24.9.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 340/503


RESOLUTIE (EU) 2021/1678 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 29 april 2021

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail voor het begrotingsjaar 2019

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail voor het begrotingsjaar 2019,

gezien artikel 100 van en bijlage V bij zijn Reglement,

gezien het advies van de Commissie vervoer en toerisme,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A9-0111/2021),

A.

overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail (de “Gemeenschappelijke Onderneming”) in juni 2014 bij Verordening (EU) nr. 642/2014 werd opgericht voor een periode van tien jaar;

B.

overwegende dat de oprichtende leden bestaan uit de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en partners uit de spoorwegindustrie (de belangrijkste belanghebbenden, onder wie fabrikanten van spoorwegmateriaal, spoorwegondernemingen, infrastructuurbeheerders en onderzoekscentra), met de mogelijkheid voor andere entiteiten om als geassocieerde leden deel te nemen aan de Gemeenschappelijke Onderneming; overwegende dat bijdragen van andere leden dan de Unie niet mogen worden beperkt tot het uitsluitend dekken van de administratieve kosten en de nodige medefinanciering voor het uitvoeren van onderzoeks- en innovatieacties, maar ook betrekking dienen te hebben op aanvullende activiteiten;

C.

overwegende dat het de belangrijkste doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming zijn om bij te dragen aan de totstandbrenging van de Europese spoorwegruimte en om het Europees spoorwegsysteem aantrekkelijker, competitiever, duurzamer en meer geïntegreerd te maken, onder meer door een modale verschuiving van wegverkeer en luchtvaart naar vervoer per spoor te faciliteren;

D.

overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming in mei 2016 autonoom is gaan functioneren;

Algemeen

1.

stelt vast dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming voor het begrotingsjaar 2019 (het “verslag van de Rekenkamer”) heeft verklaard dat de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van haar financiële situatie op 31 december 2019 en van de resultaten van haar verrichtingen, kasstromen en de veranderingen in haar netto-activa voor het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels; merkt op dat, volgens het verslag van de Rekenkamer, de onderliggende verrichtingen bij de rekening op alle materiële punten wettig en regelmatig zijn;

2.

merkt op dat de financiële bijdrage van de Unie aan de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming voor de in de verordening vastgestelde periode maximaal 450 000 000 EUR bedraagt (met inbegrip van EVA-bijdragen), te betalen uit Horizon 2020; merkt op dat alle andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming dan de Unie (industriegroepering) ten minste 470 000 000 EUR aan middelen moeten bijdragen, waarvan ten minste 350 000 000 EUR aan bijdragen in natura en in contanten voor de operationele activiteiten en administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming en ten minste 120 000 000 EUR aan bijdragen in natura voor de aanvullende activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming;

3.

merkt op dat er bij de gemeenschappelijke ondernemingen die een financiële bijdrage ontvangen van hun particuliere leden sprake is van uiteenlopende procedures; pleit voor harmonisatie van de berekening van de bijdrage in natura voor alle gemeenschappelijke ondernemingen; is van mening dat een dergelijke gemeenschappelijke procedure in transparante en doeltreffende beoordelingsmethoden moet voorzien aan de hand waarvan de reële waarde van de bijdrage kan worden vastgesteld; roept de Rekenkamer ertoe op toezicht te houden op de audits die zijn uitgevoerd door onafhankelijke externe accountants; verzoekt ook om een passend rechtskader zodat kan worden gewaarborgd dat de vereiste financiële bijdrage tegen het einde van het programma wordt bereikt; merkt op dat in dat rechtskader kan worden vastgelegd dat de particuliere bijdrage ten laatste tegelijkertijd met de corresponderende bijdrage van de Unie dient te worden betaald;

4.

merkt op dat in totaal meer dan 400 openbare en particuliere entiteiten die de spoorwegsector vertegenwoordigen, deelnemen aan de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van Shift2Rail;

5.

benadrukt de bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal; is in dit verband ingenomen met de inspanningen op het gebied van onderzoek en innovatie van Shift2Rail om tot een duurzamer, digitaler, concurrerender, betrouwbaarder en aantrekkelijker spoorwegstelsel in Europa te komen;

6.

ondersteunt de voorgestelde oprichting van het Europees partnerschap voor onderzoek en innovatie op het gebied van spoorvervoer, dat zal voortbouwen op het succes van de Gemeenschappelijke Onderneming; benadrukt dat de mogelijkheden moeten worden onderzocht om programma’s en projecten te financieren in het kader van Unieprogramma’s zoals de Connecting Europe Facility, Digitaal Europa, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds, en dat synergieën moeten worden ontwikkeld tussen het nieuwe partnerschap en de bestaande financieringsmechanismen;

7.

is van mening dat de opvolger van Shift2Rail in het onderzoeksprogramma gezamenlijke werkzaamheden met andere vervoerswijzen moet opnemen om het pad te effenen voor naadloos op elkaar aansluitend en geïntegreerd vervoer; wijst erop dat de automatisering en digitalisering van de spoorwegsector een van de prioriteiten van de opvolger van Shift2Rail moet zijn;

8.

verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het toekomstige activiteitenprogramma van de Gemeenschappelijke Onderneming in overeenstemming is met de in het recht van de Unie vastgelegde vereisten en streefdoelen ten aanzien van de digitalisering en de beperking van de gevolgen van de klimaatverandering, en dat het de strategieën op dit gebied volgt die door de Commissie en de industrie zijn ontwikkeld;

Financieel en begrotingsbeheer

9.

stelt vast dat de definitieve beschikbare begroting voor 2019, met inbegrip van opnieuw opgenomen niet-gebruikte kredieten van voorgaande jaren, bestemmingsontvangsten en herschikkingen naar het volgende jaar, in totaal 83 071 000 EUR aan vastleggingskredieten en 81 563 000 EUR aan betalingskredieten omvatte; stelt vast dat de benuttingspercentages voor de beschikbare vastleggings- en betalingskredieten in 2019 respectievelijk 97 % en 86 % bedroegen;

10.

merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming in 2019 beschikte over een actieve Horizon 2020-begroting van 80 197 000 EUR aan vastleggingskredieten en 78 569 000 EUR aan betalingskredieten; stelt op basis van het verslag van de Rekenkamer vast dat de Gemeenschappelijke Onderneming 100 % van de vastleggingskredieten en 88 % van de betalingskredieten voor Horizon 2020-projecten had uitgevoerd aan het einde van 2019, en dat de voorfinancieringsbetalingen voor Horizon 2020-projecten die waren geselecteerd in het kader van de oproep tot het indienen van voorstellen van 2019 goed waren voor 65 % van de waarde van de operationele betalingen die tijdens het jaar waren gedaan;

11.

merkt op dat de uit de industrie afkomstige leden voor 76 827 000 EUR aan gevalideerde bijdragen voor Horizon 2020 hadden gedaan aan het einde van 2019, bestaande uit in totaal 68 645 000 EUR aan gevalideerde bijdragen in natura, aangevuld met een totale bijdrage in natura voor aanvullende activiteiten van 182 506 000 EUR, tegenover een totale bijdrage in contanten van de Unie van 221 743 000 EUR;

12.

merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming in 2019 naar aanleiding van de oproep tot het indienen van voorstellen van 2019 17 subsidieovereenkomsten in aanmerking heeft genomen en heeft ondertekend (van de 48 ontvangen voorstellen) en dat één onderwerp niet aan bod is gekomen; merkt bovendien op dat met de toegekende en ondertekende subsidies in totaal tot 74 760 000 EUR aan onderzoeks- en innovatieactiviteiten zal worden gefinancierd op een totale waarde van 148 551 000 EUR, en dat in dit verband de andere leden (andere oprichtende leden dan de Unie en de geassocieerde leden) ermee hebben ingestemd hun financieringsverzoeken te beperken tot 44,44 % van de totale projectkosten (d.w.z. netto 41,44 % voor een ander lid nadat rekening is gehouden met diens verplichtingen); merkt op dat 90 kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) hebben deelgenomen aan de oproep van 2019 (20 %) en dat 40 kmo’s in aanmerking zijn genomen voor financiering (44,4 %), en wijst er voorts op dat kmo’s 30 % vertegenwoordigen van de entiteiten die zijn geselecteerd voor projecten in het kader van open oproepen; merkt op dat twee subsidies in verband met de oproep van 2018 zijn ondertekend in het eerste kwartaal van 2019;

13.

merkt op dat aan het einde van 2019 72 projecten in uitvoering waren (32 oproepen voor leden en 40 open oproepen): 56 projecten waren verdeeld over de 6 innovatieprogramma’s, 10 projecten over de horizontale activiteiten en er waren 6 projecten in het kader van Innovatieprogramma X;

Prestaties

14.

stelt vast dat de Gemeenschappelijke Onderneming de specifieke kernprestatie-indicatoren voor Horizon 2020 gebruikt voor het monitoren van prestatiegerelateerde en horizontale kwesties, en dat ze daarnaast specifieke kernprestatie-indicatoren voor de Gemeenschappelijke Onderneming hanteert, bijvoorbeeld met betrekking tot de efficiëntie van het spoorvervoerssysteem; merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming in 2019 is blijven voortwerken aan de nieuwe release van het model voor de kernprestatie-indicatoren (in 2018 voorgesteld als Release 1), en dat in november 2019 de webtool Release 2.0 van het model voor de kernprestatie-indicatoren is voorgesteld tijdens de vergadering van de raad van bestuur;

15.

dringt erop aan dat de Gemeenschappelijke Onderneming haar communicatiestrategie herziet om ervoor te zorgen dat de betrokken belanghebbenden op de hoogte zijn van haar taak, activiteiten en resultaten;

16.

verzoekt de Commissie en de Rekenkamer om een grondige methode te ontwikkelen voor het volgen van de prestaties met het oog op de beoordeling van de toegevoegde waarde van de Gemeenschappelijke Onderneming, met inbegrip van de gevolgen op sociaal en werkgelegenheidsgebied alsook de impact op de markt; merkt op dat de resultaten van de beoordeling voor toekomstige financiering van de Unie of voor de herverdeling ervan moeten worden gebruikt;

17.

stelt vast dat eind 2019 meer dan 50 % van het programma van de Gemeenschappelijke Onderneming met betrekking tot onderzoeks- en innovatieactiviteiten was uitgevoerd met de bedoeling om een technologische paraatheid van niveau 6/7 te bereiken met betrekking tot de operationele demonstraties (die volgens de planning in 2022 zullen worden afgerond), en dat in het algemeen alle projecten de geplande activiteiten hebben opgeleverd, waarbij slechts 8 technologiedemonstratiemodellen/werkgebieden minder dan 80 % van hun geplande activiteiten in het jaar hadden uitgevoerd (waarvan één technologiedemonstratiemodel minder dan 50 %), en dat de Gemeenschappelijke Onderneming bovendien de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de oproep van 2019 heeft opgestart;

18.

merkt op dat bij de huidige activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming vorderingen worden gemaakt in de richting van hun demonstraties in 2022, dat deze activiteiten de bouwstenen vormen voor een meer systemische transformatie van de spoorwegen die strategisch wordt aangestuurd door de digitaliseringsagenda en de Green Deal van de Commissie, en dat in september 2019 de eerste workshop heeft plaatsgevonden om te brainstormen over het volgende partnerschap en de ambitie van de spoorwegsector, waaraan de Commissie als waarnemer heeft deelgenomen; merkt bovendien op dat de Gemeenschappelijke Onderneming een bijdrage heeft geleverd aan de door het directoraat-generaal Onderzoek en Innovatie gecoördineerde Shift2Rail-effectbeoordeling en aan de door het directoraat-generaal Mobiliteit en Vervoer gecoördineerde ondersteunende analyse voor de vaststelling van het toekomstige partnerschap voor onderzoek en innovatie op het gebied van de spoorwegen in het kader van het volgende meerjarig financieel kader, en dat ze ondersteuning heeft geboden bij de ontwikkeling van een paper op hoog niveau over de opvolger van Shift2Rail; stelt vast dat de Gemeenschappelijke Onderneming in oktober 2019 een catalogus van oplossingen heeft voorgesteld, waarin wordt gewezen op de voordelen die Shift2Rail-oplossingen opleveren voor eindgebruikers, exploitanten, infrastructuurbeheerders en/of leveranciers, en waarin wordt aangegeven wanneer deze oplossingen gerealiseerd zullen zijn;

19.

merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming in 2019 vooruitgang heeft geboekt in de richting van de verwezenlijking van haar doelstellingen, door de uitvoering van het Shift2Rail-programma te realiseren en een doeltreffend en efficiënt gezond financieel beheer te waarborgen; merkt op dat de totale projectkosten van de in 2019 uitgevoerde activiteiten naar schatting 117,5 miljoen EUR bedragen (waarvan 98,9 miljoen EUR door andere leden is verstrekt);

20.

merkt op dat, volgens het verslag van de Rekenkamer, het Horizon 2020-programma aan het eind van 2019 een uitvoeringspercentage had van 78 % met betrekking tot de oproepprocedures voor de activiteiten die waren toegewezen aan de Gemeenschappelijke Onderneming;

21.

is van oordeel dat de kwestie intellectuele-eigendomsrechten aan bod moet komen in alle contracten die een beoogde uitkomst of beoogd resultaat van de prestaties kunnen opleveren; is van mening dat de rechten van individuele makers moeten worden beschermd en dat er bovendien gegevens moeten worden verstrekt over hoe het recht in de toekomst zal worden gebruikt; wijst erop dat de resultaten transparant en toegankelijk voor het publiek moeten zijn alsook aan bijzondere vereisten moeten voldoen, bijvoorbeeld interoperabiliteit (indien nodig), aangezien de activiteit ook met overheidsgeld wordt gefinancierd; dringt er bij de Commissie op aan een rechtskader inzake intellectuele-eigendomsrechten en de tenuitvoerlegging ervan op de markt vast te stellen, met inbegrip van bijzondere vereisten en winstverdeling;

Personeel en aanbestedingen

22.

merkt op dat op 31 december 2019 24 functies ingevuld waren, waarvan 3 gedetacheerde nationale deskundigen, 5 tijdelijke functionarissen en 16 arbeidscontractanten overeenkomstig de personeelsformatie, en dat de Gemeenschappelijke Onderneming daarnaast, met het oog op de continuïteit van de werkzaamheden, uitzonderlijk een arbeidscontractant heeft aangeworven voor één jaar ter vervanging van een langdurig afwezige tijdelijke functionaris, overeenkomstig de bepalingen van het Statuut; neemt kennis van het grote personeelsverloop van de Gemeenschappelijke Onderneming en merkt op dat dit te wijten is aan het feit dat de Gemeenschappelijke Onderneming, in tegenstelling tot bijna alle andere instellingen, agentschappen en gemeenschappelijke ondernemingen van de Unie, beschikt over een personeelsformatie die voor 25 % uit posten voor tijdelijke functionarissen en voor 75 % uit posten voor arbeidscontractanten bestaat;

23.

merkt op dat in het jaarlijkse activiteitenverslag 2019 van de Gemeenschappelijke Onderneming de kernprestatie-indicatoren inzake genderevenwicht voor dat jaar een zeer laag percentage vrouwen in de raad van bestuur – slechts 16 % – laten zien, terwijl de vertegenwoordigers van de Gemeenschappelijke Onderneming voor 33 % en ook het wetenschappelijk comité voor 33 % uit vrouwen bestonden;

24.

merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming in 2019 openbare aanbestedingen heeft uitgevoerd voor spoorwegexploitanten en diensten ter ondersteuning van de Gemeenschappelijke Onderneming, in overeenstemming met de beginselen van het Financieel Reglement en de door de Commissie verstrekte richtsnoeren, en dat twee aanbestedingen nog niet waren afgerond aan het einde van 2019;

Interne audit

25.

merkt op dat de dienst Interne Audit in 2019 een audit van de subsidieprocedure heeft uitgevoerd, vanaf de vaststelling van het onderwerp van een oproep tot de ondertekening van de subsidieovereenkomst, en dat uit het definitieve auditverslag van oktober 2019 blijkt dat de dienst Interne Audit de voortdurende inspanningen van de Gemeenschappelijke Onderneming erkent om strikt toe te zien op de duur van de subsidievoorbereidingsfase, teneinde ervoor te zorgen dat het streefdoel voor de “subsidietoekenningstermijn” in het kader van Horizon 2020 wordt gehaald; wijst erop dat de Gemeenschappelijke Onderneming is begonnen met de uitvoering van corrigerende maatregelen zoals omschreven in het actieplan voor de vier belangrijke aanbevelingen aan het management;

26.

wijst erop dat de Gemeenschappelijke Onderneming eind 2019 heeft gemeld dat alle aanbevelingen naar aanleiding van de beperkte evaluatie van de tenuitvoerlegging van de internecontrolenormen van 2018 waren uitgevoerd;

Interne controle

27.

merkt op dat uit het verslag van de Rekenkamer blijkt dat de Gemeenschappelijke Onderneming betrouwbare procedures voor controles vooraf heeft opgezet die zijn gebaseerd op controles van stukken op financieel en operationeel gebied, en dat ze verplicht is om het nieuwe internecontrolekader van de Commissie in te voeren, dat is gebaseerd op 17 internecontrolebeginselen; merkt voorts op dat uit het verslag van de Rekenkamer blijkt dat de Gemeenschappelijke Onderneming eind 2019 al een kloofanalyse had uitgevoerd op basis van het bestaande internecontrolesysteem, en indicatoren had ontwikkeld om de doeltreffendheid van de nieuwe internecontrolebeginselen en bijbehorende kenmerken te beoordelen;

28.

merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming haar onderzoeks- en innovatieactiviteiten in april 2019 heeft beoordeeld aan de hand van een derde “control gate”-oefening, waarbij rekening werd gehouden met de te leveren prestaties en de verslagen die werden ingediend in het kader van de jaarlijkse evaluatie van de door de andere leden gecoördineerde projecten van 2015-2016 en 2017, waarbij er tevens voor werd gezorgd dat de aanbevelingen die tijdens de vorige “control gate”-beoordeling waren gedaan naar behoren werden toegepast; merkt bovendien op dat de kwaliteit van sommige ingediende te leveren prestaties niet aan de normen voldeed, dat de Gemeenschappelijke Onderneming in meerdere gevallen heeft verzocht om te leveren prestaties opnieuw in te dienen en dat ze technische en financiële verslagen heeft opgeschort, en merkt op dat dit een bijzonder veeleisend proces blijft, aangezien er geen voorafgaande planning kan worden gemaakt; merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming in 2019 voor sommige projecten bij wijze van proefproject een nieuwe procedure van permanente evaluatie heeft toegepast voor te leveren prestaties in combinatie met een “control gate”-beoordeling op het moment van de jaarlijkse evaluatie, hetgeen als een succes is ervaren; verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming verslag uit te brengen over alle ontwikkelingen in dit verband;

29.

merkt op dat de Gemeenschappelijke Onderneming de Shift2Rail-strategie voor fraudebestrijding 2017-2020 is blijven uitvoeren ter aanvulling van de Horizon 2020-strategie; merkt voorts op dat vijf indicatoren worden gebruikt om verslag uit te brengen over de resultaten van fraudepreventie- en -opsporingsactiviteiten, en dat het actieplan voor de uitvoering, dat betrekking heeft op de verschillende stadia van de fraudebestrijdingscyclus (preventie, opsporing, onderzoek en corrigerende maatregelen) in 2019 is herzien;

30.

merkt op dat volgens het verslag van de Rekenkamer de gemeenschappelijke auditdienst van de Commissie (GAD) verantwoordelijk is voor de controle achteraf van door de Gemeenschappelijke Onderneming verrichte Horizon 2020-betalingen en dat de Gemeenschappelijke Onderneming op basis van de eind 2019 beschikbare resultaten van de controle achteraf een representatief foutenpercentage van 1,54 % en een restfoutenpercentage van 0,91 % rapporteerde voor Horizon 2020-projecten (verrekeningen en saldobetalingen); stelt op basis van het voorstel van de Commissie voor een Horizon 2020-verordening vast dat een foutenrisico op jaarbasis tussen de 2 en 5 % een realistische doelstelling is, rekening houdend met de kosten van controles, de voorgestelde vereenvoudigingsmaatregelen om de complexiteit van de regels te verminderen en het inherente risico dat verbonden is aan de terugbetaling van de kosten van het onderzoekproject, en dat het uiteindelijk de bedoeling is om ten aanzien van het resterende foutenpercentage bij de sluiting van de programma’s, nadat rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen, te komen tot een niveau dat zo dicht mogelijk bij 2 % ligt;

31.

stelt vast dat de Rekenkamer in het kader van de controles van operationele betalingen een willekeurige steekproef van in 2019 verrichte Horizon 2020-betalingen heeft gecontroleerd op het niveau van de eindbegunstigden om de foutenpercentages van de controles achteraf te bevestigen, en dat de gedetailleerde controles kleine kwantificeerbare fouten met betrekking tot de gedeclareerde personeelskosten aan het licht brachten, waarbij de belangrijkste bronnen van fouten arbeidsuren waren die op feestdagen werden gedeclareerd, en het gebruik van eenheidstarieven die geraamde elementen bevatten die aanzienlijk afweken van de werkelijke eenheidstarieven;

32.

merkt op dat de cv’s en belangenverklaringen van de leden van de raad van bestuur niet zijn gepubliceerd; verzoekt de Gemeenschappelijke Onderneming de cv’s en belangenverklaringen van de leden van de raad van bestuur in het licht van het transparantiekader te publiceren en gebruiksvriendelijke toegang tot deze documenten te garanderen.