Brussel, 21.12.2021

COM(2021) 829 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Modelstatusovereenkomst als bedoeld in Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624


1.Inleiding

Actieve samenwerking met derde landen is een wezenlijk kenmerk van het Europees geïntegreerd grensbeheer 1 . Sinds de inmiddels ingetrokken Verordening betreffende de Europese grens- en kustwacht van 2016 2 ,  is het Europees Grens- en kustwachtagentschap (“het Agentschap”), doorgaans Frontex genoemd, gemachtigd om teams met uitvoerende bevoegdheden in te zetten in aan de Europese Unie grenzende derde landen, onder voorbehoud van de sluiting van een statusovereenkomst – een internationale overeenkomst tussen de Europese Unie en het derde land waarover is onderhandeld en die is ondertekend en gesloten overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In 2016 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan een modelstatusovereenkomst 3 op basis van Verordening (EU) 2016/1624, die als basis diende voor de onderhandelingen met Albanië, Bosnië en Herzegovina, Noord-Macedonië, Montenegro en Servië. Momenteel zijn de statusovereenkomsten met Servië, Albanië en Montenegro gesloten 4 en zijn in elk van de drie landen met succes gezamenlijke operaties gestart. Statusovereenkomsten met Noord-Macedonië en Bosnië en Herzegovina zijn geparafeerd, maar nog niet definitief.

In 2019 is het mandaat van Frontex verder uitgebreid via Verordening (EU) 2019/1896 betreffende de Europese grens- en kustwacht 5 (“de verordening”). De verordening breidde de taken van het agentschap uit, alsook het aantal potentiële partners voor statusovereenkomsten. Het agentschap kan nu met name teamleden met uitvoerende bevoegdheden inzetten in elk derde land, mits de inzet bijdraagt tot de doeltreffende uitvoering van het Europees geïntegreerd grensbeheer; de inzet is dus niet langer beperkt tot derde landen die aan de Europese Unie grenzen. Zoals voorheen moet een statusovereenkomst worden gesloten wanneer de inzet van teamleden met uitvoerende bevoegdheden in een derde land wordt overwogen 6 .

Deze mededeling bevat de modelstatusovereenkomst als bedoeld in artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1896. Het is een actualisering van het model dat in 2016 is aangenomen en omvat de bij Verordening (EU) 2019/1896 ingevoerde vernieuwingen, met name de versterking van de bescherming van de grondrechten en van persoonsgegevens. Ook is bij de actualisering geput uit de ervaring die is opgedaan bij de onderhandelingen over de reeds gesloten statusovereenkomsten.

2.Samenwerking met derde landen in het kader van de verordening betreffende de Europese grens- en kustwacht

In zijn conclusies van 28 juni 2018 riep de Europese Raad ertoe op de ondersteunende rol van Frontex bij het waarborgen van doeltreffende controle van de buitengrenzen van de Unie, ook wat betreft de samenwerking met derde landen, verder te versterken met meer middelen en een ruimer mandaat 7 .

Goed gestructureerde en permanente samenwerking met derde landen is van cruciaal belang voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Europees geïntegreerd grensbeheer. De verordening noemt “samenwerking met derde landen op gebieden die onder deze verordening vallen, met bijzondere aandacht voor naburige derde landen en derde landen die volgens de risicoanalyse land van herkomst of doorreis zijn bij illegale immigratie” als onderdeel van Europees geïntegreerd grensbeheer 8 . Dergelijke samenwerking moet worden aangegrepen om de Europese normen voor grensbeheer en terugkeer te promoten, informatie en risicoanalyses uit te wisselen, en de uitvoering van terugkeeractiviteiten te vergemakkelijken zodat deze efficiënter worden, en derde landen te ondersteunen op het gebied van grensbeheer en migratie, onder meer door de inzet van het permanente korps, wanneer dergelijke steun nodig is om de buitengrenzen te beschermen, en door het effectief beheer van het migratiebeleid van de Unie 9 .

Het Agentschap wordt verzocht samen te werken met derde landen op gebieden die onder de verordening vallen, derde landen bij te staan in het kader van de technische en operationele samenwerking tussen hen op bepaalde gebieden, derde landen bij te staan bij de opleiding van grensbeheerautoriteiten en bijstand te verlenen aan derde landen met betrekking tot opsporings- en reddingsoperaties voor personen die op zee in nood verkeren 10 . De verordening biedt de mogelijkheid tot inzet van leden van het permanente korps van het Agentschap bij gezamenlijke operaties, snelle grensinterventies, terugkeerinterventies of andere relevante activiteiten in derde landen (met toestemming van het betrokken derde land) 11 . De verordening staat het Agentschap specifiek toe om met de grensbeheerautoriteiten van derde landen samen te werken 12 in de mate waarin die samenwerking nodig is om zijn taken te vervullen 13 .

Het Agentschap moet het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in kennis stellen van alle activiteiten die het in samenwerking met de autoriteiten van derde landen uitvoert en gedetailleerde informatie verstrekken over de eerbiediging van de grondrechten bij deze activiteiten 14 . Voorts is het Agentschap verplicht in zijn jaarverslagen een beoordeling van zijn samenwerking met derde landen op te nemen en zijn overeenkomsten, werkafspraken, proefprojecten en technische bijstandsprojecten met derde landen openbaar te maken 15 .

Wanneer voor de samenwerking tussen het Agentschap en een derde land in dat derde land grensbeheerteams moeten worden ingezet die uitvoerende bevoegdheden zullen uitoefenen, moet er op grond van de verordening een statusovereenkomst tussen de Unie en dat derde land zijn 16 . Grensbeheerteams bestaan uit leden van het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht 17 en kunnen in de lidstaten, aan de buitengrenzen en op het grondgebied van derde landen worden ingezet tijdens gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies (in de modelstatusovereenkomst gezamenlijk aangeduid als “operationele activiteiten”) 18 . Elke statusovereenkomst kan dienen als overkoepelend kader waarbinnen meerdere operationele activiteiten kunnen worden uitgevoerd.

Wanneer de Commissie de Raad aanbeveelt om haar toestemming te geven over een statusovereenkomst met een derde land te onderhandelen, moet zij de situatie op het gebied van de grondrechten die van belang zijn voor de onder de overeenkomst vallende terreinen in dat derde land beoordelen en het Europees Parlement hiervan op de hoogte stellen 19 . 

Het Agentschap kan ook optreden in het kader van een werkafspraak met de betrokken autoriteiten van een derde land over aangelegenheden die verband houden met het beheer van de operationele samenwerking 20 . 

Operaties van het Agentschap op het grondgebied van een derde land moeten worden opgenomen in het door de raad van bestuur aangenomen jaarlijkse werkprogramma en worden uitgevoerd op basis van een operationeel plan waarover in overleg met de deelnemende lidstaten overeenstemming is bereikt tussen het Agentschap en de bevoegde autoriteiten van het desbetreffende derde land 21 . Ingeval een lidstaat of lidstaten buren zijn van het derde land of grenzen aan het operationele gebied van het derde land, is het operationeel plan, alsmede alle wijzigingen hierin, afhankelijk van de instemming hiermee van die lidsta(a)t(en) 22 .

Wat terugkeer betreft, biedt de verordening het Agentschap de mogelijkheid i) bijstand te verlenen in alle stadia van de terugkeerprocedure (zonder in te gaan op de gegrondheid van terugkeerbesluiten, die uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten blijven vallen); ii) bijstand te leveren bij de coördinatie en organisatie van terugkeeroperaties; iii) technische en operationele ondersteuning te verstrekken voor de uitvoering van de verplichting om terugkeerders te doen terugkeren; iv) en technische en operationele steun te verstrekken voor terugkeeroperaties en terugkeerinterventies 23 . De verordening voorziet niet in operationele inzet in derde landen van andere teams dan grensbeheerteams 24 en evenmin in de uitoefening van uitvoerende bevoegdheden in een derde land in het kader van terugkeer door leden van het permanente korps. Een statusovereenkomst zou dus niet het geschikte instrument zijn voor de organisatie van terugkeeroperaties 25 .

3.Modelstatusovereenkomst

De verordening bepaalt dat de Commissie na overleg met de lidstaten, het Agentschap, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming een modelstatusovereenkomst moet opstellen voor acties op het grondgebied van derde landen 26 . In die modelstatusovereenkomst moeten met name de reikwijdte van de operationele activiteit, bepalingen inzake civielrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid en de taken en bevoegdheden van de teamleden worden omschreven, alsmede de maatregelen met betrekking tot het opzetten van een steunpunt en praktische maatregelen in verband met de eerbiediging van de grondrechten 27 .

De modelstatusovereenkomst bevat derhalve de volgende specifieke bepalingen:

-Artikel 1 bepaalt het toepassingsgebied van de statusovereenkomst, dat alle zaken omvat die nodig zijn voor de inzet van grensbeheerteams met uitvoerende bevoegdheden van het permanente korps op het grondgebied van het betrokken derde land;

-Artikel 2 bevat definities van de belangrijkste termen die in het model worden gebruikt (hoewel de definities in het model verwijzen naar de relevante bepalingen van de wetgeving van de Unie, zal in de statusovereenkomsten met derde landen, overeenkomstig de gangbare praktijk, de formulering van deze bepalingen worden opgenomen, in plaats van verwijzingen daarnaar);

-Artikel 3 beschrijft de wijze waarop een operationele activiteit (d.w.z. een gezamenlijke operatie of snelle grensinterventie) kan worden gestart (er zij op gewezen dat een statusovereenkomst alleen de verplichtingen van de partijen ten opzichte van elkaar regelt en niet zodanig mag worden geïnterpreteerd dat deze zou afdoen aan hun verplichtingen uit hoofde van de desbetreffende wetgeving, met name de verordening betreffende de Europese grens- en kustwacht 28 );

-Artikel 4 bepaalt dat voor elke operationele activiteit een operationeel plan moet worden vastgesteld waarin de organisatorische en procedurele aspecten daarvan worden beschreven;

-Artikel 5 vereist dat de partijen beschikken over een mechanisme voor het melden van situaties die verband houden met illegale immigratie, grensoverschrijdende criminaliteit of een risico voor het leven van migranten aan, langs of nabij de buitengrenzen van de Europese Unie of het betrokken derde land;

-Artikel 6 staat het Agentschap toe steunpunten in het betrokken derde land op te zetten, mits het derde land daarmee instemt;

-Artikel 7 beschrijft de rol van de coördinerend functionaris;

-Artikel 8 waarborgt dat bij de toepassing van de statusovereenkomst de grondrechten te allen tijde volledig worden geëerbiedigd en vereist dat er klachtenmechanismen zijn voor het melden en verwerken van beschuldigingen van schendingen van de grondrechten;

-Artikel 9 omschrijft de rol van de toezichthouders voor de grondrechten;

-Artikel 10 bepaalt de taken en bevoegdheden van de teamleden, met inbegrip van het feit dat zij uitsluitend de taken kunnen verrichten en bevoegdheden kunnen uitoefenen die in het operationele plan worden beschreven;

-Artikel 11 voorziet in de onschendbaarheid van de eigendommen, de middelen, het materieel en de operaties van het Agentschap in het betrokken derde land;

-Artikel 12 bevat bepalingen over de voorrechten en immuniteiten van de teamleden, onder meer inzake civielrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid;

-Artikel 13 bevat bepalingen betreffende gewonde of overleden teamleden;

-Artikel 14 beschrijft de bijzonderheden van de accreditatiedocumenten die aan elk teamlid moeten worden verstrekt;

-Artikel 15 verklaart artikel 12 tot en met 14 van toepassing op alle personeelsleden van het Agentschap die in het betrokken derde land worden ingezet;

-Artikel 16 bevat de regels over de verwerking en de bescherming van persoonsgegevens;

-Artikel 17 stelt de voorwaarden vast voor de uitwisseling van gerubriceerde en gevoelige niet-gerubriceerde informatie tussen het Agentschap en het betrokken derde land;

-Artikel 18 bevat regels voor de intrekking van financiering voor of de schorsing of beëindiging van een operationele activiteit;

-Artikel 19 bepaalt dat het betrokken derde land de relevante organen van de Unie proactief moet informeren indien het kennis krijgt van beschuldigingen van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten die de belangen van de Europese Unie kunnen schaden;

-Artikel 20 beschrijft de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de statusovereenkomst;

-Artikel 21 regelt hoe geschillen met betrekking tot de uitlegging van de overeenkomst moeten worden beslecht;

-Artikel 22 beschrijft de procedure voor de inwerkingtreding, de duur, de wijziging, de schorsing en de beëindiging van de overeenkomst.

4.    Conclusie

De uitgebreide bevoegdheid van het Agentschap om operationele activiteiten uit te voeren op het grondgebied van een derde land, wanneer deze inzet bijdraagt tot de doeltreffende uitvoering van het Europees geïntegreerd grensbeheer, zal aanzienlijk bijdragen tot de verbetering van de grensbeveiliging van de Unie. De modelstatusovereenkomst brengt een kader tot stand voor de samenwerking tussen enerzijds het Agentschap en zijn teams en anderzijds de relevante autoriteiten van derde landen. Hoewel de Commissie dit model steeds als uitgangspunt zal gebruiken wanneer zij namens de Europese Unie met een derde land onderhandelt over een statusovereenkomst, zal de definitieve tekst van dergelijke overeenkomsten noodzakelijkerwijs zijn aangepast aan de specifieke situatie van elke onderhandelingspartner en de verschillende doelstellingen van de Unie met betrekking tot die partners. De Commissie zal er niettemin naar streven om bij de onderhandelingen de strekking van de modelstatusovereenkomst te behouden.

(1)

     Het Europees geïntegreerd grensbeheer gaat uit van het op vier niveaus gebaseerde toegangscontrolemodel en omvat maatregelen in derde landen, onder andere in het kader van het gemeenschappelijk visumbeleid, alsook maatregelen met naburige derde landen, grenstoezichtmaatregelen aan de buitengrenzen zelf, risicoanalyse en maatregelen binnen het Schengengebied en op het gebied van terugkeer. In de nieuwe verordening betreffende de Europese grens- en kustwacht wordt samenwerking met derde landen erkend als een belangrijk onderdeel van het Europees geïntegreerd grensbeheer. (Overweging 87)

(2)

     Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende de Europese grens- en kustwacht, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad en Besluit 2005/267/EG van de Raad, PB L 251 van 16.9.2016, blz. 1.

(3)

     Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad “Modelstatusovereenkomst als bedoeld in artikel 54, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende de Europese grens- en kustwacht”, 22.11.2016, COM(2016) 747 final.

(4)

     Respectievelijk Besluit (EU) 2020/865 van de Raad, Besluit (EU) 2018/1031 van de Raad en Besluit (EU) 2020/729 van de Raad.

(5)

     Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624, PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1. 

(6)

     Artikel 73, lid 3.

(7)

      https://www.consilium.europa.eu/media/35951/28-euco-final-conclusions-nl.pdf  

(8)

     Artikel 3, punt g).

(9)

     Overweging 87.

(10)

     Artikel 10.

(11)

     Artikel 54.

(12)

     “de autoriteiten van derde landen die bevoegd zijn voor onder deze verordening vallende aangelegenheden”.

(13)

     Artikel 73, lid 1.

(14)

     Artikel 73, lid 7.

(15)

     Artikel 73, leden 7 en 8.

(16)

     Artikel 73, lid 3.

(17)

     Het permanente korps telt vier categorieën operationeel personeel: i) statutair personeel van het Agentschap; ii) personeel dat voor lange termijn door de lidstaten bij het Agentschap wordt gedetacheerd; iii) personeel dat klaarstaat om door de lidstaten ter beschikking te worden gesteld van het Agentschap om voor een korte tijd te worden ingezet; en iv) personeel van de lidstaten dat klaarstaat om te worden ingezet voor snelle grensinterventies. Artikel 54, lid 1. [NB: voor de toepassing van de modelstatusovereenkomst wordt personeel dat in de eerste categorie valt omschreven als “teamleden die statutair personeel van het Agentschap zijn” en wordt personeel dat tot de overige drie categorieën behoort, omschreven als “teamleden die geen statutair personeel van het Agentschap zijn”.]

(18)

     Artikel 2, lid 18.

(19)

     Overweging 88.

(20)

     Artikel 73, lid 4.

(21)

     Artikel 74, lid 3.

(22)

     Artikel 74, lid 3.

(23)

     Artikel 10, lid 1, punt n).

(24)

     Artikel 10, lid 1, punt u).

(25)

     Met name worden in de verordening “contacten leggen met derde landen met het oog op de identificatie van en de verkrijging van reisdocumenten voor onderdanen van derde landen die moeten terugkeren” en “begeleiden van onderdanen van derde landen die vallen onder een procedure van gedwongen terugkeer” genoemd als toegestane taken waarvoor uitvoerende bevoegdheden nodig zijn – geen van beide taken zou echter op het grondgebied van het derde land worden uitgevoerd.

(26)

     Artikel 76.

(27)

     Artikel 73, lid 3.

(28)

     Verordening (EU) 2019/1896.


Brussel, 21.12.2021

COM(2021) 829 final

BIJLAGE

bij

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Modelstatusovereenkomst als bedoeld in Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624




Modelstatusovereenkomst tussen de Europese Unie en [derde land] over door het Europees Grens- en kustwachtagentschap in [derde land] uitgevoerde operationele activiteiten

De Europese Unie,

en [derde land], 

hierna afzonderlijk “partij” en gezamenlijk “de partijen” genoemd,

OVERWEGENDE dat zich situaties kunnen voordoen waarin het Europees Grens- en kustwachtagentschap (“het Agentschap”) de internationale samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie en [derde land] coördineert, ook op het grondgebied van [derde land],

OVERWEGENDE dat een rechtskader in de vorm van een statusovereenkomst tot stand moet worden gebracht voor de situaties waarin teamleden van het Agentschap uitvoerende bevoegdheden hebben op het grondgebied van [derde land],

OVERWEGENDE dat de statusovereenkomst kan voorzien in de oprichting door het Agentschap van steunpunten op het grondgebied van [derde land] met het oog op een vlottere en betere coördinatie van de operationele activiteiten en met het oog op een doeltreffend beheer van de personele en technische middelen van het Agentschap,

GEZIEN het hoge niveau van bescherming van persoonsgegevens in [derde land] en in de Europese Unie; en tevens

[Indien van toepassing] [OVERWEGENDE dat [derde land] [door het derde land gesloten internationaal rechtsinstrument op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens heeft geratificeerd en dat een toereikend beschermingsniveau aangeeft, bijvoorbeeld het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (ETS nr. 108) en het aanvullend protocol daarbij] heeft geratificeerd];

INDACHTIG het feit dat eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen grondbeginselen zijn van de samenwerking tussen de partijen;

OVERWEGENDE dat [derde land] [door het derde land gesloten internationaal rechtsinstrument op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens dat een toereikend beschermingsniveau aangeeft, bijvoorbeeld het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, dat is opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie] heeft geratificeerd;

OVERWEGENDE dat alle operationele activiteiten van het Agentschap op het grondgebied van [derde land] de grondrechten en de internationale overeenkomsten waarbij de Europese Unie, haar lidstaten en/of [derde land] partij zijn, ten volle moeten eerbiedigen,

OVERWEGENDE dat alle personen die aan een operationele activiteit deelnemen, verplicht zijn de hoogste normen inzake integriteit, ethisch gedrag en professionalisme in acht te nemen, de grondrechten te eerbiedigen en te voldoen aan de verplichtingen die op hen rusten krachtens de bepalingen van het operationele plan en de gedragscode van het Agentschap,

hebben besloten de navolgende overeenkomst te sluiten:

Artikel 1 
Toepassingsgebied 

1.Deze overeenkomst regelt alle aangelegenheden die van belang zijn voor de inzet van grensbeheerteams van het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht in [derde land], waar de teamleden uitvoerende bevoegdheden kunnen uitoefenen.

2.De in lid 1 bedoelde operationele activiteiten kunnen plaatsvinden op het grondgebied van [derde land], onder meer aan de [land-], [zee-] en [lucht]grenzen van dat land met [ander land/andere landen].

[Voor derde landen met een kust/insulaire derde landen] Onverminderd de verplichtingen van de partijen uit hoofde van het zeerecht, met name het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, kunnen operationele activiteiten ook plaatsvinden in de aansluitende zone van [derde land]. De in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde operationele activiteiten laten de opsporings- en reddingsverplichtingen die voortvloeien uit het zeerecht, met name het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee en het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee, onverlet.

Artikel 2 
Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

-“operationele activiteit”: een gezamenlijke operatie of een snelle grensinterventie;

-“het Agentschap”: het Europees Grens- en kustwachtagentschap dat is opgericht bij Verordening (EU) 2019/1896 betreffende de Europese grens- en kustwacht 1 alsmede iedere wijziging daarvan;

-“grenstoezicht”: grenstoezicht in de zin van artikel 2, punt 10, van Verordening (EU) 2016/399 2 ;

-“grensbeheerteams”: uit de leden van het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht samengestelde teams die in de lidstaten en in derde landen worden ingezet bij gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies aan de buitengrenzen;

-“adviesforum”: het adviesorgaan dat door het Agentschap is opgericht overeenkomstig artikel 108 van Verordening (EU) 2019/1896;

-“permanente korps van de Europese grens- en kustwacht”: het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht als bedoeld in artikel 54 van Verordening (EU) 2019/1896;

-“Eurosur”: Eurosur zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 9, van Verordening (EU) 2019/1896;

-“toezichthouder voor de grondrechten”: een toezichthouder voor de grondrechten als bedoeld in artikel 110 van Verordening (EU) 2019/1896;

-“lidstaat van herkomst”: de lidstaat van herkomst als gedefinieerd in artikel 2, punt 21, van Verordening (EU) 2019/1896;

-“incident”: een situatie in verband met illegale immigratie, grensoverschrijdende criminaliteit of een risico voor het leven van migranten aan, langs of nabij de buitengrenzen van de Europese Unie of [derde land];

-“gezamenlijke operatie”: een door het Agentschap gecoördineerde of georganiseerde actie ter ondersteuning van de nationale autoriteiten van [derde land] die verantwoordelijk zijn voor het grenstoezicht dat is gericht op het oplossen van problemen als illegale immigratie, bestaande of toekomstige dreigingen aan de grenzen van [derde land] en grensoverschrijdende criminaliteit, of op het verlenen van meer technische en operationele bijstand voor het toezicht op deze grenzen;

-“teamlid”: een lid van het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht dat wordt ingezet om in het kader van een grensbeheerteam deel te nemen aan een operationele activiteit;

-“lidstaat”: een lidstaat van de Europese Unie;

-“operationeel gebied”: het geografische gebied waarin een operationele activiteit zal plaatsvinden;

-“deelnemende lidstaat”: een deelnemende lidstaat als gedefinieerd in artikel 2, punt 22, van Verordening (EU) 2019/1896;

-“persoonsgegevens”: persoonsgegevens als gedefinieerd in artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) 2016/679 3 ;

-“snelle grensinterventie”: een actie die erop gericht is een situatie van specifieke en onevenredig grote uitdagingen aan de grenzen van [derde land] aan te pakken door gedurende een beperkte periode grensbeheerteams op het grondgebied van [derde land] in te zetten om het grenstoezicht samen met de daarvoor verantwoordelijke nationale autoriteiten van [derde land] uit te oefenen;

-“statutair personeel”: statutair personeel als gedefinieerd in artikel 2, punt 15, van Verordening (EU) 2019/1896.

Artikel 3 
Start van operationele activiteiten

1.Een operationele activiteit uit hoofde van deze overeenkomst wordt bij schriftelijk besluit van de uitvoerend directeur van het Agentschap gestart, op schriftelijk verzoek van de bevoegde autoriteiten van [derde land]. Een dergelijk verzoek gaat vergezeld van een beschrijving van de situatie, de mogelijke doelen, de te verwachten behoeften en de benodigde personeelsprofielen, met inbegrip van de profielen van personeel dat uitvoeringsbevoegdheden heeft, indien van toepassing.

2.Indien de uitvoerend directeur van het Agentschap van oordeel is dat de gevraagde operationele activiteit waarschijnlijk ernstige en/of aanhoudende schendingen van de grondrechten of niet-nakoming van internationale verplichtingen op het gebied van bescherming zou inhouden of daartoe zou leiden, mag de uitvoerend directeur de operationele activiteit niet starten.

3.Indien de uitvoerend directeur van het Agentschap na ontvangst van een verzoek uit hoofde van lid 1 van oordeel is dat, alvorens te kunnen besluiten een operationele activiteit te starten, nadere informatie nodig is, kan hij om nadere informatie verzoeken of deskundigen van het Agentschap toestemming verlenen om naar [derde land] te reizen teneinde de situatie aldaar te beoordelen. [Derde land] faciliteert dergelijke reizen.

4.De uitvoerend directeur van het Agentschap besluit geen operationele activiteit te starten indien hij van oordeel is dat er gegronde redenen zijn om de activiteit op te schorten of te beëindigen overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van artikel 18.

Artikel 4 
Operationeel plan

1.Ten aanzien van elke operationele activiteit bereiken het Agentschap en [derde land] overeenstemming over een operationeel plan overeenkomstig de artikelen 38 en 74 van Verordening (EU) 2019/1896. Het operationele plan is bindend voor het Agentschap, [derde land] en de deelnemende lidstaten.

2.[Ingeval een lidstaat aan het derde land of het operationele gebied grenst] Het operationele plan en eventuele wijzigingen hierin zijn afhankelijk van de instemming daarmee van de lidstaten die aan [derde land]en/of het operationele gebied grenzen.

3. In het operationele plan worden uitvoerige bepalingen opgenomen over de organisatorische en procedurele aspecten van de operationele activiteit, met inbegrip van:

(a)een beschrijving van de situatie, met de modus operandi en de doelstellingen van de inzet, inclusief het operationele doel;

(b)de duur van de operationele activiteit die naar verwachting nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken;

(c)het operationele gebied;

(d)een beschrijving van de taken, met inbegrip van de taken waarvoor uitvoerende bevoegdheden vereist zijn alsmede de verantwoordelijkheden, ook in verband met de eerbiediging van de grondrechten en de vereisten inzake gegevensbescherming, en speciale instructies voor de teams, onder meer over de vraag welke databanken mogen worden geraadpleegd en welke dienstwapens, munitie en uitrusting mogen worden gebruikt in [derde land];

(e)de samenstelling van het grensbeheerteam en de inzet van ander relevant personeel/de aanwezigheid van andere leden van het statutaire personeel van het Agentschap, met inbegrip van toezichthouders voor de grondrechten;

(f)voorschriften inzake bevelvoering en aansturing, waaronder de naam en rang van de grenswachters en andere relevante personeelsleden van [derde land] met verantwoordelijkheid voor de samenwerking met de teamleden en het Agentschap, in het bijzonder de namen en rangen van de grenswachters en andere relevante personeelsleden die tijdens de inzet het bevel voeren, alsook de plaats van de teamleden in de bevelstructuur;

(g)de bij de operationele activiteit in te zetten technische uitrusting, met inbegrip van specifieke vereisten zoals gebruiksvoorwaarden, benodigd personeel, vervoer en andere logistieke aspecten, en financiële voorzieningen;

(h)gedetailleerde bepalingen inzake de onmiddellijke melding door het Agentschap aan de raad van bestuur en de relevante autoriteiten van de deelnemende lidstaten en van [derde land] van elk incident dat zich voordoet bij een in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde operationele activiteit;

(i)een meldings- en evaluatieregeling met ijkpunten voor het evaluatieverslag, onder meer inzake de bescherming van de grondrechten, en de uiterste datum voor het indienen van het definitieve evaluatieverslag;

(j)[Indien van toepassing] wat operaties op zee betreft, specifieke informatie betreffende de toepassing van de relevante rechtsbevoegdheid en het toepasselijke recht in het operationele gebied, met inbegrip van verwijzingen naar het nationaal, het internationaal en het Unierecht inzake onderschepping, reddingsacties op zee en ontscheping;

(k)de voorwaarden voor samenwerking met andere organen en instanties van de Unie dan het Agentschap, met andere derde landen of met internationale organisaties;

(l)algemene instructies over de wijze waarop de bescherming van de grondrechten tijdens de operationele activiteit moet worden gewaarborgd, met inbegrip van de bescherming van persoonsgegevens en verplichtingen die voortvloeien uit toepasselijke internationale mensenrechteninstrumenten;

(m)procedures waarbij personen die internationale bescherming behoeven, slachtoffers van mensenhandel, niet-begeleide minderjarigen en andere personen in kwetsbare situaties worden verwezen naar de bevoegde nationale autoriteiten die passende bijstand kunnen verlenen;

(n)procedures die een mechanisme inhouden voor de ontvangst en doorzending naar het Agentschap en [derde land] van klachten (met inbegrip van klachten uit hoofde van artikel 8, lid 5, hieronder) tegen personen die deelnemen aan een operationele activiteit, waaronder grenswachters of andere relevante personeelsleden van [derde land] en teamleden, over vermeende inbreuken op de grondrechten in het kader van hun deelname aan een operationele activiteit van het Agentschap;

(o)logistieke regelingen, waaronder informatie over de werkomstandigheden en de omgeving van de gebieden waar de operationele activiteit moet plaatsvinden.

(p)[Indien van toepassing] bepalingen betreffende een steunpunt, zoals opgezet overeenkomstig artikel 6.

4.Voor wijzigingen of aanpassingen van het operationeel plan is de instemming van het Agentschap en [derde land], na raadpleging van de deelnemende lidstaten.

5.Informatie-uitwisseling en operationele samenwerking ten behoeve van Eurosur vinden plaats overeenkomstig de regels voor het opstellen en delen van de specifieke situatiebeelden die in het operationele plan voor de betrokken operationele activiteit moeten worden opgenomen.

6.De in lid 3, punt i), van dit artikel bedoelde evaluatie van de operationele activiteit wordt gezamenlijk uitgevoerd door [derde land] en het Agentschap.

7.De voorwaarden voor samenwerking met de organen en instanties van de Unie overeenkomstig lid 3, punt k), van dit artikel worden toegepast overeenkomstig hun respectieve mandaten en binnen de grenzen van de beschikbare middelen.

Artikel 5 
Melding van incidenten

Het Agentschap en [relevante autoriteit van het derde land] beschikken elk over een mechanisme voor de melding van incidenten, zodat incidenten die zich bij een in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde operationele activiteit hebben voorgedaan, tijdig kunnen worden gemeld.

Het Agentschap en [derde land] verlenen elkaar bijstand bij het verrichten van alle nodige onderzoeken naar elk via dit mechanisme gemeld incident, bv. bij het identificeren van getuigen en het verzamelen en overleggen van bewijsmateriaal, met inbegrip van verzoeken om voorwerpen in verband met een gemeld incident te verkrijgen en, in voorkomend geval, over te dragen. De overdracht van dergelijke voorwerpen kan afhankelijk worden gesteld van de teruggave ervan onder de voorwaarden zoals bepaald door de bevoegde autoriteit die deze overdraagt.

Artikel 6 
Steunpunten

1.Het Agentschap kan steunpunten oprichten op het grondgebied van [derde land] met het oog op een vlottere en betere coördinatie van de operationele activiteiten en met het oog op een doeltreffend beheer van de personele en technische middelen van het Agentschap. De locatie van het steunpunt wordt vastgesteld door het Agentschap.

2.De steunpunten worden opgericht overeenkomstig de operationele behoeften en blijven operationeel gedurende de periode die het Agentschap nodig heeft om zijn operationele activiteiten in [derde land] en de naburige regio uit te voeren. Mits [derde land] daarmee instemt, kan die termijn door het Agentschap worden verlengd.

3.Elk steunpunt wordt beheerd door een vertegenwoordiger van het Agentschap die door de uitvoerend directeur wordt aangewezen als hoofd van het steunpunt en die toezicht houdt op de algemene werkzaamheden van het steunpunt.

4.De steunpunten hebben, waar van toepassing, de volgende taken:

(a)operationele en logistieke steun verlenen en zorgen voor de coördinatie van de activiteiten van het Agentschap in de betrokken operationele gebieden;

(b)[derde land] operationele steun verlenen in de betrokken operationele gebieden;

(c)de activiteiten van de teams monitoren en regelmatig verslag uitbrengen aan de zetel van het Agentschap;

(d)met [derde land] samenwerken bij alle kwesties die verband houden met de praktische uitvoering van de door het Agentschap in [derde land] georganiseerde operationele activiteiten, met inbegrip van eventuele extra kwesties die zich tijdens deze activiteiten hebben voorgedaan;

(e)de coördinerende functionaris ondersteunen bij zijn samenwerking met [derde land] inzake alle kwesties die verband houden met de bijdrage van [derde land] aan door het Agentschap georganiseerde operationele activiteiten en, indien nodig, contact onderhouden met de zetel van het Agentschap;

(f)de coördinerende functionaris en de toezichthouder(s) voor de grondrechten die zijn aangewezen om een operationele activiteit te monitoren, ondersteunen bij het faciliteren, indien nodig, van de coördinatie en communicatie tussen de teams van het Agentschap en de relevante autoriteiten van [derde land], alsmede hiermee verband houdende taken;

(g)logistieke steun organiseren in verband met de inzet van de teamleden en de inzet en het gebruik van technische uitrusting;

(h)alle andere logistieke steun verlenen in verband met het operationele gebied waarvoor een bepaald steunpunt verantwoordelijk is, teneinde de door het Agentschap georganiseerde operationele activiteiten vlot te laten verlopen;

(i)zorgen voor een doeltreffend beheer van de eigen apparatuur van het Agentschap op de door zijn activiteiten bestreken gebieden, met inbegrip van de mogelijke registratie en het onderhoud op lange termijn van die apparatuur en de nodige logistieke ondersteuning.

(j)ondersteunen van ander personeel en/of activiteiten van het Agentschap in [derde land], zoals overeengekomen tussen het Agentschap en [derde land].

5.Het Agentschap en [derde land] zorgen voor optimale voorwaarden voor de vervulling van de aan het steunpunt toegewezen taken.

6. [Derde land] verleent het Agentschap bijstand om de operationele capaciteit van het steunpunt te waarborgen.

Artikel 7 
Coördinerend functionaris

1.Onverminderd de rol van steunpunten als beschreven in artikel 6 stelt de uitvoerend directeur uit het statutair personeel daarvan een of meer deskundigen aan die als coördinerend functionaris worden ingezet bij elke operationele activiteit. De uitvoerend directeur stelt [derde land] in kennis van een dergelijke benoeming.

2.De coördinerende functionaris heeft tot taak:

(a)op te treden als contactpersoon tussen het Agentschap, [derde land] en de teamleden, en de teams namens het Agentschap bijstand te verlenen bij alle kwesties in verband met de voorwaarden betreffende de inzet;

(b)toe te zien op de correcte uitvoering van het operationeel plan, onder meer, in samenwerking met de toezichthouder(s) voor de grondrechten, met betrekking tot de bescherming van de grondrechten, en daarover aan de uitvoerend directeur verslag uit te brengen;

(c)namens het Agentschap op te treden inzake alle aspecten van de inzet van de teams en aan het Agentschap verslag uit te brengen over al deze aspecten;

(d)de samenwerking en de coördinatie tussen [derde land] en de deelnemende lidstaten te bevorderen.

3.In het kader van operationele activiteiten mag de uitvoerend directeur de coördinerend functionaris toestaan hulp te bieden bij het oplossen van onenigheid over de uitvoering van het operationeel plan en de inzet van de teams.

4.[Derde land] geeft de teamleden alleen instructies die in overeenstemming zijn met het operationele plan. Indien de coördinerend functionaris van oordeel is dat aan teamleden gegeven instructies niet in overeenstemming zijn met het operationele plan of de toepasselijke wettelijke verplichtingen, deelt hij dit onmiddellijk mee aan de functionarissen van [derde land] die een coördinerende rol vervullen en aan de uitvoerend directeur. De uitvoerend directeur kan passende maatregelen nemen, waaronder de opschorting of beëindiging van de operationele activiteit, overeenkomstig artikel 18 van deze overeenkomst. [Derde land] mag de teamleden toestaan namens [derde land] op te treden.

Artikel 8 
Grondrechten

1.De partijen verbinden zich ertoe bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst te handelen overeenkomstig alle toepasselijke rechtsinstrumenten op het gebied van de mensenrechten, met inbegrip van [al naargelang het geval invoegen/wissen het Europees Verdrag voor de rechten van de mens van 1950, het Verdrag van de Verenigde Naties betreffende de status van vluchtelingen van 1951 en het bijbehorende protocol van 1967, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie van 1965, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 1979, het VN-Verdrag tegen foltering van 1984, het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989, het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap van 2006 en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie] 4 .

2.De teamleden eerbiedigen bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden ten volle de grondrechten, onder meer inzake de toegang tot asielprocedures, en de menselijke waardigheid, en zij besteden bijzondere aandacht aan kwetsbare personen. De bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden genomen maatregelen staan in verhouding tot de met die maatregelen beoogde doelstellingen. Bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden discrimineren zij op geen enkele grond, zoals geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, bezittingen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, in overeenstemming met artikel 21 van het Handvest.

Teamleden mogen bij het verrichten van hun taken en/of het uitoefenen van hun bevoegdheden alleen maatregelen nemen die inbreuk maken op de grondrechten en fundamentele vrijheden, wanneer deze maatregelen nodig zijn voor en evenredig zijn met de door die maatregelen nagestreefde doelen en de wezenlijke inhoud van die grondrechten en fundamentele vrijheden eerbiedigen overeenkomstig het toepasselijke internationaal, Unie- en nationaal recht.

Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op alle personeelsleden van [relevante nationale autoriteiten van derde land] die aan een operationele activiteit deelnemen.

3.De grondrechtenfunctionaris van het Agentschap ziet erop toe dat elke operationele activiteit voldoet aan de toepasselijke normen op het gebied van de grondrechten. De grondrechtenfunctionaris of diens plaatsvervanger kan bezoeken ter plaatse brengen aan het derde land; hij verstrekt ook adviezen over de operationele plannen en informeert de uitvoerend directeur van het Agentschap over mogelijke schendingen van de grondrechten in verband met een operationele activiteit. [Derde land] ondersteunt desgevraagd de monitoringinspanningen van de grondrechtenfunctionaris.

4.De partijen komen overeen het adviesforum tijdig en daadwerkelijk toegang te verlenen tot alle informatie over de eerbiediging van de grondrechten in verband met de in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde operationele activiteiten, onder meer door bezoeken ter plaatse aan het operationele gebied.

5.Elke partij stelt een klachtenregeling in om beschuldigingen te behandelen van inbreuken op de grondrechten door haar personeelsleden bij de uitoefening van hun officiële taken tijdens een uit hoofde van deze overeenkomst uitgevoerde operationele activiteit.

Artikel 9 
Toezichthouders voor de grondrechten

1.De grondrechtenfunctionaris van het Agentschap wijst ten minste één toezichthouder voor de grondrechten aan voor elke operationele activiteit, onder meer om de coördinerend functionaris bij te staan en te adviseren.

2.De toezichthouder voor de grondrechten houdt toezicht op de naleving van de grondrechten en verleent advies en bijstand op het gebied van de grondrechten bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de relevante operationele activiteit. Het gaat met name om het volgende:

(a)de voorbereiding van operationeel plannen volgen en daarover verslag uitbrengen aan de grondrechtenfunctionaris zodat hij zijn taken als bepaald in Verordening (EU) 2019/1896, kan uitvoeren;

(b)bezoeken afleggen, ook op lange termijn, aan de plaatsen waar operationele activiteiten plaatsvinden;

(c)samenwerken en overleg plegen met de coördinerend functionaris en hem advies en bijstand verlenen;

(d)de coördinerend functionaris informeren en verslag uitbrengen aan de grondrechtenfunctionaris over eventuele punten van zorg in verband met de mogelijke schending van de grondrechten in verband met de operationele activiteit; en

(e)bijdragen tot de evaluatie van de operationele activiteit als bedoeld in artikel 4, lid 3, punt i).

3.Toezichthouders voor de grondrechten hebben toegang tot alle gebieden waar de operationele activiteit plaatsvindt en tot alle documenten die van belang zijn voor de uitvoering van die activiteit.

4.Wanneer zij aanwezig zijn in het operationele gebied, dragen de toezichthouders voor de grondrechten een insigne op grond waarvan zij duidelijk als zodanig kunnen worden geïdentificeerd.

Artikel 10 
Teamleden

1.De teamleden zijn bevoegd om de in het operationele plan beschreven taken uit te voeren.

2.Bij het uitvoeren van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden leven de teamleden de wet- en regelgeving van [derde land] en het toepasselijke Unierecht en internationaal recht na.

3.De teamleden mogen uitsluitend taken verrichten en bevoegdheden uitoefenen op het grondgebied van [derde land], op instructie en in aanwezigheid van grensbeheerautoriteiten van [derde land]. [Derde land] kan teamleden toestemming verlenen om specifieke taken uit te voeren en/of specifieke bevoegdheden uit te oefenen op zijn grondgebied in afwezigheid van zijn grensbeheerautoriteiten, mits het Agentschap of de lidstaat van herkomst, naargelang het geval, daarmee instemt.

4.Teamleden die statutair personeel van het Agentschap zijn, dragen bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden het uniform van het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht, tenzij in het operationele plan anders is bepaald.

Teamleden die geen statutair personeel van het Agentschap zijn, dragen bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden hun nationale uniform, tenzij in het operationele plan anders is bepaald.

Wanneer zij in functie zijn, dragen alle teamleden op hun uniform ook zichtbaar een persoonlijk identificatiemiddel en een blauwe armband met het insigne van de Europese Unie en dat van het Agentschap.

5.[Derde land] machtigt de betrokken teamleden om tijdens een operationele activiteit taken uit te voeren die het gebruik van geweld vereisen, en om daarbij ook dienstwapens, munitie en andere uitrusting bij zich te dragen en te gebruiken, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het operationele plan.

-Teamleden die tot het statutaire personeel van het Agentschap behoren, mogen uitrusting, dienstwapens, munitie en andere dwangmiddelen bij zich dragen, mits het Agentschap daarmee instemt.

-Teamleden die niet tot het statutaire personeel van het Agentschap behoren, mogen uitrusting, dienstwapens, munitie en andere dwangmiddelen bij zich dragen, mits de betrokken lidstaat van herkomst daarmee instemt.

6.Bij het gebruik van geweld, met inbegrip van het bij zich dragen en gebruiken van dienstwapens, munitie en andere uitrusting, wordt het nationaal recht van [derde land] nageleefd en zijn grensbeheerautoriteiten van [derde land] aanwezig. [Derde land] mag teamleden toestaan geweld te gebruiken bij afwezigheid van grensbeheerautoriteiten van [derde land]. 

-Voor teamleden die tot het statutaire personeel van het Agentschap behoren, is voor een dergelijke toestemming om geweld te gebruiken bij afwezigheid van grensbeheerautoriteiten van [derde land] instemming van het Agentschap vereist.

-Voor teamleden die niet tot het statutaire personeel van het Agentschap behoren, is voor een dergelijke toestemming om geweld te gebruiken bij afwezigheid van grensbeheerautoriteiten van [derde land] instemming van de betrokken lidstaat van herkomst vereist.

Het gebruik van geweld door teamleden moet noodzakelijk en evenredig zijn en volledig in overeenstemming zijn met het toepasselijke Unierecht, het internationaal recht en het nationaal recht, met inbegrip van met name de voorschriften van bijlage V bij Verordening (EU) 2019/1896.

7.Voorafgaand aan de inzet van de teamleden deelt het Agentschap [derde land] mee welke dienstwapens, munitie en andere uitrusting die teamleden bij zich mogen dragen krachtens lid 5 van dit artikel. [Derde land] mag echter verbieden om bepaalde dienstwapens, munitie en uitrusting bij zich te dragen, indien zijn eigen wetgeving in dezelfde verbodsbepalingen voorziet voor zijn eigen grensbeheerautoriteiten. [Derde land] deelt het Agentschap, voordat de teamleden worden ingezet, mee welke dienstwapens, munitie en uitrusting zijn toegestaan en onder welke voorwaarden zij mogen worden gebruikt. Het Agentschap stelt deze informatie ter beschikking van de lidstaten.

Op verzoek van het Agentschap treft [derde land] de nodige regelingen voor de afgifte van de nodige wapenvergunningen en faciliteert het de invoer, de uitvoer, het vervoer en de opslag van wapens, munitie en andere uitrusting waarover de teamleden beschikken.

8.Dienstwapens, munitie en uitrusting mogen worden gebruikt in geval van wettige zelfverdediging en wettige verdediging van teamleden of andere personen, met inachtneming van het nationaal recht van [derde land] en conform de relevante beginselen van het internationaal recht en het Unierecht.

9.[Derde land] mag teamleden toestaan zijn nationale databanken te raadplegen indien dat noodzakelijk is voor het vervullen van de in het operationele plan vermelde operationele doelstellingen. [Derde land] zorgt ervoor dat het op doeltreffende en doelmatige wijze toegang verstrekt tot deze databanken.

Voordat de teamleden worden ingezet, deelt [derde land] het Agentschap mee welke nationale databanken mogen worden geraadpleegd.

De teamleden raadplegen uitsluitend de gegevens die zij nodig hebben voor het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden. De raadpleging vindt plaats met inachtneming van het nationale gegevensbeschermingsrecht van [derde land] en deze overeenkomst.

10.Voor de uitvoering van operationele activiteiten zet [derde land] functionarissen van [nationale autoriteiten van derde land die verantwoordelijk zijn voor grenstoezicht] in die in staat en bereid zijn te communiceren in de werktaal van het Agentschap, om namens [derde land] een coördinerende rol te vervullen.

Artikel 11 
Voorrechten en immuniteiten betreffende de eigendommen, de middelen, het materieel en de operaties van het Agentschap

1.Alle gebouwen en terreinen van het Agentschap in [derde land] zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening.

2.De eigendommen en het materieel, waaronder vervoermiddelen, berichtenverkeer, archieven, correspondentie, documenten, identiteitsdocumenten en financiële activa zijn onschendbaar.

3.Het materieel van het Agentschap omvat materieel dat eigendom of mede-eigendom is van dan wel gecharterd of geleased is door een lidstaat en aan het Agentschap is aangeboden. Bij het aan boord gaan van vertegenwoordiger(s) van de bevoegde nationale autoriteiten wordt dat materieel behandeld als materieel voor overheidsactiviteiten dat daartoe is goedgekeurd.

4.Ten aanzien van het Agentschap mogen geen executoriale maatregelen worden genomen. Ten aanzien van de eigendommen en het materieel van het Agentschap mogen geen administratieve of wettelijke dwangmaatregelen worden genomen. De eigendommen van het Agentschap mogen niet in beslag worden genomen ter uitvoering van een vonnis, beslissing of bevel.

5.[Derde land] staat de binnenkomst en het vertrek toe van goederen en uitrusting die door het Agentschap voor operationele doeleinden in [derde land] worden ingezet.

6.Het Agentschap is vrijgesteld van alle douanerechten en in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot goederen bestemd voor officieel gebruik.

Artikel 12 
Voorrechten en immuniteiten van de teamleden

1.Teamleden zijn gevrijwaard van enigerlei vorm van aanhouding of detentie in [derde land] of door autoriteiten van [derde land].

2.Teamleden zijn gevrijwaard van enigerlei vorm van onderzoek of gerechtelijke procedures in [derde land] of door autoriteiten van [derde land], behalve in de omstandigheden bedoeld in de leden 3 en 4 van dit artikel.

3.De teamleden genieten onder alle omstandigheden immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van [derde land].

De immuniteit van teamleden die lid zijn van het statutair personeel van het Agentschap ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van [derde land] kan worden opgeheven door de uitvoerend directeur van het Agentschap.

De immuniteit van teamleden die geen lid zijn van het statutair personeel van het Agentschap ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van [derde land] kan worden opgeheven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van het betrokken teamlid.

Een dergelijke opheffing van de immuniteit moet uitdrukkelijk en schriftelijk geschieden.

4.De teamleden genieten immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht van [derde land] in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken ten aanzien van alle handelingen die zij verrichten in het kader van de uitoefening van hun officiële functies.

Indien tegen een teamlid een civielrechtelijke of administratieve procedure wordt ingeleid voor een rechtbank van [derde land], stellen de bevoegde autoriteiten van [derde land] de uitvoerend directeur van het Agentschap daarvan onmiddellijk in kennis.

Voordat een dergelijke procedure voor een rechtbank wordt ingeleid, deelt de uitvoerend directeur van het Agentschap de rechter mee of de betrokken handeling door teamleden is verricht in het kader van de uitoefening van hun officiële functies. Indien de handeling werd verricht in het kader van de uitoefening van officiële functies, wordt de procedure niet ingeleid. Indien dit niet het geval is, kan de procedure worden voortgezet. De certificering door de uitvoerend directeur van het Agentschap is bindend voor de rechterlijke instantie van [derde land], dat de verklaring niet kan aanvechten.

Indien teamleden een procedure inleiden, kunnen zij zich niet beroepen op immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht wanneer er een tegenvordering wordt ingesteld die direct verband houdt met de hoofdvordering.

5.De gebouwen, woningen, vervoer- en communicatiemiddelen, en bezittingen, met inbegrip van correspondentie, documenten, identiteitspapieren en bezittingen van teamleden, zijn onschendbaar, behalve in het geval van executoriale maatregelen zoals toegestaan op grond van lid 9 van dit artikel.

6.[Derde land] is aansprakelijk voor de schade die teamleden bij de uitoefening van hun officiële functies toebrengen aan derden.

7.In geval van schade die door grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag of niet in het kader van de uitoefening van officiële functies is veroorzaakt door een teamlid dat lid is van het statutaire personeel van het Agentschap, kan [derde land] via de uitvoerend directeur van het Agentschap verzoeken dat het Agentschap een vergoeding betaalt.

In geval van schade die door grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag of niet in het kader van de uitoefening van officiële functies is veroorzaakt door een teamlid dat geen statutair personeelslid van het Agentschap is, kan [derde land] via de uitvoerend directeur van het Agentschap verzoeken dat de betrokken lidstaat van herkomst een vergoeding betaalt.

8.Teamleden zijn niet verplicht als getuige op te treden in een gerechtelijke procedure in [derde land].

9.Tegen teamleden mogen geen executoriale maatregelen worden genomen, behalve indien een burgerlijke procedure wordt ingeleid die geen verband houdt met hun officiële functies. De bezittingen van teamleden ten aanzien waarvan de uitvoerend directeur van het Agentschap heeft verklaard dat zij nodig zijn voor de uitoefening van hun officiële functies, mogen niet in beslag worden genomen ter uitvoering van een vonnis, beslissing of bevel. In burgerlijke procedures mogen de teamleden geen beperkingen van de persoonlijke vrijheid, noch andere dwangmaatregelen worden opgelegd.

10.De teamleden zijn ten aanzien van diensten die voor het Agentschap zijn verleend, vrijgesteld van eventueel in [derde land] geldende voorschriften op het terrein van de sociale zekerheid.

11.Het salaris en de emolumenten die door het Agentschap en/of de lidstaat van herkomst aan de teamleden worden betaald, alsmede alle inkomsten die teamleden van buiten [derde land] ontvangen, worden in geen enkele vorm belast in [derde land].

12.[Derde land] laat de binnenkomst toe van goederen voor persoonlijk gebruik van teamleden en verleent vrijstelling van alle douanerechten, belastingen en daarmee verband houdende heffingen, met uitzondering van heffingen voor opslag, vervoer en soortgelijke diensten, ten aanzien van dergelijke goederen. [Derde land] laat tevens de uitvoer van dergelijke goederen toe.

13.De persoonlijke bagage van teamleden wordt vrijgesteld van inspectie, tenzij er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de bagage goederen bevat die niet bedoeld zijn voor persoonlijk gebruik door teamleden, of goederen waarvan de in- of uitvoer verboden is door de wetgeving van of onderworpen is aan quarantainebepalingen van [derde land]. De inspectie van dergelijke persoonlijke bagage mag slechts plaatsvinden in aanwezigheid van de betrokken teamleden of een gemachtigde vertegenwoordiger van het Agentschap.

14.Het Agentschap en [derde land] wijzen contactpunten aan die te allen tijde beschikbaar zijn en verantwoordelijk zijn voor de uitwisseling van informatie en de onmiddellijke maatregelen die moeten worden genomen ingeval een door een teamlid verrichte handeling mogelijk in strijd is met het strafrecht, alsook voor de uitwisseling van informatie en de operationele activiteiten in verband met civiele en administratieve procedures tegen een teamlid.

Totdat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst actie hebben ondernomen, verlenen het Agentschap en [derde land] elkaar bijstand bij het verrichten van alle nodige onderzoeken naar vermeende strafbare feiten ten aanzien waarvan het Agentschap en/of [derde land] een belang hebben, bij de identificatie van getuigen en bij het verzamelen en overleggen van bewijsmateriaal, met inbegrip van het verzoek om voorwerpen in verband met een vermeend strafbaar feit te verkrijgen en, in voorkomend geval, over te dragen. De overdracht van dergelijke voorwerpen kan afhankelijk worden gesteld van de teruggave ervan onder de voorwaarden zoals bepaald door de bevoegde autoriteit die deze overdraagt.

Artikel 13 
Gewonde of overleden teamleden

1.Onverminderd artikel 12 mag de uitvoerend directeur zich belasten met de repatriëring van gewonde of overleden teamleden en hun persoonlijke bezittingen, en hiervoor passende regelingen treffen.

2.Op een overleden teamlid wordt alleen met de uitdrukkelijke toestemming van de betrokken lidstaat van herkomst en in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het Agentschap en/of de betrokken lidstaat van herkomst een autopsie verricht.

3.[Derde land] en het Agentschap werken zoveel mogelijk samen met het oog op de spoedige repatriëring van gewonde of overleden teamleden.

Artikel 14 
Accreditatiedocument

1.Het Agentschap geeft een in [de officiële taal of talen van derde land] en in de werktaal van het Agentschap gesteld document af aan elk teamlid, aan de hand waarvan zij zich kunnen identificeren tegenover de nationale autoriteiten van [derde land] en waaruit blijkt dat de houder het recht heeft de in artikel 10 van deze overeenkomst en in het operationele plan (het “accreditatiedocument”) bedoelde taken te verrichten en bevoegdheden uit te oefenen.

2.Het accreditatiedocument bevat de volgende gegevens van elk teamlid: naam en nationaliteit, rang of functiebenaming, een recente gedigitaliseerde foto en een beschrijving van de taken die tijdens de inzet mogen worden uitgevoerd.

3.Om zich tegenover de nationale autoriteiten van [derde land] te kunnen identificeren, zijn teamleden verplicht het accreditatiedocument te allen tijde bij zich te hebben.

4. [Derde land] erkent het accreditatiedocument, in combinatie met een geldig reisdocument, als een document op basis waarvan het betrokken teamlid tot de dag waarop het verstrijkt, inreis en verblijf in [derde land] wordt toegestaan zonder dat een visum, voorafgaande toestemming of enig ander document vereist is.

5.Na afloop van de inzet wordt het accreditatiedocument aan het Agentschap terugbezorgd. De bevoegde autoriteiten van [derde land] worden daarvan in kennis gesteld.

Artikel 15 
Toepassing op niet als teamlid ingezette personeelsleden van het Agentschap

De artikelen 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op alle personeelsleden van het Agentschap die worden ingezet in [derde land] en die geen teamlid zijn, met inbegrip van toezichthouders voor de grondrechten en het statutaire personeel van het Agentschap dat wordt ingezet bij steunpunten.

Artikel 16 
Bescherming van persoonsgegevens

1.Persoonsgegevens worden alleen verstrekt indien dit nodig is voor de uitvoering van deze overeenkomst door de bevoegde autoriteiten van [derde land] of het Agentschap. De verwerking van persoonsgegevens door een autoriteit in een bepaald geval, met inbegrip van de doorgifte van die persoonsgegevens aan de andere partij, is onderworpen aan de gegevensbeschermingsregels die op die autoriteit van toepassing zijn. De partij zorgt voor de volgende minimumwaarborgen als voorwaarde voor elke doorgifte van gegevens:

(a)persoonsgegevens moeten worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is;

(b)persoonsgegevens moeten worden verzameld voor het welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doel van de uitvoering van deze overeenkomst en mogen door de meedelende of ontvangende autoriteit niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met dat doel;

(c)persoonsgegevens moeten toereikend zijn, ter zake dienend zijn en beperkt zijn tot wat noodzakelijk is voor het doel waarvoor zij worden verzameld en/of verder verwerkt; met name mogen persoonsgegevens die overeenkomstig het toepasselijke recht van de meedelende autoriteit worden meegedeeld, uitsluitend betrekking hebben op:

[Lijst van de categorieën gegevens die mogen worden uitgewisseld en de doeleinden waarvoor zij mogen worden verwerkt en doorgegeven]

(d)persoonsgegevens moeten juist zijn en moeten zo nodig worden geactualiseerd; 

(e)persoonsgegevens moeten worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen niet langer te identificeren dan voor het doel waarvoor de gegevens zijn verzameld of waarvoor zij verder worden verwerkt noodzakelijk is;

(f)persoonsgegevens moeten worden verwerkt op een dusdanige manier dat een passende beveiliging ervan gewaarborgd is, rekening houdend met de specifieke risico’s van verwerking, en zij moeten onder meer beschermd zijn tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging, door middel van passende technische of organisatorische maatregelen (“inbreuk in verband met persoonsgegevens”). de ontvangende partij neemt passende maatregelen om een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan te pakken en stelt de meedelende partij onverwijld en binnen 72 uur in kennis van een dergelijke inbreuk;

(g)zowel de meedelende autoriteit als de ontvangende autoriteit neemt alle redelijke maatregelen om er voor te zorgen dat persoonsgegevens onmiddellijk worden gerectificeerd of gewist, naargelang van het geval, wanneer de verwerking niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit artikel, met name omdat deze gegevens niet toereikend, ter zake dienend of juist zijn, of omdat zij niet in verhouding staan tot het doel van de verwerking. Dit behelst tevens de kennisgeving van elke correctie of wissing aan de andere partij;

(h)op verzoek stelt de ontvangende autoriteit de verstrekkende autoriteit in kennis van het gebruik van de meegedeelde gegevens;

(i)persoonsgegevens mogen uitsluitend aan de volgende bevoegde autoriteiten worden verstrekt:

[Lijst van autoriteiten en reikwijdte van hun bevoegdheden]

Voor de doorgifte aan andere instanties is de voorafgaande toestemming van de meedelende autoriteit vereist;

(j)de meedelende en de ontvangende autoriteit zijn verplicht de verstrekking en de ontvangst van persoonsgegevens schriftelijk te registreren;

(k)er wordt onafhankelijk toezicht uitgeoefend op de naleving van de regels inzake gegevensbescherming en in het kader daarvan kunnen ook de betreffende registers worden gecontroleerd; betrokkenen hebben het recht klachten in te dienen bij de toezichthoudende instantie en onverwijld een antwoord te ontvangen;

(l)betrokkenen hebben het recht informatie te ontvangen over de verwerking van hun persoonsgegevens, alsook recht op toegang tot die gegevens en op rectificatie of wissing van onjuiste of onrechtmatig verwerkte gegevens, met inachtneming van noodzakelijke en evenredige beperkingen om gewichtige redenen van algemeen belang;

(m) betrokkenen hebben recht op een doeltreffend administratief beroep en beroep in rechte in geval van schending van bovengenoemde waarborgen.

2.Elke partij verricht periodieke evaluaties van het beleid en de procedures waarmee zij uitvoering geeft aan deze bepaling. Op verzoek van de andere partij beoordeelt de aangezochte partij haar beleid en procedures op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens om zich ervan te vergewissen en te bevestigen dat de waarborgen in deze bepaling doeltreffend worden toegepast. De resultaten van de beoordeling worden binnen een redelijke termijn meegedeeld aan de partij die om de beoordeling heeft verzocht.

3.De gegevensbeschermingswaarborgen uit hoofde van deze overeenkomst staan onder toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en [onafhankelijke overheidsinstantie of andere bevoegde toezichthoudende instantie in derde land]. 

4.De partijen verlenen medewerking aan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, als toezichthoudende autoriteit van het Agentschap.

5.De partijen stellen na elke operationele activiteit een gemeenschappelijk verslag op over de toepassing van dit artikel. Dat verslag wordt toegezonden aan de grondrechtenfunctionaris en de functionaris voor gegevensbescherming van het Agentschap, alsmede aan [de betrokken autoriteit van het derde land].

Artikel 17 
Uitwisseling van gerubriceerde en gevoelige niet-gerubriceerde informatie

1.Het in het kader van deze overeenkomst uitwisselen, delen of verspreiden van gerubriceerde informatie valt onder een afzonderlijke administratieve regeling tussen het Agentschap en [derde land], die vooraf door de Europese Commissie moet worden goedgekeurd. 

2.Bij elke uitwisseling van gevoelige niet-gerubriceerde informatie in het kader van deze overeenkomst: 

(a)gaat het Agentschap te werk overeenkomstig artikel 9, lid 5, van Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie 5 ;

(b)biedt de ontvangende partij een niveau van bescherming dat wat betreft vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat wordt geboden door de maatregelen die de meedelende partij in verband met die informatie toepast;

(c)wordt gebruikgemaakt van een systeem voor informatie-uitwisseling dat voldoet aan de criteria van beschikbaarheid, vertrouwelijkheid en integriteit voor gevoelige niet-gerubriceerde informatie, zoals het in artikel 14 van de verordening bedoelde communicatienetwerk.

3.De partijen eerbiedigen de intellectuele-eigendomsrechten met betrekking tot alle gegevens die in het kader van deze overeenkomst worden verwerkt.

Artikel 18 
Besluit om een operationele activiteit op te schorten of te beëindigen
en/of de financiering in te trekken

1.Indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor het verrichten van een operationele activiteit, beëindigt de uitvoerend directeur van het Agentschap die operationele activiteit na [derde land] daarvan schriftelijk in kennis te hebben gesteld.

2.Indien [derde land] de bepalingen van deze overeenkomst of van het operationele plan niet heeft nageleefd, kan de uitvoerend directeur van het Agentschap de financiering van de betrokken operationele activiteit intrekken en/of de operationele activiteit opschorten of beëindigen, na [derde land] daarvan schriftelijk in kennis te hebben gesteld.

3.Indien de veiligheid van deelnemers aan een in [derde land] uitgevoerde operationele activiteit niet kan worden gewaarborgd, kan de uitvoerend directeur van het Agentschap de desbetreffende operationele activiteit of aspecten daarvan opschorten of beëindigen.

4.Indien de uitvoerend directeur van het Agentschap van oordeel is dat er in verband met een in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde operationele activiteit ernstige of waarschijnlijk aanhoudende schendingen van de grondrechten of internationale beschermingsverplichtingen hebben plaatsgevonden of waarschijnlijk zullen plaatsvinden, trekt hij de financiering van de desbetreffende operationele activiteit in en/of schort hij de operationele activiteit op of beëindigt hij deze, na [derde land] daarvan in kennis te hebben gesteld.

5.[Derde land] kan de uitvoerend directeur van het Agentschap verzoeken een operationele activiteit op te schorten of te beëindigen indien een teamlid de bepalingen van deze overeenkomst of van het operationele plan niet naleeft. Een dergelijk verzoek wordt schriftelijk gedaan en met opgaaf van de redenen voor het verzoek.

6.Een schorsing, beëindiging of intrekking van financiering uit hoofde van dit artikel treedt in werking op de datum van kennisgeving aan [derde land]. Een dergelijke stap doet geen afbreuk aan de rechten of verplichtingen die voortvloeien uit de toepassing die voorafgaand aan de opschorting, beëindiging of intrekking van de financiering is gegeven aan deze overeenkomst of het operationele plan.

Artikel 19 
Fraudebestrijding

1.Wanneer het kennis krijgt van geloofwaardige beschuldigingen van fraude, corruptie of andere illegale activiteiten die de belangen van de Europese Unie kunnen schaden, stelt [derde land] het Agentschap, het Europees Openbaar Ministerie en/of het Europees Bureau voor fraudebestrijding daarvan onverwijld in kennis.

2.Wanneer dergelijke beschuldigingen betrekking hebben op middelen van de Europese Unie die in het kader van deze overeenkomst zijn uitbetaald, verleent [derde land] alle nodige bijstand aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding en/of het Europees Openbaar Ministerie met betrekking tot onderzoeksactiviteiten op haar grondgebied, onder meer door interviews en controles en inspecties ter plaatse te vergemakkelijken (met inbegrip van toegang tot informatiesystemen en databanken in [derde land]), en door de toegang te vergemakkelijken tot alle relevante informatie over het technisch en financieel beheer van aangelegenheden waarbij sprake is van volledige of gedeeltelijke financiering door de Europese Unie.

Artikel 20 
Uitvoering van deze overeenkomst

1.Voor [derde land] wordt deze overeenkomst uitgevoerd door [...].

2.Voor de Europese Unie wordt deze overeenkomst uitgevoerd door het Agentschap.

Artikel 21 
Geschillenbeslechting

1.Alle geschillen in verband met de toepassing van deze overeenkomst worden gezamenlijk onderzocht door vertegenwoordigers van het Agentschap en de bevoegde autoriteiten van [derde land].

2.Bij gebreke van een regeling worden geschillen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van deze overeenkomst uitsluitend door middel van onderhandelingen tussen de partijen beslecht.

Artikel 22 
Inwerkingtreding, wijziging, looptijd,
opschorting en beëindiging van de overeenkomst

1.Deze overeenkomst wordt door de partijen geratificeerd, aanvaard of goedgekeurd volgens hun eigen interne wettelijke procedures. De partijen stellen elkaar in kennis van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.

2.Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de interne wettelijke procedures bedoeld in lid 1 van dit artikel.

3.Deze overeenkomst kan enkel met wederzijdse instemming van de partijen schriftelijk worden gewijzigd.

4.Deze overeenkomst wordt voor onbeperkte tijd gesloten. De overeenkomst kan door schriftelijke overeenstemming tussen de partijen of eenzijdig door een van de partijen worden beëindigd of opgeschort.

In geval van eenzijdige beëindiging of opschorting stelt de partij die de overeenkomst wenst te beëindigen of op te schorten de andere partij daarvan schriftelijk in kennis. Een eenzijdige beëindiging of opschorting van deze overeenkomst wordt van kracht op de eerste dag van de tweede maand volgende op de maand waarin daarvan kennisgeving is gedaan.

5.Kennisgevingen als bedoeld in dit artikel worden, wat de Europese Unie betreft, gedaan aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en, wat [derde land] betreft aan [nader te bepalen].



Gedaan in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en [officiële taal/talen van derde land], zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. 

Handtekeningen

(1)

     Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).

(2)

     Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).

(3)

     Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(4)

     De lijst van instrumenten bevat het EVRM en de meest relevante VN-verdragen waarbij alle lidstaten van de Europese Unie partij zijn; de lijst moet worden aangepast naargelang van de toepasselijkheid ervan in het derde land.

(5)

   Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).