15.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 506/218


P9_TA(2021)0145

Digitaal groen certificaat — burgers van de Unie

Amendementen van het Europees Parlement aangenomen op 29 april 2021 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (digitaal groen certificaat) (COM(2021)0130 — C9-0104/2021 — 2021/0068(COD)) (1)

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

[Amendement 25, tenzij anders bepaald]

(2021/C 506/40)

AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT (*1)

op het voorstel van de Commissie

VERORDENING (EU) 2021/… VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (EU-COVID-19-certificaat)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 21, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Iedere burger van de Unie heeft het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) bevat nadere voorschriften met betrekking tot de uitoefening van dat recht.

(1 bis)

Het vergemakkelijken van het vrije verkeer is een van de belangrijkste voorwaarden voor een economisch herstel.

(2)

Op 30 januari 2020 heeft de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid van internationaal belang uitgeroepen wegens de mondiale uitbraak van severe acute respiratory syndrome coronavirus 2 (SARS-CoV2), dat coronavirusziekte 2019 (COVID-19) veroorzaakt. Op 11 maart 2020 heeft de WHO geoordeeld dat COVID-19 als pandemie kan worden aangemerkt.

(3)

Om de verspreiding van het virus te beperken, hebben de lidstaten diverse maatregelen getroffen, waarvan sommige invloed hebben gehad op het recht van Unieburgers om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, zoals inreisbeperkingen of de verplichting voor reizigers die de grens overschrijden om in quarantaine/zelfisolatie te gaan of zich op SARS-CoV-2-besmetting te laten testen. Dergelijke beperkingen hebben nadelige gevolgen voor burgers en bedrijven, met name grensarbeiders, forenzen en seizoenarbeiders.

(4)

Op 13 oktober 2020 heeft de Raad Aanbeveling (EU) 2020/1475 van de Raad betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie vastgesteld (3). Die aanbeveling voorziet in een gecoördineerde aanpak ten aanzien van de volgende kernpunten: de toepassing van gemeenschappelijke criteria en drempelwaarden bij beslissingen over het al dan niet instellen van beperkingen van het vrije verkeer, het in kaart brengen van het risico op COVID-19-overdracht met een afgesproken kleurcode, en een gecoördineerde aanpak van eventuele maatregelen die geschikt zijn voor personen die tussen gebieden reizen, afhankelijk van het risico op overdracht in die gebieden. Gezien de specifieke situatie van reizigers met een cruciale functie (zoals vermeld in punt 19 van de aanbeveling) en grensarbeiders, die in hun dagelijks leven in het bijzonder door dergelijke beperkingen wordt getroffen, moeten met name dergelijke personen die kritieke functies vervullen of wier werkzaamheden essentieel zijn voor kritieke infrastructuur, ▌worden vrijgesteld van de reisbeperkingen in verband met COVID-19.

(5)

Op basis van de in Aanbeveling (EU) 2020/1475 vastgestelde criteria en drempelwaarden publiceert het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (“ECDC”) eenmaal per week een kaart van de lidstaten, onderverdeeld in regio’s, ter onderbouwing van de besluitvorming door de lidstaten (4).

(6)

Zoals in Aanbeveling (EU) 2020/1475 wordt benadrukt, zouden beperkingen van het vrije verkeer van personen binnen de Unie die worden ingevoerd om de verspreiding van COVID-19 in te dijken, op specifieke en welomschreven redenen van openbaar belang, met name de bescherming van de volksgezondheid, moeten zijn gebaseerd. Dergelijke beperkingen moeten worden toegepast met inachtneming van de algemene beginselen van het Unierecht, met name evenredigheid en non-discriminatie. De genomen maatregelen zouden dus in reikwijdte en tijdsduur strikt beperkt moeten blijven, in overeenstemming met de inspanning om een volledig werkend Schengengebied zonder interne grenscontroles te herstellen , en zouden niet verder mogen gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is om de volksgezondheid te beschermen. Voorts moeten zij in overeenstemming zijn met maatregelen die de Unie heeft genomen om te zorgen voor een naadloos vrij verkeer van goederen en essentiële diensten in de gehele eengemaakte markt, met inbegrip van medische benodigdheden en medisch en zorgpersoneel , via de als zogeheten green lanes aangeduide grensovergangen, bedoeld in de mededeling van de Commissie over de toepassing van green lanes in het kader van de richtsnoeren voor grensbeheermaatregelen om de gezondheid te beschermen en de beschikbaarheid van goederen en essentiële diensten te verzekeren (5).

(7)

Gevaccineerde personen, personen die beschikken over een negatieve NAAT-test die minder dan [72 uur] oud is, personen die over een negatieve snelle antigeentest beschikken die minder dan [24 uur] oud is, en personen die in de laatste [6 maanden] positief hebben getest op specifieke antilichamen tegen het spike-eiwit, hebben volgens de huidige medische kennis een aanzienlijk kleiner risico om mensen met SARS-CoV-2 te besmetten. Het vrije verkeer van personen die op basis van deugdelijke wetenschappelijke gegevens geen aanzienlijk risico vormen voor de volksgezondheid, bijvoorbeeld omdat zij immuun zijn voor SARS-CoV-2 en de ziekte niet kunnen overdragen, mag niet worden beperkt, aangezien dergelijke beperkingen niet noodzakelijk zijn om het nagestreefde doel te bereiken.

(7 bis)

Om geharmoniseerd gebruik van de certificaten te waarborgen dient de geldigheidsduur van de respectievelijke certificaten in deze verordening worden vastgesteld. In dit stadium is het echter nog onduidelijk of vaccins de overdracht van COVID-19 verhinderen. Ook is er onvoldoende bewijs voor de duur van effectieve bescherming tegen COVID-19 na herstel van een eerdere infectie. Daarom moet het mogelijk zijn de geldigheidsduur aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang.

(8)

Veel lidstaten hebben een initiatief genomen, of zijn dat van plan, om vaccinatiecertificaten af te geven. Om deze echter doeltreffend te kunnen gebruiken in een grensoverschrijdende context, wanneer burgers hun recht van vrij verkeer uitoefenen, moeten dergelijke vaccinatie certificaten volledig interoperabel, compatibel , beveiligd en verifieerbaar zijn. De lidstaten moeten daartoe tot overeenstemming komen over de inhoud, het formaat, de beginselen, de technische normen en het beschermingsniveau voor dergelijke certificaten.

(9)

Eenzijdige maatregelen op dit gebied kunnen leiden tot aanzienlijke verstoringen bij de uitoefening van ▌het vrije verkeer en de goede werking belemmeren van de interne markt, waaronder de toerismesector, aangezien nationale autoriteiten en passagiersvervoersdiensten, zoals luchtvaartmaatschappijen, spoorwegondernemingen, touringcardiensten of veerdiensten, dan zouden worden geconfronteerd met een breed scala aan uiteenlopende documentformaten, niet alleen wat betreft de vaccinatiestatus van een persoon, maar ook wat betreft tests en mogelijk herstel na COVID-19. [Am. 8]

(9 bis)

Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 3 maart 2021 over de ontwikkeling van een EU-strategie voor duurzaam toerisme verzocht om een geharmoniseerde aanpak op het gebied van toerisme in de hele EU en de invoering van gemeenschappelijke criteria voor veilig reizen met een EU-testprotocol met test- en quarantainevoorschriften, om een gemeenschappelijk vaccinatiebewijs, zodra er voldoende bewijs is dat gevaccineerde personen het virus niet overdragen, en om wederzijdse erkenning van vaccinatieprocedures.

(10)

Onverminderd de gemeenschappelijke maatregelen betreffende de overschrijding van de binnengrenzen door personen zoals vastgelegd in het Schengenacquis, met name in Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad  (6), en ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht om ▌op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, moet er onder de naam “ EU-COVID-19- certificaat” een gemeenschappelijk kader worden vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten inzake COVID-19, dat bindend en rechtstreeks toepasselijk is in alle lidstaten . Alle vervoersknooppunten in de Unie, zoals luchthavens, havens, trein- en busstations waar het certificaat wordt gecontroleerd, moeten op basis van door de Commissie ontwikkelde richtsnoeren gestandaardiseerde en gemeenschappelijke criteria en procedures toepassen voor de verificatie van het EU-COVID-19-certificaat.

(10 bis)

De lidstaten moeten bij de toepassing van deze verordening elk type certificaat aanvaarden dat overeenkomstig deze verordening is afgegeven. De interoperabele certificaten moeten gedurende hun geldigheidsperiode gelijkwaardig zijn.

(11)

Deze verordening is bedoeld om de toepassing van de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie te vergemakkelijken met betrekking tot mogelijke beperkingen van het vrije verkeer en andere grondrechten als gevolg van de COVID-19-pandemie, waarbij een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid wordt nagestreefd , en mag niet worden opgevat als vergemakkelijking of aanmoediging van de invoering van beperkingen van het vrije verkeer of andere grondrechten als respons op de pandemie. ▌De in Aanbeveling (EU) 2020/1475 bedoelde uitzonderingen op de beperking van het vrije verkeer als respons op de COVID-19-pandemie moeten van toepassing blijven. Een eventuele noodzaak tot verificatie van certificaten uit hoofde van deze verordening mag op zich geen rechtvaardiging zijn voor de tijdelijke herinvoering van binnengrenscontroles. Controles aan de binnengrenzen moeten een laatste redmiddel blijven, met inachtneming van de specifieke regels van Verordening (EU) 2016/399.

(12)

Een gemeenschappelijke aanpak van de afgifte, verificatie en aanvaarding van dergelijke interoperabele certificaten berust op vertrouwen. Valse COVID-19-certificaten kunnen een aanzienlijk risico voor de volksgezondheid vormen. De autoriteiten in een lidstaat moeten de zekerheid hebben dat de informatie op een certificaat dat in een andere lidstaat is afgegeven, betrouwbaar is, niet is vervalst, en betrekking heeft op de persoon die het certificaat overlegt, en dat degene die deze informatie controleert, slechts toegang heeft tot de kleinst mogelijke hoeveelheid noodzakelijke informatie.

(13)

Het risico van valse COVID-19-certificaten is reëel. Op 1 februari 2021 heeft Europol een vroegtijdige waarschuwing afgegeven over de illegale verkoop van valse negatieve COVID-19-testcertificaten (7). Gezien de beschikbare en gemakkelijk toegankelijke technologische middelen, zoals hogeresolutieprinters en allerlei software voor grafische bewerking, zijn fraudeurs in staat om valse, vervalste en nagemaakte certificaten van hoge kwaliteit te produceren. Er zijn gevallen gemeld van illegale verkoop van frauduleuze testcertificaten, waarbij zowel georganiseerde vervalsersbendes als individuele opportunistische oplichters betrokken waren, die valse certificaten offline en online verkochten.

(14)

Om interoperabiliteit en gelijke toegang te waarborgen, ook voor kwetsbare personen zoals personen met een handicap en voor personen met beperkte toegang tot digitale technologieën, moeten de lidstaten de certificaten in het kader van het EU-COVID-19- certificaat afgeven in digitale vorm of op papier, naar keuze van de houder . Dit moet de aspirant-houder in staat stellen een papieren exemplaar van het certificaat aan te vragen en te ontvangen, en/of het certificaat op een mobiel apparaat op te slaan en te tonen. De certificaten moeten een interoperabele, digitaal leesbare streepjescode bevatten met uitsluitend de relevante gegevens met betrekking tot de certificaten. De lidstaten moeten de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten waarborgen door middel van elektronische zegels ▌. De informatie op het certificaat moet er ook in een voor de mens leesbaar formaat op worden opgenomen, afgedrukt of weergegeven als gewone tekst. De opmaak van de certificaten moet gemakkelijk te begrijpen zijn en voor eenvoud en gebruiksvriendelijkheid zorgen. De informatie en opmaak moeten op een voor personen met een handicap toegankelijke wijze worden gepresenteerd overeenkomstig de toegankelijkheidseisen voor informatie, met inbegrip van digitale informatie, zoals vastgesteld in Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad  (8). Om belemmeringen voor het vrije verkeer te voorkomen, moeten de certificaten kosteloos worden afgegeven en moeten personen het recht hebben ze te doen afgeven. De lidstaten moeten certificaten in het kader van het EU-COVID-19 -certificaat automatisch of, in geval van het herstelcertificaat, uitsluitend op verzoek afgeven en ervoor zorgen dat zij gemakkelijk en spoedig kunnen worden verkregen en dat waar nodig ondersteuning wordt geboden om gelijke toegang voor alle personen te waarborgen . Eventuele extra uitgaven voor technische, digitale en vervoersinfrastructuur die nodig zijn om vaccinatiecertificaten in te voeren, moeten subsidiabel zijn in het kader van fondsen en -programma’s van de Unie. [Am. 17]

(14 bis)

De vaccins moeten worden beschouwd als mondiale collectieve goederen die voor de algehele bevolking beschikbaar zijn. Derhalve moeten de lidstaten zorgen voor een eerlijke en kosteloze toegang voor alle burgers. De lidstaten zorgen ook voor universele, toegankelijke, tijdige en kosteloze toegang tot COVID-19-testmogelijkheden. Deze zijn ook beschikbaar in alle vervoersknooppunten. De verstrekking van de certificaten als bedoeld in artikel 3, lid 1, leidt niet tot een verschil in behandeling en discriminatie op grond van de vaccinatiestatus of het houden van een specifiek certificaat als bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7.

(15)

De veiligheid, echtheid, integriteit en geldigheid van de certificaten in het kader van het EU-COVID-19- certificaat, alsmede de conformiteit ervan met de gegevensbeschermingswetgeving van de Unie, zijn van essentieel belang voor de aanvaarding ervan in alle lidstaten. Daarom moet een vertrouwenskader worden vastgesteld waarin de regels en infrastructuur voor de betrouwbare en beveiligde afgifte en verificatie van certificaten worden vastgelegd. De infrastructuur moet dusdanig worden ontwikkeld, met een sterke voorkeur voor het gebruik van Unietechnologie, dat zij op alle elektronische apparaten functioneert. Gelijktijdig wordt ervoor gezorgd dat de infrastructuur wordt beschermd tegen cyberdreigingen. Het vertrouwenskader moet ervoor zorgen dat de verificatie van een certificaat offline kan plaatsvinden en zonder dat de afgever van de verificatie in kennis wordt gesteld en derhalve waarborgen dat noch een afgever van certificaten, noch een andere derde partij, wordt geïnformeerd wanneer een houder een certificaat presenteert. Het overzicht van de interoperabiliteit van gezondheidscertificaten (9) dat op 12 maart 2021 door het bij artikel 14 van Richtlijn 2011/24/EU (10) opgerichte e-gezondheidsnetwerk is goedgekeurd, moet de basis vormen voor het vertrouwenskader. Het vertrouwenskader moet daarom gebaseerd zijn op een openbare-sleutelinfrastructuur met een vertrouwensketen van de gezondheidsautoriteiten van de lidstaten tot de afzonderlijke entiteiten die de certificaten afgeven. Het vertrouwenskader moet de opsporing van fraude, met name vervalsing, mogelijk maken. Voor iedere vaccinatie, test of ieder herstel moet een afzonderlijk onafhankelijk certificaat worden afgegeven Op het certificaat mag geen geschiedenis van vorige certificaten van de houder worden opgeslagen.

(16)

Aan personen als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2004/38/EG, dat wil zeggen burgers van de Unie en hun familieleden, waaronder burgers uit landen en gebieden overzee als bedoeld in artikel 355, lid 2, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), ongeacht hun nationaliteit, moeten op grond van deze verordening alle certificaten in het kader van het EU-COVID-19- certificaat worden afgegeven door de lidstaat waar de betrokken persoon is gevaccineerd of getest of waar de herstelde persoon zich bevindt. Wanneer dat relevant of passend is, moeten de certificaten worden afgegeven aan een andere persoon ten behoeve van de gevaccineerde, geteste of herstelde persoon, bijvoorbeeld aan de wettelijke voogd ten behoeve van personen die handelingsonbekwaam zijn, of aan ouders ten behoeve van hun kinderen. Voor de certificaten mag geen legalisatie of enig andere soortgelijke formaliteit vereist zijn.

(16 bis)

Beperkingen in verband met grensoverschrijdende reizen zijn bijzonder verstorend voor personen die de grens dagelijks of vaak oversteken om naar het werk of naar school te gaan, om naaste familie te bezoeken, om medische zorg te krijgen of om voor hun dierbaren te zorgen. Het EU-COVID-19-certificaat moet het vrije verkeer van grensbewoners, seizoensgebonden grensarbeiders, tijdelijke grensarbeiders en werknemers in de vervoerssector vergemakkelijken.

(16 ter)

Met verwijzing naar overweging 14 bis van deze verordening en de punten 6 en 19 van Aanbeveling (EU) 2020/1475, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de specifieke kenmerken van grensoverschrijdende regio’s, ultraperifere regio’s, exclaves en geografisch geïsoleerde gebieden en aan de noodzaak om op lokaal en regionaal niveau samen te werken, alsook aan personen die worden beschouwd als grensarbeiders, grensarbeiders en grensbewoners en die in een andere lidstaat wonen waarnaar zij in de regel dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeren. [Am. 18]

(17)

De certificaten in het kader van het EU-COVID-19- certificaat kunnen ook worden afgegeven aan onderdanen of ingezetenen van Andorra, Monaco, San Marino en Vaticaanstad/Heilige Stoel ▌.

(18)

▌Overeenkomsten inzake het vrije verkeer van personen die de Unie en haar lidstaten met bepaalde derde landen hebben gesloten, voorzien in de mogelijkheid om het vrije verkeer om redenen van volksgezondheid te beperken. Indien een dergelijke overeenkomst geen mechanisme bevat om er handelingen van de Europese Unie in op te nemen, moeten certificaten die aan begunstigden van dergelijke overeenkomsten zijn afgegeven, worden aanvaard onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden. Voorwaarde daarvoor is een door de Commissie vast te stellen uitvoeringshandeling waarbij wordt vastgesteld dat een dergelijk derde land certificaten afgeeft overeenkomstig deze verordening en formele garanties heeft geboden dat het door de lidstaten afgegeven certificaten zal aanvaarden.

(19)

Verordening (EU) 2021/XXXX is van toepassing op onderdanen van derde landen die niet onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen en legaal wonen of verblijven op het grondgebied van een staat waarop die verordening van toepassing is en die overeenkomstig het Unierecht naar andere staten mogen reizen.

(20)

Het voor de toepassing van deze verordening vast te stellen kader moet waarborgen bieden voor de samenhang met mondiale initiatieven of soortgelijke initiatieven met derde landen waarmee de Europese Unie nauwe partnerschappen onderhoudt , ▌met betrokkenheid van de WHO en de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie . Waar mogelijk moet ook de interoperabiliteit worden verzekerd tussen op mondiaal niveau opgezette technologische systemen en de systemen die zijn opgezet voor de toepassing van deze verordening teneinde het vrije verkeer binnen de Unie te vergemakkelijken, onder meer door deelname aan een openbare-sleutelinfrastructuur of door bilaterale uitwisseling van openbare sleutels. Teneinde het recht van vrij verkeer van gevaccineerde of geteste burgers van de Unie in derde landen, landen en gebieden overzee, zoals bedoeld in artikel 355, lid 2, VWEU, of opgenomen in de bijlage II daarbij, of de Faeröer , te vergemakkelijken, moet deze verordening voorzien in de aanvaarding van door derde landen, landen en gebieden overzee of de Faeröer , aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven certificaten, indien de Commissie van oordeel is dat deze certificaten zijn afgegeven volgens normen die gelijkwaardig zijn aan die welke krachtens deze verordening zijn vastgesteld.

(21)

Om het vrije verkeer te vergemakkelijken en ervoor te zorgen dat de beperkingen van het vrije verkeer die momenteel tijdens de COVID-19-pandemie van kracht zijn, op gecoördineerde wijze kunnen worden opgeheven op basis van de meest recente beschikbaar gestelde wetenschappelijke gegevens en richtsnoeren van het Gezondheidsbeveiligingscomité, het ECDC en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA ), moet in een interoperabel vaccinatiecertificaat worden voorzien. Dit vaccinatiecertificaat moet dienen als bevestiging dat de houder in een lidstaat een vaccin tegen COVID-19 is toegediend en moet ervoor zorgen dat reisbeperkingen worden opgeheven . Het certificaat mag alleen de informatie bevatten die nodig is om de houder, het COVID-19-vaccin en het vaccinnummer, en de datum en de plaats van vaccinatie duidelijk te identificeren. De lidstaten moeten vaccinatiecertificaten afgeven aan personen die zijn ingeënt met vaccins waarvoor overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad een vergunning voor het in de handel brengen is verleend (11) ▌.

(22)

Personen die vóór de datum van toepassing van deze verordening zijn gevaccineerd, ook indien dat gebeurde in het kader van een klinische proef, moeten eveneens het recht hebben om een vaccinatiecertificaat inzake COVID-19 te verkrijgen dat aan deze verordening voldoet. Tegelijkertijd moeten de lidstaten de vrijheid behouden om vaccinatiebewijzen af te geven in andere formaten en voor andere doeleinden, met name medische doeleinden.

(23)

In overeenstemming met het beginsel van non-discriminatie , moeten de lidstaten vaccinatiecertificaten ook afgeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die in een derde land zijn gevaccineerd met een COVID-19-vaccin waarvoor overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 een vergunning voor het in de handel brengen is verleend , en daarvoor betrouwbaar bewijs leveren. De lidstaten moeten vaccinatiecertificaten ook kunnen afgeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die in een derde land zijn gevaccineerd met een vaccin dat in het kader van de WHO-procedure voor Emergency Use Listing is goedgekeurd, en daarvoor betrouwbaar bewijs leveren.

(24)

Het e-gezondheidsnetwerk heeft op 27 januari 2021 richtsnoeren vastgesteld inzake vaccinatiebewijzen voor medische doeleinden, en deze op 12 maart 2021 geactualiseerd (12). Die richtsnoeren, en met name de aanbevolen codenormen, moeten de basis vormen voor de technische specificaties die voor de toepassing van deze verordening worden vastgesteld.

(25)

Verscheidene lidstaten stellen gevaccineerde personen nu reeds vrij van bepaalde beperkingen op het vrije verkeer binnen de Unie. De Lidstaten moeten op overlegging van een vaccinatiebewijs vrijstelling verlenen van de beperkingen op het vrije verkeer die overeenkomstig het Unierecht zijn ingesteld om de verspreiding van COVID-19 in te dijken, zoals voorschriften om in quarantaine/zelfisolatie te gaan of zich te laten testen op SARS-CoV-2-besmetting, moet van hen worden verlangd dat zij onder dezelfde voorwaarden geldige vaccinatiecertificaten aanvaarden die door andere lidstaten overeenkomstig deze verordening zijn afgegeven. Dat dergelijke certificaten onder dezelfde voorwaarden moeten worden aanvaard, betekent dat, wanneer een lidstaat bijvoorbeeld één dosis van een toegediend vaccin voldoende acht, de aanvaarding ook moet gelden voor houders van een vaccinatiecertificaat waarin is vermeld dat één dosis van hetzelfde vaccin is toegediend. Om redenen van volksgezondheid moet deze verplichting worden beperkt tot personen aan wie COVID-19-vaccins zijn toegediend waarvoor overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 ▌ een vergunning voor het in de handel brengen is verleend, of vaccins die in het kader van de WHO-procedure voor Emergency Use Listing zijn goedgekeurd.

(26)

Elke (directe of indirecte) vorm van discriminatie moet worden voorkomen van personen die niet zijn gevaccineerd, bijvoorbeeld om medische redenen, omdat zij niet behoren tot de doelgroep die het vaccin momenteel krijgt toegediend , omdat zij nog niet de kans hebben gehad te worden gevaccineerd, omdat zij verkiezen niet te worden gevaccineerd, of omdat er nog geen vaccin beschikbaar is voor bepaalde leeftijdscategorieën, zoals kinderen . Het bezit van een vaccinatiecertificaat, of het bezit van een vaccinatiecertificaat waarin een specifiek vaccin wordt vermeld, mag derhalve geen voorwaarde zijn voor de uitoefening van het recht van vrij verkeer ▌, en mag geen voorwaarde zijn voor vrij verkeer binnen de Unie en om gebruik te maken van grensoverschrijdende personenvervoersdiensten zoals het vervoer per vliegtuig, trein, touringcar of veerboot of enig andere vervoerswijze .

(26 bis)

COVID-19-vaccins moeten op schaal, tegen een betaalbare prijs worden geproduceerd en wereldwijd worden verdeeld zodat zij waar nodig beschikbaar zijn, en op grote schaal worden ingezet in lokale gemeenschappen. [Am. 21/rev]

(26 ter)

De bestrijding van de COVID-19-pandemie is een voorwaarde voor het sociale en economische herstel en voor de effectiviteit van de herstelinspanningen; De ontwikkeling van COVID-19-vaccins is van essentieel belang. De ernstige gevallen waarin productie- en levertijden niet worden nageleefd zijn zeer zorgwekkend. [Am. 22/rev]

(27)

Een groot aantal lidstaten stelt reeds de eis dat personen die naar hun grondgebied reizen, zich vóór of na aankomst laten testen op SARS-CoV-2-besmetting. Aan het begin van de COVID-19-pandemie maakten de lidstaten doorgaans gebruik van de op de reverse transcription polymerase chain reaction (RT-PCR) gebaseerde test, een nucleïnezuuramplificatietest (NAAT) voor COVID-19-diagnostiek die door de WHO en het ECDC wordt beschouwd als de gouden standaard, d.w.z. de meest betrouwbare methode voor het testen van besmette personen en van personen die met hen in contact zijn gekomen (13). Naarmate de pandemie zich uitbreidde, kwam een nieuwe generatie van snellere en goedkopere tests beschikbaar op de Europese markt: de zogenaamde snelle antigeentests, die de aanwezigheid van virale eiwitten (antigenen) detecteren en zo een actieve infectie kunnen opsporen. Op 18 november 2020 werd Aanbeveling (EU) 2020/1743 inzake het gebruik van snelle antigeentests voor de diagnose van SARS-CoV-2-infecties door de Commissie vastgesteld (14).

(28)

Op 22 januari 2021 heeft de Raad Aanbeveling 2021/C 24/01 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU vastgesteld (15), die voorziet in de opstelling van een gemeenschappelijke lijst van snelle antigeentests voor COVID-19. Op deze basis heeft het Gezondheidsbeveiligingscomité op 18 februari 2021 een gemeenschappelijke lijst van snelle antigeentests voor COVID-19 opgesteld; het gaat om een selectie van snelle antigeentests waarvan de resultaten door de lidstaten wederzijds zullen worden erkend, en ook is vastgelegd welke gegevens op de COVID-19-testcertificaten moeten worden vermeld (16).

(29)

Ondanks deze gezamenlijke inspanningen ondervinden personen die hun recht van vrij verkeer uitoefenen, nog steeds problemen wanneer zij een testresultaat dat in de ene lidstaat is verkregen, in een andere lidstaat trachten te gebruiken. Deze problemen houden vaak verband met de taal waarin het testresultaat is opgesteld, ▌met een gebrek aan vertrouwen in de echtheid van het getoonde document, en de kosten van tests .

(30)

Ter bevordering van de aanvaarding van de resultaten van in andere lidstaten uitgevoerde tests, wanneer die resultaten worden overgelegd met het oog op de uitoefening van het vrije verkeer, moet een interoperabel testcertificaat worden opgesteld dat de strikt nodige informatie bevat om de houder alsmede het type SARS-CoV-2-test, de testdatum en het testresultaat duidelijk te kunnen identificeren. Om de betrouwbaarheid van het testresultaat te waarborgen, mag een op grond van deze verordening afgegeven testcertificaat slechts betrekking hebben op de resultaten van NAAT-tests en snelle antigeentests die zijn opgenomen in de op basis van Aanbeveling 2021/C 24/01 van de Raad opgestelde lijst. De gemeenschappelijke gestandaardiseerde dataset die moet worden opgenomen in certificaten met de resultaten van COVID-19-tests waarover het Gezondheidsbeveiligingscomité overeenstemming heeft bereikt op basis van Aanbeveling 2021/C 24/01 van de Raad, met name de aanbevolen codenormen, moet de basis vormen voor de technische specificaties die voor de toepassing van deze verordening worden vastgesteld.

(31)

Testcertificaten die door de lidstaten overeenkomstig deze verordening zijn afgegeven, moeten worden aanvaard door lidstaten die bewijs verlangen dat een test op SARS-CoV-2-infectie is uitgevoerd in het kader van de opheffing van beperkingen van het vrije verkeer die zijn ingesteld om de verspreiding van COVID-19 in te dijken.

(31 bis)

Na een natuurlijke infectie, al dan niet in combinatie met een klinische ziekte, en na vaccinatie worden antilichamen tegen SARS-CoV-2 geproduceerd. Hoewel we nog geen definitieve gegevens hebben over de persistentie van die antilichamen na vaccinatie, zijn er overvloedig veel aanwijzingen dat natuurlijk geïnduceerde antilichamen gedurende enkele maanden na de infectie kunnen worden opgespoord. Het testen op antilichamen maakt het dus mogelijk om personen te identificeren die eerder besmet zijn geweest en mogelijk een immuunrespons hebben ontwikkeld en daardoor zeer weinig kans hebben om opnieuw besmet te raken of anderen te besmetten.

(32)

Volgens bestaand bewijsmateriaal is het mogelijk dat personen die van COVID-19 zijn hersteld, gedurende een bepaalde periode na het optreden van de symptomen nog positief blijven testen op SARS-CoV-2 (17). Als deze personen zich laten testen wanneer zij hun recht van vrij verkeer willen uitoefenen, kan het dus gebeuren dat hun het reizen wordt belet, ook al zijn zij niet langer besmettelijk. Om het vrije verkeer te vergemakkelijken en ervoor te zorgen dat de tijdens de COVID-19-pandemie geldende beperkingen van het vrije verkeer op gecoördineerde wijze kunnen worden opgeheven op basis van de meest recente beschikbare wetenschappelijke gegevens, moet een interoperabel herstelcertificaat worden opgesteld, dat de nodige informatie bevat om zowel de betrokkene als de datum van een eerdere positieve test op SARS-CoV-2-besmetting duidelijk te kunnen identificeren. ▌Volgens het ECDC blijkt uit recente gegevens dat hoewel afscheiding van levensvatbaar SARS-CoV-2 kan plaatsvinden tussen tien en twintig dagen na het verschijnen van de symptomen, overtuigend epidemiologisch onderzoek niet heeft aangetoond dat de ziekte na de tiende dag nog op andere personen wordt overgedragen. Het voorzorgsbeginsel moet echter nog steeds van toepassing zijn. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om deze geldigheidsperiode , zowel het begin als het einde daarvan , te wijzigen op basis van richtsnoeren van het Gezondheidsbeveiligingscomité of van het ECDC, dat grondig onderzoek uitvoert naar de gegevens betreffende de duur van de verworven immuniteit na herstel. Bovendien moeten personen de mogelijkheid hebben om een zeer specifieke test op het spike-antigeen te ondergaan als zij asymptomatisch zijn.

(33)

Verscheidene lidstaten stellen herstelde personen nu reeds vrij van bepaalde beperkingen op het vrije verkeer binnen de Unie. ▌De lidstaten moeten op overlegging van een herstelbewijs vrijstelling verlenen van de beperkingen op het vrije verkeer die overeenkomstig het Unierecht zijn ingesteld om de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken, zoals voorschriften om in quarantaine/zelfisolatie te gaan of zich te laten testen op SARS-CoV-2-besmetting, en van hen moet worden verlangd dat zij onder dezelfde voorwaarden geldige herstelcertificaten aanvaarden die door andere lidstaten overeenkomstig deze verordening zijn afgegeven. In samenwerking met het Gezondheidsbeveiligingscomité werkt het e-gezondheidsnetwerk ook aan richtsnoeren voor herstelcertificaten en de bijbehorende datasets.

(34)

Om snel tot een gemeenschappelijk standpunt te kunnen komen, moet de Commissie het bij artikel 17 van Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Gezondheidsbeveiligingscomité (18) kunnen verzoeken adviezen op te stellen over de beschikbare wetenschappelijke gegevens betreffende de effecten van medische voorvallen die zijn gedocumenteerd in de overeenkomstig deze verordening opgestelde certificaten, met inbegrip van de doeltreffendheid en de duur van de immuniteit die door de COVID-19-vaccins ontstaat, de mate waarin vaccins asymptomatische besmetting en overdracht van het virus voorkomen, de situatie van personen die van het virus zijn hersteld en de gevolgen van de nieuwe SARS-CoV-2-varianten voor ingeënte of reeds besmette personen. Dergelijke informatie zou ook de basis kunnen vormen voor aanbevelingen van de Raad om een gecoördineerde aanpak mogelijk te maken voor het opheffen van beperkingen op het vrije verkeer van houders van certificaten.

(35)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de bij deze verordening ingestelde en op het vertrouwenskader gebaseerde certificaten, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (19).

(36)

De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de technische specificaties die nodig zijn om interoperabele certificaten vast te stellen, om dwingende redenen van urgentie vereist is of wanneer nieuw wetenschappelijk bewijs beschikbaar komt.

(37)

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (20) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening. Bij deze verordening wordt de rechtsgrondslag vastgesteld voor de verwerking van persoonsgegevens in de zin van artikel 6, lid 1, punt c), en artikel 9, lid 2, punt g), van Verordening (EU) 2016/679, die nodig is voor de afgifte en verificatie van de in deze verordening bedoelde interoperabele certificaten. Deze verordening regelt niet de verwerking van persoonsgegevens in verband met de documentatie van een vaccinatie, test of herstel voor andere doeleinden, zoals de geneesmiddelenbewaking of het bijhouden van individuele persoonlijke gezondheidsdossiers. De rechtsgrondslag voor verwerking voor andere doeleinden moet in het nationale recht worden geboden, dat in overeenstemming moet zijn met de Uniewetgeving inzake gegevensbescherming.

(38)

Overeenkomstig het beginsel van minimale gegevensverwerking mogen de certificaten alleen die persoonsgegevens bevatten die strikt noodzakelijk zijn om de uitoefening van het recht van vrij verkeer binnen de Unie tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken. De specifieke categorieën persoonsgegevens en de gegevensvelden die in de certificaten moeten worden opgenomen, moeten bij deze verordening worden vastgesteld.

(39)

Voor de toepassing van deze verordening is het niet nodig dat persoonsgegevens grensoverschrijdend worden doorgegeven/uitgewisseld ▌. In overeenstemming met de aanpak van de openbare-sleutelinfrastructuur hoeven alleen de openbare sleutels van de afgevers over de grenzen heen te worden overgedragen of geraadpleegd, hetgeen zal worden gewaarborgd door een door de Commissie opgezette en onderhouden gateway voor interoperabiliteit. Met name moet het met de aanwezigheid van het certificaat in combinatie met de openbare sleutel van de afgever mogelijk zijn de echtheid en de integriteit van het certificaat te verifiëren en fraude op te sporen . In overeenstemming met het beginsel van gegevensbescherming door standaardinstellingen moeten verificatietechnieken worden gebruikt waarvoor geen doorgifte van persoonsgegevens vereist is.

(40)

Deze verordening verbiedt het bewaren van persoonsgegevens die zijn verkregen uit het certificaat door de lidstaat van bestemming of door exploitanten van grensoverschrijdende personenvervoersdiensten ▌. Deze verordening biedt geen rechtsgrondslag voor de oprichting van een register van databanken op het niveau van de lidstaten of de Unie of via de digitale infrastructuur van het vertrouwenskader.

 

(41 bis)

Een duidelijke, alomvattende en tijdige mededeling aan het publiek over de afgifte, het gebruik en de aanvaarding van elk type certificaat in het kader van het EU-COVID-19-certificaat, is van cruciaal belang om te zorgen voor voorspelbaarheid omtrent reizen en voor rechtszekerheid. De Commissie moet de inspanningen van de lidstaten op dit gebied ondersteunen, bijvoorbeeld door de door de lidstaten verstrekte informatie beschikbaar te stellen op het webplatform “Re-open EU”.

(42)

Overeenkomstig Aanbeveling (EU) 2020/1475 moeten alle beperkingen op het vrije verkeer van personen binnen de Unie die zijn ingesteld om de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken, worden opgeheven zodra de epidemiologische situatie dat toelaat. Dit geldt ook voor de verplichting om andere documenten over te leggen dan die welke vereist zijn op grond van het Unierecht en met name Richtlijn 2004/38/EG, zoals de onder deze verordening vallende certificaten. ▌

(43)

Deze verordening moet twaalf maanden van toepassing zijn vanaf de datum van inwerkingtreding. Vier maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening en uiterlijk drie maanden voor het einde van de toepassing ervan moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen over de toepassing van deze verordening, met inbegrip van het effect ervan op het vrije verkeer, de grondrechten en de bescherming van persoonsgegevens, alsmede een beoordeling van de meest recente vaccin- en testtechnologieën en het gebruik door de lidstaten van het EU-COVID-19-certificaat voor doeleinden die niet in deze verordening zijn opgenomen .

(44)

Teneinde rekening te houden met de epidemiologische situatie en de vorderingen inzake de beheersing van de COVID-19-pandemie, en teneinde de interoperabiliteit met internationale normen te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot de toepassing van bepaalde artikelen van deze verordening ▌. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (21). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(45)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het vergemakkelijken van het vrije verkeer in de Unie gedurende de COVID-19-pandemie door het invoeren van interoperabele certificaten inzake de vaccinatie-, test- en herstelstatus van de houder, niet voldoende door de lidstaten alleen kan worden verwezenlijkt en derhalve, gezien de omvang en de gevolgen van de maatregelen, beter door de Unie kan worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(46)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten (“het Handvest”) zijn erkend, waaronder het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op de bescherming van persoonsgegevens, het recht op gelijkheid voor de wet en non-discriminatie, het recht van vrij verkeer en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. De lidstaten moeten bij de uitvoering van deze verordening het Handvest naleven.

(46 bis)

Voor zover de lidstaten besluiten nationale digitale certificaten voor andere doeleinden dan vrij verkeer op nationaal niveau verplicht te stellen, moeten die certificaten interoperabel zijn met het EU-COVID-19-certificaat en de in deze Verordening vastgestelde waarborgen in acht nemen, met name om te zorgen voor non-discriminatie tussen verschillende nationaliteiten, non-discriminatie tussen verschillende certificaten, hoge normen voor gegevensbescherming, en om versnippering te voorkomen.

(46 ter)

De lidstaten mogen geen beperkingen op de toegang tot openbare diensten invoeren ten aanzien van degenen die niet in het bezit zijn van de onder deze verordening vallende certificaten.

(46 quater)

Een lijst van alle entiteiten die zijn aangewezen om op te treden als voor de verwerking verantwoordelijken, verwerkers en ontvangers van de gegevens in die lidstaat wordt binnen een maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening openbaar gemaakt om de Unieburgers die gebruikmaken van het EU-COVID-19-certificaat in staat te stellen de identiteit te kennen van de entiteit waartoe zij zich kunnen wenden voor de uitoefening van hun gegevensbeschermingsrechten uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679, met inbegrip van met name het recht op transparante informatie over de wijze waarop de rechten van de betrokkene met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens kunnen worden uitgeoefend.

(47)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) en het Europees Comité voor gegevensbescherming (EDPB) zijn geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1725 (22),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten inzake COVID-19 vastgesteld, teneinde het voor de houders gemakkelijker te maken hun recht van vrij verkeer tijdens de COVID-19-pandemie uit te oefenen (“ EU-COVID-19-certificaat ”).

Zij voorziet in de rechtsgrondslag voor de verwerking van persoonsgegevens die nodig is voor de afgifte van dergelijke certificaten en voor de verwerking van de informatie die nodig is om de echtheid en geldigheid van dergelijke certificaten te bevestigen en te verifiëren , met volledige inachtneming van Verordening (EU) 2016/679 .

Zij kan niet zodanig worden uitgelegd dat dat zij direct of indirect leidt tot een recht of een verplichting om te worden gevaccineerd. [Am. 9]

Bij deze verordening worden geen aanvullende formaliteiten of vereisten ingevoerd of vastgesteld voor de uitoefening van het recht van vrij verkeer of het inreisrecht in het grondgebied van de lidstaten als bedoeld in Richtlijn 2004/38/EG en Verordening (EU) 2016/399.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1)

“houder”: een persoon aan wie overeenkomstig deze verordening een interoperabel certificaat met informatie over zijn of haar vaccinatie-, test- en/of herstelstatus is afgegeven;

(2)

EU-COVID-19-certificaat ”: een interoperabel certificaat met informatie over de vaccinatie-, test- en/of herstelstatus van de houder, afgegeven in de context van de COVID-19-pandemie;

(3)

“COVID-19-vaccin”: een immunologisch geneesmiddel dat is geïndiceerd voor actieve immunisatie tegen ernstig acuut respiratoir syndroom coronavirus 2 (SARS-CoV-2), het virus dat COVID-19 veroorzaakt ;

(4)

“NAAT-test”: een moleculaire nucleïnezuuramplificatietest (NAAT), op basis van technieken zoals reverse transcription polymerase chain reaction (RT-PCR), loop-mediated isothermal amplification (LAMP) en transcription-mediated amplification (TMA), die wordt gebruikt om de aanwezigheid van het ribonucleïnezuur (RNA) van SARS-CoV-2 te detecteren;

(5)

“snelle antigeentest”: een testmethode die berust op de detectie van virale proteïnen (antigenen) met behulp van een lateral flow immunoassay die resultaten geeft in minder dan 30 minuten , uitgevoerd door een hiertoe opgeleide gezondheidszorgprofessional of een andere hiertoe opgeleide persoon ;

(5 bis)

“serologie- of antilichaamtest”: een laboratoriumtest die uitgevoerd wordt op bloedmonsters (serum, plasma, of heel bloed) om vast te stellen of een persoon antilichamen heeft aangemaakt tegen SARS-CoV-2, hetgeen aangeeft dat de houder aan SARS-CoV-2 blootgesteld is geweest en antilichamen heeft ontwikkeld, ongeacht of hij of zij symptomatisch was of niet;

(6)

“interoperabiliteit”: het vermogen van de verificatiesystemen in een lidstaat om gegevens te gebruiken die door een andere lidstaat zijn gecodeerd;

(7)

“streepjescode”: een methode voor het opslaan en weergeven van gegevens in een visueel machineleesbaar formaat;

(8)

“elektronisch zegel”: geavanceerd elektronische zegel als bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad  (23), dat gehecht is aan en logisch verbonden is met andere gegevens in elektronische vorm en die worden gebruikt om de oorsprong en integriteit daarvan te waarborgen;

 

(10)

“vertrouwenskader”: de regels, beleidslijnen, specificaties, protocollen, dataformaten en digitale infrastructuur die de betrouwbare en beveiligde afgifte en verificatie van certificaten mogelijk maken om de betrouwbaarheid van de certificaten te waarborgen door de echtheid, geldigheid en integriteit ervan te bevestigen, ▌door het ▌gebruik van elektronische zegels.

Artikel 3

EU-COVID-19-certificaat

1.    Onverminderd artikel 22 van Verordening (EU) 2016/399 maakt het interoperabele EU-COVID-19-certificaat maakt de afgifte en grensoverschrijdende verificatie en aanvaarding van de volgende certificaten mogelijk:

a)

een certificaat met de bevestiging dat aan de houder een COVID-19-vaccin is toegediend in de lidstaat die het certificaat afgeeft (“vaccinatiecertificaat”);

b)

een certificaat met het resultaat , het type en de datum van de door de houder ondergane NAAT-test of snelle antigeentest als opgenomen in de gemeenschappelijke en bijgewerkte lijst van snelle COVID-19-antigeentests die is opgesteld op basis van Aanbeveling 2021/C 24/01 van de Raad (24) (“testcertificaat”);

c)

een certificaat met de bevestiging dat de houder is hersteld van een SARS-CoV-2-infectie na een positieve NAAT-test of met de bevestiging van een immuunreactie tegen SARS-CoV-2 middels een serologie- of antilichaamtest, inclusief de datum van de eerste positieve NAAT-test of de datum van een serologische test op antilichamen tegen SARS-CoV-2 (“herstelcertificaat”).

De Commissie publiceert de lijst van snelle COVID-19-antigeentests als vastgesteld op basis van Aanbeveling 2021/C24/01 van de Raad, inclusief eventuele actualiseringen.

2.   De lidstaten geven de in lid 1 bedoelde certificaten af in digitale vorm en ▌op papier. De kandidaat-houders hebben het recht de certificaten te ontvangen in het door hen gekozen formaat. De door de lidstaten afgegeven certificaten zijn gebruikersvriendelijk en bevatten een interoperabele streepjescode aan de hand waarvan de echtheid, geldigheid en integriteit van het certificaat kunnen worden geverifieerd. De streepjescode voldoet aan de overeenkomstig artikel 8 vastgestelde technische specificaties. De informatie in de certificaten wordt ook in voor mensen leesbare vorm weergegeven , is toegankelijk voor personen met een handicap, en is ten minste gesteld in de officiële taal of talen van de lidstaat van afgifte en in het Engels. [Am. 15]

3.   De in lid 1 bedoelde certificaten worden kosteloos verstrekt. De houder heeft het recht te verzoeken om afgifte van een nieuw certificaat indien de persoonsgegevens in het certificaat niet of niet meer nauwkeurig of actueel zijn , waaronder met betrekking tot de vaccinatie-, test- of herstelstatus van de houder, of indien de houder niet meer over het certificaat beschikt.

3 bis.     Op het certificaat wordt de volgende tekst aangebracht: “Dit certificaat is geen reisdocument. Het wetenschappelijk bewijs met betrekking tot COVID-19-vaccinaties, -tests en -herstel blijft zich ontwikkelen, ook gezien de nieuwe zorgwekkende stammen van het virus. Gelieve alvorens een reis te maken, te controleren welke volksgezondheidsmaatregelen op de plaats van bestemming van toepassing zijn.”

De lidstaat verstrekt de houder tijdig heldere en volledige informatie over het gebruik van het vaccinatiecertificaat, het testcertificaat en/of het herstelcertificaat voor de toepassing van deze verordening.

3 ter.     Het hebben van een EU-COVID-19-certificaat is geen voorwaarde voor het uitoefenen van het recht van vrij verkeer.

3 quater.     De verstrekking van de certificaten als bedoeld in lid 1 leidt niet tot een verschil in behandeling en discriminatie op grond van de vaccinatiestatus of het houden van een specifiek certificaat als bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7. De lidstaten waarborgen tijdig universele, toegankelijke en gratis testmogelijkheden ter waarborging van het recht op vrij verkeer in de Unie, zonder discriminatie op grond van economische of financiële mogelijkheden.

4.   De afgifte van de in lid 1 bedoelde certificaten doet geen afbreuk aan de geldigheid van andere vaccinatie-, test- of herstelbewijzen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening of voor andere — met name medische — doeleinden zijn afgegeven.

4 bis.     De vervoersknooppunten in de Unie, zoals luchthavens, havens, en trein- en busstations, waar de in lid 1 bedoelde certificaten worden gecontroleerd, passen op basis van door de Commissie ontwikkelde richtsnoeren gestandaardiseerde en gemeenschappelijke criteria en procedures toe voor de verificatie ervan.

5.   Wanneer de Commissie op grond van de tweede alinea een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, worden onder de in artikel 5, lid 5, bedoelde voorwaarden certificaten aanvaard die overeenkomstig deze verordening zijn afgegeven door een derde land waarmee de Europese Unie en haar lidstaten een overeenkomst inzake het vrije verkeer van personen hebben gesloten die de overeenkomstsluitende partijen de gelegenheid biedt het vrije verkeer omwille van de volksgezondheid op niet-discriminerende wijze te beperken en die geen mechanisme voor de opneming van handelingen van de Europese Unie bevat.

De Commissie beoordeelt of het betrokken derde land de certificaten overeenkomstig deze verordening afgeeft en formele garanties heeft geboden dat het door de lidstaten afgegeven certificaten zal aanvaarden. Indien dat het geval is, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

6.   De Commissie verzoekt het bij artikel 17 van Besluit nr. 1082/2013/EU ingestelde Gezondheidsbeveiligingscomité , het ECDC en de EMA om advies inzake de beschikbare wetenschappelijke gegevens over de effecten van medische voorvallen die in de in lid 1 bedoelde certificaten worden gedocumenteerd.

6 bis.     De lidstaten stellen voldoende middelen ter beschikking voor de tenuitvoerlegging van deze verordening, waaronder om fraude en illegale praktijken in verband met de afgifte en het gebruik van het EU-COVID-19-certificaat te voorkomen, op te sporen, te onderzoeken en te vervolgen.

Artikel 4

Vertrouwenskader voor het EU-COVID-19-certificaat

1.   De Commissie en de lidstaten zetten een digitale infrastructuur voor het vertrouwenskader op die het mogelijk maakt de in artikel 3 bedoelde certificaten op een beveiligde manier af te geven en te verifiëren.

2.   Het vertrouwenskader waarborgt waar mogelijk interoperabiliteit met op internationaal niveau vastgestelde technologische systemen.

3.   Wanneer de Commissie op grond van de tweede alinea een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, worden certificaten die de in de bijlage bedoelde gegevens bevatten en die door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden , alsook aan de burgers of de inwoners van Andorra, Monaco, San Marino en het Vaticaan/de Heilige Stoel, zijn afgegeven volgens een internationale norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het op grond van deze verordening vastgestelde vertrouwenskader en die het mogelijk maken de echtheid, geldigheid en integriteit van het certificaat te verifiëren, behandeld als door de lidstaten overeenkomstig deze verordening afgegeven certificaten, teneinde het voor de houders ervan gemakkelijker te maken hun recht op vrij verkeer binnen de Europese Unie uit te oefenen. Voor de toepassing van deze alinea worden de door derde landen afgegeven vaccinatiecertificaten door de lidstaten aanvaard onder de in artikel 5, lid 5, bedoelde voorwaarden.

De Commissie beoordeelt of de door een derde land afgegeven certificaten voldoen aan de voorwaarden van dit lid. Indien dat het geval is, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie houdt ook een voor iedereen toegankelijk register bij van die derde landen die voldoen aan de voorwaarden voor de afgifte van de certificaten als bedoeld in deze verordening.

Artikel 5

Vaccinatiecertificaat

1.   Elke lidstaat geeft aan personen aan wie een COVID-19-vaccin is toegediend, automatisch een vaccinatiecertificaat als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt a), af ▌.

2.   Het vaccinatiecertificaat bevat de volgende categorieën persoonsgegevens:

a)

identificatie van de houder;

b)

informatie over het toegediende vaccin , en informatie over het aantal doses en de datum van toediening ;

c)

metagegevens van het certificaat, zoals de afgever van het certificaat ▌.

De persoonsgegevens worden in het vaccinatiecertificaat opgenomen overeenkomstig de in punt 1 van de bijlage vastgestelde specifieke gegevensvelden.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 11 gedelegeerde handelingen vast te stellen om punt 1 van de bijlage te wijzigen door middel van wijziging of verwijdering van gegevensvelden , of door middel van toevoeging van gegevensvelden die vallen onder de in de punten b) en c) van dit lid bedoelde categorieën persoonsgegevens.

3.   Het vaccinatiecertificaat wordt afgegeven in een beveiligd en interoperabel formaat als bedoeld in artikel 3, lid 2, en vermeldt duidelijk of de vaccinatiecyclus voor het vaccin in kwestie al dan niet is voltooid.

4.   Wanneer nieuw wetenschappelijk bewijs of de interoperabiliteit met internationale normen en technologische systemen zulks om dwingende redenen van urgentie vereist, is de procedure van artikel 12 van toepassing op krachtens dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

5.   Lidstaten ▌ aanvaarden een vaccinatiebewijs om vrijstelling te verlenen van overeenkomstig het Unierecht ingestelde beperkingen van het vrije verkeer om de verspreiding van COVID-19 in te dijken, en aanvaarden onder dezelfde voorwaarden ook geldige vaccinatiecertificaten die door andere lidstaten overeenkomstig deze verordening zijn afgegeven voor een COVID-19-vaccin waarvoor overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 een vergunning voor het in de handel brengen is verleend.

De lidstaten kunnen voor hetzelfde doel ook geldige vaccinatiecertificaten aanvaarden die door andere lidstaten overeenkomstig deze verordening zijn afgegeven voor een COVID-19-vaccin ▌ dat in het kader van de WHO-procedure voor Emergency Use Listing is goedgekeurd.

6.   Wanneer een burger van de Unie of een familielid van een burger van de Unie , of een burger of een inwoner van Andorra, Monaco, San Marino en het Vaticaan/de Heilige Stoel, in een derde land is gevaccineerd met een in lid 5 van dit artikel bedoeld COVID-19-vaccin, en indien de autoriteiten van de betrokken lidstaat alle vereiste informatie hebben ontvangen, waaronder een betrouwbaar vaccinatiebewijs, geven zij aan de persoon in kwestie een in artikel 3, lid 1, punt a), bedoeld vaccinatiecertificaat af.

Artikel 6

Testcertificaat

1.   Elke lidstaat geeft aan personen die op COVID-19 zijn getest, automatisch een testcertificaat als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt b), af ▌.

2.   Het testcertificaat bevat de volgende categorieën persoonsgegevens:

a)

identificatie van de houder;

b)

informatie over de uitgevoerde test;

c)

metagegevens van het certificaat, zoals de afgever van het certificaat ▌.

De persoonsgegevens worden in het testcertificaat opgenomen overeenkomstig de in punt 2 van de bijlage vastgestelde specifieke gegevensvelden.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 11 gedelegeerde handelingen vast te stellen om punt 2 van de bijlage te wijzigen door middel van wijziging of verwijdering van gegevensvelden , of door middel van toevoeging van gegevensvelden die vallen onder de in de punten b) en c) van dit lid bedoelde categorieën persoonsgegevens.

3.   Het testcertificaat wordt afgegeven in een beveiligd en interoperabel formaat als bedoeld in artikel 3, lid 2.

4.   Wanneer nieuw wetenschappelijk bewijs of de interoperabiliteit met internationale normen en technologische systemen zulks om dwingende redenen van urgentie vereist, is de procedure van artikel 12 van toepassing op krachtens dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

5.   Lidstaten ▌ aanvaarden een bewijs van een negatieve test op SARS-CoV-2-infectie om vrijstelling te verlenen van de overeenkomstig het Unierecht ingestelde beperkingen van het vrije verkeer om de verspreiding van COVID-19 in te dijken, en aanvaarden ook geldige testcertificaten die door andere lidstaten overeenkomstig deze verordening zijn afgegeven.

Artikel 7

Herstelcertificaat

1.   Elke lidstaat geeft op verzoek een herstelcertificaat als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt c), af, ten vroegste op de elfde dag nadat de betrokken persoon het eerste positieve resultaat van de test op SARS-CoV-2-infectie heeft ontvangen , of nadat een daaropvolgende negatieve NAAT-test is overgelegd . Het is ook mogelijk een herstelcertificaat af te geven door middel van de detectie van antilichamen bij een serologische test.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 11 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarbij de dag met ingang waarvan een herstelcertificaat mag worden afgegeven, wordt gewijzigd op basis van advies van het Gezondheidsbeveiligingscomité overeenkomstig artikel 3, lid 6, of op basis van door het ECDC beoordeelde wetenschappelijke gegevens.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 11 gedelegeerde handelingen vast te stellen voor het vaststellen en wijzigen van de soorten serologische tests voor het opsporen van antilichamen tegen SARS-CoV-2 waarvoor een herstelcertificaat kan worden afgegeven, op basis van door het ECDC beoordeelde wetenschappelijke gegevens.

2.   Het herstelcertificaat bevat de volgende categorieën persoonsgegevens:

a)

identificatie van de houder;

b)

informatie over de voorbije SARS-CoV-2-infectie , aangetoond middels overlegging van een positieve NAAT-test, of resultaat van een serologietest ;

c)

metagegevens van het certificaat, zoals de afgever van het certificaat ▌.

De persoonsgegevens worden in het herstelcertificaat opgenomen overeenkomstig de in punt 3 van de bijlage vastgestelde specifieke gegevensvelden.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 11 gedelegeerde handelingen vast te stellen om punt 3 van de bijlage te wijzigen door middel van wijziging of verwijdering van gegevensvelden , ook wat de uiterste geldigheidsdag van een herstelcertificaat betreft is , of door middel van toevoeging van gegevensvelden die vallen onder de in de punten b) en c) van dit lid bedoelde categorieën persoonsgegevens.

3.   Het herstelcertificaat wordt afgegeven in een beveiligd en interoperabel formaat als bedoeld in artikel 3, lid 2.

4.   Wanneer nieuw wetenschappelijk bewijs of de interoperabiliteit met internationale normen en technologische systemen zulks om dwingende redenen van urgentie vereist, is de procedure van artikel 12 van toepassing op krachtens dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

5.   Lidstaten ▌aanvaarden een bewijs van herstel van een SARS-CoV-2-infectie aanvaarden als basis om vrijstelling te verlenen van overeenkomstig het Unierecht ingestelde beperkingen van het vrije verkeer om de verspreiding van COVID-19 in te dijken, en aanvaarden onder dezelfde voorwaarden ook geldige herstelcertificaten die door andere lidstaten overeenkomstig deze verordening zijn afgegeven.

Artikel 8

Technische specificaties

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van het bij deze verordening ingestelde vertrouwenskader te waarborgen, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast met de technische specificaties en regels met betrekking tot:

a)

de beveiligde afgifte en verificatie van de in artikel 3 bedoelde certificaten;

b)

de beveiliging van de persoonsgegevens, rekening houdend met de aard van de gegevens;

c)

het invullen van de in artikel 3 bedoelde certificaten, met inbegrip van het coderingssysteem en alle andere relevante elementen;

 

e)

de afgifte van een geldige, beveiligde en interoperabele streepjescode;

f)

interoperabiliteit met internationale normen en/of technologische systemen;

g)

de verdeling van de verantwoordelijkheden over de verwerkingsverantwoordelijken en de verwerkers overeenkomstig hoofdstuk IV van Verordening (EU) 2016/679;

g bis)

de vaststelling van procedures voor het regelmatig testen, beoordelen en evalueren van de doeltreffendheid van de vastgestelde gegevensbeschermings- en beveiligingsmaatregelen;

g ter)

toegankelijkheid voor personen met een handicap tot de in voor mensen leesbaar formaat weergegeven informatie in het digitale certificaat en het papieren certificaat, in overeenstemming met de geharmoniseerde toegankelijkheidseisen van de Unie. [Am. 16]

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Wanneer de beoogde uitvoeringshandeling betrekking heeft op de verwerking van persoonsgegevens, raadpleegt de Commissie de EDPS en kan zij, indien van toepassing, het EDPB raadplegen.

Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, met name om de tijdige uitvoering van het vertrouwenskader te waarborgen, stelt de Commissie volgens de in artikel 13, lid 3, bedoelde procedure uitvoeringshandelingen vast die onmiddellijk toepasselijk zijn.

Het vertrouwenskader is gebaseerd op een openbare-sleutelinfrastructuur om de integriteit van de EU-COVID-19-certificaten en de authenticiteit van de elektronische zegels te verifiëren. Het vertrouwenskader maakt het mogelijk fraude op te sporen, met name vervalsing, en zorgt ervoor dat bij verificatie van de EU-COVID-19-certificaten en elektronische zegels de afgever niet in kennis wordt gesteld van de verificatie.

Artikel 8 bis

Nationale digitale certificaten en interoperabiliteit met het vertrouwenskader voor het EU-COVID-19-certificaat

Als een lidstaat een louter voor binnenlandse doeleinden bestemd nationaal digitaal certificaat heeft vastgesteld of vaststelt, zorgt hij ervoor dat dit volledig interoperabel is met het vertrouwenskader voor het EU-COVID-19-certificaat. Dezelfde waarborgen als in deze verordening zijn van toepassing.

Artikel 8 ter

Verder gebruik van het EU-kader voor COVID-19-certificaten

Wanneer een lidstaat het EU-COVID-19-certificaat wil inzetten voor elk ander mogelijk gebruik dan het beoogde doel, namelijk het vergemakkelijken van het vrije verkeer tussen de lidstaten, creëert die lidstaat een rechtsgrondslag op grond van het nationale recht, met inachtneming van de beginselen van doeltreffendheid, noodzakelijkheid en evenredigheid, met inbegrip van specifieke bepalingen waarin duidelijk de reikwijdte en omvang van de verwerking, het specifieke doel dat wordt beoogd, de categorieën entiteiten die het certificaat kunnen controleren en de relevante waarborgen ter voorkoming van discriminatie en misbruik worden vastgesteld, rekening houdend met de risico’s voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen. In het kader van het verificatieproces worden geen gegevens bewaard. [Am. 12]

Artikel 9

Bescherming van persoonsgegevens

1.    Verordening (EG) 2016/679 is van toepassing op de bij de uitvoering van deze verordening verrichte verwerking van persoonsgegevens. De persoonsgegevens in de overeenkomstig deze verordening afgegeven certificaten worden alleen verwerkt met het oog op ▌de verificatie van de in het certificaat opgenomen informatie, teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer binnen de Unie tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken , overeenkomstig deze verordening en totdat deze niet langer van toepassing is .

2.   De persoonsgegevens in de in artikel 3 bedoelde certificaten worden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming of door de exploitanten van grensoverschrijdende personenvervoersdiensten die krachtens het nationale recht verplicht zijn om tijdens de COVID-19-pandemie bepaalde volksgezondheidsmaatregelen toe te passen, alleen verwerkt om de vaccinatie-, test- of herstelstatus van de houder te bevestigen en te verifiëren. Daartoe worden de persoonsgegevens beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is. De persoonsgegevens waartoe op grond van dit lid toegang is verkregen, worden door de verifiërende instantie niet bewaard of verwerkt voor andere doeleinden . Voor iedere vaccinatie, iedere test en ieder herstel wordt een afzonderlijk onafhankelijk certificaat afgegeven en hierop wordt geen geschiedenis van de voorgaande certificaten van de houder opgeslagen.

3.   De persoonsgegevens die met het oog op de afgifte van de in artikel 3 bedoelde certificaten, met inbegrip van de afgifte van een nieuw certificaat, worden verwerkt, worden door de afgever niet langer bewaard dan strikt nodig is voor het doel ervan en in geen geval langer dan de periode waarin de certificaten mogen worden gebruikt om het recht op vrij verkeer uit te oefenen , waarna de persoonsgegevens onmiddellijk en onherroepelijk worden gewist . De in het certificaat opgenomen persoonsgegevens worden op lidstaat- of Unieniveau niet centraal verwerkt of bewaard.

4.    De autoriteiten of andere aangewezen instanties die verantwoordelijk zijn voor de afgifte van de in artikel 3 bedoelde certificaten, worden beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, lid 7, van Verordening (EU) 2016/679. Uiterlijk … [een maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] maken de lidstaten de entiteiten openbaar die zullen optreden als verwerkingsverantwoordelijken, verwerkers en ontvangers van de gegevens en zij delen deze informatie alsmede alle wijzigingen daarvan vervolgens regelmatig mee aan de Commissie. Uiterlijk … [twee maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] maakt de Commissie de verzamelde informatie bekend in een openbaar toegankelijke lijst en zij houdt deze openbare lijst geactualiseerd.

5.     De verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers nemen passende technische en organisatorische maatregelen om een op het risico van de verwerking afgestemd beveiligingsniveau te waarborgen.

6.     Als een in lid 4 bedoelde verwerkingsverantwoordelijke een verwerker aanstelt, op grond van artikel 28, lid 3, van Verordening (EU) 2016/679, mogen door de verwerker geen persoonsgegevens worden doorgegeven aan een derde land.

Artikel 10

EU-COVID-19-certificaat en reisbeperkingen

Bij de invoering van het EU-COVID-19-certificaat voeren de lidstaten geen aanvullende reisbeperkingen in, zoals quarantaine, zelfisolatie, een test op SARS-CoV-2-infectie, noch discriminerende maatregelen voor houders van certificaten als bedoeld in artikel 3 .

Artikel 11

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 1, en artikel 7, lid 2, ▌bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van 12 maanden met ingang van [de datum van inwerkingtreding].

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 1, en artikel 7, lid 2, ▌bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Wanneer deze gedelegeerde handeling betrekking heeft op de verwerking van persoonsgegevens, raadpleegt de Commissie de EDPS en kan zij, indien van toepassing, het EDPB raadplegen.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 1, of artikel 7, lid 2, ▌vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 12

Spoedprocedure

1.   Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onmiddellijk in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.

2.   Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 11, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 13

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 daarvan, van toepassing.

Artikel 14

Verslaglegging

1.     Uiterlijk … [vier maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de toepassing van deze verordening.

2.    Het verslag bevat een beoordeling van het effect van deze verordening op het vrije verkeer, met inbegrip van reizen en toerisme, op de grondrechten en met name non-discriminatie, en op de bescherming van persoonsgegevens, alsmede informatie over de meest recente vaccin- en testtechnologieën, onder meer op basis van door het ECDC verstrekte informatie. Het verslag bevat ook een beoordeling van het gebruik door de lidstaten van het EU-COVID-19-certificaat voor doeleinden op basis van de nationale wetgeving die niet zijn opgenomen in deze verordening.

3.     Uiterlijk drie maanden voor het einde van de toepassing van deze verordening legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de toepassing van deze verordening. In dit verslag wordt een beoordeling uitgevoerd overeenkomstig lid 2. Het kan vergezeld gaan van wetgevingsvoorstellen, met name om de toepassingstermijn van deze verordening te verlengen, rekening houdend met de ontwikkeling van de epidemiologische situatie en op basis van de beginselen van noodzakelijkheid, evenredigheid en doeltreffendheid.

Artikel 15

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op en is van toepassing vanaf de ▌dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.     De verordening is niet langer van toepassing 12 maanden na … [dag van inwerkingtreding van deze verordening].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter

BIJLAGE

Datasets voor de certificaten

1.

In het vaccinatiecertificaat op te nemen gegevensvelden:

a)

naam: familienaam of familienamen en voornaam of voornamen (in deze volgorde);

b)

geboortedatum;

c)

doelziekte of ziekteverwekker , namelijk COVID-19 of SARS-CoV-2 of een van de varianten ervan ;

d)

vaccin/profylaxe;

e)

vaccin;

f)

handelsvergunninghouder of producent van het vaccin;

g)

volgnummer in reeks vaccinaties/doses;

h)

datum van vaccinatie, met vermelding van de datum van elke ontvangen dosis en van de laatste ontvangen dosis;

i)

lidstaat van vaccinatie;

j)

afgever van het certificaat;

k)

certificaat geldig tot (ten hoogste [één jaar] na de datum van de vaccinatie) .

2.

In het testcertificaat op te nemen gegevensvelden:

a)

naam: familienaam of familienamen en voornaam of voornamen (in deze volgorde);

b)

geboortedatum;

c)

doelziekte of ziekteverwekker , namelijk COVID-19 of SARS-CoV-2 of een van de varianten ervan ;

d)

type test;

e)

type monster (bv. nasofaryngeaal, orofaryngeaal);

f)

benaming van de test (facultatief voor NAAT-test);

g)

producent van de test (facultatief voor NAAT-test);

h)

datum en tijdstip van de monsterneming;

i)

datum en tijdstip van de productie van het testresultaat (facultatief voor snelle antigeentest);

j)

resultaat van de test;

k)

testcentrum of -faciliteit;

l)

lidstaat waar de test is afgenomen;

m)

afgever van het certificaat;

n)

certificaat geldig tot (ten hoogste [72 uur] na de monsterneming voor de NAAT-test en [24 uur] na de monsterneming voor de snelle antigeentest);

3.

In het herstelcertificaat op te nemen gegevensvelden:

a)

naam: familienaam of familienamen en voornaam of voornamen (in deze volgorde);

b)

geboortedatum;

c)

ziekte of ziekteverwekker, namelijk COVID-19 of SARS-CoV-2 of een van de varianten ervan, waarvan de burger is hersteld;

d)

ziekte of ziekteverwekker waarvan de burger is hersteld;

e)

datum van eerste positief resultaat van NAAT-test ;

f)

datum van de serologische test of test op antilichamen;

g)

lidstaat waar de test is afgenomen;

h)

afgever van het certificaat;

i)

certificaat geldig vanaf;

j)

certificaat geldig tot (ten hoogste [90 dagen] na de datum van het eerste positieve testresultaat).


(1)  De zaak werd voor interinstitutionele onderhandelingen terugverwezen naar de bevoegde commissie op grond van artikel 59, lid 4, vierde alinea, van het Reglement.

(*1)  Amendementen: nieuwe of vervangende tekst staat in vet en cursief, schrappingen zijn met het symbool ▐ aangegeven.

(2)  Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).

(3)  PB L 337 van 14.10.2020, blz. 3.

(4)  Beschikbaar op: https://www.ecdc.europa.eu/en/covid-19/situation-updates/weekly-maps-coordinated-restriction-free-movement

(5)  PB C 96 I van 24.3.2020, blz. 1.

(6)   Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).

(7)  https://www.europol.europa.eu/media-press/newsroom/news/europol-warning-illicit-sale-of-false-negative-covid-19-test-certificates

(8)   Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70).

(9)  Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/ehealth/docs/trust-framework_interoperability_certificates_en.pdf

(10)  Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45).

(11)  Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van procedures van de Unie voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1).

(12)  Beschikbaar op: https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/ehealth/docs/vaccination-proof_interoperability-guidelines_en.pdf

(13)  https://www.ecdc.europa.eu/sites/default/files/documents/TestingStrategy_Objective-Sept-2020.pdf

(14)  PB L 392 van 23.11.2020, blz. 63.

(15)  PB C 24 van 22.1.2021, blz. 1.

(16)  https://ec.europa.eu/health/sites/health/files/preparedness_response/docs/covid-19_rat_common-list_en.pdf

(17)  https://www.ecdc.europa.eu/sites/default/files/documents/Guidance-for-discharge-and-ending-of-isolation-of-people-with-COVID-19.pdf

(18)  Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).

(19)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

(20)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(21)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(22)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(23)   Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).

(24)  Aanbeveling van de Raad betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU (2021/C 24/01) (PB C 24 van 22.1.2021, blz. 1).