22.12.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 517/38


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité “Naar een eerlijke voedselvoorzieningsketen”

(verkennend advies)

(2021/C 517/05)

Rapporteur:

Branko RAVNIK

Corapporteur:

Peter SCHMIDT

Raadpleging

Brief van het Sloveense voorzitterschap van de Raad, 19.3.2021

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Goedkeuring door de afdeling

9.9.2021

Goedkeuring door de voltallige vergadering

22.9.2021

Zitting nr.

563

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

211/1/6

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) beschouwt de EU-richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken (OHP’s) in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen als een stap in de goede richting om onevenwichtige krachtsverhoudingen in deze keten aan te pakken. OHP’s vormen een complex fenomeen met brede maatschappelijke implicaties, en regelgeving speelt in dit verband een sleutelrol. Het EESC dringt er bij de lidstaten op aan de richtlijn om te zetten en uit te voeren en OHP’s met spoed aan te pakken.

1.2.

De Europese voedselvoorzieningsketen bleek opmerkelijk veerkrachtig te zijn tijdens de COVID-19-uitbraak. Consumenten konden altijd aan bijna alle levensmiddelen komen. Hoewel werknemers in de hele voedselvoorzieningsketen steeds het risico liepen besmet te raken, hebben zij een geweldige prestatie geleverd.

1.3.

Uit vroege waarnemingen blijkt echter dat er ook belangrijke gedragsveranderingen te zien zijn in productie, distributie en consumptie. Het EESC pleit ervoor om de voedselsystemen in Europa een omslag te helpen maken, zodat zij vanuit economisch, sociaal en milieuoogpunt duurzamer, veerkrachtiger, eerlijker en inclusiever worden en bovenal de Europese consument gezond, duurzaam geproduceerd veilig voedsel bieden. Samenwerking (in plaats van concurrentie) tussen actoren in de voedselketen is essentieel voor een veerkrachtiger en duurzamer voedselsysteem waarin de marktdeelnemers een billijk aandeel hebben en niemand wordt zwartgemaakt.

1.4.

Het EESC benadrukt zijn aanbeveling dat zwakkere exploitanten, en dan vooral boeren, een eerlijke en rechtvaardige prijs betaald krijgen die hun een inkomen garandeert dat passend is voor investeringen, innovatie en duurzame productie. (1) Er moet een mechanisme komen waarmee toezicht wordt gehouden op de verdeling van de bruto toegevoegde waarde in de voedselvoorzieningsketen. Volgens de cijfers van de Commissie is het aandeel van de bruto toegevoegde waarde in de voedselvoorzieningsketen dat naar de primaire producent gaat, gedaald van 31 % in 1995 tot 23,4 % in 2015 (meest recente cijfers).

1.5.

Het EESC benadrukt tevens zijn aanbeveling om OHP’s aan te pakken die niet in het kader van de minimumvereisten van de richtlijn (2) worden genoemd en looft de inspanningen van verschillende lidstaten om kwesties aan te pakken zoals kopen voor een prijs die onder de productiekosten ligt, “double-race auctions”, en het beschermen van alle actoren in de toeleveringsketen, ongeacht hun omvang of hun plaats in de voedselketen. Het is een goede zaak dat de Commissie regels wil opstellen met betrekking tot oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen. Helaas bepleit zij daarbij echter geen geharmoniseerde aanpak, waarmee versnippering van de interne markt zou worden voorkomen. Aanvullende maatregelen moeten wel verenigbaar zijn met de interne markt en aan een gedegen effectbeoordeling worden onderworpen. Het EESC is echter ingenomen met het feit dat de lidstaten de richtlijn omzetten en uitvoeren, zodat de voedselvoorzieningsketen eerlijker wordt, en dringt aan op een meer geharmoniseerde aanpak in de toekomst.

1.6.

Volgens het EESC zouden de lidstaten wetgeving tot stand moeten brengen die alle marktdeelnemers beschermt. Omvang is niet noodzakelijkerwijs een maatstaf voor marktmacht; het is dan ook zaak dat alle marktdeelnemers, groot en klein, tegen OHP’s worden beschermd.

1.7.

Het EESC spoort de lidstaten ook aan om mechanismen in te voeren waarmee ze de tenuitvoerlegging van de omzettingswetten kunnen controleren, evalueren en afdwingen, en om samen met stakeholders fora voor overleg op te zetten.

1.8.

In de Europese, maar ook in de mondiale voedselsystemen, is er momenteel sprake van onevenwichtigheden in de economische krachtsverhoudingen en in onderhandelingsmacht, met als gevolg dat de winstgevendheid van de landbouwsector en de lonen onder druk staan, dat het investeringsvermogen van kleine en middelgrote levensmiddelenbedrijven afneemt en dat lokale gezinsbedrijven in de detailhandel ermee ophouden. Er is dan ook behoefte aan empirisch onderbouwde correctiemechanismen om te garanderen dat de actoren in de Europese voedselvoorzieningsketen zich evenwichtig kunnen ontwikkelen en te helpen bewerkstelligen dat zij een billijk aandeel krijgen in de economische baten van de voedselproductie en -distributie, zowel binnen als buiten de EU. Op die manier wordt voor duurzame voedselsystemen gezorgd. De Commissie heeft geen conclusies getrokken uit de effectbeoordelingen van de “van boer tot bord”-strategie.

1.9.

Het EESC onderstreept dat het belangrijk is dat alle belanghebbenden over de juiste instrumenten en informatie beschikken om van de richtlijn te kunnen profiteren. Daarom zouden de Europese Commissie, de lidstaten en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) ervoor moeten zorgen dat de betrokken hun rechten kennen en weten hoe ze die kunnen uitoefenen, ook als het gaat om transnationale handel, zowel binnen de EU als vanuit derde landen.

1.10.

Het EESC herhaalt dat de bevordering van eerlijkere handelspraktijken onderdeel moet zijn van een breed opgezet handel- en voedselbeleid van de EU dat de gehele voorzieningsketen omvat en op de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN is toegespitst.

2.   Inleiding

2.1.

Oneerlijke handelspraktijken (OHP’s) worden gedefinieerd als “praktijken die sterk afwijken van goed handelsgedrag, die in strijd zijn met de goede trouw en een eerlijke behandeling en die door een handelspartner eenzijdig worden opgelegd aan een andere handelspartner” (3). Met name de voedselvoorzieningsketen is vatbaar voor OHP’s, vanwege de sterk onevenwichtige krachtsverhoudingen tussen de marktdeelnemers. Oneerlijke handelspraktijken kunnen in alle schakels van de voedselvoorzieningsketen voorkomen en OHP’s die in het ene deel van de keten ontstaan, kunnen effect hebben op andere delen van de keten, afhankelijk van de marktmacht van de betrokken actoren (4).

2.2.

Zoals uitgebreid beschreven in de EESC-adviezen “Een eerlijkere agrovoedselvoorzieningsketen” uit 2016 (5) en “De verbetering van de voedselvoorzieningsketen” uit 2018 (6), heeft de concentratie van onderhandelingsmacht ertoe geleid dat er misbruik wordt gemaakt van een dominante positie, waardoor zwakkere marktdeelnemers steeds vaker te maken krijgen met OHP’s. Het economische risico verschuift hierdoor van de markt naar de voedselvoorzieningsketen, wat vooral negatief uitpakt voor consumenten en voor bepaalde andere betrokkenen, zoals landbouwers, werknemers en kleine en middelgrote ondernemingen. Volgens de cijfers van de Commissie is het aandeel van de bruto toegevoegde waarde in de voedselvoorzieningsketen dat naar de primaire producent gaat, gedaald van 31 % in 1995 tot 23,4 % in 2015 (meest recente cijfers). Het probleem van OHP’s wordt volgens de Commissie door alle belanghebbenden in de voedselvoorzieningsketen erkend en naar verluidt heeft een meerderheid van de marktdeelnemers OHP’s aan den lijve ondervonden (7).

2.3.

Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees Parlement en de Raad (8) inzake oneerlijke handelspraktijken in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen is aangenomen in april 2019. De richtlijn is kort, beknopt en gebaseerd op enkele kernbeginselen. De lidstaten moesten de richtlijn uiterlijk op 1 mei 2021 in nationaal recht hebben omgezet, en zes maanden nadien moet de richtlijn worden toegepast. Een en ander maakt deel uit van een bredere governanceagenda, die op een efficiëntere en eerlijkere voedselvoorzieningsketen is gericht en die ook samenwerking tussen producenten en maatregelen ter vergroting van de markttransparantie omvat. Ook de “van boer tot bord”-strategie (9) is opgezet om de positie van landbouwers in de voedselvoorzieningsketen te helpen verbeteren.

2.4.

Het Sloveense voorzitterschap van de EU heeft het EESC verzocht een verkennend advies op te stellen over de concrete verwezenlijking van de doelstellingen van de richtlijn, over de goede praktijken van de lidstaten op het gebied van regulering van de voedselvoorzieningsketen, en over de stappen die nodig zijn om te verhinderen dat dit proces tot stilstand komt.

3.   Standpunt van het EESC over oneerlijke handelspraktijken

3.1.

Het EESC toonde zich in zijn advies uit 2018 (10) ingenomen met het voorstel van de Commissie om het aantal gevallen van OHP’s terug te dringen, als een noodzakelijke eerste stap op weg naar bescherming van zwakkere marktdeelnemers — met name landbouwers, werknemers en bepaalde marktdeelnemers — en een betere governance in de voedselvoorzieningsketen. Een manier om OHP’s doeltreffend aan te pakken op EU-niveau is via regelgeving en wetgevingsmaatregelen waaraan doeltreffende en krachtige handhavingsmechanismen zijn gekoppeld. Dit is nog eens benadrukt in het EESC-advies uit 2020 over de “van boer tot bord”-strategie (11).

3.2.

Het EESC betreurde echter dat de Europese Commissie alleen een gemeenschappelijke minimumnorm voor bescherming in de hele EU invoerde door slechts een bepaald aantal OHP’s te verbieden, terwijl er een verbod op alle wanpraktijken nodig is.

3.3.

Het EESC was zeer te spreken over het voorstel van de Commissie om een geharmoniseerd EU-netwerk van handhavingsautoriteiten op te zetten.

3.4.

Het EESC pleitte er bij de Commissie niet alleen voor om OHP’s aan te pakken, maar ook om bedrijfsmodellen te stimuleren en te steunen die de toeleveringsketen helpen verduurzamen, weer in evenwicht brengen en efficiënter maken, teneinde de positie van zwakkere marktdeelnemers te versterken.

4.   Omzetting en uitvoering van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken — stand van zaken

4.1.

De lidstaten zijn momenteel bezig met de omzetting en uitvoering van de richtlijn (12). De meeste landbouworganisaties, vakbonden en voedselverwerkende bedrijven zijn van mening dat de geplande maatregelen niet volstaan om hen te beschermen. Niettemin steunden zij de voorgestelde maatregelen ter uitvoering van de OHP-richtlijn en drongen zij er zelfs op aan om de lat hoger te leggen, terwijl detailhandelaars er in sommige gevallen anders over dachten.

4.2.

Uiterlijk in november 2021 zal de Europese Commissie met een tussentijds verslag over de omzetting van de richtlijn komen en in 2025 met een evaluatie van de doeltreffendheid van de richtlijn. Deze evaluatie zal gebaseerd zijn op jaarverslagen van de lidstaten en op de resultaten van enquêtes die de Europese Commissie onder belanghebbenden zal houden over de stand van zaken met betrekking tot OHP’s in de voedselvoorzieningsketen (13). Het EESC stelt voor dat de Commissie ook kopers raadpleegt en in kaart brengt welke ervaringen zij met de richtlijn hebben opgedaan. Het bij de richtlijn opgezette samenwerkingsmechanisme moet de handhavingsautoriteiten en de Commissie een forum bieden om, op basis van de jaarverslagen van de lidstaten, de doeltreffendheid van de richtlijn te bespreken. Tijdens dit regelmatige overleg kunnen goede praktijken, maar ook lacunes, in kaart worden gebracht en de benaderingen van de lidstaten met elkaar worden vergeleken.

4.3.

Het is een goede zaak dat de Commissie regels wil opstellen met betrekking tot oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen. Helaas bepleit zij daarbij echter geen geharmoniseerde aanpak, waarmee versnippering van de interne markt zou worden voorkomen. Het EESC is echter ingenomen met het feit dat de lidstaten de richtlijn omzetten en uitvoeren, zodat de voedselvoorzieningsketen eerlijker wordt, en dringt aan op een meer geharmoniseerde aanpak in de toekomst.

5.   Goede praktijken in het omzettings- en uitvoeringsproces

5.1.

Het EESC is ingenomen met de ambitieuze nationale omzettingswetten (hierna “goede praktijken” genoemd) waarmee een verbod wordt ingesteld op sommige OHP’s die in de richtlijn onder bepaalde voorwaarden zijn toegestaan. Er zij bijvoorbeeld gewezen op het in de Duitse omzettingswet opgenomen verbod om onverkochte producten terug te sturen naar de leverancier zonder hiervoor te betalen of de opslagkosten van de koper door te berekenen aan de leverancier (14).

5.2.

Het EESC is verheugd dat in de omzettingswetten artikelen zijn opgenomen die voor alle handelaren het kopen onder de productiekosten verbieden. Dit is het geval in de Spaanse wet (15), die niet alleen bepaalt dat geen enkele handelaar onder de productiekostprijs mag inkopen, maar ook waardevernietiging in de voedselvoorzieningsketen verbiedt. Ook de Italiaanse wetgever heeft opdracht gekregen om deze kwestie in de omzettingswetgeving aan te pakken (16). In Duitsland zal de Bondsdag het mogelijke verbod op aankoop onder de productiekostprijs onderzoeken in het kader van de evaluatie die twee jaar na de inwerkingtreding zal plaatsvinden.

5.3.

Dit maakt deel uit van een breder pakket initiatieven waar de Europese Commissie zich sterk voor maakt, waaronder bijvoorbeeld waarnemingsposten voor marktprijzen (17), die van essentieel belang zijn om de transparantie en eerlijkheid in de sector te ondersteunen. Daarnaast moet ook het belang van wederkerigheid in de internationale handel worden vermeld (18).

5.4.

Het EESC is ingenomen met de wetten die voorzien in de aanstelling van een ombudspersoon voor het toezicht op de uitvoering ervan. In Spanje is een onafhankelijk agentschap (AICA) opgericht om toe te zien op de tenuitvoerlegging van de wet, terwijl een Europese Ombudsman de opdracht heeft om vrijwillige gedragscodes te bepleiten. In Duitsland kunnen slachtoffers van oneerlijke handelspraktijken anoniem een klacht indienen bij een onafhankelijke Europese Ombudsman. Dat omvat ook het melden van oneerlijke praktijken die niet in de wetgeving zijn opgenomen. De ombudspersoon zal ook onderzoeken kunnen instellen en schendingen kunnen melden bij het Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung (BLE, Federaal Agentschap voor Landbouw en Voedselvoorziening), en zal in het oog houden hoe productiekosten en prijzen zich ontwikkelen (19).

5.5.

Omvang is niet noodzakelijkerwijs een maatstaf voor marktmacht; het is dan ook zaak dat alle marktdeelnemers, groot en klein, tegen OHP’s worden beschermd. Volgens het EESC zouden de lidstaten wetgeving tot stand moeten brengen die alle marktdeelnemers beschermt. Waar dit ambitieniveau niet wordt gehaald, erkent het EESC de verdienste van de landen waar de wetgeving in ieder geval in belangrijke sectoren ook op grotere spelers van toepassing is. In Duitsland bijvoorbeeld wordt de drempel van 350 miljoen EUR gehandhaafd voor landbouw-, visserij- en levensmiddelenbedrijven, maar voor vlees, fruit, groenten en tuinbouwproducten zal de drempelwaarde worden vastgesteld op een omzet van 4 miljard EUR, waardoor meer marktdeelnemers door de wet worden beschermd (20). In België is er een voorontwerp van wet waarmee wordt afgestapt van de “getrapte benadering”: onder de drempel van 350 miljoen EUR geldt de bescherming tegen OHP’s voor alle ondernemingen, ongeacht hun omvang ten opzichte van de afnemer. Spanje biedt primaire producenten speciale bescherming, maar alle marktdeelnemers, ongeacht hun omvang en/of marktpositie, zijn wettelijk beschermd.

5.6.

“Double-race auctions” (21) worden in verband gebracht met ernstige negatieve gevolgen voor landbouwers (22), die feitelijk gedwongen worden aan deze praktijk deel te nemen als gevolg van de onevenwichtige krachtsverhouding tussen kopers en verkopers. Een verbod op deze veilingen zou kunnen helpen voorkomen dat leveranciers onder de productiekostprijs moeten verkopen. In Italië is de omzetting van de richtlijn nog niet afgerond, maar het EESC volgt met belangstelling de discussie die er plaatsvindt over de mogelijkheid om “dubbele veilingen” in het land te verbieden; de Italiaanse wetgever heeft de opdracht gekregen om deze kwestie in de omzettingswetgeving te behandelen.

5.7.

Ook de verplichting om voor alle operaties schriftelijke contracten te hebben en deze op te nemen in een gegevensbank voor meer transparantie en controle, wordt door het EESC als een goede praktijk beschouwd. De Spaanse wet bevat een dergelijke verplichting, die zeer goed blijkt te zijn voor de handelsbetrekkingen. In het contract moeten zaken als kwaliteit, duur, prijs, prijsindicatoren, heronderhandelingen, verlenging en beëindiging met opzegtermijn worden geregeld.

5.8.

De bepaling in de Duitse wet op grond waarvan er twee jaar na de inwerkingtreding ervan een eerste evaluatie moet worden gemaakt, wordt door het EESC toegejuicht. Ook vindt het EESC het een goede zaak dat het Duitse federale parlement niet alleen de naleving van de bestaande verbodsbepalingen kan evalueren, maar ook de lijst van verboden OHP’s kan uitbreiden (23). Verder neemt het kennis van het Belgische voorontwerp van wet op grond waarvan OHP’s op elk moment aan de lijst kunnen worden toegevoegd via een koninklijk besluit, na raadpleging van de belanghebbenden.

6.   Geconstateerde lacunes

6.1.

Het EESC benadrukt dat alle in de richtlijn genoemde OHP’s schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de zwakste spelers in de keten. Het gaat hierbij ook om de zogenaamde “grijze praktijken”. Zwakkere leveranciers kunnen zich gedwongen voelen om met een machtigere afnemer een overeenkomst te sluiten die contractvoorwaarden bevat die niet in hun belang zijn. De mogelijkheid van een “algemeen verbod” op alle OHP’s is in verschillende lidstaten besproken, maar het is moeilijk gebleken om dit ambitieniveau te bereiken zonder tussenkomst van de EU. Evenzo heeft het EESC in zijn advies van 2018 gepleit voor een alomvattend verbod op OHP’s en voor de mogelijkheid voor de lidstaten om de lijst van initieel verboden OHP’s uit te breiden. Het valt nog te bezien welke herzieningsmechanismen er met de omzettingswetten zullen worden ingevoerd.

6.2.

Leveranciers, organisaties van leveranciers en non-profitorganisaties die namens leveranciers optreden, hebben volgen de richtlijn het recht om een klacht in te dienen. Het EESC vreest echter dat zich gevallen kunnen voordoen waarin een illegale OHP plaatsvindt, een getroffen partij (bv. een werknemer) relevante informatie verkrijgt, maar handhavingsautoriteiten niet kunnen optreden omdat er geen formele klacht is ingediend door een getroffen partij of haar organisatie. Getroffen partijen kunnen schromen om een klacht in te dienen, zelfs als hun rechten niet zijn gerespecteerd. Daarom verzoekt het EESC de Europese Commissie nauwlettend in de gaten te houden en te evalueren in hoeverre veranderingen nodig zijn om de meest kwetsbare partijen die afhankelijk zijn van exploitanten, zoals werknemers, boeren en vissers, beter te beschermen. De OHP-richtlijn gaat niet uit van een schriftelijke overeenkomst, maar wel van een verkooprelatie. Het EESC wijst daarom met klem op zijn voorstel om de bescherming uit te breiden tot gevallen waarin een OHP plaatsvindt maar er geen (schriftelijke) overeenkomst is. Het EESC heeft eerder al aangedrongen op invoering van het recht om collectieve procedures in te leiden (24).

6.3.

De “getrapte benadering” van de richtlijn impliceert dat in bepaalde situaties een marktdeelnemer die een zwakke marktpositie heeft maar een grote omzet behaalt, niet door de wet wordt beschermd. Dit leidt tot onzekerheid voor leveranciers die niet op de hoogte zijn van de jaaromzet van hun zakenpartners. Het EESC verzoekt de Europese Commissie en de EU-lidstaten om de negatieve gevolgen van deze “getrapte benadering” in het oog te houden en aan te pakken, en te overwegen om alle zakelijke spelers te beschermen, ongeacht hun omvang.

6.4.

Mede dankzij stabiele, evenwichtige en langdurige zakelijke relaties tussen actoren in de voedselketen zouden landbouwers, die een steeds kleiner deel van de uiteindelijke prijs krijgen, meer kunnen bijdragen aan de toegevoegde waarde van. Dankzij regionaliteit en kwaliteit kan de toegevoegde waarde in de regio blijven, in plaats van dat grondstoffen worden ingevoerd uit derde landen, waar de productienormen meestal minder streng zijn dan in de EU. Betere oorsprongsetikettering zou voedselvoorzieningsketens transparanter maken.

7.   Kwetsbaarheden in de agrovoedselvoorzieningsketen die door COVID-19 aan het licht zijn gekomen

7.1.

De Europese voedselvoorzieningsketen toonde zich al met al opmerkelijk veerkrachtig tijdens de COVID-19-crisis. Consumenten konden altijd aan bijna alle levensmiddelen komen. Hoewel werknemers in de hele voedselvoorzieningsketen steeds het risico liepen besmet te raken, hebben zij een geweldige prestatie geleverd. COVID-19 is echter van invloed op het gehele mondiale agrovoedselsysteem. De pandemie oefent op de mondiale en nationale voedselsystemen een symmetrische maar asynchrone schok uit die gevolgen heeft voor: 1) vraag- en aanbodkanalen op verschillende tijdstippen; 2) alle elementen van het voedselsysteem, van primaire productie tot voedselverwerking, detailhandel en voedseldienstverlening (horeca), internationale handel en logistieke systemen, en intermediaire en eindvraag; 3) de markt van productiefactoren (arbeid en kapitaal) en intermediaire productiegoederen. Deze effecten doen zich gevoelen via tal van macro-economische factoren (bv. wisselkoersen, energieprijzen, toegang tot financiële markten) en vooral door de inkrimping van de totale economische bedrijvigheid en een toename van de werkloosheid.

7.2.

Het beperken van het vrije verkeer van werknemers (de Commissie kwam met richtlijnen voor mensen met een essentieel beroep, zoals seizoensarbeiders) van de ene lidstaat naar de andere heeft gevolgen gehad voor veel sectoren in de voedselproductie en -verwerking (bv. de oogst van groenten en fruit en de verwerking van vlees en zuivel) die afhankelijk zijn van de arbeid van seizoenarbeiders uit andere lidstaten of derde landen. Bovendien leven en werken migrerende werknemers vaak in gebrekkige omstandigheden en lopen zij een hoger infectierisico, zoals is gebleken uit uitbraken in slachthuizen en vleesverpakkingsbedrijven over de hele wereld. Dit veroorzaakt zowel een ernstig probleem voor de volksgezondheid als een breuk in de voedselvoorzieningsketen.

7.3.

Voorts heeft deze pandemie, door de verstoring van het voedseltransport als gevolg van beperkende maatregelen en logistieke ontwrichtingen, ook geleid tot protectionisme dat doorwerkt in de in- en uitvoer van voedsel. Tegelijkertijd hebben velen gewezen op het belang van regionaal geproduceerd voedsel in de EU en op de traditionele voordelen van korte toeleveringsketens en lokale productie en handel. Korte toeleveringsketens en lokale productie en handel zijn tijdens de crisis nog aantrekkelijker gebleken omdat mensen op zoek zijn naar nieuwe en directere manieren om hun voedsel te kopen en producenten nieuwe afzetmarkten voor hun producten vinden. Een van de belangrijkste aspecten is echter het besef dat eerlijke en duurzame handel op regionaal en internationaal niveau moet worden voortgezet. Handelsbeperkingen kunnen de stabiliteit in gevaar brengen, wat vooral gevolgen zou hebben voor bevolkingsgroepen met lage inkomens.

7.4.

De lockdown heeft het hotelwezen en een deel van de voedingsindustrie (bv. de horecasector en andere bedrijfstakken die ontspanning buitenshuis bieden, alsook een deel van het levensmiddelenvervoer en groot- en kleinhandelaren in toeristische oorden) op de knieën gedwongen, met verstrekkende gevolgen. De verstoring van de activiteiten betekende niet alleen een klap voor de bedrijven in kwestie zelf, maar ook voor het beproefde voedselvoorzieningssysteem waarop vele boeren en leveranciers van landbouwproducten vanouds zijn aangewezen. Leveranciers van verse producten werden hard getroffen; waar hoogwaardige wijnen en kazen en stukken vlees van topkwaliteit voorheen in restaurants werden verkocht, kochten de mensen nu in supermarkten standaardproducten die thuis werden geconsumeerd (FAO, 2020; OESO, 2020). In reactie hierop besloten sommige producenten om dichter op de detailhandel te gaan zitten of om actiever te worden op de onlinemarkt, waar zij vaak tot uitstekende afspraken en overeenkomsten konden komen, maar veel producenten waren niet in staat zich aan te passen en verloren klanten en inkomsten. Het agrotoerisme, dat heel wat landbouwers helpt om hun inkomstenbronnen te diversifiëren, kreeg het door de COVID-19-beperkingen eveneens zwaar te verduren.

7.5.

Door de COVID-19-crisis is de overstap naar online winkelen in een stroomversnelling geraakt, en die trend lijkt aan te houden. Uit een recente studie van McKinsey (25) blijkt dat online boodschappen doen in Europa in 2020 met 55 % is toegenomen en dat 50 % van de consumenten die tijdens de pandemie op deze manier boodschappen deden, van plan is dat te blijven doen.

7.6.

De uitbraak van COVID-19 en de snelle wereldwijde verspreiding ervan betekende een grote schok voor de EU en de wereldeconomie. Er zijn onmiddellijk uitvoerige begrotings-, liquiditeits- en beleidsmaatregelen genomen om de druk op de zwaarst getroffen sectoren te verlichten. De EU beschikt over een uitgebreid instrumentarium van marktinterventiemaatregelen, waarvan er tijdens de COVID-19-crisis verschillende zijn geactiveerd om de landbouwinkomens te ondersteunen. De respons was echter beperkt, omdat er in de EU-begroting vrijwel geen middelen waren om in het laatste jaar van de begrotingsperiode 2014-2020 aanvullende noodmaatregelen voor de landbouw te financieren.

7.7.

Tot slot zij erop gewezen dat de Europese Commissie het startschot heeft gegeven voor een Europese Green Deal die ook gevolgen heeft voor de landbouw (“van boer tot bord”-strategie en biodiversiteitsstrategie) en dat er in het stimuleringspakket van NextGenerationEU 7,5 miljard EUR extra is uitgetrokken voor het Elfpo. De effectbeoordelingen van de van de “van boer tot bord”-strategie zijn zorgwekkend voor de EU. Niettemin bepleit het EESC dat er voor de agrovoedingssector een evenwichtigere beleidsondersteuning komt in vergelijking met sommige andere bedrijfstakken, waar de economische structuur veel veerkrachtiger is en de rentabiliteit veel hoger ligt.

8.   Volgende stappen

8.1.

Doordat de richtlijn voorziet in de nodige speelruimte voor de lidstaten om wetgeving ter uitvoering van de richtlijn op te stellen, kon elke lidstaat maatwerkwetgeving tot stand brengen die goed op de nationale situatie is afgestemd. Zoals eerder vermeld, hebben sommige lidstaten de lat hoger gelegd dan de minimumharmonisatienormen van de richtlijn en zijn zij met wetgeving gekomen die leveranciers uit de EU en van buiten de EU extra bescherming biedt.

8.2.

Er wordt verwacht dat leveranciers uit een bepaalde lidstaat gemakkelijk inzage kunnen krijgen in de specifieke kenmerken van hun nationale omzettingswetgeving (met inbegrip van de klachtenregeling en de bevoegde autoriteit), maar dit zal wellicht niet het geval zijn voor EU-leveranciers die naar andere EU-lidstaten exporteren en voor leveranciers uit niet-EU-landen die naar de EU exporteren. Het EESC waardeert het dat de Europese Commissie heeft geprobeerd om voorlichting te verstrekken via een brochure over de richtlijn inzake OHP’s (26), maar wijst erop dat dit document alleen informatie over de minimumharmonisatienormen bevat. Om exporteurs de juiste instrumenten te bieden om te profiteren van de nationale omzettingswetten, verzoekt het EESC de Europese Commissie ervoor te zorgen dat de meest relevante informatie over elk van de wetten gemakkelijk beschikbaar is voor exporteurs.

8.3.

Het EESC benadrukt dat het in het belang van alle belanghebbenden is dat de richtlijn geldt voor elke zakelijke relatie waarbij tenminste de koper of de verkoper een EU-bedrijf is, zelfs als de leverancier van buiten de EU is. Het EESC verzoekt de Europese Commissie en de EDEO om gebruik te maken van het potentieel van de EU-delegaties in derde landen om informatie onder de aandacht van leveranciers van buiten de EU te brengen. Deze informatie moet verder gaan dan de algemene richtsnoeren van de richtlijn en ook praktische inlichtingen over de bijzonderheden en handhavingsinstanties van de lidstaten bevatten.

8.4.

Het is een goede zaak dat de agrovoedselvoorzieningsketen van strategisch belang wordt geacht voor het herstel in Europa. Het EESC pleit voor meer samenwerking in de toeleveringsketen en meer overleg met belanghebbenden, zodat de overgang naar duurzamere voedselsystemen gemakkelijker en op een zo inclusief mogelijke manier kan verlopen. In dit verband wijst het EESC erop hoe belangrijk, divers en uitgebreid de initiatieven zijn die in de voedselvoorzieningsketen worden genomen om met stimulansen voor duurzame en lokale productie de overgang naar duurzaamheid te ondersteunen.

Brussel, 22 september 2021.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  EESC-advies over de verbetering van de voedselvoorzieningsketen (PB C 440 van 6.12.2018, blz. 165).

(2)  EESC-advies over de bevordering van eerlijkere agrofood-toeleveringsketens (PB C 34 van 2.2.2017, blz. 130), en EESC-advies over de verbetering van de voedselvoorzieningsketen (PB C 440 van 6.12.2018, blz. 165).

(3)  Europese Commissie, 2014.

(4)  Taskforce landbouwmarkten, 2016.

(5)  EESC-advies over de bevordering van eerlijkere agrofood-toeleveringsketens (PB C 34 van 2.2.2017, blz. 130 ).

(6)  EESC-advies over de verbetering van de voedselvoorzieningsketen (PB C 440 van 6.12.2018, blz. 165).

(7)  Mededeling van de Europese Commissie, 2014.

(8)  Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 59).

(9)  “Van boer tot bord”-strategie.

(10)  EESC-advies over de verbetering van de voedselvoorzieningsketen (PB C 440 van 6.12.2018, blz. 165).

(11)  EESC-advies over “van boer tot bord”: een duurzame voedselstrategie (PB C 429 van 11.12.2020, blz. 268).

(12)  Nationale omzetting door de lidstaten.

(13)  Website van de Europese Commissie.

(14)  In afwachting van goedkeuring door de Bondsraad, dus nog niet officieel aan de Europese Commissie medegedeeld. Gepland voor 28.5.2021.

(15)  Ley 12/2013, de 2 de agosto, de medidas para mejorar el funcionamiento de la cadena alimentaria (Wet 12/2013 van 2 augustus inzake maatregelen voor een betere werking van de voedselvoorzieningsketen). Deze wet zal worden gewijzigd via een tekst waarover momenteel wordt onderhandeld, het zgn. “Proyecto de Ley por el que se modifica la Ley 12/2013 de medidas para mejorar el funcionamiento de la cadena alimentaria” (wetsvoorstel tot wijziging van Wet 12/2013 inzake maatregelen voor een betere werking van de voedselvoorzieningsketen).

(16)  Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana (Italiaanse publicatie voor officiële bekendmakingen), 23.4.2021.

(17)  Marktwaarnemingsposten van de Europese Commissie. Zie bijvoorbeeld ook het Franse programma voor toezicht op de prijzen en marges in de voedselsector.

(18)  EESC-advies over de verenigbaarheid van het EU-handelsbeleid met de Europese Green Deal (PB C 429 van 11.12.2020, blz. 66).

(19)  BLE-website.

(20)  Deze clausule geldt slechts tot mei 2025, waarna de drempel zal worden verlaagd tot 350 miljoen EUR.

(21)  “Double-race auctions” zijn mechanismen die door kopers worden gebruikt om leveranciers tegen elkaar op te zetten op kort tevoren aangekondigde onlineveilingen waar ze ertoe worden aangezet om hun producten tegen de laagst mogelijke prijs aan te bieden.

(22)  Casestudy van Oxfam.

(23)  De evaluatie zou ook de resultaten omvatten van een onderzoek naar een mogelijk verbod op de aankoop van voedsel- en landbouwproducten onder hun productiekosten.

(24)  EESC-advies over de bevordering van eerlijkere agrofood-toeleveringsketens (PB C 34 van 2.2.2017, blz. 130 ).

(25)  https://www.mckinsey.com/industries/retail/our-insights/disruption-and-uncertainty-the-state-of-european-grocery-retail-2021

(26)  Brochure van de Europese Commissie.