Brussel, 4.3.2021

COM(2021) 102 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EMPTY

Het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten

{SWD(2021) 46 final}


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

Het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten



 

Nu we de pandemie het hoofd bieden, de noodzakelijke hervormingen voorbereiden en de dubbele groene en digitale transitie versnellen, ben ik van mening dat het tijd is om ook de sociale regels aan te passen. Regels die de solidariteit tussen de generaties waarborgen. Regels die ondernemers belonen omdat ze zorgen voor hun werknemers. Die gericht zijn op banen en mogelijkheden scheppen. Die vaardigheden, innovatie en sociale bescherming op voet van gelijkheid zetten. 

Commissievoorzitter Von der Leyen (toespraak voor het Europees Parlement, 20 januari 2021)

De overgang naar een groenere, rechtvaardigere en inclusievere toekomst zal kortetermijnkosten en uitdagingen met zich meebrengen. Daarom is het zo belangrijk om de overgang te begeleiden en gemeenschappen en individuen te helpen zich aan de nieuwe wereld aan te passen. Dat vereist een waakzaam oog voor sociale vraagstukken. De Europese pijler van sociale rechten moet op EU- en op lidstaatniveau worden geïmplementeerd, en daarbij moet terdege rekening worden gehouden met hun respectieve bevoegdheden.

Europese Raad, Een nieuwe strategische agenda voor de EU 2019‑2024

Het Europees Parlement [...] benadrukt dat de weg naar een duurzaam, eerlijk en inclusief sociaal Europa een sterke en gemeenschappelijke inzet vergt voor het verwezenlijken van de VN‑agenda 2030 en voor de uitvoering en praktische toepassing van de beginselen en rechten van de Europese pijler van sociale rechten.

Resolutie van het Europees Parlement over een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities (17 december 2020)



1. Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities en herstel

Een sterk sociaal Europa draait om mensen en hun welzijn. Europa herbergt de meest egalitaire samenlevingen in de wereld, de hoogste normen op het gebied van arbeidsomstandigheden en brede sociale bescherming. Concurrerende duurzaamheid 1 is de kern van de Europese sociale markteconomie, die streeft naar een duurzaam en inclusief groeimodel dat de beste resultaten oplevert voor de mensen en de planeet. Op dit unieke model berust de sociale en economische veerkracht van Europa 2 .

De Europeanen hechten waarde aan dit unieke sociale en economische model en verwachten dat het kansen biedt voor iedereen, ongeacht geslacht, ras of etnische afkomst, godsdient of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. De Unie wil de belofte van gedeelde welvaart waarmaken. Dat is ook de belofte van de in 2017 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geproclameerde Europese pijler van sociale rechten.

Klimaatverandering en milieuproblemen, digitalisering, globalisering en demografische trends veranderen ons dagelijks leven snel. COVID‑19 heeft Europa blootgesteld aan verdere drastische veranderingen in onze banen, in het onderwijs, de economie, de socialezekerheidsstelsels en het sociale leven. Het is in tijden van ingrijpende transformaties als deze dat ons sociaal weefsel op de proef wordt gesteld. De Europeanen blijven terecht vasthouden aan de belofte van een performante sociale markteconomie, met banen die een fatsoenlijk leven mogelijk maken en bescherming in tijden van nood. Negen op de tien Europeanen zijn van mening dat een sociaal Europa voor hen belangrijk is en gelijke kansen moet bieden en toegang tot de arbeidsmarkt, naast billijke arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming 3 . Onze “sociale regels” – het stimuleren van een economie die werkt voor mensen en het bevorderen van sociale vooruitgang – vormen de kern van het antwoord dat Europa op deze veranderingen geeft.

Het krachtige antwoord van het nationale en het EU-beleid op de COVID‑19-pandemie heeft de gevolgen op sociaal en werkgelegenheidsvlak kunnen beperken. Met sterke eenheid en coördinatie heeft Europese solidariteit steun geboden aan de lidstaten om regelingen voor werktijdverkorting en soortgelijke maatregelen voor het behoud van banen in te voeren om de werkloosheid in de noodsituatie te verminderen. Dat heeft bijgedragen tot het behoud van de werkgelegenheid, inkomens en de economie.

Dezelfde eenheid, coördinatie en solidariteit zullen ook in de komende jaren nodig zijn om vooruit te komen in de richting van een groener en digitaler decennium waarin de Europeanen het goed hebben. Alle lidstaten staan in meer of mindere mate voor dezelfde uitdagingen. We moeten streven naar nieuwe “sociale regels” die zorgen voor solidariteit tussen de generaties en kansen creëren voor alle mensen, ondernemers belonen omdat ze zorgen voor hun werknemers, gericht zijn op banen en betere levens- en arbeidsomstandigheden bevorderen, investeren in kwalitatief hoogwaardige en inclusieve vormen van onderwijs en opleiding, vaardigheden en innovatie, en zorgen voor adequate sociale bescherming voor iedereen. We moeten de sociale rechten versterken en de Europese sociale dimensie in al het beleid van de Unie vergroten, zoals verankerd is in de Verdragen 4 . Dit zal ervoor zorgen dat de transitie naar klimaatneutraliteit, digitalisering en demografische veranderingen sociaal rechtvaardig en billijk zal verlopen, en dat de Europese Green Deal en het digitaal kompas voor 2030 voor alle Europeanen een succes zullen worden.

De twintig beginselen van de Europese pijler van sociale rechten zijn de bakens die ons naar een sterk sociaal Europa leiden en de visie voor onze nieuwe “sociale regels” bepalen. Daarin worden beginselen en rechten geformuleerd die essentieel zijn voor billijke en goed functionerende arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels in het Europa van de eenentwintigste eeuw. Sommige beginselen herbevestigen rechten die al in het acquis van de Unie zijn opgenomen; andere stellen duidelijke doelstellingen vast voor het traject: de uitdagingen aanpakken die voortvloeien uit maatschappelijke, technologische en economische ontwikkelingen.

De effectieve uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten is nu belangrijker dan ooit en hangt in grote mate af van de vastberadenheid en het optreden van de lidstaten, die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor werkgelegenheid, vaardigheden en sociaal beleid. 

Maatregelen op EU‑niveau kunnen nationale maatregelen aanvullen en dit actieplan is de bijdrage van de Commissie aan de uitvoering van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten, in overeenstemming met de oproepen van de Europese leiders 5 en het Europees Parlement. 

Het actieplan is gebaseerd op een grootschalige raadpleging die ongeveer een jaar geleden is gestart 6 . Er werden meer dan 1000 bijdragen ontvangen van burgers, EU‑instellingen en organen, lidstaten, regionale en lokale autoriteiten, sociale partners en maatschappelijke organisaties 7 . Het actieplan omvat een aantal EU‑maatregelen die de Commissie tijdens het huidige mandaat zal nemen en bouwt voort op de vele maatregelen die sinds de afkondiging van de Europese pijler van sociale rechten in Göteborg 8 zijn genomen. Het stelt ook drie doelstellingen op EU‑niveau voor die tegen 2030 moeten worden gehaald en die de nationale beleidsmaatregelen en hervormingen zullen helpen aansturen.

De sociale top van Porto in mei 2021 zal een gelegenheid zijn om de krachten te bundelen om op het hoogste politieke niveau de toezegging om de sociale pijler uit te voeren te hernieuwen. Dit actieplan is de bijdrage van de Commissie aan de sociale top van Porto. De Commissie roept de lidstaten, sociale partners en andere relevante actoren, zoals regionale en lokale autoriteiten en het maatschappelijk middenveld, op om deel te nemen aan een collectieve inspanning om de uitvoering van de pijler binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden te versnellen en de beginselen snel in praktijk te brengen, zodat een sterk sociaal Europa model kan blijven staan voor de wereld.

2.Drie EU-doelstellingen om de ambitie voor 2030 vorm te geven

Een sterk sociaal Europa vormt niet alleen de basis van welvaart en welzijn van onze burgers, maar ook van een concurrerende economie. Een gekwalificeerde innovatieve beroepsbevolking, die in staat is de groene en digitale transitie vorm te geven en zich daaraan aan te passen, zal daarin een belangrijke rol spelen.

Nu Europa een nieuw decennium ingaat, moet er echter nog vooruitgang worden geboekt om een hoog niveau van werkgelegenheid, vaardigheden en inzetbaarheid, en robuuste socialebeschermingsstelsels te bereiken. In december 2020 zaten 16 miljoen mensen zonder werk en bedroeg de jeugdwerkloosheid 17,8 %; dat is aanzienlijk hoger dan de algemene werkloosheid. Laaggeschoolde, laagbetaalde en tijdelijke werknemers waren de eersten om hun werk te verliezen door de COVID‑19-uitbraak. De deelname van migranten aan de arbeidsmarkt werd ook onevenredig getroffen door de pandemie 9 . Vaardigheden zijn essentieel om mensen toe te rusten voor de nieuwe groene en digitale banen en om werknemers te helpen beschermen tegen werkloosheid. Toch neemt minder dan 40 % van de volwassenen elk jaar deel aan een vorm van opleiding en te veel jongeren hebben nog steeds slechts geringe vaardigheden of geen niveau hoger secundair onderwijs 10 . Vrouwen, die in 2018 nog steeds gemiddeld 14 % minder verdienden dan mannen, blijven de meeste zorgtaken in het huishouden op zich nemen en hebben moeite om op de arbeidsmarkt te komen en er te blijven. Dat heeft ook gevolgen voor hun pensioen. Voor de pandemie werden 91 miljoen mensen met armoede of sociale uitsluiting bedreigd en woonde 22,2 % van de kinderen in arme huishoudens. Naar schatting 700 000 mensen slapen ’s nachts op straat in Europa.

Nu verwacht wordt dat de werkloosheid en de ongelijkheid zullen toenemen als gevolg van de pandemie, is het van essentieel belang onze beleidsinspanningen te richten op het scheppen van hoogwaardige banen, bij- en omscholing en het terugdringen van armoede en uitsluiting om onze middelen te kanaliseren naar waar ze het hardst nodig zijn.

De Commissie stelt drie EU‑kerndoelen voor op het gebied van werkgelegenheid, vaardigheden en sociale bescherming, die tegen het einde van dit decennium moeten worden verwezenlijkt, in overeenstemming met de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN 11 . Samen met de doelstellingen die zijn vastgelegd in de beginselen van de pijler en de financiële steun van het meerjarig financieel kader (MFK) 2021‑2027 12 en NextGenerationEU 13 , zullen de doelen als leidraad dienen voor onze gezamenlijke inspanningen voor een sterk sociaal Europa en een duurzaam effect. Als aanvulling op de ambitieuze politieke doelstellingen van de EU voor de groene en digitale transitie, zullen de sociale doelstellingen de beleidsinspanningen helpen richten op resultaten en een belangrijke impuls zijn voor hervormingen en investeringen in de lidstaten. Zij kunnen beleidsbeslissingen in de lidstaten en hun regio’s sturen, ook in de context van nationale plannen voor herstel en veerkracht in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en in overeenstemming met de landspecifieke aanbevelingen 14 , en in de context van de programmering van de cohesiebeleidsfondsen voor 2021‑2027. Zij zullen het ook mogelijk maken de vooruitgang in de richting van de doelstellingen en het politieke engagement van de pijler te meten en te monitoren.

Terwijl de meeste instrumenten om ze te bereiken onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, weerspiegelen de EU‑doelstellingen een gemeenschappelijke ambitie voor 2030 waaraan dit actieplan een belangrijke bijdrage levert.

ØTen minste 78 % van de bevolking van 20 tot en met 64 jaar moet tegen 2030 een baan hebben

Met een arbeidsparticipatiegraad in de EU van 73,1 % in 2019 werd de Europa 2020-doelstelling van een arbeidsparticipatie van 75 % bijna bereikt. Ondanks de inspanningen van de EU heeft de COVID‑19-crisis een einde gemaakt aan een zesjarige positieve vooruitgang van de werkgelegenheid, met een arbeidsparticipatie van 78,3 % voor mannen en 66,6 % voor vrouwen in het derde kwartaal van 2020. Door een nieuw kerndoel voor 2030 vast te stellen, bevestigt de EU haar inzet voor een inclusieve hoge arbeidsparticipatie. Om dit algemene doel te bereiken, moet Europa ernaar streven:

·de arbeidsparticipatiekloof tussen mannen en vrouwen ten minste te halveren ten opzichte van 2019. Dat zal van cruciaal belang zijn om vooruitgang te boeken op het gebied van gendergelijkheid en om de werkgelegenheidsdoelstelling voor de gehele bevolking in de werkende leeftijd te bereiken.

·het aanbod van formele vormen van opvang en onderwijs voor jonge kinderen te vergroten en zo bij te dragen tot een betere combinatie van werk en privéleven en een sterkere participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt te ondersteunen.

·het percentage jonge NEET’s (die geen werk hebben en evenmin onderwijs of een opleiding volgen) in de leeftijdsgroep 15‑29 te verlagen van 12,6 % (2019) tot 9 %, met name door hun werkgelegenheidsvooruitzichten te verbeteren.

Ervoor zorgen dat andere ondervertegenwoordigde groepen – zoals ouderen, laaggeschoolden, personen met een handicap, mensen die in landelijke en afgelegen gebieden wonen, lhbitq’ers, Roma en andere etnische of raciale minderheden die met name risico lopen op uitsluiting of discriminatie, en personen met een migrantenachtergrond – maximaal deelnemen aan de arbeidsmarkt, zal ook bijdragen tot een toename van inclusieve werkgelegenheid. Mensen die momenteel worden ontmoedigd om actief werk te zoeken, moeten worden aangemoedigd om deel te nemen aan de arbeidsmarkt, zodat deze zich snel kan herstellen.

Nu de werkende leeftijd in de hele EU wordt verlengd door de vergrijzing en beleidshervormingen, moet het huidige statistische begrip “bevolking in de werkende leeftijd” van 20 tot 64 worden onderzocht. Bij de herziening van dit actieplan zal de Commissie in samenwerking met de lidstaten analytische en statistische werkzaamheden verrichten met het oog op de aanpassing van de huidige indicator.

ØTen minste 60 % van alle volwassenen zou jaarlijks aan een opleiding moeten deelnemen

In het kader van het herstel en de dubbele transitie is het van het grootste belang de deelname van volwassenen aan opleidingen tot 60 % te verhogen om de inzetbaarheid te vergroten, innovatie te stimuleren, sociale rechtvaardigheid te waarborgen en de digitalevaardighedenkloof te dichten. In 2016 nam echter slechts 37 % van de volwassenen jaarlijks deel aan leeractiviteiten. Bij de laaggekwalificeerde volwassenen bedroeg dit percentage slechts 18 %. Een belangrijke succesfactor om ervoor te zorgen dat volwassenen, vooral kansarmen, later in het leven bij- en omscholen is een sterke fundering van basis- en transversale vaardigheden die in het initieel onderwijs en de initiële opleiding wordt gelegd. In 2019 verliet 10,2 % van de jongeren onderwijs en opleiding met maximaal een diploma lager secundair onderwijs op zak en volgde daarna geen onderwijs of opleiding meer. Deze cijfers dreigen te verslechteren als gevolg van de huidige crisis. Daarom moeten de inspanningen worden opgevoerd om de deelname van volwassenen aan opleiding te vergroten en de prestaties in het initieel onderwijs en de initiële opleiding te verbeteren. Meer bepaald:

·zou ten minste 80 % van de 16‑74-jarigen over digitale basisvaardigheden moeten beschikken, een voorwaarde voor inclusie en participatie in de arbeidsmarkt en de samenleving in een digitaal getransformeerd Europa. 

·moet voortijdig schoolverlaten verder worden teruggedrongen en moet deelname aan het hoger secundair onderwijs worden verhoogd.

Deze doelstellingen bouwen voort op de doelstellingen van de Europese vaardighedenagenda 15 , de aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en ‑opleiding 16 en de resolutie van de Raad over de Europese onderwijsruimte 17 .

ØHet aantal mensen dat met armoede of sociale uitsluiting wordt bedreigd, moet tegen 2030 met ten minste 15 miljoen worden verminderd

Armoede en sociale uitsluiting zijn de afgelopen tien jaar afgenomen in de EU. In 2019 werden ongeveer 91 miljoen mensen in de EU (van wie 17,9 miljoen kinderen in de leeftijd van 0‑17 jaar) met armoede of sociale uitsluiting bedreigd. Dat zijn er bijna 12 miljoen minder dan in 2008 en ongeveer 17 miljoen minder dan tijdens de piek in 2012. De ambiteuze sociale doelstelling van Europa 2020, namelijk een vermindering met 20 miljoen, werd echter niet gehaald. De COVID‑19-pandemie zal naar verwachting de situatie verslechteren, wat op korte termijn zal leiden tot hogere niveaus van financiële onzekerheid, armoede en inkomensongelijkheid. Per 15 miljoen mensen die uit armoede of sociale uitsluiting moeten worden gehaald, moeten er ten minste 5 miljoen kinderen zijn. De focus op kinderen zal hen niet alleen toegang bieden tot nieuwe mogelijkheden, maar zal ook bijdragen tot het doorbreken van de cyclus van generatiearmoede, door te voorkomen dat zij volwassenen worden die met armoede of sociale uitsluiting worden bedreigd en zo systemische effecten op lange termijn sorteren.

Deze drie kerndoelen voor 2030 worden tegelijkertijd als ambitieus en realistisch beschouwd. Hoewel door de onzekerheid in verband met de pandemie en de gevolgen ervan voor onze samenlevingen en economieën de verwachte vooruitgang in de komende jaren niet volledig kan worden voorspeld, weerspiegelen de voorgestelde streefdoelen de meest recente economische voorspellingen, de gevolgen van de COVID‑19-crisis zoals weergegeven in de meest recente beschikbare gegevens en eerdere ervaringen (namelijk de evolutie na de financiële crisis) 18 .

Om leider te blijven op het gebied van de bevordering van het welzijn van de mensen, moet Europa ernaar streven de doelstellingen te verwezenlijken. De vooruitgang zal waarschijnlijk variëren in de periode tot 2030 en tussen de lidstaten. Toch ligt de verwezenlijking van de doelstellingen binnen bereik als alle lidstaten, rekening houdend met de uitgangspositie van elk land, een gemeenschappelijke inspanning leveren en maatregelen nemen om de doelstellingen te bereiken met het oog op het bevorderen van opwaartse convergentie en welzijn. De Commissie verzoekt de Europese Raad deze drie doelstellingen te onderschrijven. Zij roept de lidstaten ook op hun eigen nationale doelstellingen te definiëren als bijdrage aan dit gemeenschappelijke streven. 

Deze nieuwe doelstellingen zullen worden ondersteund door een herziening van het sociaal scorebord. Het herziene scorebord zal de trends en prestaties van de lidstaten volgen, waardoor de Commissie kan toezien op de voortgang bij de uitvoering van de beginselen van de sociale pijler als onderdeel van het beproefde kader voor beleidscoördinatie in de context van het Europees Semester.

3.De beginselen van de pijler van sociale rechten uitvoeren

Sinds de afkondiging van de pijler tijdens de top van Göteborg in 2017 zijn op nationaal, regionaal, lokaal of EU‑niveau al belangrijke maatregelen genomen 19 met de steun van EU-fondsen, technische ondersteuning en begeleiding via het Europees Semester en aanbevelingen om de sociale dimensie van de EU te versterken 20 . Nu is het tijd om een gezamenlijke inspanning te doen, met betrokkenheid van alle bestuursniveaus, de sociale partners en andere actoren, om de beginselen van de pijler volledig uit te voeren. De volgende delen zijn toegespitst op gebieden waar meer aandacht voor nodig is, niet alleen in de huidige context van herstel maar ook op langere termijn, om tegen 2030 een sterker sociaal Europa tot stand te brengen ten behoeve van alle Europeanen.

3.1Meer en betere banen

Kansen op werk creëren in de reële economie

Vandaag is het behoud van bestaande en het scheppen van nieuwe banen een prioriteit voor de EU. Een hoogwaardige baan is een belangrijke bron van inkomen, zingeving en vervulling en is van essentieel belang voor sociale inclusie en actieve deelname aan de samenleving. In de economie van de EU zijn tussen 2014 en 2019 meer dan 14,5 miljoen banen bijgekomen. De coronacrisis heeft deze trend echter stilgelegd en de bestaansmiddelen en werkgelegenheidsperspectieven van vele Europeanen in gevaar gebracht. 

In de onmiddellijke reactie op de crisis konden de EU- en nationale maatregelen de negatieve gevolgen grotendeels verzachten. Regelingen voor werktijdverkorting zijn zeer doeltreffend geweest voor het behoud van de werkgelegenheid in het kader van de pandemie en moeten waar nodig behouden blijven. Het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) 21 volgt uit de politieke richtsnoeren van de Commissie, als instrument om onze burgers te beschermen bij externe schokken. Het verstrekt leningen voor de financiering van werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen, met name voor zelfstandigen. De EU heeft de allereerste sociale obligaties van de EU uitgegeven om deze leningen te financieren en tevens bij te dragen tot de ontwikkeling van sociale financiering in Europa. Eind 2020 was in het kader van het instrument in totaal 90,3 miljard EUR financiële steun goedgekeurd om 18 lidstaten te helpen. Begin februari 2021 hebben 15 EU‑landen ongeveer 53,5 miljard EUR ontvangen in het kader van SURE, en dat is nog niet alles. We zullen de succesvolle ervaring met SURE in de komende jaren zorgvuldig evalueren.

Nu Europa echter overgaat van crisisrespons naar herstel, is meer toekomstgerichte steun voor het scheppen van hoogwaardige banen en werkgelegenheid noodzakelijk om een duurzaam traject te kunnen uitstippelen naar de werkgelegenheidsdoelstelling van 78 % voor 2030. Door de pandemie is het onwaarschijnlijk dat veel sectoren snel volledig zullen herstellen en veel bedrijven zullen door de crisis in een financiële noodsituatie terechtkomen. Een volledig functionerende interne markt herstellen en bevorderen is absoluut noodzakelijk om het herstel te ondersteunen en het banenscheppend potentieel in alle economische ecosystemen te maximaliseren. In die context is een strategische aanpak nodig om geleidelijk over te gaan van noodmaatregelen naar maatregelen die kunnen bijdragen tot het herstel. Investeren in mensen is essentieel om de overgang naar banen in de groene en digitale sector te vergemakkelijken en om herstructurering te ondersteunen in de sectoren die het zwaarst door de pandemie zijn getroffen. Nieuwe beleidsoplossingen moeten een coherent pakket actieve arbeidsmarktmaatregelen omvatten, waaronder tijdelijke aanwervings- en transitiestimulansen, beleidsmaatregelen op het gebied van vaardigheden en verbeterde diensten voor arbeidsvoorziening, waarbij ten volle wordt gebruikgemaakt van de beschikbare EU‑fondsen. De maatregelen kunnen bijvoorbeeld steun omvatten voor leerlingplaatsen en ondernemerschap of re-integratieplannen ter ondersteuning van werknemers die werkloos dreigen te worden. Er moet voorrang worden gegeven aan investeringen in de vaardigheden die in opkomende sectoren nodig zijn om werknemers die het risico lopen te worden ontslagen of die reeds werkloos zijn echte perspectieven op een baan te bieden. Om een banenrijk herstel in de lidstaten na de COVID‑19-crisis te ondersteunen, presenteert de Commissie samen met dit actieplan een aanbeveling van de Commissie voor doeltreffende actieve steun voor werkgelegenheid (EASE) 22 . Daarin worden richtsnoeren gegeven over de combinatie van beleidsmaatregelen en beschikbare financiering ter ondersteuning van banencreatie en de overgang naar banen in groeisectoren, met name de digitale en de groene sector.

In dit veranderingsproces is samenwerking met de diensten voor arbeidsvoorziening en dialoog tussen de sociale partners van essentieel belang om maatschappelijk verantwoorde herstructureringen te bevorderen 23 . Sociale dialoog, voorlichting, raadpleging en participatie van werknemers en hun vertegenwoordigers op verschillende niveaus (ook op bedrijfs- en sectoraal niveau) spelen een belangrijke rol bij het vormgeven van economische transities en het bevorderen van innovatie op de werkplek, met name met het oog op de lopende dubbele transitie en de veranderingen in de arbeidswereld. Op EU-niveau stelt een uitgebreid kader van richtlijnen over de informatie en raadpleging van werknemers zowel op nationaal als op transnationaal niveau 24 regels vast om de rechten van werknemers in herstructureringsprocessen te beschermen. Nationale autoriteiten en de sociale partners moeten zich aan deze regels houden. Om de uitvoering en handhaving van deze richtlijnen te verbeteren, kunnen specifieke regelingen worden overwogen. Investeringen in de modernisering van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening, onder meer via maatregelen die in aanmerking komen voor steun uit de herstel-en veerkrachtfaciliteit en het Cohesiefonds, kunnen de capaciteit van die diensten vergroten zodat ze het hoofd kunnen bieden aan hogere werkloosheidscijfers in de nasleep van de pandemie en een toenemende stroom werknemers tussen sectoren kunnen ondersteunen.

Jongeren en laaggeschoolden, die kwetsbaarder zijn voor de schommelingen op de arbeidsmarkt, moeten speciale aandacht krijgen. Zij hebben aanvullende steun nodig omdat: velen werkten in sectoren die het zwaarst door de pandemie zijn getroffen, zoals toerisme; anderen na hun studies minder kansen hadden om voor het eerst op de arbeidsmarkt te komen; en nog anderen onderwijs of opleiding moesten onderbreken en hun kwalificaties niet volgens plan konden behalen. De versterkte jongerengarantie 25 biedt sturing naar een stabiele integratie op de arbeidsmarkt met de nadruk op hoogwaardige werkgelegenheid. Ze zal worden ondersteund door NextGenerationEU en het MFK, met name via het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) met steun van de herstel- en veerkrachtfaciliteit voor subsidiabele maatregelen. De Commissie herhaalt haar oproep aan de lidstaten om ten minste 22 miljard EUR uit te trekken voor werkgelegenheidssteun 26 . Stages maken het mogelijk praktijkervaring uit eerste hand op te doen. Ze geven jongeren zeer nuttige toegang tot de arbeidsmarkt. Dit doel kan echter alleen worden bereikt als stages van goede kwaliteit zijn en er billijke arbeidsvoorwaarden worden toegepast.

Steun voor werkgelegenheid en werknemers kan niet slagen zonder steun aan bedrijven en ondernemers. Een bloeiende industrie blijft van cruciaal belang voor de toekomstige welvaart van Europa en is een belangrijke bron van nieuwe banen. De Europese industrie biedt werk aan ongeveer 35 miljoen mensen. Nog eens vele miljoenen banen zijn eraan verbonden. Met haar nieuwe industriestrategie 27 en het actieplan voor de circulaire economie 28 , dat in maart 2020 van start is gegaan, heeft de Commissie de basis gelegd voor een industriebeleid dat innovatieve en concurrerende industriële ecosystemen stimuleert. Onze ambities zijn niet veranderd en we moeten het herstel versnellen. De strategie zal worden geactualiseerd om te blijven zorgen voor concurrentievoordeel en veerkracht voor Europa zodat de industrie de groene en digitale transformatie kan aansturen. 

Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) spelen ook een belangrijke rol in een banenrijk herstel 29 . Net voor de pandemie had 50 % van de kmo’s met ten minste 10 werknemers zijn werkgelegenheid in de drie voorgaande jaren verhoogd en was 44 % van de kmo’s van plan het aantal werknemers te verhogen. Bedrijven die hadden geïnnoveerd, waren eerder geneigd hun werkgelegenheid te verhogen dan bedrijven die dat niet hadden gedaan. Alleen al de dienstensector, die sterk wordt gedomineerd door kmo’s, neemt ongeveer 70 % van het bruto binnenlands product (bbp) van de EU en de werkgelegenheid voor zijn rekening en creëert de meeste nieuwe banen. Een voorbeeld hiervan is de gezondheids- en sociale zorgsector, waarvan het groeipotentieel de komende tien jaar wordt geschat op 8 miljoen vacatures. Vrouwen zijn oververtegenwoordigd in dit deel van de beroepsbevolking dat zowel formele als informele (en onbetaalde) zorg biedt. Kleine ondernemingen en zelfstandigen zijn zwaar getroffen door de pandemie en hebben het uiterst moeilijk gehad om het hoofd boven water te houden. Versterkte steun voor kmo’s en ondernemerschap, waaronder vrouwelijk ondernemerschap, is daarom van cruciaal belang om hen te helpen hun activiteiten opnieuw op te bouwen en innovatieve starters te stimuleren zodat zij kunnen floreren tijdens de herstelperiode.

Nieuwe kansen zullen ook voortvloeien uit de sociale economie, die banen creëert en tegelijkertijd belangrijke maatschappelijke uitdagingen aanpakt in een breed scala van sectoren, vaak via sociale innovatie. Betaalde werkgelegenheid in de sociale economie varieert van minder dan 1 % tot 10 % van de totale beroepsbevolking in de lidstaten, wat wijst op een groot onbenut economisch potentieel.

De Commissie zal:

·In 2022 de aanbeveling van de Raad inzake een kwaliteitskader voor stages herzien, met name wat de arbeidsvoorwaarden betreft.

·Voortbouwend op de uitvoering van de industriestrategie van 2020 en op de lessen die zijn getrokken uit de COVID‑19-pandemie, de nieuwe industriestrategie voor Europa actualiseren in het tweede kwartaal van 2021.

·Een actieplan voor de sociale economie aannemen in het vierde kwartaal van 2021 en het potentieel van de sociale economie aanboren om hoogwaardige banen te scheppen en bij te dragen tot eerlijke, duurzame en inclusieve groei.

·De ervaring van het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE) evalueren.

De Commissie moedigt de lidstaten ertoe aan om: 

·coherente pakketten actieve arbeidsmarktmaatregelen op te stellen en uit te voeren om doeltreffende actieve steun voor werkgelegenheid (EASE) te bevorderen na de COVID‑19-crisis, waarbij ten volle wordt gebruikgemaakt van de voor dit doel beschikbare EU‑fondsen.

·de versterkte jongerengarantie uit te voeren met bijzondere aandacht voor een kwaliteitsvol aanbod dat een stabiele integratie op de arbeidsmarkt ondersteunt, waarbij gebruik wordt gemaakt van financiële steun van de EU.

·De Commissie moedigt de nationale autoriteiten en de sociale partners ertoe aan ervoor te zorgen dat werknemers tijdens herstructureringsprocessen worden geïnformeerd en geraadpleegd, zoals vereist door de EU‑regels en de participatie van werknemers op bedrijfsniveau te bevorderen om innovatie op de werkplek te bevorderen.

·Nationale, regionale en lokale autoriteiten worden aangemoedigd om ondernemerschap, ook vrouwelijk ondernemerschap, te ondersteunen en bij te dragen tot de totstandbrenging van een gunstig klimaat voor de digitalisering, de duurzaamheid en de veerkracht van kmo’s.

·Nationale, regionale en lokale autoriteiten worden aangemoedigd om, samen met de industrie, waaronder kmo’s, sociale partners en onderzoekers, bij te dragen aan de werkzaamheden van de Commissie inzake industriële ecosystemen — met de nadruk op grens- en sectoroverschrijdende samenwerking, onder meer via het Industrieforum 30 .

Arbeidsnormen geschikt maken voor de toekomst

De arbeidsomstandigheden in de EU behoren tot de beste ter wereld. In de EU‑wetgeving zijn minimumvoorschriften vastgesteld voor arbeidsomstandigheden, arbeidstijden, gezondheid en veiligheid op het werk en de gelijke behandeling van personen ongeacht geslacht, ras of etnische afstamming, handicap, godsdienst of overtuiging, leeftijd of seksuele geaardheid. Ze garandeert ook dat mobiele werknemers moeten worden behandeld als eigen onderdanen met betrekking tot de toegang tot werk, arbeidsvoorwaarden en alle andere sociale en fiscale voordelen. De arbeidswereld is echter voortdurend in verandering, met name als gevolg van de digitalisering. Er ontstaan nieuwe vormen van arbeidsorganisatie en arbeidsverhoudingen en brengen nieuwe kansen en uitdagingen met zich mee. Om volledige werkgelegenheid te bereiken, is niet alleen een aanzienlijke toename van de arbeidsmarktparticipatie nodig, maar ook adequate arbeidsvoorwaarden die ten grondslag liggen aan hoogwaardige banen. Dat is een belangrijke verantwoordelijkheid van de werkgevers. De belastingdruk moet minder op arbeid komen te liggen en meer op andere bronnen die voordeliger zijn voor de werkgelegenheid en die stroken met de klimaat- en milieudoelstellingen. Daarbij moeten de inkomsten voor een toereikende sociale bescherming worden veiliggesteld.

Een eerste uitdaging die moet worden aangepakt is armoede en ongelijkheid onder werkenden. De arbeidsmarkten in de EU worden geconfronteerd met een toenemend aandeel laagbetaalde en laaggeschoolde beroepen en de uitholling van de traditionele structuren voor collectieve onderhandelingen in sommige landen. Om deze trends te volgen, zal Eurofound informatie blijven verstrekken over de ontwikkeling van arbeidsverhoudingen en lonen in de hele EU, waaronder leefbare lonen en beloning van zelfstandigen.

Ervoor zorgen dat banen een passend loon opleveren is essentieel om adequate arbeids- en leefomstandigheden voor werknemers en hun gezinnen te waarborgen, eerlijke en veerkrachtige economieën op te bouwen en inclusieve groei te ondersteunen. Om te zorgen voor minimumnormen voor toereikende minimumlonen in de hele EU heeft de Commissie in oktober 2020 een voorstel gepresenteerd voor een richtlijn betreffende toereikende minimumlonen 31 met volledige inachtneming van de nationale tradities en de autonomie van de sociale partners.

Een andere belangrijke opkomende trend is de vervaging van de traditionele scheidingslijnen tussen werknemers en zelfstandigen en een toenemende heterogeniteit onder zelfstandigen. Een voorbeeld hiervan is de opkomst van kwetsbare zelfstandigen die via platforms en in precaire omstandigheden werken. De pandemie heeft deze situatie benadrukt bij bezorgers, met name wat betreft hun toegang tot sociale bescherming en gezondheids- en veiligheidsrisico’s. De Commissie verzamelt daarom in het bijzonder gegevens over de arbeidsomstandigheden van mensen die via platforms werken. Overeenkomstig artikel 154 VWEU is de Commissie in februari 2021 begonnen met een raadpleging van de sociale partners over de mogelijke richting van EU‑maatregelen 32 . In juni 2020 heeft de Commissie ook een initiatief 33 gelanceerd om ervoor te zorgen dat het EU‑mededingingsrecht niet in de weg staat aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden via collectieve overeenkomsten voor zelfstandigen die dat nodig hebben.

De versnelde digitalisering van werkplekken vestigt ook de aandacht op kwesties in verband met toezicht, het gebruik van gegevens en algoritmisch beheer. Kunstmatige intelligentiesystemen (AI) worden vaak toegepast bij de aanwerving, om de werkdruk op te volgen, loontarieven te bepalen, loopbanen te beheren of de efficiëntie van processen te verhogen en bij het uitvoeren van taken met hoge blootstelling. Door de uitdagingen op het gebied van algoritmische besluitvorming aan te pakken, met name de risico’s voor bevooroordeelde beslissingen, discriminatie en gebrek aan transparantie, kan het vertrouwen in door AI aangedreven systemen worden verhoogd, de absorptie ervan worden bevorderd en kunnen de grondrechten worden beschermd.

Telewerken is door de pandemie voor velen de norm geworden en zal waarschijnlijk op lange termijn gebruikelijk blijven. Voor de bedrijfscontinuïteit is het van cruciaal belang dat overal op elk moment kan worden gewerkt. Telewerken biedt mogelijkheden voor synergieën en een beter evenwicht tussen werk en privéleven: minder reizen en vermoeidheid en een flexibelere organisatie van het beroeps- en privéleven kunnen leiden tot productiviteitswinsten en een positief groen effect. Tegelijkertijd moet bij algemeen telewerk worden nagedacht over de grenzen van de contractuele arbeidstijd en het evenwicht tussen werk en privéleven.

Beide ontwikkelingen — digitalisering en telewerken — vergen een breed oriënterend debat met alle belanghebbenden, met name de sociale partners . In juni 2020 hebben bedrijfstakoverkoepelende sociale partners een autonome kaderovereenkomst inzake digitalisering ondertekend, waarin modaliteiten zijn opgenomen over wanneer werknemers offline/online zijn 34 . Op 21 januari 2021 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen op basis van het initiatiefverslag van wetgevende aard over het recht om offline te zijn 35 . In de resolutie wordt de Commissie verzocht een voorstel voor een richtlijn te doen betreffende minimumnormen en -voorwaarden om ervoor te zorgen dat werknemers hun recht om offline te zijn kunnen uitoefenen. In de resolutie wordt ook gewezen op de fundamentele rol die de sociale partners spelen bij het vaststellen en uitvoeren van maatregelen met betrekking tot het recht om offline te zijn en bij het vinden van het juiste evenwicht tussen de kansen die de digitalisering biedt voor de werkplek en de uitdagingen die zij met zich meebrengen. Daarom raadt de resolutie van het Parlement als eerste stap aan dat de sociale partners binnen een driejarig tijdskader uitvoeringsmaatregelen nemen.

Zoals vermeld in de politieke beleidslijnen van de Commissie, verbindt de Commissie zich ertoe op de initiatiefresoluties van het Europees Parlement op basis van artikel 225 VWEU met een wetgevingshandeling te reageren, met volledige inachtneming van de beginselen van evenredigheid, subsidiariteit en beter wetgeven. Elk voorstel van de Commissie voor een wetgevingshandeling in verband met het recht om offline te zijn, moet krachtens artikel 154 VWEU onderworpen zijn aan raadpleging van de sociale partners in de EU, die kunnen besluiten op te treden door middel van overeenkomsten.

De Commissie nodigt de sociale partners uit om gezamenlijk overeengekomen oplossingen te vinden voor de uitdagingen die voortvloeien uit telewerken, digitalisering en digitalisering en het recht om offline te zijn. De Commissie zal bestaande praktijken en regels met betrekking tot het recht om offline te zijn beoordelen en zal de sociale partners proactief ondersteunen bij hun inspanningen, zodat de besprekingen en de vaststelling van beste praktijken worden vergemakkelijkt. Het toekomstige uitvoeringsverslag over de arbeidstijdenrichtlijn 36 zal ook een gelegenheid bieden om verder na te denken over de gevolgen van werken op afstand voor de arbeidstijd.

De Commissie zal: 

·in het vierde kwartaal van 2021 een wetgevingsvoorstel over de arbeidsvoorwaarden van platformwerkers presenteren na raadpleging van de sociale partners.

·in het vierde kwartaal van 2021 een initiatief nemen om ervoor te zorgen dat het EU‑mededingingsrecht collectieve arbeidsovereenkomsten voor (sommige) zelfstandigen niet in de weg staat.

·in het tweede kwartaal van 2021, na het witboek over kunstmatige intelligentie, een EU‑verordening inzake AI voorstellen voor de absorptie van betrouwbare AI in de EU-economie, ook op de werkplek voor alle vormen van werk.

·in 2022 een verslag over de uitvoering van de arbeidstijdenrichtlijn presenteren.

·een passende follow-up van de resolutie van het Europees Parlement met aanbevelingen aan de Commissie over het recht om offline te zijn.

 
De Commissie moedigt de sociale partners ertoe aan om:

·hun autonome kaderovereenkomst inzake digitalisering op te volgen, met name wat betreft de regels inzake online en offline zijn, en de volgende maatregelen te onderzoeken: 1) maatregelen om eerlijke voorwaarden voor telewerk te waarborgen en 2) maatregelen om ervoor te zorgen dat alle werknemers daadwerkelijk het recht hebben om offline te zijn.

Normen voor veiligheid en gezondheid op het werk voor een nieuwe arbeidswereld

De normen voor veiligheid en gezondheid op het werk verbeteren is niet alleen essentieel om de veiligheid en gezondheid van werknemers te beschermen, maar is ook gunstig voor de arbeidsproductiviteit, de werkgelegenheid en de economie in het algemeen. Werkgerelateerde ongevallen en beroepsziekten leiden naar schatting tot een jaarlijks verlies van ongeveer 3,3 % van het bbp in de EU. De laatste tien jaar hebben het beleidskader en de regels van de EU voor veiligheid en gezondheid op het werk bijgedragen tot een aanzienlijke verbetering van de arbeidsomstandigheden. De incidentie van fatale ongevallen op het werk is met bijna 30 % gedaald.

Een actualisering van het strategisch EU‑kader voor veiligheid en gezondheid op het werk is nodig vanwege de snelle technologische en maatschappelijke veranderingen. De pandemie heeft onderstreept dat adequate gezondheids- en veiligheidsmaatregelen onontbeerlijk zijn. De versnelling van de digitalisering verandert het begrip werkomgeving zelf, de aard en inhoud van het verrichte werk, werktijdregelingen en werkrelaties. In dit verband kunnen psychosociale en organisatorische risicofactoren leiden tot hogere werkgerelateerde stressniveaus, een slechte geestelijke gezondheid en ergonomische en veiligheidsrisico’s. Dat is met name een uitdaging voor micro-ondernemingen en kmo’s.

Zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving is daarom van vitaal belang om werknemers te beschermen, de productiviteit te handhaven en een duurzaam economisch herstel mogelijk te maken. Het nieuw strategisch EU‑kader voor gezondheid en veiligheid op het werk zal de belangrijkste beginselen en doelstellingen vaststellen voor een gecoördineerd optreden van de lidstaten, sociale partners en andere belanghebbenden om de gezondheid en veiligheid van de werknemers te verbeteren.

De Commissie zal: 

·in het tweede kwartaal van 2021 een nieuw strategisch kader voor gezondheid en veiligheid op het werk 2021‑27 presenteren om de beschermingsnormen voor werknemers te actualiseren en traditionele en nieuwe arbeidsgerelateerde risico’s aan te pakken.

·afhankelijk van de uitkomst van de lopende raadpleging van de sociale partners, in 2022 wetgevingsvoorstellen indienen om de blootstelling van werknemers aan gevaarlijke chemische stoffen, waaronder asbest 37 , verder te verminderen.

De Commissie moedigt overheidsinstanties en sociale partners ertoe aan om:

·ervoor te zorgen dat de bestaande regels worden toegepast en gehandhaafd.

Arbeidsmobiliteit

In het Europese project staat mobiliteit centraal. De afgelopen jaren heeft de Commissie een ambitieuze agenda voor eerlijke arbeidsmobiliteit voorgesteld. Die houdt een hervorming van Eures 38 in, de evaluatie van de detacheringsregels voor werknemers 39 , de herziening van de regels inzake de coördinatie van de sociale zekerheid 40 , beleidsrichtsnoeren 41 en nieuwe sociale regels voor personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen (waaronder de detachering van bestuurders) 42 , de bestrijding van zwartwerk en de oprichting van een Europese Arbeidsautoriteit (ELA) 43 . De nadruk ligt nu op de volledige uitvoering en handhaving van deze regels. De Commissie zal samen met de ELA steun verlenen aan nationale autoriteiten en arbeidsinspecties, bijvoorbeeld door capaciteitsopbouw en informatieverstrekking over rechten en plichten van wie in het buitenland werkt.

De COVID‑19-pandemie heeft een licht geworden op de onzekere arbeidsvoorwaarden van veel mobiele werknemers, waaronder seizoenarbeiders. Hun rechten en arbeidsvoorwaarden beschermen en verbeteren en arbeidsmobiliteit naadloos laten functioneren voor bedrijven en overheden is van cruciaal belang voor een goed functionerende eengemaakte markt. De Commissie heeft in haar actieplan voor de lange termijn stappen gepland voor een betere uitvoering en handhaving van de regels inzake de eengemaakte markt, ook in het kader van arbeidsmobiliteit 44 . De Commissie heeft richtsnoeren aangenomen over het vrij verkeer van werknemers 45 en over seizoenarbeiders 46 in de EU in de context van de uitbraak van COVID‑19. Aansluitend wordt bewijsmateriaal verzameld over het gebruik van uitzendarbeid, met name in het kader van grensoverschrijdend werk. Dat zal de basis vormen voor de beoordeling door de Commissie van de noodzaak van wetgevende of andere maatregelen op EU‑niveau, met name een mogelijke herziening van de richtlijn betreffende uitzendarbeid 47 .

De Commissie zal:

·samenwerken met de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) aan de correcte uitvoering en handhaving van de EU-regels inzake arbeidsmobiliteit; aan capaciteitsopbouw voor informatie en arbeidsinspecties op nationaal niveau, en aan de bescherming van mobiele werknemers, met inbegrip van seizoenarbeiders. In 2024 zal de Commissie de prestaties van de Autoriteit evalueren met betrekking tot haar doelstelling en taken en mogelijk de reikwijdte van haar mandaat herbekijken.

 
De Commissie moedigt het Europees Parlement en de Raad ertoe aan om:

·de onderhandelingen over de herziening van de regels inzake de coördinatie van de sociale zekerheid af te ronden.

·Overheden en sociale partners moeten samenwerken om de rechten van mobiele werknemers, ook van seizoenarbeiders, te beschermen.

3.2 Vaardigheden en gelijkheid

Investeren in vaardigheden en onderwijs om nieuwe kansen voor iedereen te ontsluiten

Een geschoolde beroepsbevolking is de motor van een bloeiende groene en digitale economie, die wordt aangedreven door innovatieve ideeën en producten en technologische ontwikkelingen. Onderwijs- en opleidingsstelsels spelen een sleutelrol bij het leggen van de fundamenten voor een leven lang leren, inzetbaarheid en deelname aan de samenleving. Er moet verder in leren worden geïnvesteerd omdat leerachterstand op lange termijn negatieve gevolgen zal hebben voor de productiviteit en de groei van het bbp.

De groene en de digitale transitie verbreden verder de noodzaak van voortdurende investeringen in onderwijs- en opleidingsstelsels. Initieel onderwijs en initiële opleiding, waaronder opvang en onderwijs voor jonge kinderen, leggen de funderingen waarop de transversale en basisvaardigheden die nodig zijn in snel veranderende samenlevingen kunnen worden uitgebouwd; zij vormen ook de basis voor verder leren en de ontwikkeling van vaardigheden. Een belangrijke succesfactor om ervoor te zorgen dat kinderen, jongeren en volwassenen toegang hebben tot modern onderwijs en moderne opleidingen is dat scholen en centra voor beroepsonderwijs en -opleiding ook gemoderniseerd worden. De bevordering van milieuduurzaamheid begint op jonge leeftijd. De Commissie zal een aanbeveling van de Raad 48 voorstellen om biodiversiteit en ecosystemen te helpen integreren in onderwijs en opleiding. Daarnaast zullen de vlaggenschipinitiatieven van de Green Deal in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zoals “Versnellen”, “Renoveren” en “Opladen en bijtanken” de verwerving van nieuwe groene vaardigheden ondersteunen en nieuwe werkgelegenheidskansen in verband met groene technologieën creëren.

Voorts is het actieplan voor digitaal onderwijs 2021‑27 49 , met inbegrip van de toekomstige Europese hub voor digitaal onderwijs, gericht op het ondersteunen van de ontwikkeling van een goed presterend digitaal-onderwijsecosysteem in Europa en op het versterken van digitale vaardigheden en competenties om de digitale transformatie voor iedereen aan te pakken. Deze doelstellingen werden nog relevanter door de COVID-19-crisis, toen kinderen en jongeren uit kansarme milieus met grote belemmeringen werden geconfronteerd bij de toegang tot onlineleren, onderwijs en opleiding.

Instellingen voor hoger onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding zorgen ervoor dat onze huidige en toekomstige beroepsbevolking over de juiste vaardigheden beschikt en kan bijdragen aan het herstel. De Europese onderwijsruimte, de vaardighedenagenda 2020 50 , het actieplan voor digitaal onderwijs en de aanbeveling van de Raad betreffende beroepsonderwijs en -opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht 51 ondersteunen de lidstaten bij het aanpakken van deze uitdagingen. De Europese onderzoeksruimte is ook een hoeksteen om Europa concurrerend en duurzaam te maken en kansen te ontsluiten via innovatie 52 .

Om de vaardighedendoelstelling voor 2030 te halen waarbij 60 % van de volwassenen elk jaar aan leeractiviteiten deelneemt, zijn goed onderbouwde publieke en particuliere investeringen nodig om de toegang tot opleidingen voor mensen in de werkende leeftijd te vergemakkelijken. De versterkte EU-financiering biedt ongekende mogelijkheden: het ESF+ 53 , met een begroting van 88 miljard EUR 54 , zal een belangrijke financieringsbron blijven voor vaardigheden, onderwijs en opleiding; Erasmus+ 55 , met een specifiek budget van meer dan 26 miljard EUR 56 , zal bijdragen aan de ontwikkeling van vaardigheden en investeringen in onderwijs- en opleidingsstelsels, waaronder projecten zoals de Europese universiteiten en kenniscentra voor beroepsopleiding. De lidstaten zullen ook profiteren van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) ter ondersteuning van opleidingsinfrastructuur en uitrusting, en van het instrument voor technische ondersteuning 57 om inclusieve strategieën voor bij- en omscholing van volwassenen op te zetten, certificerings- en valideringssystemen te ontwerpen en leercontinuïteit en mobiliteit bij alle aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding te bevorderen.

De herstel- en veerkrachtfaciliteit kan ook investeringen en hervormingen op dit gebied bevorderen. Dat wordt geïllustreerd in het onderdeel “Om-en bijscholing” van het vlaggenschipinitiatief van de Commissie en in de aanbeveling van de Commissie over doeltreffende actieve steun voor werkgelegenheid (EASE), die samen met dit actieplan wordt gepresenteerd. Nieuwe particuliere investeringen van zowel grote als kleine bedrijven moeten eveneens worden aangemoedigd. Het pact voor vaardigheden 58 , een onderdeel van de nieuwe vaardighedenagenda, werd in november 2020 gelanceerd. Het is een model voor gezamenlijk engagement van verschillende regio’s, sectoren en waardeketens voor bedrijven die zich inzetten voor de vaardigheden van hun werknemers. Een deskundigengroep voor investeringen in onderwijs en opleiding zal de lidstaten helpen bij het ontwerpen van efficiënte en doeltreffende financiering.

Om mensen in staat te stellen gedurende hun hele leven en loopbaan aan leren deel te nemen, is ook een ander beleid nodig. Zoals in de vaardighedenagenda 2020 is vastgesteld, kunnen rechten in de vorm van individuele leerrekeningen Europeanen zelf hun loopbaan laten sturen en tegelijkertijd de financiële middelen vrijmaken om deel te nemen aan opleiding. Als zij gepaard gaan met goed ontworpen kwaliteitskaders, begeleiding en validering van vaardigheden, kunnen zij een belangrijke rol spelen. Innovatieve instrumenten zoals microcredentials kunnen flexibele leertrajecten mogelijk maken en werknemers bij hun baan of tijdens professionele transities ondersteunen. Meer nadruk op opleiding in collectieve overeenkomsten tussen de sociale partners kan de toegang tot hoogwaardige opleidingsmogelijkheden op de werkplek, ook tot leerlingplaatsen, verbeteren.

Voor het herstel van Europa moet ook nieuw talent worden aangetrokken. De vergrijzende en krimpende bevolking van Europa zet de arbeidsmarkt onder structurele druk, met tekorten aan vaardigheden in verschillende regio’s en sectoren. Zoals uiteengezet in haar nieuw migratie- en asielpact 59 , wil de Commissie ervoor zorgen dat het EU-kader voor legale migratie de Europese samenlevingen en economieën ten goede komt doordat het talent aantrekt dat de EU nodig heeft en de toelating vergemakkelijkt van werknemers met verschillende vaardighedenniveaus, en de mobiliteit binnen de EU verbetert voor werknemers uit derde landen die zich al in de EU bevinden. Het actieplan voor integratie en inclusie bevordert onder meer de kansen op werk en de erkenning van vaardigheden van mensen met een migrantenachtergrond 60 .

De Commissie zal:

·in het vierde kwartaal van 2021 een agenda voor de hervorming van het hoger onderwijs voorstellen om het volledige potentieel van de instellingen voor hoger onderwijs te ontsluiten voor een herstel dat gericht is op een duurzame, inclusieve, groene en digitale transitie.

· in het vierde kwartaal van 2021 een initiatief inzake individuele leerrekeningen voorstellen om belemmeringen voor de toegang tot opleiding uit de weg te ruimen en om volwassenen in staat te stellen loopbaanovergangen te beheren.

·in het vierde kwartaal van 2021 een Europese aanpak voor microcredentials voorstellen om flexibele leertrajecten en arbeidsmarkttransities te vergemakkelijken.

·in het vierde kwartaal van 2021 een vaardigheden- en talentenpakket voorstellen, waaronder een herziening van de richtlijn langdurig ingezetenen (Richtlijn 2003/109) om een echte EU-verblijfsstatus voor langdurig ingezetenen te creëren, een evaluatie van de richtlijn gecombineerde vergunning (Richtlijn 2011/98) om het toepassingsgebied ervan te vereenvoudigen en te verduidelijken (met inbegrip van de voorwaarden voor toelating en verblijf voor laaggeschoolde en middelgekwalificeerde werknemers), en de opties bepalen voor de ontwikkeling van een EU-talentpool voor geschoolde werknemers uit derde landen.

De Commissie:

·moedigt de regio’s en bedrijven, waaronder de kmo’s, binnen industriële ecosystemen en waardeketens ertoe aan in de geest van het pact voor vaardigheden samen te werken, informatie uit te wisselen en gezamenlijke kennis over vaardigheden en op maat gesneden bijscholingsoplossingen te ontwikkelen.

·moedigt de lidstaten aan te werken aan de uitvoering van het beleid inzake beroepsonderwijs en -opleiding en de doelstellingen op EU‑niveau die zijn vastgesteld in de aanbeveling van de Raad betreffende beroepsonderwijs en -opleiding, en relevante acties en investeringen uit te voeren.

·moedigt de lidstaten aan een alomvattend beleid te ontwikkelen om iedereen toegang te bieden tot kwalitatief onderwijs in overeenstemming met de desbetreffende aanbevelingen van de Raad 61 en gerichte ondersteuning te bieden aan kansarme lerenden om de negatieve gevolgen van de crisis te compenseren.

Bouwen aan een Unie van gelijkheid

Diversiteit in onze samenleving en economie is een troef. Discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid is in de gehele EU verboden. Gelijke behandeling en gelijke toegang vereisen een doeltreffend, fatsoenlijk gehandhaafd en actueel rechtskader. De Commissie werkt aan het gezamenlijk verslag over de toepassing van de richtlijn voor gelijke behandeling in arbeid en beroep 62 en de richtlijn inzake gelijke behandeling ongeacht ras of etnische afstamming 63 om beste praktijken bij de uitvoering van beide richtlijnen en de belangrijkste uitdagingen voor de toekomst te bepalen. Zij zal alle mogelijke wetgeving presenteren die nodig is om tekortkomingen aan te pakken. De Commissie heeft ook ambitieuze strategieën voor een Unie van gelijkheid voorgesteld, waarmee synergieën tot stand zullen worden gebracht om iedereen gelijke kansen te bieden 64 .

Om stereotypen en discriminatie op het werk, in onderwijs en opleiding, sociale bescherming, huisvesting en gezondheid tegen te gaan is resolute actie op nationaal, regionaal en lokaal niveau nodig, ook door de sociale partners, de nationale instanties voor gelijke behandeling, bedrijven en het maatschappelijk middenveld. Zij kunnen worden ondersteund door EU-fondsen zoals ESF+, EFRO, Creatief Europa en Erasmus. Met een totale begroting van 1,55 miljard EUR zal het programma “Burgers, gelijkheid, rechten en waarden” de gelijkheid van mannen en vrouwen, gelijke behandeling en gelijke rechten voor iedereen stimuleren om democratischer, diverser en opener samenlevingen te bevorderen 65 .

Vooral om gendergerelateerde stereotypen en discriminatie aan te pakken, zijn dringend inspanningen nodig. Ondanks de vooruitgang in de afgelopen tien jaar liggen de arbeidsparticipatie en de loonniveaus van vrouwen nog steeds achter bij die van mannen. Vrouwen zijn nog steeds ernstig ondervertegenwoordigd in besluitvormingsposities, met name in leidinggevende functies en bestuursfuncties in het bedrijfsleven. Door de strategie voor gendergelijkheid 2020‑2025 66 uit te voeren, zal de EU gendergerelateerd geweld blijven bestrijden, genderstereotypen tegengaan, de deelname van vrouwen aan besluitvorming bevorderen en ernaar streven de kloven tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt en op het gebied van lonen en pensioenen te dichten. De Commissie zal blijven aandringen op de aanneming van het voorstel van 2012 voor een richtlijn betreffende vrouwen in raden van bestuur 67 . Naast dit actieplan stelt de Commissie een richtlijn voor om de toepassing van het beginsel van gelijk loon voor gelijk of gelijkwaardig werk tussen mannen en vrouwen te versterken door middel van loontransparantiemaatregelen en handhavingsmechanismen 68 . De Commissie zal ook beste praktijken in kaart brengen voor het verstrekken van pensioenrechten voor loopbaanonderbrekingen voor zorg in pensioenregelingen en de uitwisseling van praktijken tussen lidstaten, sociale partners en belanghebbenden op pensioengebied bevorderen.

Adequaat beleid inzake het evenwicht tussen werk en privéleven vergemakkelijkt de combinatie van werk en privéleven. Met name de verstrekking van betaald verlof kan vooral voor vrouwen een positief effect hebben op de arbeidsparticipatie en bijdragen tot het verkleinen van de arbeidsparticipatiekloof tussen mannen en vrouwen. Het niveau en de opzet van de ouderschapsuitkeringen en de mogelijkheid om het verlof gelijk te verdelen tussen mannen en vrouwen zijn in dit verband ook belangrijk. In overeenstemming met de richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven 69 zal de EU blijven ijveren voor een gelijke verdeling van zorg- en beroepstaken.

De beschikbaarheid van betaalbare en hoogwaardige initiatieven voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen en kwalitatieve langdurige zorg heeft een sterk positief effect op de werkgelegenheidssituatie van ouders (en met name vrouwen) en is een belangrijke determinant van de loon- en pensioenkloof tussen mannen en vrouwen. Gemiddeld heeft de EU in 2002 de Barcelona-doelstelling bereikt van 33 % van de kinderen onder de 3 jaar in onderwijs en opvang voor jonge kinderen (35,5 % op het niveau van de EU‑27 in 2019) en de doelstelling van 90 % van de kinderen vanaf 3 jaar tot de leerplichtige leeftijd (90 % op het niveau van de EU‑27 in 2019). Er blijven aanzienlijke verschillen bestaan: veel lidstaten hebben dit niveau nog niet bereikt, met name voor kinderen uit huishoudens met een lager inkomen en voor de jongste groep kinderen. Een herziening van de Barcelona-doelstellingen heeft als doel opwaartse convergentie tussen de lidstaten te bevorderen en zo de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen te verbeteren.

Personen met een handicap stuiten op belangrijke belemmeringen in onderwijs, opleiding, werk, sociale bescherming, huisvesting en gezondheid. De evaluatie van de Europese strategie inzake handicaps 2010‑2020 70 toont aan dat de EU aanzienlijk heeft bijgedragen tot de verbetering van de toegankelijkheid voor personen met een handicap en tot de bevordering van hun rechten. Op gebieden als gezondheid, werk, onderwijs en vaardigheden bleef de vooruitgang echter beperkter of ongelijkmatig. Voortbouwend op deze evaluatie en om de gelijke kansen in de EU verder te vergroten, heeft de Commissie samen met dit actieplan een nieuwe strategie voor de rechten van personen met een handicap voor de periode 2021-2030 71 aangenomen, in overeenstemming met de doelstellingen van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

De Commissie zal:

·in het eerste kwartaal van 2021 een gezamenlijk verslag over de toepassing van de richtlijn voor gelijke behandeling in arbeid en beroep en de richtlijn inzake gelijke behandeling ongeacht ras of etnische afstamming publiceren en tegen 2022 all nodige wetgeving presenteren om tekortkomingen aan te pakken, met name om de rol van organen voor gelijke behandeling te versterken.

·in 2022 een herziening van de Barcelona-doelstellingen voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen presenteren.

·in het vierde kwartaal van 2021 wetgeving voorstellen om gendergerelateerd geweld tegen vrouwen te bestrijden, waaronder pesten op het werk op grond van geslacht.

De Commissie:

·moedigt de lidstaten ertoe aan de onderhandelingen in de Raad over het voorstel van de Commissie voor een horizontale richtlijn inzake gelijke behandeling 72 voort te zetten en af te ronden.

·moedigt de lidstaten ertoe aan het voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake gelijkheid, integratie en participatie van de Roma 73 goed te keuren en uit te voeren.

·moedigt de lidstaten ertoe aan de richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven tegen augustus 2022 om te zetten.

·moedigt de lidstaten ertoe aan de onderhandelingen in de Raad over het voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende vrouwen in raden van bestuur voort te zetten en af te ronden.

·moedigt de lidstaten ertoe aan te zorgen voor toegankelijk en betaalbaar onderwijs en betaalbare zorg voor alle jonge kinderen in heel Europa overeenkomstig de aanbeveling van de Raad betreffende stelsels voor kwaliteitsvolle voor- en vroegschoolse educatie en kinderopvang 74 .

·moedigt bedrijven ertoe aan mechanismen in te voeren om discriminerende praktijken bij aanwerving, selectie en promotie te bestrijden en diversiteit op de werkplek te bevorderen.  

3.3Sociale bescherming en inclusie

Waardig leven

Sociale inclusie bevorderen en armoede bestrijden zijn kernwaarden van onze Europese manier van leven. De laatste tien jaar zijn de armoedeniveaus gedaald, maar de ongelijkheden hebben die trend niet gevolgd. De relatieve inkomenssituatie van de meest kwetsbaren is niet verbeterd. De pandemie verergert de bestaande ongelijkheden en legt mogelijke hiaten bloot in de adequaatheid en dekking van de sociale bescherming. Om tegen 2030 de doelstelling te halen om het aantal mensen dat met armoede of sociale uitsluiting wordt bedreigd met ten minste 15 miljoen te verminderen, is een geïntegreerde aanpak essentieel om in alle levensfasen in de behoeften te voorzien en de onderliggende oorzaken van armoede en sociale uitsluiting aan te pakken.

De cycli van generatiekansarmoede doorbreken begint met investeren in kinderen om de kloof tussen kinderen in nood en hun bevoordeelde leeftijdsgenoten wat onmisbare diensten betreft te dichten, gelijke kansen voor alle kinderen in de EU te bevorderen en te voorkomen dat kinderen in arme gezinnen volwassenen worden die met armoede worden bedreigd. Daartoe zijn gerichte nationale maatregelen en investeringen nodig om armoede, ongelijkheden en sociale uitsluiting van kinderen aan te pakken. De Commissie ondersteunt de lidstaten bij deze inspanningen via beleidsrichtsnoeren, waaronder landspecifieke aanbevelingen, om het werkgelegenheids- en sociaal beleid te versterken, te investeren in sociale diensten en sociale infrastructuur en optimaal gebruik te maken van EU-financiering. Binnen de Europese onderwijsruimte 75 zal het nieuwe initiatief “Pathways to School Success” ook bijdragen tot het loskoppelen van onderwijsniveau en -prestaties van sociale, economische en culturele status.

Minimuminkomensregelingen zijn essentieel om ervoor te zorgen dat niemand aan zijn lot wordt overgelaten. In alle lidstaten zijn minimuminkomensregelingen voorhanden, maar ze variëren sterk wat betreft toereikendheid, dekking, absorptie en afstemming op arbeidsmarktactiveringsmaatregelen en de facilitering van goederen en diensten, waaronder sociale dienstverlening. In vele gevallen zouden de criteria om in aanmerking te komen en de hoogte van de uitkeringen moeten worden gemoderniseerd.

Toegang tot betaalbare huisvesting is in veel lidstaten, regio’s en steden een steeds groter probleem. Dakloosheid neemt in de meeste lidstaten toe. Beleidsmaatregelen om een einde te maken aan dakloosheid kunnen alleen succes hebben via een op maat gesneden lokale of regionale aanpak. Toch hebben veel belanghebbenden opgeroepen 76 tot een Europese impuls om tegen 2030 in de hele EU een einde te maken aan dakloosheid. Daarenboven worden bijna 34 miljoen Europeanen geconfronteerd met energiearmoede. Zij zijn niet in staat hun huis te verwarmen, wat erop wijst dat vele gezinnen geen toegang hebben tot betaalbare kwalitatieve huisvesting. De uitvoering van de Green Deal, via het “renovatiegolf”-initiatief 77 , de aanbeveling van de Commissie over energiearmoede 78 , de toekomstige herziening van de energie-efficiëntierichtlijn 79 en de leidraad voor lokale actie door de EU‑waarnemingspost voor energiearmoede 80 , zal bijdragen tot het verminderen van energiearmoede en de toename van de kwaliteit van huisvesting, met name voor huishoudens met een gemiddeld en laag inkomen.

Doeltreffende toegang tot essentiële diensten van voldoende kwaliteit, zoals water, sanitaire voorzieningen, gezondheidszorg, energie, transport, financiële diensten en digitale communicatie, is essentieel om sociale en economische inclusie te waarborgen. Deze diensten kunnen ook een belangrijke bron van werkgelegenheid zijn. Inkomen, leeftijd, territoriale ongelijkheden en gebrek aan infrastructuur kunnen de toegang echter bemoeilijken. Investeringen in groene, digitale en sociale infrastructuur, onder meer via het cohesiebeleid van de EU, helpen ruimtelijke segregatie te voorkomen en te bestrijden en de toegang tot hoogwaardige reguliere diensten te verbeteren. Het sectoraal beleid en de regelgevingskaders van de EU met betrekking tot diensten van algemeen belang, waaronder maatregelen ter bescherming van de consument, aanbestedingspraktijken en verplichtingen voor een minimale dienstverlening, moeten de interventies van de lidstaten verder ondersteunen en bijdragen tot een betere toegang tot en betere toegankelijkheid van essentiële goederen en diensten. De Commissie onderzoekt momenteel of het nodig is de algemene groepsvrijstellingsverordening 81 en de gids voor diensten van algemeen economisch belang te herzien.

De Commissie zal:

·in het eerste kwartaal van 2021 een EU-strategie voor de rechten van het kind en een aanbeveling van de Raad tot vaststelling van de Europese kindergarantie voorstellen om ervoor te zorgen dat kinderen die met armoede en sociale uitsluiting worden bedreigd effectief toegang hebben tot essentiële diensten zoals gezondheidszorg en onderwijs.

·in 2022 een aanbeveling van de Raad inzake het minimuminkomen voorstellen om het beleid van de lidstaten doeltreffend te ondersteunen en aan te vullen.

·in het tweede kwartaal van 2021 een Europees platform voor de bestrijding van dakloosheid lanceren om de lidstaten, steden en dienstverleners te helpen beste praktijken uit te wisselen en efficiënte en innovatieve benaderingen te vinden.

·in het tweede kwartaal van 2021 het initiatief voor betaalbare huisvesting opstarten voor 100 renovatiegebieden.

·in het tweede kwartaal van 2021 richtsnoeren voor overheidsopdrachten voor innovatie en maatschappelijk verantwoorde overheidsopdrachten presenteren.

·in 2022 een EU-verslag over de toegang tot essentiële diensten presenteren.

De Commissie:

·moedigt overheden aan te zorgen voor de doeltreffendheid en dekking van sociale vangnetten en toegang tot ondersteunende diensten voor mensen in nood.

·roept nationale, regionale en lokale autoriteiten op meer maatschappelijk verantwoord in te kopen en die praktijk te stimuleren, overeenkomstig de richtsnoeren die de Commissie daarover zal uitbrengen.

Gezondheid bevorderen en zorg waarborgen

Stelsels voor gezondheidszorg en langdurige zorg staan tijdens de pandemie onder aanzienlijke druk. Dat kwam bovenop de reeds bestaande uitdagingen, zoals toenemende wachttijden voor gezondheidszorg, structurele personeelstekorten en toenemende ongelijkheid op gezondheidsvlak. Er zijn hervormingen en investeringen in de gezondheidszorgstelsels nodig om ze veerkrachtiger te maken en ervoor te zorgen dat ze de huidige en toekomstige crisissen beter kunnen beheren, de eerstelijnsgezondheidszorg en geestelijke gezondheid te versterken en de toegang tot kwalitatieve gezondheidszorg voor iedereen te verbeteren en sociale, territoriale en economische ongelijkheden op gezondheidsgebied te verminderen. De Commissie ondersteunt de lidstaten bij deze inspanningen door op feiten gebaseerde informatie te verstrekken en beste praktijken uit te wisselen om de gezondheidsstelsels te versterken.

De mededeling van de Commissie over de Europese gezondheidsunie 82 gaat over de veerkracht, toegankelijkheid en doeltreffendheid van de gezondheidszorgstelsels in de EU. De maatregelen zullen de lidstaten beter in staat stellen zich voor te bereiden en samen te reageren op toekomstige gezondheidscrises, en ervoor zorgen dat medische benodigdheden beschikbaar, betaalbaar en innovatief zijn. De Commissie zal ook maatregelen nemen om de farmaceutische strategie voor Europa 83 en het Europees kankerbestrijdingsplan 84 uit te voeren. Nieuwe statistische en monitoringinstrumenten kunnen ook helpen om ongelijkheden op gezondheidsgebied beter in kaart te brengen en benadrukken het perspectief van patiënten om de toegang tot gezondheid voor de meest kwetsbaren te verbeteren.

Ook de veerkracht van langdurige zorg wordt op de proef gesteld. De vraag naar zorgdiensten zal naar verwachting toenemen in een vergrijzende samenleving, terwijl het gebrek aan kwaliteitsnormen in de zorg en de lacunes in de toegang tot hoogwaardige diensten, onder meer in landelijke gebieden, in vele lidstaten een ernstig probleem vormen. In een gezamenlijk verslag van de Commissie en het Comité voor sociale bescherming dat in het voorjaar van 2021 zal worden gepubliceerd, zal worden aangegeven hoe nationale stelsels op deze uitdagingen reageren en op welke gebieden verdere inspanningen nodig zijn om te zorgen voor gelijke toegang tot kwaliteitsvolle en betaalbare langdurige zorg in de hele Unie. Het groenboek over de vergrijzing 85 heeft een raadpleging opgestart om na te gaan op welke gebieden EU-maatregelen de grootste toegevoegde waarde kunnen opleveren. Hervormingen en investeringen in langdurige zorg bieden een kans om te zorgen voor meer solidariteit tussen de generaties, meer banen, veiligere werk- en leefomgevingen en een ruimer aanbod van hoogwaardige diensten.

De Commissie zal:

·in 2022 een initiatief inzake langdurige zorg voorstellen om een kader voor beleidshervormingen vast te stellen als leidraad voor de ontwikkeling van duurzame langdurige zorg met betere toegang tot hoogwaardige diensten voor wie ze nodig heeft.

·nieuwe instrumenten om belemmeringen en lacunes in de toegang tot gezondheidszorg beter te meten (2021‑2022).

·in het vierde kwartaal van 2021 de Europese ruimte voor gezondheidsgegevens voorstellen om de toegang tot gezondheidsgegevens te bevorderen voor betere gezondheidszorg, beleidsvorming en beter onderzoek, en om de ontwikkeling, distributie en toepassing van digitale diensten voor de verlening van gezondheidszorg te bevorderen.

 
De Commissie:

·moedigt de lidstaten ertoe aan te investeren in medisch personeel door hun arbeidsomstandigheden en toegang tot opleiding te verbeteren.

·moedigt de lidstaten ertoe aan de digitalisering van hun gezondheidsstelsels te stimuleren en ongelijkheden op gezondheidsgebied aan te pakken.

Sociale bescherming geschikt maken voor de nieuwe wereld

Tijdens de pandemie hebben veel lidstaten de sociale bescherming uitgebreid tot voorheen niet bestreken groepen. Deze uitzonderlijke maatregelen kunnen een bron van inspiratie zijn voor structurele hervormingen die de bescherming van werklozen, atypische werknemers en zelfstandigen verbeteren en zorgen voor duurzame financiering in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming van 2019 86 .

Er moet verder worden nagedacht over de financiering van sociale bescherming, en met name over de financieringsmodellen om voortgezette solidariteit tussen en binnen de generaties mogelijk te maken, om te zorgen voor gelijke en duurzame toegang tot sociale bescherming wat betreft bestreken groepen en risico’s. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat sociale bijdragen en belastingen op arbeid waarschijnlijk zullen dalen aangezien de bevolking in de werkende leeftijd krimpt.

Sociale bescherming over de nationale grenzen heen is een voorwaarde voor een goed functionerende interne markt. Bestaande en nieuwe vormen van arbeidsmobiliteit die worden vergemakkelijkt door digitalisering, van algemeen grensoverschrijdend telewerken tot digitale nomaden die op afstand in de hele EU werken, vereisen naadloze interactie tussen mobiele werknemers en overheden en verminderen het risico op fouten en fraude. Innovatieve, met name digitale, oplossingen, kunnen de fysieke en virtuele mobiliteit van burgers vergemakkelijken, de draagbaarheid van socialezekerheidsrechten en de grensoverschrijdende verificatie van socialezekerheidsdekking door de overheden ondersteunen en uitdagingen aanpakken bij de identificatie van personen met het oog op de coördinatie van de sociale zekerheid.

De Commissie zal:

·een deskundigengroep van hoog niveau opstarten om de toekomst van de welvaartsstaat, de financiering en de verbondenheid ervan met de veranderende arbeidswereld te bestuderen, en een verslag voor te leggen tegen eind 2022.

·in 2021 een proefproject starten om tegen 2023 de lancering van een digitale oplossing te onderzoeken om de interactie tussen mobiele burgers en nationale autoriteiten te vergemakkelijken en de overdraagbaarheid van socialezekerheidsrechten over de grenzen heen te verbeteren (Europese socialezekerheidskaart), voortbouwend op het initiatief voor een betrouwbare en beveiligde Europese e-ID (tweede kwartaal van 2021).

 
De Commissie moedigt de lidstaten ertoe aan om:

·de toegang tot sociale bescherming verder uit te breiden, in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming, en voor 15 mei 2021 hun plannen met nationale maatregelen in te dienen.

4.Krachten bundelen om resultaten te boeken

Het in de praktijk brengen van de Europese pijler van sociale rechten is een gedeelde politieke inzet en een gedeelde verantwoordelijkheid van de EU‑instellingen, nationale, regionale en lokale autoriteiten, sociale partners en het maatschappelijk middenveld, die allemaal een rol spelen in overeenstemming met hun bevoegdheden. De EU zal deze inspanningen ondersteunen met alle beschikbare instrumenten: financiële steun via verschillende EU‑fondsen om te investeren in eerlijk herstel en de dubbele groene en digitale transitie; bevordering van de inzet van alle actoren; verstrekking van richtsnoeren en coördinatie van nationaal economisch en sociaal beleid via het Europees semester; handhaving van het EU‑recht en benutting van haar rol als wereldleider. De Commissie moedigt alle betrokken actoren aan optimaal gebruik te maken van de beschikbare instrumenten om de uitvoering van de pijler te versnellen.

Sociale investeringen vrijmaken via EU-fondsen

De lidstaten zouden ten volle moeten gebruikmaken van de ongekende beschikbare EU‑middelen om hervormingen en investeringen te ondersteunen in overeenstemming met de Europese pijler van sociale rechten. De langetermijnbegroting van de EU voor 2021‑2027 vormt samen met het herstelinstrument NextGenerationEU het grootste stimuleringspakket dat ooit uit de EU-begroting is gefinancierd. In totaal zal 1,8 biljoen EUR Europa helpen de COVID‑19-crisis te boven te komen en groener, digitaler en sociaal rechtvaardiger te worden.

Een nieuw belangrijk financieel instrument in het kader van NextGenerationEU is de herstel- en veerkrachtfaciliteit met een budget van 672,5 miljard EUR. Nationale herstel- en veerkrachtplannen bieden een unieke kans om investeringen en hervormingen te plannen en te financieren ter ondersteuning van een sociaal herstel dat gericht is op banen en tegelijkertijd de groene en digitale transitie omvat en de relevante landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester 87 uitvoert. In overeenstemming met de zes pijlers van de herstel- en veerkrachtfaciliteit zullen de lidstaten in detail moeten uitleggen hoe hun nationale plannen het groeipotentieel, het scheppen van banen en de economische, sociale en institutionele veerkracht versterken, onder meer door het bevorderen van beleid voor kinderen en jongeren; bijdragen tot gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen en de economische en sociale gevolgen van de crisis verzachten, bijdragen tot de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en zo de economische, sociale en territoriale cohesie en convergentie binnen de Unie vergroten.

Het ESF+ zal met 88 miljard EUR het belangrijkste instrument van de EU blijven ter ondersteuning van de uitvoering van de pijler en het behalen van de drie voorgestelde kerndoelen van de EU. De uitvoering van de beginselen van de sociale pijler en de uitdagingen die zijn vastgesteld in de landspecifieke aanbevelingen die in het kader van het Europees Semester zijn aangenomen, vormen voor de lidstaten de basis voor de voorbereiding van hun operationele programma’s in het kader van ESF+. Met dit nieuwe instrument:

·moet ten minste 25 % van de ESF+- middelen op nationaal niveau worden besteed aan de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Daarvan moeten de lidstaten die de hoogste armoede onder kinderen kennen ten minste 5 % investeren in maatregelen tegen kinderarmoede. Alle andere lidstaten moeten eveneens passende bedragen toewijzen voor de uitvoering van de kindergarantie. Daarnaast moeten alle lidstaten ten minste 3 % van hun ESF+-aandeel gebruiken om materiële deprivatie te bestrijden.

·Om de jeugdwerkloosheid aan te pakken, moeten de lidstaten ten minste 12,5 % besteden aan personen die geen werk hebben en evenmin onderwijs of een opleiding volgen (NEET’s), wanneer het relatieve percentage van deze groep boven het EU-gemiddelde ligt, terwijl alle andere lidstaten een passend bedrag moeten besteden aan de uitvoering van de versterkte jongerengarantie.

·De lidstaten moeten een passend bedrag besteden aan de capaciteitsopbouw van de sociale partners en maatschappelijke organisaties; 0,25 % van de ESF+-middelen moet daarvoor worden geprogrammeerd als de lidstaten een landspecifieke aanbeveling op dit gebied hebben gekregen.

Ook andere fondsen zullen beschikbaar worden gesteld voor de uitvoering van de pijler. HetEFRO zal infrastructuur en uitrusting voor werkgelegenheid, onderwijs en opleiding en sociale diensten financieren. Het Fonds voor een rechtvaardige transitie zal omscholing ondersteunen in regio’s met grotere sociaal-economische problemen als gevolg van de klimaattransitie. De reserve voor aanpassing aan de brexit zal helpen de negatieve economische en sociale gevolgen van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU tegen te gaan. React‑EU biedt in 2021 en 2022 47,5 miljard EUR extra financiering om de kloof tussen de eerste crisisrespons op de pandemie en herstel van de economie op lange termijn te overbruggen. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering blijft steun verlenen aan werknemers die worden geconfronteerd met banenverlies als gevolg van herstructureringen.

Erasmus+ zal de sectoren onderwijs, opleiding, jongeren en sport mobiliseren voor snel herstel en toekomstige groei en zal groene en digitale vaardigheden bevorderen. Het instrument voor technische ondersteuning zal de bestuurlijke capaciteit van regeringen en overheidsdiensten verbeteren om hervormingen te realiseren in het kader van elk van de drie kerndoelen voor 2030 voor werkgelegenheid, vaardigheden en sociale inclusie. InvestEU zal particuliere investeringen die bijdragen aan sociale doelstellingen aanmoedigen door middel van een specifiek investeringsvenster. De duurzaamheidstoetsing zal de sociale impact van de voorgestelde investeringen garanderen en zal investeringen in de sociale economie en innovatie, sociale infrastructuur en vaardigheden ondersteunen. De zichtbaarheid van projecten op het gebied van de sociale economie kan verder worden vergroot door aanvullende maatregelen, zoals een specifiek labelsysteem. Horizon Europa is het grootste en meest ambitieuze onderzoeks- en innovatieprogramma in de geschiedenis, met een overeengekomen totale begroting van 94 miljard EUR. Het programma is gericht op de ontwikkeling van nieuwe technologieën, innovatieve economische en sociale transformaties en het begeleiden of stimuleren van beleid en investeringen, onder meer ter versterking van de sociale en economische veerkracht en duurzaamheid. Het nieuwe EU4Health-programma voor 2021‑2027, met een budget van 5,1 miljard EUR, zal de opbouw van veerkrachtige gezondheidszorgstelsels in de EU ondersteunen om ons beter uit te rusten voor de toekomst. Het Fonds voor asiel, migratie en integratie zal de integratie en inclusie van migranten ondersteunen.

Wanneer zij de toewijzing van financiële middelen inplannen, moeten de lidstaten meer gebruikmaken van beoordelingen van de verdelingseffecten om beter rekening te houden met het effect van hervormingen en investeringen op het inkomen van verschillende groepen en om de sociale impact van begrotingen en beleidsmaatregelen transparanter te maken. Dat kan door de nationale autoriteiten worden geïntegreerd en een aanvulling vormen op de maatregelen van de Commissie ter bevordering van verbeteringen op het gebied van de kwaliteit van de overheidsfinanciën, transparante en eerlijkere belastingheffing en sociaal duurzame investeringen en financiën.

Naast overheidsmiddelen is er ook een sleutelrol weggelegd voor de ontwikkeling van duurzame financiering bij het mobiliseren van de nodige particuliere middelen om duurzame doelstellingen te verwezenlijken. De EU mobiliseert particuliere investeringen in de transitie naar een klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte en circulaire EU. Een goed voorbeeld is de succesvolle uitgifte van de allereerste sociale obligaties van de EU ter financiering van de SURE-leningen. Particuliere en sociaal duurzame investeringen zullen ook een sleutelrol moeten spelen in een eerlijk en rechtvaardig herstel. Mogelijke uitbreidingen van de EU‑taxonomie zouden bedrijven en beleggers een betrouwbare en gemeenschappelijke taal bieden om sociaal duurzame activiteiten te identificeren en de transparantie op de markten voor sociale financiering te vergroten. De reikwijdte en het potentieel van dergelijke uitbreidingen zullen worden bestudeerd en geëvalueerd. Betere openbare verslaglegging door bedrijven over sociale kwesties zou de investeringsstromen naar economische activiteiten met positieve sociale resultaten moeten vergemakkelijken. Betere bedrijfsrapportage draagt er ook toe bij dat bedrijven meer verantwoording afleggen over sociale en andere duurzaamheidseffecten.

De Commissie zal:

·tegen eind 2021 een gedelegeerde handeling vaststellen om een methode vast te leggen voor de verslaglegging over sociale uitgaven in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit.

·in 2022 richtsnoeren presenteren ter verbetering van het gebruik van voorafgaande beoordelingen van de verdelingseffecten door de lidstaten bij de budgettering en de planning van hervormingen.

·mogelijke maatregelen als onderdeel van de vernieuwde duurzame financieringsstrategie onderzoeken (midden 2021) om particuliere sociale investeringen aan te moedigen. tegen eind 2021 een verslag publiceren over een mogelijke uitbreiding van de EU‑taxonomieverordening 88 tot andere duurzaamheidsdoelstellingen, waaronder sociale doelstellingen. 

·in het tweede kwartaal van 2021 een herziening van de richtlijn niet-financiële verslaglegging 89 voorstellen, waaronder sterkere vereisten voor rapportage door ondernemingen over sociale kwesties.

De Commissie:

·moedigt de lidstaten ertoe aan gebruik te maken van de mogelijkheden voor EU‑financiering, met name via hun nationale plannen voor herstel en veerkracht en hun operationele programma’s in het kader van ESF+ en EFRO om de nationale uitvoering van de pijler te ondersteunen.

·moedigt de lidstaten ertoe aan de ongekende gelegenheid te baat te nemen die de herstel- en veerkrachtfaciliteit biedt om de relevante landspecifieke aanbevelingen uit te voeren.

·moedigt de nationale en regionale autoriteiten aan om in het kader van hun begrotings- en bredere beleidsprocessen voorafgaande beoordelingen van de verdelingseffecten uit te voeren.

·moedigt de lidstaten ertoe aan om de voorwaarden voor de ontwikkeling van transparante sociale investeringsmarkten te bevorderen.

De krachten van alle actoren bundelen

De inzet van nationale, regionale en lokale autoriteiten, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld is essentieel om engagement voor de pijler te verzekeren. In dit verband is een coherente en alomvattende coördinatie op nationaal niveau van cruciaal belang en kan ze een verschil maken om de inspanningen van alle relevante nationale actoren te bundelen. De Commissie zal evenementen op EU‑niveau blijven organiseren om de balans op te maken van de geboekte vooruitgang en de ambitie voor acties op EU‑niveau vorm te geven. Alle relevante actoren moeten communicatie- en betrokkenheidsactiviteiten organiseren om de pijler onder de aandacht te brengen en sociale rechten in Europa te bevorderen, om samen te werken met burgers en allen die rechtstreeks werken aan de uitvoering van de beginselen van de pijler.

Het is van groot belang dat ook de sociale dialoog op nationaal en EU‑niveau wordt versterkt. De sociale partners spelen een belangrijke rol bij het verzachten van de gevolgen van de pandemie, het ondersteunen van het herstel en het beheer van toekomstige veranderingen op de arbeidsmarkt. Er zijn grotere inspanningen nodig om de dekking van collectieve onderhandelingen te ondersteunen en te vermijden dat het lidmaatschap en de organisatiegraad van de sociale partners afnemen. Tijdens de raadpleging in de aanloop naar dit actieplan hebben de sociale partners uit alle delen van Europa benadrukt dat de sociale dialoog op nationaal niveau moet worden ondersteund, onder meer door hun betrokkenheid bij het relevante beleid en hun capaciteit te versterken, en door hun contacten met nieuwe sectoren, jongeren en mensen die via platforms werken te verbeteren.

De Commissie zal:

·communicatieactiviteiten en de betrokkenheid van alle relevante actoren bevorderen om het bewustzijn van en de gezamenlijke inzet voor de pijler te waarborgen.

·na raadpleging van de sociale partners in 2021 90 , in 2022 een initiatief ter ondersteuning van de sociale dialoog op EU- en nationaal niveau presenteren. Het initiatief omvat de lancering van een nieuwe prijs voor innovatieve praktijken in het kader van de sociale dialoog; een informatie- en bezoekprogramma voor jonge toekomstige leiders van de sociale partners; de herziening van de sectorale sociale dialoog op EU‑niveau; en een nieuw ondersteunend kader voor overeenkomsten tussen sociale partners op EU‑niveau.

De Commissie:

·moedigt de nationale autoriteiten, sociale partners, het maatschappelijk middenveld en andere relevante actoren ertoe aan communicatie- en betrokkenheidsactiviteiten te organiseren door de beste praktijken in heel Europa te verzamelen en uit te wisselen.

·moedigt de lidstaten ertoe aan een coördinatiemechanisme op te zetten om de inzet van alle relevante belanghebbenden op nationaal niveau bij de uitvoering van de pijler te verzekeren.

·moedigt de lidstaten ertoe aan de voorwaarden te scheppen en te bevorderen die nodig zijn om de werking en de doeltreffendheid van collectieve onderhandelingen en de sociale dialoog te verbeteren.

·moedigt de overheden ertoe aan de sociale dialoog verder te versterken en de sociale partners te raadplegen bij het ontwerpen van beleid en wetgeving.

·moedigt de Europese sociale partners ertoe aan bij te dragen tot de succesvolle transformatie van de Europese arbeidsmarkten door verder te onderhandelen over overeenkomsten op EU‑niveau.

Coördinatie en monitoring versterken

De lidstaten moeten optimaal gebruikmaken van het Europees Semester als het relevante, gevestigde kader voor de coördinatie van economische, werkgelegenheids- en sociale hervormingen en investeringen, waarbij mensen en hun welzijn centraal staan. Sinds 2018 zijn de beginselen van de pijler geïntegreerd in de hele cyclus van het Europees Semester. De lidstaten moeten in hun nationale hervormingsprogramma’s verslag uitbrengen over de uitvoering van de pijler. De landspecifieke aanbevelingen — op basis van de vier dimensies ecologische duurzaamheid, productiviteit, rechtvaardigheid en macro-economische stabiliteit die in de jaarlijkse strategie voor duurzame groei zijn vastgesteld — zullen sturing blijven bieden voor de uitvoering van de beginselen van de pijler op nationaal niveau, onder meer via EU-financiering. Zoals hierboven vermeld, zullen de kerndoelen van de EU bijdragen tot het sturen van nationaal en regionaal beleid en hervormingen op het gebied van werkgelegenheid, vaardigheden en sociale zaken. In de komende jaren zal het Europees Semester ook een gecoördineerde monitoring van de uitvoering van de herstel- en weerbaarheidsplannen mogelijk maken.

Als belangrijk monitoringinstrument in het kader van het Europees Semester stelt de Commissie voor om het sociaal scorebord te herzien om de pijler uitgebreider te bestrijken. Naast de kerndoelen zal de integratie en actualisering van de bestaande reeks indicatoren bijdragen tot het uitgebreider traceren van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de beginselen van de pijler en tot het monitoren van de uitvoering van de in dit actieplan voorgestelde beleidsmaatregelen. Het voorstel voor een actualisering van het sociaal scorebord, eveneens verbonden aan de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN, wordt beschreven in bijlage 2 bij dit actieplan (de analytische onderbouwing wordt beschreven in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie). In de uitbreidingslanden zal het geactualiseerde sociale scorebord, afhankelijk van de beschikbaarheid van gegevens, worden gebruikt in het kader van het economisch hervormingsprogramma om de voortgang bij de uitvoering van de pijler te monitoren.

Het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid zal zich toespitsen op de relevante beginselen van de pijler, met een diepere analyse van de uitvoering ervan op nationaal en EU‑niveau, op basis van het herziene sociale scorebord. De lidstaten zal worden verzocht in hun nationale hervormingsprogramma’s regelmatig verslag uit te brengen over de uitvoering en de geplande beleidsinitiatieven om de lacunes te dichten.

Tot slotte zal de tijdigheid van sociale statistieken ook verder worden verbeterd, na de onlangs aangenomen verordening inzake geïntegreerde Europese sociale statistieken 91 samen met vroegtijdige schattingen van armoede en ongelijkheid. De Commissie zal de lidstaten blijven aanmoedigen om de verzameling van naar ras of etnische afstamming uitgesplitste gegevens te verbeteren in overeenstemming met het EU-actieplan tegen racisme. In samenwerking met de andere EU-instellingen zal de Commissie ook blijven werken aan het verbeteren en ontwikkelen van betrouwbare en internationaal vergelijkbare indicatoren voor het meten en monitoren van het welzijn van de mensen in de Unie, rekening houdend met de landenspecifieke context en het werk van andere relevante internationale actoren.

De Commissie zal:

·de nationale hervormingen en investeringen blijven sturen via het Europees Semester, onder meer bij de uitvoering van de plannen voor herstel en veerkracht, om de uitvoering van de beginselen van de pijler te bevorderen.

·in 2021 met de lidstaten overeenstemming bereiken over een herziene versie van het sociaal scorebord om de beleidsprioriteiten en maatregelen van dit actieplan beter weer te geven.

·de reikwijdte van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid vergroten en de analyse verdiepen en specifieke evenementen organiseren om de voortgang bij de uitvoering van de pijler te presenteren.

Uitvoering, toepassing en handhaving van het sociaal acquis van de EU

De sociale regels van de EU zijn maar zo goed als de uitvoering ervan. Veel respondenten van de raadpleging ter ondersteuning van dit actieplan benadrukten het belang van een betere uitvoering, toepassing en handhaving van de bestaande arbeids- en sociale wetgeving van de EU. Een nauwere en regelmatiger dialoog met de lidstaten kan de tijdige omzetting van EU‑rechtsinstrumenten vergemakkelijken, de kwaliteit van de uitvoering ervan verbeteren en voorkomen dat later inbreukprocedures moeten worden ingeleid. Tegelijkertijd zal de Commissie haar optreden opvoeren als de lidstaten hun verplichtingen uit hoofde van het EU‑recht niet nakomen.

De Commissie zal:

·de samenwerking met de lidstaten op het gebied van arbeids- en sociale wetgeving van de EU versterken en daarbij de aandacht vestigen op omzetting en uitvoering en het uitwisselen van beste praktijken.

De Commissie moedigt de lidstaten ertoe aan om:

·de capaciteitsopbouw van arbeidsinspecties te ondersteunen en versterken bij hun activiteiten om toezicht te houden op de uitvoering van het acquis van de Unie.

De EU als verantwoordelijke wereldleider

Door het internationale optreden van de EU op sociaal gebied te sturen, helpt de pijler de rol van de EU als verantwoordelijke wereldleider te bevestigen. De Commissie werkt aan de totstandbrenging van een wereldwijd gelijk speelveld, waar concurrentievoordelen niet ten koste gaan van de meest kwetsbaren. Enerzijds treedt de EU op binnen een multilateraal systeem dat gebaseerd is op internationale normen die de EU en/of haar lidstaten onderschrijven. Anderzijds is de pijler een richtinggevend instrument voor onze bilaterale betrekkingen met externe partners, waaronder de nabuurschaps- en uitbreidingspartners, omdat daarin het hoge niveau van sociale normen is bepaald waar de EU voor staat.

Om de dialoog met de Westelijke Balkan te versterken, om de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te bevorderen 92 en om de sociale kloof tussen de lidstaten en de Westelijke Balkan aan te pakken, zullen kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten zo nodig worden opgenomen in relevante acties, platforms, werkgroepen en bijeenkomsten. Het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) III zal voorzien in meer financiering voor de ontwikkeling van menselijk kapitaal en een vlaggenschipinitiatief voor de uitvoering van jongerengarantieregelingen om de hoge NEET-percentages in de regio aan te pakken 93 .

De EU zal wereldwijd fatsoenlijk werk en sociale inclusie blijven bevorderen door samen te werken met partnerlanden, in het bijzonder binnen de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en via haar handels- en ontwikkelingsbeleid, duurzame inkoop en financiering, transparantie van bedrijven en duurzame corporate governance. In overeenstemming met de oproep in de Conclusies van de Raad over mensenrechten en fatsoenlijk werk in mondiale toeleveringsketens 94 zal de Commissie zich buigen over de sociale dimensie van internationale maatregelen in reactie op de pandemie, de klimaatverandering, nieuwe technologieën en de Agenda 2030 van de VN 95 . Als lid van de G7- en G20-fora bevordert de EU een duurzaam en inclusief economisch herstel dat alle mensen in alle landen ten goede komt.

De Commissie zal:

·in het tweede kwartaal van 2021 een mededeling over waardig werk wereldwijdaannemen en een uitgebreid overzicht geven van het relevante EU-instrumentarium en een blauwdruk voor een EU‑strategie voor het bevorderen van de sociale dimensie in internationaal optreden.

·in het tweede kwartaal van 2021 een initiatief aannemen over duurzame corporate governance.

 
De Commissie:

·moedigt de lidstaten ertoe aan om internationale arbeidsnormen, waardig werk en sociale inclusie wereldwijd te bevorderen en te werken aan de verwezenlijking van de Agenda 2030 en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN, met nauwe betrokkenheid van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld.

·moedigt uitbreidingslanden ertoe aan zich te blijven aanpassen aan de sociale normen en beleidsmaatregelen van de EU, met name via het proces van het economisch en hervormingsprogramma op hun weg van convergentie naar de EU.

5.Volgende stappen

Dit actieplan bevat maatregelen op EU‑niveau voor de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten om een sterker sociaal Europa voor rechtvaardige transities en een rechtvaardig herstel tot stand te brengen. Om ervoor te zorgen dat de EU-burgers ten volle van de rechten en beginselen van de pijler kunnen genieten, zijn voornamelijk maatregelen op nationaal, regionaal en lokaal niveau vereist. De Commissie roept de lidstaten, sociale partners en andere relevante actoren zoals regionale en lokale autoriteiten en maatschappelijke organisaties op om de hoge sociale normen die in de pijler tot uiting komen, centraal te stellen in hun investeringen en hervormingen voor het herstel na de COVID‑19-pandemie. Ons gezamenlijke doel is investeren in de huidige en toekomstige generaties Europeanen en hen en Europa als geheel laten floreren door sociale innovatie en diversiteit, ondanks veranderingen en tegenslagen.

De sociale top in Porto op 7‑8 mei 2021, die door het Portugese voorzitterschap van de Raad wordt georganiseerd, zal de gelegenheid bieden om op het hoogste politieke niveau de inzet en ambitie te bevestigen om mensen op de eerste plaats te zetten in het herstel van Europa en daarbuiten. 

Om de uitvoering van dit actieplan te ondersteunen, roept de Commissie de Europese instellingen, de nationale parlementen, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld op om regelmatig gezamenlijke politieke debatten te organiseren om de balans op te maken van de vorderingen op weg naar een sterk sociaal Europa tegen 2030.

De Commissie zal het actieplan in 2025 evalueren. De evaluatie zal de basis vormen voor verdere maatregelen op EU-niveau met het oog op de verwezenlijking van de EU‑doelstellingen voor 2030.

(1) Zoals aangegeven in de jaarlijkse strategie voor duurzame groei 2021 (COM (2020) 575 final).
(2) COM(2020) 493 final van 9 september 2020.
(3) Speciale Eurobarometer 509 over sociale kwesties, maart 2021
(4) Verdrag betreffende de Europese Unie en Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, 2016/2020‑03‑01, zie artikel 3 en artikel 9.
(5) Europese Raad, 20 juni 2019, Een nieuwe strategische agenda voor de EU 2019‑2024.
(6)  COM(2020) 14 final van 14 januari 2020
(7)  De resultaten van de raadpleging worden gepresenteerd in het werkdocument van de diensten van de Commissie dat bij deze mededeling is gevoegd (SWD (2021) 46).
(8)  Deze maatregelen worden beschreven in het bijgevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD (2021) 46) en in bijlage 1 bij deze mededeling.
(9)   http://www.oecd.org/coronavirus/policy-responses/what-is-the-impact-of-the-covid-19-pandemic-onimmigrants-and-their-children-e7cbb7de
(10) Volgens PISA 2018  heeft een op vijf jonge Europeanen nog steeds onvoldoende competenties op het gebied van lezen, wiskunde of wetenschappen.
(11) Verenigde Naties, 21 oktober 2015; A/RES/70/1 - Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling.
(12)   https://ec.europa.eu/info/publications/adopted-mff-legal-acts_en  
(13)   https://ec.europa.eu/info/strategy/recovery-plan-europe_en#nextgenerationeu  
(14) Verordening (EU) 2021/241 van 12 februari 2021.
(15) COM(2020) 274 final van 1 juli 2020.
(16)  Aanbeveling van de Raad 2020/C 417/01 van 24 november 2020.
(17) Resolutie van de Raad 2021/C 66/01 van 22 februari 2021
(18) Voor meer bijzonderheden over de voorspellingen, zie het werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD (2021) 46) bij deze mededeling voor een overzicht.
(19)   https://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=20980&langId=en .
(20) Zie het werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD(2021) 46) bij deze mededeling voor een overzicht en bijlage 1 bij de mededeling.
(21)  Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020.
(22) C(2021) 1372 van 4 maart 2021.
(23)   https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=782&langId=en
(24) Richtlijnen 98/59/EG, 2001/23/EG, 2002/14/EG, 2009/38/EG, 2001/86/EG.
(25) Aanbeveling van de Raad 2020/C 372/01 van 30 oktober 2020.
(26) COM(2020) 276 final van 1 juli 2020.
(27) COM(2020) 102 final van 10 maart 2020.
(28) COM(2020) 98 final van 11 maart 2020.
(29) COM(2020) 103 final van 10 maart 2020.
(30)   https://ec.europa.eu/growth/industry/policy/dialogue-expert-advice_en
(31) COM(2020) 682 van 28 oktober 2020.
(32) C(2021) 1127 final van 24 februari 2021.
(33)    https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/IP_20_1237 en https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/mex_21_23  
(34)   https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=521&langId=en&agreementId=5665
(35)   https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2021-0021_EN.pdf .  
(36) Richtlijn 2003/88/EG van 18 november 2003.
(37) Na de raadpleging van de sociale partners die op 17 december 2020 van start is gegaan (C(2020) 8944 final).
(38)   Eures-portaal  
(39) Richtlijn (EU) 2018/957 van 28 juni 2018.
(40) COM(2016) 815 final van 14 december 2016.
(41) COM(2020) 789 van 9 december 2020
(42) Verordening (EU) 2020/1054 van 15 juli 2020
(43) Verordening (EU) 2019/1149 van 20 juni 2019.
(44) COM(2020) 94 final van 3 maart 2020.
(45) 2020/C 102 I/03 van 30 maart 2020.
(46) C(2020) 4813 final van 16 juli 2020.
(47) Richtlijn 2008/104/EG van 19 november 2008.
(48) COM(2020) 625 final van 30 september 2020.
(49) Actieplan voor digitaal onderwijs 2021–2027.
(50) COM(2020) 274 final van 1 juli 2020.
(51) Aanbeveling van de Raad 2020C 417/01 van 24 november 2020.
(52)  COM(2020) 628 final van 30 september 2020.
(53)   https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_21_225  
(54) in prijzen van 2018.
(55)   https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_20_2317  
(56) Bestaande uit 24,5 miljard EUR in lopende prijzen en een extra verhoging van 1,7 miljard EUR in prijzen van 2018.
(57) Verordening (EU) 2021/240 van 10 februari 2021.
(58)   https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=1517&langId=en  
(59) COM(2020) 609 final van 23 september 2020.
(60) COM(2020) 758 final van 24 november 2020.
(61) Aanbeveling van de Raad ST/9010/2018/INIT van 22 mei 2018; Aanbeveling van de Raad ST/9009/2018/INIT van 22 mei 2018; Aanbeveling van de Raad ST/9015/2019/EEG van 22 mei 2019.
(62) Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000.
(63) Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000.
(64) EU-actieplan tegen racisme 2020‑2025, (COM(2020) 565 final) van 18 september 2020. Het strategisch EU‑kader voor gelijkheid, integratie en participatie van de Roma voor 2020‑2030 (COM(2020) 620 final) van 7 oktober 2020. Het actieplan voor integratie en inclusie (COM(2020) 758 final) van 24 november 2020. De strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers (COM(2020) 698 final) van 12 november 2020.
(65)   https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/mex_20_2491  
(66) COM(2020) 152 final van 5 maart 2020.
(67) COM(2012) 614 final van 14 november 2012.
(68) COM (2021) 93 van 4 maart 2021.
(69) Richtlijn (EU) 2019/1158 van 20 juni 2019.
(70) SWD(2020) 289 final van 20 november 2020.
(71) COM (2021) 101 van 3 maart 2021.
(72) COM(2008) 426 definitief van 2 juli 2008.
(73) COM(2020) 621 final van 7 juli 2020.
(74) Aanbeveling van de Raad 2019/C 189/02 van 22 mei 2019.
(75) COM(2020) 625 final van 6 mei 2020.
(76) Resolutie 2020/2802 (RSP) van het Europees Parlement van 24 november 2020 over de aanpak van dakloosheid in de EU.
(77) COM(2020) 662 final van 17 september 2020.
(78) Aanbeveling (EU) 2020/1563 van de Commissie van 14 oktober 2020. 
(79) Richtlijn 2012/27/EU van 25 oktober 2012.
(80)   https://www.energypoverty.eu/  
(81) Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014. 
(82)  COM(2020) 724 final van 11 november 2020.
(83) COM(2020) 761 final van 25 november 2020.
(84) COM(2021) 44 final van 3 februari 2021.
(85) COM(2021) 50 final van 27 januari 2021.
(86) Aanbeveling van de Raad 2019/C 387/01 van 8 november 2019.
(87)   https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/recovery-coronavirus/recovery-and-resilience-facility_nl#documents  
(88) Verordening (EU) 2020/852 van 18 juni 2020.
(89) Richtlijn 2014/95/EU van 22 oktober 2014.
(90) Zie ook het verslag van Andrea Nahles, bijzonder adviseur van de commissaris voor Werkgelegenheid en Sociale Rechten: https://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=en&catId=89&newsId=9916&furtherNews=yes&preview=cHJldkVtcGxQb3J0YWwhMjAxMjAyMTVwcmV2aWV3  
(91) Verordening (EU) 2019/1700 van 10 oktober 2019.
(92) COM(2020) 14 final van 14 januari 2020.
(93) COM(2020) 641 final van 6 oktober 2020.
(94) 13512/20 van 1 december 2020.
(95) COM(2006) 249 final van 25 mei 2006.

Brussel, 4.3.2021

COM(2021) 102 final

BIJLAGEN

bij

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten

{SWD(2021) 46 final}


BIJLAGE 1:

BELANGRIJKSTE ACTIES VAN DE COMMISSIE



BIJLAGE 2:

HET HERZIEN SOCIAAL SCOREBORD

Kernindicatoren

Secundaire indicatoren

SDG

Gelijke kansen

Deelname van volwassenen aan leeractiviteiten gedurende de laatste 12 maanden**

Aandeel voortijdige verlaters van onderwijs en opleiding

Digitale vaardigheden van de bevolking

Percentage NEET-jongeren (15‑29 jaar)

Arbeidsparticipatiekloof tussen mannen en vrouwen

Verhouding inkomenskwintielen (S80/S20)

Afgestudeerden met tertiair opleidingsniveau

Achterblijvende onderwijsprestatie (waaronder voor digitale vaardigheden**)

Deelname van laaggekwalificeerde volwassenen aan leren**

Percentage werkloze volwassenen met een recente leerervaring**

Verschil in ondermaatse prestaties tussen het onderste en bovenste kwart van de sociaal-economische index (PISA)**

Genderkloof in deeltijdwerk

Beloningsverschil tussen mannen en vrouwen (ongecorrigeerd)

Inkomensaandeel van de 40 % laagste verdieners (SDG)**

4. Kwaliteitsonderwijs

5. Gelijkheid van mannen en vrouwen

10. Ongelijkheid verminderen

Billijke arbeidsvoorwaarden

Arbeidsparticipatie

Percentage werklozen

Langdurige werkloosheid

Groei van het BBIH per hoofd

Bruto arbeidsparticipatie

Jeugdwerkloosheid

Werk in huidige baan, uitgesplitst naar duur

Percentage overgang van tijdelijk naar vast contract

Aandeel onvrijwillig tijdelijke werknemers**

Dodelijke arbeidsongevallen per 100 000 werknemers (SDG)**

Werkenden met risico op armoede

8. Waardig werk en economische groei

Sociale bescherming en inclusie

Percentage mensen met risico op armoede of sociale uitsluiting (Arope)

Percentage kinderen (0‑17 jaar) met risico op armoede of sociale uitsluiting**

Effect van sociale overdrachten (m.u.v. pensioenen) op armoedebestrijding

Arbeidsparticipatiekloof tussen mensen met en zonder handicap**

Bovenmatige uitgaven voor huisvesting**

Kinderen jonger dan 3 jaar in formele kinderopvang

Zelfgerapporteerde onvervulde behoefte aan medische zorg

Armoederisicopercentage (AROP) 

Ernstige materiële en sociale deprivatie

Personen die leven in een huishouden met zeer lage werkintensiteit

Ernstige woningnood (eigenaar en huurder)

Mediane lage-inkomenskloof**

Percentage uitkeringsgerechtigden [aantal personen in de leeftijdsgroep van 18-59 jaar dat sociale uitkeringen, andere dan ouderdomsuitkeringen, ontvangt in de bevolkingsgroep die met armoede wordt bedreigd]**

Totale sociale uitgaven naar functie (% van het bbp): Sociale bescherming, gezondheidszorg, onderwijs, langdurige zorg**

Dekkingsgraad van werkloosheidsuitkeringen [voor kortstondig werklozen]**

Dekking van de behoeften aan langdurige zorg**

Geaggregeerde vervangingsratio voor pensioenen

Aandeel van de bevolking dat niet in staat is zijn huis voldoende te verwarmen (SDG)**

Dimensie connectiviteit van de index van de digitale economie en samenleving

Kinderen vanaf 3 jaar tot de leerplichtige leeftijd in formele kinderopvang**

Zelf te betalen uitgaven voor gezondheidszorg

Gezonde levensjaren op de leeftijd van 65 jaar: Vrouwen en mannen

Gestandaardiseerde vermijdbare en behandelbare mortaliteit (SDG)**

1. Geen armoede

3. Goede gezondheid en welzijn

** Nieuwe indicator in vergelijking met de huidige versie van het scorebord (tussen haakjes het kader waarin de indicator momenteel wordt gebruikt)

Opmerking — Uitsplitsingen naar de indicatoren van het sociaal scorebord per leeftijdsgroep, gender, geboorteland en gehandicaptenstatus zullen waar relevant worden gebruikt om de analyse aan te vullen.



BIJLAGE 3: DE BEGINSELEN VAN DE PIJLER DIE
OP DE TOP VAN GÖTEBORG IN 2017 ZIJN AFGEKONDIGD

1. Onderwijs, opleiding en een leven lang leren

Iedereen heeft recht op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen. 

2. Gelijkheid van mannen en vrouwen 
a. Het beginsel van gelijke behandeling en gelijke kansen voor vrouwen en mannen moet worden gewaarborgd en bevorderd op alle vlakken, waaronder dat van de participatie op de arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden en loopbaanontwikkeling. 
b. Vrouwen en mannen hebben recht op gelijke beloning voor gelijkwaardige arbeid.

3. Gelijke kansen 
Ongeacht gender, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid heeft iedereen recht op gelijke behandeling en gelijke kansen op het gebied van werkgelegenheid, sociale bescherming, onderwijs en de toegang tot goederen en diensten die publiekelijk beschikbaar zijn. Gelijke kansen voor ondervertegenwoordigde groepen worden bevorderd.

4. Actieve ondersteuning bij het vinden van werk 
a. Iedereen heeft recht op tijdige en op maat gesneden hulp bij het verbeteren van zijn of haar vooruitzichten om een baan te vinden of zich als zelfstandige te vestigen. Hieronder valt het recht op ondersteuning bij het zoeken van werk en bij opleiding en herscholing. Iedereen die van baan wisselt, heeft er recht op dat opgebouwde sociale en opleidingsrechten worden overgedragen. 
b. Binnen vier maanden nadat jongeren werkloos zijn geworden of het onderwijs hebben verlaten, hebben zij recht op voortgezet onderwijs, een plaats in het leerlingstelsel, een stageplaats of een geschikt baanaanbod. 
c. Werklozen hebben recht op persoonlijke, doorlopende en coherente ondersteuning. Langdurig werklozen hebben uiterlijk na 18 maanden werkloosheid recht op een uitgebreide individuele beoordeling.

5. Veilige en flexibele werkgelegenheid 
a. Ongeacht de aard en de duur van hun arbeidsrelatie hebben werknemers recht op een billijke en gelijke behandeling wat betreft arbeidsvoorwaarden, toegang tot sociale bescherming en opleiding. De overgang naar arbeidsrelaties voor onbepaalde duur wordt bevorderd. 
b. In overeenstemming met de geldende wetgeving en collectieve overeenkomsten wordt gewaarborgd dat werkgevers over de nodige flexibiliteit beschikken om zich snel aan te kunnen passen aan veranderingen in de economische context. 
c. Innovatieve vormen van werk die goede arbeidsvoorwaarden waarborgen, worden bevorderd. Ondernemerschap en werken als zelfstandige worden gestimuleerd. Arbeidsmobiliteit wordt vergemakkelijkt. 
d. Arbeidsrelaties die leiden tot onzekere arbeidsvoorwaarden worden voorkomen, onder meer door een verbod op misbruik van atypische arbeidsovereenkomsten. Een proeftijd moet een redelijke tijdsduur hebben.

6. Loon 
a. Werknemers hebben recht op een billijk loon waarmee zij een fatsoenlijke levensstandaard kunnen genieten. 
b. Er wordt gezorgd voor toereikende minimumlonen, die voorzien in de behoeften van de werknemer en zijn of haar gezin in het licht van de nationale economische en sociale omstandigheden, maar waarbij tegelijkertijd de toegang tot werk en de prikkel om werk te zoeken worden gewaarborgd. Armoede onder werkenden wordt voorkomen. 
c. Lonen worden op een transparante en voorspelbare manier vastgesteld, volgens de nationale gebruiken en met inachtneming van de autonomie van de sociale partners.

7. Informatie over arbeidsvoorwaarden en bescherming bij ontslag 
a. Werknemers hebben het recht om bij hun indiensttreding schriftelijk in kennis te worden gesteld van hun rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsrelatie, waaronder die met betrekking tot de proeftijd. 
b. Voorafgaand aan een ontslag hebben werknemers het recht te worden geïnformeerd over de redenen die eraan ten grondslag liggen en moet hun een redelijke opzegtermijn worden geboden. Zij hebben het recht op toegang tot een doeltreffend en onpartijdig systeem van geschillenbeslechting en, bij een kennelijk onredelijk ontslag, een recht op verhaal, waarbij onder meer een passende schadevergoeding is inbegrepen.

8. Sociale dialoog en betrokkenheid van werknemers 
a. De sociale partners worden, met inachtneming van de nationale gebruiken, geraadpleegd over de vormgeving en uitvoering van economisch, sociaal en werkgelegenheidsbeleid. Zij worden aangemoedigd te onderhandelen en collectieve overeenkomsten te sluiten op gebieden die voor hen van belang zijn, met inachtneming van hun autonomie en het recht op collectieve actie. In voorkomend geval worden overeenkomsten tussen de sociale partners op het niveau van de Unie en haar lidstaten uitgevoerd. 
b. Werknemers of hun vertegenwoordigers hebben het recht tijdig te worden geïnformeerd en geraadpleegd over zaken die voor hen van belang zijn, in het bijzonder als het gaat om de overdracht, herstructurering en fusie van ondernemingen en om gevallen van collectief ontslag. 
c. Het verlenen van steun, gericht op het vergroten van het vermogen van sociale partners om de sociale dialoog te bevorderen, wordt aangemoedigd.

9.   Evenwicht tussen werk en privéleven

Ouders en mensen met zorgtaken hebben recht op geschikte vormen van verlof, flexibele werkregelingen en toegang tot zorgvoorzieningen. Vrouwen en mannen hebben gelijke toegang tot speciale vormen van verlof om hun zorgtaken te kunnen vervullen en worden aangemoedigd daar op een evenwichtige manier gebruik van te maken.

10.   Een gezonde, veilige en goed aangepaste werkomgeving en gegevensbescherming 
a. Werknemers hebben recht op een hoog niveau van bescherming van hun gezondheid en veiligheid op het werk. 
b. Werknemers hebben recht op een werkomgeving die op hun professionele behoeften is afgestemd en hen in staat stelt langer op de arbeidsmarkt actief te blijven. 
c. Werknemers hebben er recht op dat hun persoonlijke gegevens binnen het kader van hun werk worden beschermd.

11. Kinderopvang en hulp aan kinderen 
a. Kinderen hebben recht op betaalbare en goede opvang en onderwijs voor jonge kinderen. 
b. Kinderen hebben recht op bescherming tegen armoede. Kinderen uit kansarme milieus hebben recht op specifieke maatregelen die gelijke kansen versterken.

12.   Sociale bescherming

Ongeacht de aard en de duur van hun arbeidsrelatie hebben werknemers en, onder vergelijkbare voorwaarden, zelfstandigen recht op adequate sociale bescherming.

13.   Werkloosheidsuitkeringen 
Werklozen hebben recht op geschikte vormen van activeringsondersteuning, verzorgd door openbare diensten voor arbeidsvoorziening met het oog op hun (re-)integratie op de arbeidsmarkt, en op toereikende werkloosheidsuitkeringen gedurende een redelijke periode, in overeenstemming met de door hen betaalde bijdragen en de nationale regels die bepalen wie voor dergelijke voorzieningen in aanmerking komt. Deze uitkeringen mogen geen negatieve prikkel vormen voor een snelle terugkeer op de arbeidsmarkt.

14.   Minimuminkomen 
Iedereen die over onvoldoende middelen beschikt, heeft het recht op adequate voorzieningen voor een minimuminkomen om in alle levensfasen een waardig leven te kunnen leiden, en op praktische toegang tot goederen en diensten die de zelfredzaamheid van mensen bevorderen. Voor mensen die tot werken in staat zijn, moeten de voorzieningen voor een minimuminkomen worden gecombineerd met prikkels om (weer) actief te worden op de arbeidsmarkt.

15.   Inkomen voor ouderen en pensioenen 
a. Werknemers en zelfstandigen hebben bij pensionering recht op een pensioen dat in verhouding staat tot hun bijdragen en een passend inkomen vormt. Vrouwen en mannen hebben gelijke mogelijkheden om pensioenrechten te verwerven. 
b. Iedereen heeft op oudere leeftijd recht op middelen die een waardig leven mogelijk maken.

16.   Gezondheidszorg 
Iedereen heeft recht op tijdige toegang tot betaalbare preventieve en curatieve gezondheidszorg van goede kwaliteit.

17.   Inclusie van personen met een handicap 
Personen met een handicap hebben recht op inkomenssteun om een waardig leven te leiden, op diensten die hen in staat stellen om op de arbeidsmarkt en in de samenleving actief te zijn en op een aan hun behoeften aangepaste werkomgeving.

18.   Langdurige zorg 
Iedereen heeft recht op betaalbare langdurige zorg van goede kwaliteit, en met name op thuiszorg en gemeenschapsgerichte diensten.

19.   Huisvesting en ondersteuning voor daklozen 
a. Wie er behoefte aan heeft, moet toegang hebben tot goede sociale huisvesting of goede bijstand voor huisvesting. 
b. Kwetsbare personen hebben recht op passende bijstand en bescherming tegen gedwongen uitzetting. 
c. Daklozen moeten over passend onderdak en een adequate dienstverlening kunnen beschikken om hun sociale inclusie te bevorderen.

20.   Toegang tot essentiële diensten

Iedereen heeft recht op toegang tot essentiële diensten van goede kwaliteit, zoals water, sanitaire voorzieningen, energie, vervoer, financiële diensten en digitale communicatie. Wie er behoefte aan heeft, krijgt steun voor toegang tot deze diensten.