563

Stemuitslag

 

(voor/tegen/onthoudingen)

223/2/8

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Mediavrijheid, inclusief de veiligheid en beveiliging van journalisten, en mediapluralisme vormen de hoekstenen van de liberale democratie waartoe alle lidstaten zich met de EU-Verdragen hebben verbonden.

1.2.

Over het geheel genomen is Europa nog steeds een continent met vrije en diverse media, maar de ontwikkelingen in de EU zijn verontrustend. Sommige EU-lidstaten zijn geen liberale democratieën meer. Zij hebben onafhankelijke media onder politieke controle gebracht en beperken de verscheidenheid in de media op actieve wijze.

1.3.

Bedreigingen van de mediavrijheid en tanend mediapluralisme ziet men niet slechts in enkele lidstaten, maar vormen een algemene tendens die EU-breed zichtbaar is. Alle lidstaten moeten dringend iets ondernemen om mediavrijheid en mediapluralisme te beschermen.

1.4.

Aangezien sommige lidstaten echter niet bereid zijn om de noodzakelijk maatregelen te treffen, moeten de Europese instellingen in het geweer komen om de Europese waarden af te dwingen en de werking van de liberale democratie en de rechtsstaat in alle lidstaten van de EU te waarborgen.

1.5.

De belangrijkste uitdagingen daarbij zijn onder meer het garanderen van de veiligheid, de beveiliging en de onafhankelijkheid van journalisten in alle lidstaten en te allen tijde, het beschermen van onafhankelijke media tegen politieke beïnvloeding en de aanpak van het door politieke en economische factoren ingegeven streven om het pluralisme in de media aan banden te leggen.

1.6.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) juicht de brede reeks verslagen en initiatieven van het Europees Parlement (1) en de Europese Commissie toe, maar benadrukt dat het tot onze voornaamste opdrachten behoort om de situatie op het gebied van mediavrijheid en -pluralisme op nationaal niveau concreet te verbeteren, zoals ook is verwoord in het jaarverslag 2021 van de organisaties die partner zijn bij het platform van de Raad van Europa ter bevordering van de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten (2).

1.7.

Het EESC verzoekt de Commissie om Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad (3) betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting onverwijld aan te grijpen om de in sommige lidstaten acute bedreiging van de mediavrijheid en het mediapluralismea aan te pakken.

1.8.

Het EESC is verheugd over het plan van de Commissie om maatregelen ter verbetering van de veiligheid van journalisten voor te stellen en onderstreept dat het noodzakelijk is strategische rechtszaken ter ontmoediging van publieke inspraak (SLAPP’s) bij wet te verbieden.

1.9.

Het EESC verzoekt de Commissie om overheidsopdrachten in de mediasector en overheidssteun aan mediabedrijven transparanter en eerlijker te maken.

1.10.

Het EESC is sterk voorstander van het plan van de Europese Commissie om te komen tot een “Europese wet inzake mediavrijheid” waarmee de Commissie doeltreffende rechtsinstrumenten zou krijgen om in de EU voor handhaving van de mediavrijheid en -diversiteit te zorgen.

1.11.

Het EESC is van mening dat onpartijdige overheidssteun voor mediabedrijven een investering in kwalitatief hoogstaande journalistiek is, net zoals onafhankelijke en onpartijdige publieke omroepen op onmisbare wijze bijdragen aan het pluralisme in de media.

1.12.

Het EESC stelt voor om een volledig onafhankelijke Europese publieke omroep op te richten.

1.13.

Het EESC onderstreept het belang van de verdere ontwikkeling van mediawijsheid en steunt het voorstel tot oprichting van een Europees agentschap om de Europese burgers aan de hand van educatieve programma’s mediawijzer te maken.

2.   Mediavrijheid en mediadiversiteit als absolute vereiste voor democratie

2.1.

Artikel 19 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens, artikel 10, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 11, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie waarborgen het recht om informatie en denkbeelden te vergaren, te ontvangen en te verstrekken zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. De onafhankelijkheid en de diversiteit van de media zijn van essentieel belang om deze vrijheid van informatie te garanderen.

2.2.

Mediavrijheid en mediapluralisme, zoals gewaarborgd met artikel 11, lid 2, van het Handvest van de grondrechten, zijn ook een voorwaarde voor democratie. Zij moeten op elk niveau worden geëerbiedigd zodat de burgers van de Unie hun recht op deelname aan het democratische leven zoals verankerd in artikel 10, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) doeltreffend kunnen uitoefenen.

2.3.

Een verscheiden medialandschap levert samen met politieke partijen en het maatschappelijk middenveld een onontbeerlijke bijdrage aan de menings- en wilsvorming in democratische besluitvormingsprocessen.

2.4.

Onafhankelijke media leveren een onontbeerlijke bijdrage aan de toepassing van het transparantiebeginsel waartoe de instellingen van de Unie en andere organen gehouden zijn op grond van artikel 15 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

2.5.

Onderzoeksjournalisten vervullen als “vierde macht” de rol van waakhond waar het gaat om het optreden van de uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht en van particuliere entiteiten. Aldus versterken ze de verantwoordingsplicht van gekozen besluitvormers op elk niveau.

2.6.

Lidstaten waarin de vrijheid of de diversiteit van de media wordt beperkt, zijn geen democratieën en plegen inbreuk op de waarden (artikel 2 VEU) en doelstellingen (artikel 3 VEU) van de EU.

2.7.

Ofschoon sommige lidstaten van de EU nog steeds wereldwijd voortrekkers zijn bij het waarborgen van de vrijheid en de verscheidenheid van de media, zijn de bedreigingen voor die vrijheid en het tanende mediapluralisme geen verschijnsel dat zich beperkt tot individuele landen; ongunstige tendensen doen zich in uiteenlopende mate overal in de EU voor.

2.8.

De aantasting van de vrijheid en het pluralisme van de media op intern vlak ondermijnt echter ook het vermogen van de EU om steun te geven aan de democratie in haar nabuurschap, waar recente crises in sommige staten duidelijk hebben gemaakt dat de situatie inzake mediavrijheid en mediapluralisme en de beveiliging van journalisten in bepaalde landen nog erger is.

2.9.

Sommige lidstaten van de EU hebben de kring van democratische landen verlaten en zich in de afgelopen tien jaar in de richting van een autocratie ontwikkeld in een tempo dat mondiaal ongezien is. Het beknotten van de vrijheid en de verscheidenheid van de media is kenmerkend voor deze ontwikkeling.

2.10.

De pandemie heeft hier nog meer vaart achter gezet of is gebruikt om de mediavrijheid nog verder uit te hollen.

2.11.

Uit de wereldindex voor persvrijheid 2021 van Verslaggevers zonder grenzen en uit Freedom on the Net, het jaarlijkse onderzoek van Freedom House naar media- en internetvrijheid, blijkt duidelijk dat de EU moeite heeft om haar waarden in eigen huis hoog te houden (4).

3.   Bedreigingen van de mediavrijheid en de mediaverscheidenheid

3.1.   Bedreiging van journalisten

3.1.1.

Om media in staat te stellen zich van hun taak te kwijten moeten journalisten ongehinderd kunnen werken en ervan op aan kunnen dat ze te allen tijde als individuen volledig worden beschermd door de EU en al haar lidstaten. Dit is thans niet langer het geval.

3.1.2.

Sinds 2015 zijn ten minste 16 journalisten in de EU vermoord tijdens — of ten gevolge van — hun werk. Daphne Caruana Galizia, Giorgos Karaivaz, Ján Kuciak en zijn verloofde Martina Kušnírová, Lyra McKee, Peter R. de Vries en hun collega’s mogen niet worden vergeten.

3.1.3.

Het komt steeds vaker voor dat journalisten verbaal en fysiek worden aangevallen en het wordt steeds riskanter om verslag te doen van met name protesten en betogingen, waarbij de gevaren komen van de kant van zowel betogers als de ordediensten. Er hebben zich meer dan honderd gevallen voorgedaan in verband met de pandemie. Hiermee heeft de bedreiging in Europa nieuwe proporties aangenomen (5).

3.1.4.

In sommige Europese landen buiten de EU is de situatie voor journalisten rampzalig. Een zeer zorgwekkend voorbeeld hiervan is het drastische optreden tegen onafhankelijke journalisten in Wit-Rusland.

3.1.5.

Sociale media en de daarop heersende groepsdynamiek verlagen de drempel voor intimidatie en bedreigingen. Er bestaan gecoördineerde campagnes om het werk van de media of van individuele journalisten te dwarsbomen. Dit doet de vraag rijzen of het nodig is socialemediaplatforms te reguleren, zonder de fundamentele vrijheden te beperken.

3.1.6.

Vrouwelijke journalisten zijn vaker dan hun mannelijke collega’s het doelwit van verbale en fysieke aanvallen alsmede van online-intimidatie en -bedreigingen, die vaak getuigen van vrouwenhaat en seksistisch of machogedrag.

3.1.7.

In sommige lidstaten worden de maatregelen ter bestrijding van desinformatie en de verboden op verspreiding van laster zo ontworpen dat ze kunnen worden aangegrepen om kritische verslaggeving te criminaliseren en journalisten te bedreigen met gevangenisstraf of zware boeten.

3.1.8.

Er wordt steeds meer gebruikgemaakt van strategische rechtszaken als SLAPP’s om maatschappelijke actoren en journalisten het zwijgen op te leggen.

3.1.9.

Door de huidige economische uitdagingen waarmee mediabedrijven worden geconfronteerd is het aantal journalisten met een reguliere baan afgenomen. Voor freelancejournalisten, die zich steeds meer in een precaire en kwetsbare positie bevinden, vormen rechtszaken een bedreiging van hun bestaansmiddelen, zelfs indien de aantijgingen ongegrond blijken.

3.1.10.

Met name op lokaal vlak ontstaan er ongekende “nieuwswoestijnen” en moeten onafhankelijke media vaak het veld ruimen voor zogenaamd gemeentelijk nieuws — vrije kranten die in handen zijn van de plaatselijke economische en politieke elite en een gevaar kunnen betekenen voor de mediavrijheid en het mediapluralisme.

3.1.11.

De bedreigingen zijn bedoeld om aan te zetten tot zelfcensuur. Daarmee wordt de mediavrijheid in Europa ondermijnd.

3.2.   Bedreigingen voor de mediavrijheid

3.2.1.

Om media in staat te stellen vrij te functioneren moet met het rechtskader inzake het waarborgen van mediavrijheid en -verscheidenheid worden verzekerd dat journalisten en mediabedrijven bij hun werk gevrijwaard blijven van politieke inmenging.

3.2.2.

In een aantal lidstaten heerst ernstige bezorgdheid over de onafhankelijkheid van regelgevende instanties voor de media, die in sommige gevallen feitelijk fungeren als een overheidsinstrument om het medialandschap te beïnvloeden. Daadwerkelijk onafhankelijke instanties voor vrijwillige zelfregulering van de media kunnen een middel zijn om media tegen politieke beïnvloeding te beschermen.

3.2.3.

Sommige lidstaten gebruiken discriminerende belastingwetgeving en doelgerichte reclamebudgets om de media te beïnvloeden.

3.2.4.

Andere lidstaten hebben het gevaar van de verspreiding van desinformatie over de pandemie aangegrepen om beperkingen van de persvrijheid te legitimeren en een stokje te steken voor kritische berichtgeving over de aanpak van de crisis.

3.2.5.

Staatsmedia die onder rechtstreekse politieke controle staan of onder indirecte politieke controle door toezichthoudende instanties die de journalistieke vrijheid niet volledig respecteren, vormen een ernstige bedreiging voor de mediavrijheid. Steeds vaker worden pogingen ondernomen om rechtstreekse politieke invloed uit te oefenen op de berichtgeving door onafhankelijke media. Politici vallen kritische media en journalisten steeds vaker aan of er worden rechtszaken tegen hen aangespannen.

3.2.6.

In diverse lidstaten krijgen media-ondernemers die te dicht bij de regering of overheidsinstanties aanleunen, en mediabedrijven die in handen van politieke partijen of van de staat zijn en een buitensporig hoog marktaandeel hebben, het voor elkaar dat de mediavrijheid en -diversiteit aanzienlijk worden beperkt.

3.2.7.

Zelfs in goed werkende liberale democratieën wordt in twijfel getrokken of onafhankelijke en onpartijdige openbare omroepen wel nodig zijn om de meningsverscheidenheid te waarborgen, en wordt aangedrongen op het uitoefenen van politieke invloed op de samenstelling van programma’s en op de verspreide inhoud.

3.3.   Bedreigingen voor de mediaverscheidenheid

3.3.1.

Volgens de monitor voor mediapluralisme 2020 (6) is de concentratie van de mediamarkt in de EU, inclusief de reclamemarkt en de distributiekanalen, in de afgelopen drie jaar aanzienlijk toegenomen, en vormt deze nu een matig tot hoog risico voor de mediavrijheid in de hele EU.

3.3.2.

Door veranderingen in de patronen van mediagebruik ten gevolge van de digitale revolutie worden vraagtekens geplaatst bij de bedrijfsmodellen van de gevestigde media. Kranten en kleine mediakanalen op lokaal niveau, die de ruggengraat vormen van de mediaverscheidenheid in de EU, ondervinden hier in het bijzonder de gevolgen van. Zij worden een gemakkelijk doelwit voor politiek gemotiveerde concentratie.

3.3.3.

Nu digitale media alsmaar belangrijker worden, krijgen grote platforms die als buitenlandse ondernemingen vaak de Europese wetgeving omzeilen, steeds meer marktmacht, waardoor ze ook de meningsvorming in toenemende mate beïnvloeden.

3.3.4.

De economische gevolgen van de pandemie en met name de afname van reclame-inkomsten zetten nog meer vaart achter de veranderingen op de mediamarkt en beperken de mediaverscheidenheid nog meer.

4.   Aanbevelingen om de mediavrijheid en de mediadiversiteit in Europa te vergroten

4.1.   Algemene aanbevelingen

4.1.1.

Individuele personen en regeringen die in woord of daad vraagtekens plaatsen bij de noodzaak van vrije en pluralistische media, zijn volgens het EESC ongeschikt om het voorzitterschap van een Europese instelling of van een voorbereidende instantie te bekleden en om de Unie te vertegenwoordigen.

4.1.2.

Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting versterkt het corrigerende deel van het instrumentarium van de rechtsstaat, inclusief mediavrijheid en mediapluralisme. Het EESC vindt dit een goede zaak.

4.1.3.

Door het verslag van de Europese Commissie over de rechtsstaat, inclusief de nationale monitoringverslagen over mediavrijheid en -pluralisme, en door het debat in de Raad van de Europese Unie is tevens het preventieve deel van het instrumentarium van de rechtsstaat in de EU versterkt. Ook dit wordt door het EESC toegejuicht.

4.1.4.

Het EESC dringt erop aan het preventieve deel doeltreffender te maken door in de toekomst de specifieke hervormingsaanbevelingen van de lidstaten op te nemen in de landenhoofdstukken van het verslag over de rechtsstaat, waarvan de uitvoering in het verslag van het daaropvolgende jaar zal worden getoetst.

4.1.5.

Het EESC is vastbesloten om de bescherming van de mediavrijheid en -diversiteit tot een belangrijk aandachtspunt van de Conferentie over de toekomst van Europa te maken teneinde mensen er meer van te doordringen hoe belangrijk deze uitdaging is en het debat over de noodzakelijke maatregelen te intensiveren.

4.2.   Aanbevelingen inzake de bescherming van journalisten

4.2.1.

Steeds als journalisten geïntimideerd, bedreigd of aangevallen worden, moet er rigoureuze vervolging plaatsvinden. Dat is de beste manier om hen te beschermen.

4.2.2.

Het EESC verzoekt de Commissie om Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting onverwijld te gebruiken om de in sommige lidstaten acute bedreiging van de mediavrijheid en het mediapluralisme aan te pakken. Dit houdt ook duidelijk in dat lidstaten die de mediavrijheid schenden, geen toegang krijgen tot Europese financiering.

4.2.3.

Het EESC is het met het Europees Parlement eens (7) dat er overeenkomstig artikel 265 VWEU stappen tegen de Commissie moeten worden ondernomen indien zij verzuimt om op te treden.

4.2.4.

Het EESC is ingenomen met het plan van de Commissie om tastbare voorstellen te doen voor een consequente uitvoering van de aanbeveling van het Comité van ministers inzake de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten en andere media-actoren (8) in alle EU-lidstaten en toezicht te houden op de naleving ervan in het kader van haar verslag over de rechtsstaat.

4.2.5.

Het EESC vindt het een goede zaak dat de Commissie zich ertoe heeft verbonden financiële steun te verstrekken aan projecten voor de wettelijke en praktische bescherming van journalisten, en stelt daarnaast voor om na te gaan hoe de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten de beroepsrisico’s van journalisten — en met name freelancers — kunnen dekken.

4.2.6.

Het EESC wijst erop dat de veiligheidsautoriteiten van de lidstaten verplicht zijn journalisten te beschermen. Het stelt voor om in de politieopleiding meer aandacht te schenken aan de omgang met journalisten en daarbij persverenigingen en organisaties van journalisten te betrekken teneinde de uitwisseling van goede praktijken te bevorderen.

4.2.7.

Wat betreft de bescherming van journalisten tegen online-intimidatie en -bedreiging vestigt het EESC de aandacht op zijn advies over de bestrijding van illegale online-inhoud (9) en onderstreept het de bijzondere kwetsbaarheid van journalisten wegens hun uitermate zichtbare publieke rol.

4.2.8.

Het EESC wijst erop dat welke maatregel ook getroffen wordt, deze moet instaan voor gendergelijkheid en de bescherming van tot minderheden behorende journalisten.

4.2.9.

Het EESC erkent dat de waarborging van het transparantiebeginsel en het recht op vrijheid van informatie op EU-niveau is verbeterd, maar niet in alle lidstaten. Het verzoekt de lidstaten om de EU-normen steevast na te leven en wijst op de noodzaak van verdere verbetering daarbij, ook op EU-niveau (10).

4.2.10.

Het EESC is verheugd over de oprichting van een deskundigengroep voor SLAPP’s en over het plan van de Commissie om voor eind 2021 met een voorstel te komen om journalisten en het maatschappelijk middenveld tegen SLAPP’s te beschermen. Het is van mening dat een wettelijk verbod op SLAPP’s voorrang moet hebben op aanvullende maatregelen ter ondersteuning van degenen die hierdoor zijn getroffen.

4.2.11.

Het EESC onderstreept het belang van initiatieven uit het maatschappelijk middenveld, zoals de “Coalition Against SLAPPs in Europe (CASE)” (11) tot bescherming van journalisten tegen SLAPP’s en dringt aan op sterkere steun van de EU.

4.2.12.

Het EESC merkt op dat wat SLAPP’s betreft de bepalingen van de verordeningen Brussel I (12) en Rome II (13) niet mogen leiden tot een vermindering van de wettelijke bescherming via de keuze van het bevoegde gerecht in vexatoire zaken (smaadtoerisme). Bij de komende herziening van beide verordeningen moet dit vraagstuk de nodige aandacht krijgen.

4.3.   Aanbevelingen ter versterking van de onafhankelijkheid van de media

4.3.1.

Het EESC verzoekt de Commissie om de methode waarbij verslag over de rechtsstaat wordt uitgebracht aan te vullen met een evaluatie van de onafhankelijkheid van staats- en publieke omroepen.

4.3.2.

Het EESC wijst erop dat doeltreffende vervolging van corruptie enige bescherming biedt tegen overheidsinmenging in de media. Het verzoekt de Commissie dan ook om ervoor te zorgen dat naast de handhaving van anticorruptienormen alle noodzakelijke maatregelen worden genomen om ongeacht politieke overwegingen te verzekeren dat geen geld uit het nieuwe meerjarig financieel kader en uit het NextGenerationEU-herstelinstrument wordt gebruikt om de mediadiversiteit te beknotten of voor andere vormen van corruptie.

4.3.3.

Het EESC zou graag zien dat alle lidstaten naar analogie van het Europees Transparantieregister nationale transparantieregisters invoeren, want deze zouden ook de transparantie van de contacten tussen politici en media-ondernemers ten goede komen. Transparantieregisters zouden moeten worden opgenomen in een EU-breed transparantieregister op meerdere niveaus.

4.3.4.

Het EESC verzoekt de Commissie om te onderzoeken of het proefproject voor de totstandbrenging van een openbaar toegankelijke databank met informatie over eigendom in de media-economie zodanig kan worden opgezet dat daarin ook informatie wordt opgenomen over het bevorderen en contracteren van mediabedrijven door de EU, de lidstaten, regionale en lokale autoriteiten, publiekrechtelijke instanties, openbare ondernemingen en particuliere ondernemingen waarin een of meer van deze entiteiten een meerderheid van de aandelen met stemrecht bezit.

4.3.5.

Het EESC verzoekt de Commissie om met een voorstel te komen voor EU-brede minimumnormen voor alle overheidsopdrachten en voor steunverlening aan mediabedrijven door de in paragraaf 4.3.4 vermelde entiteiten.

4.3.6.

Het EESC is ingenomen met de voorstellen van de Commissie voor de bestrijding van desinformatie in het algemeen (14) en wat COVID-19 betreft op sociale media (15), maar wijst op het risico dat lidstaten de bestrijding van desinformatie aangrijpen om het inperken van de mediavrijheid te rechtvaardigen. Desinformatie en haatzaaiende uitlatingen zijn verschijnselen die dringend grondig moeten worden onderzocht, onder meer in verdere adviezen van het EESC.

4.4.   Aanbevelingen voor meer media-diversiteit

4.4.1.

In het verslag van de Commissie over de rechtsstaat wordt het marktpluralismevraagstuk teruggebracht tot een kwestie van transparantie over het eigendom van mediabedrijven en wordt voorbijgegaan aan de mate van marktconcentratie. Het EESC staat hier kritisch tegenover. Het verzoekt de Commissie om de methode waarbij een verslag wordt opgesteld aan te passen teneinde voortaan een beter beeld te krijgen van de mate waarin de mediadiversiteit in de lidstaten in het geding is.

4.4.2.

Het EESC is verheugd over het actieplan “Europese media in het digitale decennium” (16) en over het daarin aangegeven doel om nieuwsmedia te behouden als een collectief goed. Met name staat het achter het verlenen van Europese steun om te voorkomen dat de mediadiversiteit wordt beknot door de gevolgen van de pandemie.

4.4.3.

Het EESC onderstreept dat kwalitatief hoogstaande journalistiek een duurzame economische basis vereist en dringt aan op voortzetting van de EU-steun aan mediabedrijven als investering in goede journalistiek. Investeringen kunnen ertoe bijdragen het concentratieproces in de mediasector, dat het pluralisme op de mediamarkt bedreigt, een halt toe te roepen. Dit betekent niet dat mediabedrijven worden belet om andere mediakanalen rechtmatig te verwerven of strategische bondgenootschappen op te bouwen; economische duurzaamheid van mediabedrijven is immers een waarborg voor hun onafhankelijkheid, maar ze moeten zich wel aan het transparantiebeginsel houden en geen monopolies vormen.

4.4.4.

De waarde van mediabedrijven is gelegen in hun diversiteit. Het creëren van “nationale toppers” komt neer op het vernietigen van deze waarde, die de media en de creatieve industrieën onderscheidt van andere economische sectoren.

4.4.5.

De ruimte voor onafhankelijke media krimpt steeds verder en daarom zijn openbare en particuliere ondersteuningsmechanismen ter waarborging van de journalistiek als collectief goed dringend geboden. Er moet meer onderzoek worden gedaan naar doeltreffende mechanismen voor openbare steunverlening die gelijke voorwaarden en nieuwe, innovatieve en duurzame bedrijfsmodellen voor journalistiek in het openbaar belang waarborgen.

4.4.6.

Het EESC is sterk voorstander van het plan van de Europese Commissie om te komen tot een “Europese wet inzake mediavrijheid” waarmee de Commissie doeltreffende rechtsinstrumenten zou krijgen om in alle EU-lidstaten voor handhaving van de mediavrijheid en -diversiteit te zorgen. Het EESC verzoekt de Commissie na te gaan hoe het Europese mededingingsrecht ingezet en ontwikkeld kan worden om verdere concentratie van de mediamarkt en met name de door nationale overheden gestuurde mediamarkt een halt toe te roepen en om te voorkomen dat op de nationale mediamarkten in de EU monopolies worden gecreëerd door met name overheden of nauw met hen verbonden actoren.

4.4.7.

Het EESC vestigt de aandacht op zijn advies over het initiatief van de Commissie inzake een gemeenschappelijk stelsel voor digitaledienstenbelasting op inkomsten uit de levering van bepaalde digitale diensten (17) en wijst erop dat deze belasting (DDB) de concurrentieverstoring tussen traditionele en digitale media (met name die welke hun basis in het buitenland hebben) wellicht zal opheffen.

4.4.8.

Het EESC benadrukt het belang van onafhankelijke en onpartijdige openbare omroepen voor het waarborgen van mediadiversiteit en vestigt de aandacht op de overeenkomst in het aan het VEU gehechte Protocol nr. 29.

4.4.9.

Het merkt op dat de vrije markt niet bij machte is om EU-brede mediadiensten op omroepgebied te verlenen en dringt derhalve aan op de totstandbrenging van een onafhankelijke en onpartijdige Europese publieke omroep.

4.4.10.

In alle gevallen waarin de vrije markt niet bij machte is mediadiversiteit te verzekeren zijn volgens het EESC onafhankelijke en onpartijdige openbare omroepen een model om, ook in de online- en gedrukte media, mediadiversiteit te verzekeren.

4.4.11.

Het EESC benadrukt dat onbelemmerde toegang tot media een fundamenteel onderdeel van de mediavrijheid is en vindt het zorgwekkend dat verschillende vormen van directe en indirecte discriminatie op grond van handicap in de media toenemen. Het EESC dringt aan op wetgeving om een einde te maken aan restrictieve praktijken die tot gevolg hebben dat het genieten van mediavrijheid en mediadiversiteit belemmerd of tenietgedaan wordt.

4.5.   Aanbevelingen ter bevordering van de mediawijsheid

4.5.1.

Het EESC is ingenomen met het grote aantal voorstellen van de Commissie om de burgers mediawijzer te maken (18), waarbij de nadruk vooral op digitale vaardigheden ligt. Dit is uitermate belangrijk om de burgers weerbaarder te maken in geval van desinformatie.

4.5.2.

Het EESC steunt het voorstel tot oprichting van een Europees agentschap voor burgerschapsvorming om de EU-burgers aan de hand van educatieve programma’s mediawijzer te maken. Het verzoekt de Commissie om na te gaan of er tijdig een dergelijke centrale instantie kan worden opgericht en om ervoor te zorgen dat ze onder meer tot taak krijgt training te verstrekken in de omgang met — vooral digitale — media.

Brussel, 22 september 2021.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  Verslag van EP-lid Magdalena Adamowicz, resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2020 over versterking van de mediavrijheid: bescherming van journalisten in Europa, haatzaaiende taal, desinformatie en de rol van platforms (PB C 425 van 20.10.2021, blz. 28).

(2)  https://www.coe.int/en/web/media-freedom

(3)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 1).

(4)  Reporters without Borders: wereldindex voor persvrijheid 2021, https://rsf.org/en/ranking (geraadpleegd: 24 mei 2021).

(5)  Internationaal Persinstituut: COVID-19: aantal schendingen van mediavrijheid per regio, https://ipi.media/covid19-media-freedom-monitoring/ (geraadpleegd: 8 april 2021).

(6)  Elda Brogi et al. 2020: Monitoring Media Pluralism in the Digital Age. Application of the Media Pluralism Monitor in the European Union, Albania and Turkey in the years 2018-2019, Fiesole, blz. 50.

(7)  P9_TA(2021)0103.

(8)  CM/Rec(2016)4.

(9)  PB C 237 van 6.7.2018, blz. 19.

(10)  PB C 487 van 28.12.2016, blz. 51; PB C 13 van 15.1.2016, blz. 192.

(11)  https://www.the-case.eu

(12)  Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).

(13)  Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II) (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 40).

(14)  COM(2020) 790 final.

(15)  JOIN(2020) 8 final.

(16)  COM(2020) 784 final.

(17)  PB C 367 van 10.10.2018, blz. 73.

(18)  JOIN(2020) 8 final; COM(2020) 624 final; COM(2020) 784 final; COM(2020) 790 final.