16.9.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 374/79


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het hernieuwd partnerschap met het Zuidelijk Nabuurschap — Een nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied

(JOIN(2021) 2 final)

(2021/C 374/13)

Rapporteur:

Helena DE FELIPE LEHTONEN

Raadpleging

26.3.2021

Rechtsgrondslag

Artikel 304 VWEU

Besluit van de voltallige vergadering

23.3.2021

Bevoegde afdeling

Externe Betrekkingen

Goedkeuring door de afdeling

16.6.2021

Goedkeuring door de voltallige vergadering

7.7.2021

Zitting nr.

562

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

215/1/5

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ermee ingenomen dat de Commissie zich in haar Mededeling eens te meer sterk maakt voor de rechtsstaat, de mensenrechten en de grondrechten, gelijkheid, democratie en goed bestuur als hoeksteen voor de ontwikkeling van rechtvaardige, inclusieve en dus welvarende samenlevingen, en dat zij bijzondere aandacht besteedt aan jongeren, vrouwen en kansarme groepen. Tegelijkertijd juicht het de nieuwe sociale doelstellingen van de top van Porto toe, die van invloed moeten zijn op de uitvoering van de gezamenlijke mededeling.

1.2.

Het EESC is zeer verheugd over het engagement van de EU om een rechtsstaatcultuur te bevorderen door het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven hierbij nauw te betrekken. Maatschappelijke organisaties en organisaties van sociale partners blijven belangrijke partijen bij het vormgeven en monitoren van de EU-samenwerking. De groep Grondrechten en de rechtsstaat (FRRL) van het EESC is een goed voorbeeld van de wijze waarop maatschappelijke organisaties in de EU aan kracht winnen.

1.3.

Het EESC is bijzonder te spreken over de voorstellen om de particuliere sector nauwer te betrekken bij de ontwikkeling van de regio, in aanvulling op de noodzakelijke overheidsinvesteringen, en om het publiek-private overleg te verdiepen ten behoeve van sociale en economische duurzaamheid, wat zal leiden tot fatsoenlijke banen. Deze aanpak moet zowel op regionaal Euromed-niveau als op nationaal en lokaal niveau worden bevorderd.

1.4.

Verheugend is de doorslaggevende steun voor de versterking van de samenwerking in multilaterale fora, waarbij de VN centraal staan, met name op het gebied van vrede en veiligheid, om gezamenlijke oplossingen te ontwikkelen en de problemen die stabiliteit en vooruitgang in de weg staan, aan te pakken, ondanks het feit dat 25 jaar na het proces van Barcelona dezelfde problemen de regio blijven teisteren wat betreft vrede, veiligheid en economische ontwikkeling. Het Comité dringt aan op actie op basis van synergie tussen de instrumenten van het VN-Handvest en de EU-strategie voor de veiligheidsunie, en meent dat de inspanningen van de EU in de regio aanzienlijk moeten worden opgevoerd.

1.5.

Het EESC acht het van belang dat de regionale, subregionale en interregionale samenwerking wordt verbeterd, met name via de Unie voor het Middellandse Zeegebied, de Liga van Arabische Staten, de Afrikaanse Unie, de Dialoog van Vijf plus Vijf (5 + 5) of andere regionale actoren en organisaties die pragmatische multi-level governance bevorderen via initiatieven op basis van variabele geometrie en triangulatie, die ook de samenwerking met het hele Afrikaanse continent en de regio’s rond de Golf en de Rode Zee helpen bevorderen.

1.6.

Het EESC benadrukt dat in de eerste plaats de onderliggende oorzaken van migratie in de respectieve partnerlanden moeten worden aangepakt. Mensen moeten in hun eigen land een fatsoenlijk leven, werk en vooruitzichten krijgen, in overeenstemming met de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), zodat mensen niet migreren ten gevolge van te weinig levenskansen. Voorbeelden hiervan zijn een betere toegang tot onderwijs of maatregelen om kwaliteitsbanen te creëren.

1.7.

Het EESC roept de EU op om te vermijden dat de groene transitie als een van buitenaf opgelegd model wordt gezien. Aangeraden wordt te investeren in bewustmakingscampagnes en het maatschappelijk middenveld hierbij te betrekken.

1.8.

Het EESC onderstreept het belang van de nadruk die in de Mededeling wordt gelegd op de essentiële rol van de sociale partners en de, zowel formele als informele maatschappelijke organisaties als hoofdrolspelers bij de uitwerking en uitvoering van overheidsbeleid en als waakhonden voor de eerbiediging van de rechten van de burgers en van de rechtsstaat. Vakbonden en bedrijfsorganisaties spelen hierbij een belangrijke rol in het kader van de sociale dialoog. Het is dan ook van cruciaal belang dat de EU het optreden van de verschillende instellingen en netwerken van maatschappelijke organisaties in ruime zin op Euromediterraan niveau ondersteunt en bevordert, zodat zij zich optimaal van hun taken kunnen kwijten.

1.9.

Gendergelijkheid is niet alleen een universeel erkend mensenrecht, maar ook een absolute voorwaarde voor welzijn, economische groei, welvaart, goed bestuur, vrede en veiligheid; wij moeten onze inspanningen opvoeren, onder meer door gendermainstreaming in alle samenwerkingsprogramma’s en gerichte acties, conform het derde genderactieplan van de EU.

2.   Algemene opmerkingen

2.1.

Om het strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en haar partners in de zuidelijke buurlanden nieuw leven in te blazen en te versterken, heeft de hoge vertegenwoordiger van de Europese Commissie op 9 februari 2021 een nieuwe beleidsverklaring goedgekeurd: de mededeling Hernieuwd partnerschap met het Zuidelijk Nabuurschap — Een nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied.

2.2.

Een speciaal economisch investeringsplan voor het zuidelijk nabuurschap moet ervoor zorgen dat de levenskwaliteit van de mensen in de regio verbetert en dat het economisch herstel niemand uitsluit. Verder moet het herstel ook betrekking hebben op de gezondheidseffecten van de COVID-19-pandemie, de uitvoering van de COVAX-faciliteit versterken en duurzame overheidsinfrastructuur verbeteren. Eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat maakt integraal deel uit van de mededeling en is van essentieel belang om het vertrouwen van de burgers in de instellingen te waarborgen.

2.3.

In het kader van het nieuwe EU-instrument voor nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) zal tussen 2021 en 2027 tot 7 miljard euro worden uitgetrokken voor de uitvoering ervan, waardoor in de komende tien jaar tot 30 miljard euro aan openbare en particuliere investeringen in de regio zou kunnen worden gegenereerd. Via het NDICI zal de EU ook duurzame investeringen in het kader van het EFDO+ stimuleren door kapitaal aan te trekken ter aanvulling van rechtstreekse subsidies voor externe samenwerking. Het EFDO+ zal worden ondersteund met een garantie voor extern optreden van 53,4 miljard euro, die ook de Westelijke Balkan zal dekken.

2.4.

De nieuwe agenda is toegespitst op vijf beleidsterreinen:

menselijke ontwikkeling, goed bestuur en de rechtsstaat;

veerkracht, welvaart en digitale transitie;

vrede en veiligheid;

migratie en mobiliteit;

groene transitie.

3.   Toelichting bij het hernieuwd partnerschap met het zuidelijk nabuurschap — Een nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied

3.1.

Vijfentwintig jaar na de Verklaring van Barcelona streeft de nieuwe, ambitieuze en innovatieve agenda voor het Middellandse Zeegebied ernaar het Europees-mediterrane partnerschap op een nieuwe leest te schoeien.

2004: introductie van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB);

2008: oprichting van de Unie voor het Middellandse Zeegebied als intergouvernementele organisatie;

2015: herziening van het Europees nabuurschapsbeleid, waarbij stabilisatie en veiligheid de belangrijkste beleidsdoelstellingen worden;

2020: voorstel van de Europese Commissie voor een nieuw migratie- en asielpact.

3.2.

Het werkdocument over het investeringsplan voor het zuidelijke nabuurschap bevat concrete voorstellen voor initiatieven op vier van de vijf prioritaire gebieden. Het investeringsplan is uitdrukkelijk bedoeld om in samenwerking met de lidstaten te worden ontwikkeld, eventueel via gezamenlijke programmering. Het is van essentieel belang dat maatschappelijke organisaties en de sociale partners bij het programmeringsproces worden betrokken. Het investeringsplan moet voorts bereikbaar zijn voor deze sociale actoren.

4.   Menselijke ontwikkeling, goed bestuur en de rechtsstaat

4.1.

Bevordering van de rechtsstaat in partnerlanden is van essentieel belang. Maatschappelijke organisaties, met name vakbonden, vervullen hierbij een centrale rol. Dit garandeert dat sociale rechten en de rechten van werknemers worden nageleefd. In de regio moet “duurzame economische groei” (1) dienovereenkomstig worden bevorderd. De EU kan een cruciale rol spelen bij het verbeteren van het ondernemingsklimaat, zodat particuliere ondernemingen kunnen wortelen en bloeien, bureaucratie wordt vermeden en de oprichting van nieuwe bedrijven wordt vergemakkelijkt. In dit verband kunnen bedrijven, en vooral kmo’s, echt floreren en zouden zij ook hoogwaardige banen moeten creëren die bijdragen tot de bestrijding van met name de sociale oorzaken van ongewenste migratie.

4.2.

Voorts worden vrede, inclusieve welvaart en stabiliteit bevorderd door goed bestuur, de rechtsstaat en de mensenrechten, met inbegrip van sociale en arbeidsrechten, de sociale dialoog en gelijke toegang tot de rechter. Het EESC dringt aan op ruimere aandacht voor de IAO-regels (2) en de concrete uitvoering daarvan in de partnerlanden op grond van de Agenda 2030. Terugdringing van de bureaucratie is essentieel om de samenwerking tussen de EU en de partnerlanden te verbeteren.

4.3.

Een goed voorbeeld van goed bestuur in de regio is een duidelijke focus op de ondersteuning van de Unie voor het Middellandse Zeegebied (UMZ) als forum voor uitwisseling en samenwerking. In september 2020 heeft het EESC zijn memorandum van overeenstemming vernieuwd en zijn krachten gebundeld om de economische en sociale actoren uit de landen van de Unie voor het Middellandse Zeegebied nauwer te betrekken bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de verklaring van Parijs van 2008 over actieve participatie van het maatschappelijk middenveld.

4.4.

Het EESC moedigt samenwerking met de zuidelijke partners aan teneinde gezonde informatieomgevingen tot stand te brengen en mediavrijheid te bevorderen als maatregelen om desinformatie en onjuiste informatie tegen te gaan. Het is belangrijk goed bestuur te bevorderen door middel van doeltreffend, eerlijk en transparant overheidsbestuur, daadkrachtiger bestrijding van corruptie en gelijke toegang tot de rechter.

5.   De veerkracht versterken, welvaart opbouwen en de digitale transitie aangrijpen

5.1.

In de mededeling wordt voorgesteld de zuidelijke partners te helpen “om van de digitale transformatie te profiteren en een concurrent te worden in de mondiale digitale economie”. De vaardigheden van werknemers, zelfstandigen en ondernemers moeten specifiek worden bevorderd om hen geschikt te maken voor de digitale transformatie op de arbeidsmarkt (3).

5.2.

Handel en investeringen dragen bij tot de ontwikkeling van de regio. De steun voor de integratie van Noord-Afrikaanse landen in de Afrikaanse continentale vrijhandelsruimte (AfCFTA) wordt toegejuicht. De regionale economische netwerken tussen Noord-Afrikaanse partnerlanden moeten echter ook worden bevorderd. De opheffing van niet-tarifaire handelsbarrières (een belangrijke hinderpaal voor de handelsintegratie in de regio) moet dienovereenkomstig worden bevorderd, rekening houdend met de bestaande economische asymmetrieën. Zo zijn de onderhandelingen van de EU met Tunesië en Marokko (DCFTA’s) vastgelopen omdat onvoldoende rekening wordt gehouden met bestaande asymmetrieën (4).

5.3.

Bijzondere nadruk wordt gelegd op het bieden van kansen aan jongeren door middel van programma’s ter ondersteuning van werkgelegenheid en onderwijs, waarbij de nadruk ligt op het verbeteren van de toegang tot financiering, met name voor kmo’s, veruit de grootste werkgevers in de regio, aan de hand van nieuwe financiële instrumenten zoals risicokapitaal. Ook is het wenselijk mechanismen in te stellen voor de overgang van de informele naar de formele economie op basis van zelfstandige arbeid en hoogwaardige werkgelegenheid.

5.4.

Het EESC beschouwt onderwijs en beroepsopleiding, alsook Erasmus+-programma’s in het kader van het Middellandse Zeegebied, als een prioriteit voor jongeren, als een kans op werk, waarbij de overgang van school naar een baan wordt bevorderd. Digitale infrastructuur is een prioriteit voor de regio en het effect van digitalisering op het werk in de vorm van telewerken verschaft werknemers meer autonomie en evenwicht tussen hun beroeps- en privéleven (5).

5.5.

Het streven om de samenwerking op het gebied van cyberveiligheid te verdiepen en digitale technologie in te zetten bij de rechtshandhaving “met volledige eerbiediging van de mensenrechten en de burgerlijke vrijheden” is reden tot bezorgdheid, gezien het gebrek aan transparantie in het verleden bij de naleving van de mensenrechten in de regio.

6.   Vrede en veiligheid

6.1.

Binnenlandse conflicten en regionale geschillen, die in de regio blijven woeden (de Westelijke Sahara, Libië, Israël/Palestina, Syrië), vormen een enorme opgave. In de mededeling wordt benadrukt dat het voor nieuwe initiatieven van belang is dat de betrekkingen tussen Israël en bepaalde Arabische staten worden genormaliseerd. Volgens het EESC zijn de sociale dialoog tussen verschillende culturen en beschavingen en wederzijds respect het uitgangspunt voor vrede, stabiliteit en gedeelde welvaart in de regio.

6.2.

Bij de bestrijding van extremisme, radicalisering, cybercriminaliteit en georganiseerde criminaliteit moeten met name de rechtsstaat en de mensenrechten worden gerespecteerd. De noodtoestand is een uitzonderlijke maatregel, tijdens welke de grondrechten van de burgers volledig geëerbiedigd moeten blijven worden.

6.3.

In de mededeling wordt beloofd de politiële en justitiële samenwerking tussen de EU en de ENB-landen van het zuidelijk partnerschap op te voeren, ook door te onderhandelen over samenwerkingsovereenkomsten tussen de EU en afzonderlijke zuidelijke buurlanden. De verklaring dat “de EU [zal] samenwerken met de partners van het Zuidelijk Nabuurschap om ervoor te zorgen dat hun rechtshandhavings- en justitiële stelsels voldoen aan hoge normen op het gebied van gegevensbescherming en de mensenrechten eerbiedigen” is, gezien de lange geschiedenis van de samenwerking, een stap voorwaarts wat de gezamenlijke aanpak betreft.

7.   Migratie en mobiliteit

7.1.

De bepalingen van de mededeling inzake migratiebeheer vermelden de mogelijkheid dat de financiële bijstand, althans gedeeltelijk, afhankelijk gemaakt kan worden van de samenwerking op dit gebied. Verheugend is dat de EU zich actief zal inzetten om de onderliggende oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding aan te pakken door conflicten op te lossen en de sociaaleconomische problemen die door COVID-19 worden verergerd, aan te pakken met oplossingen die op de partners in het zuidelijke Middellandse Zeegebied zijn toegesneden. Naleving van de mensenrechten (het Verdrag van Genève) vormt de basis voor elke vorm van samenwerking op het gebied van migratie. Gebrek aan bereidheid tot samenwerking kan alleen tegemoet worden getreden met “prikkels” (6).

7.2.

In de mededeling wordt voorgesteld “Talentpartnerschappen” te bevorderen, zoals deze vermeld zijn in het nieuwe pact inzake migratie en asiel van de EU. Het nieuwe instrument lijkt erop gericht de samenwerking met derde landen uit te breiden. Dit zou een mogelijkheid kunnen zijn voor het koppelen van beroepsopleiding, bedrijfsnetwerken, interregionale- waardeketens en circulaire migratie ten behoeve van mensen en economieën aan weerszijden van de Middellandse Zee. Deze plannen moeten hoe dan ook worden afgestemd op de noodzaak om voldoende geschoolde arbeidskrachten in de partnerlanden te houden, hetgeen van essentieel belang is voor hun duurzame economische ontwikkeling.

8.   De groene transitie: klimaatbestendigheid, energie en het milieu

8.1.

De mededeling erkent het potentieel van de zuidelijke buurlanden voor de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen, met name zonne- en windenergie, en de productie van waterstof, die de Commissie als een “nieuwe strategische prioriteit” beschouwt. De mogelijkheden houden duidelijk verband met de Europese Green Deal en de toenemende integratie van de prioriteiten inzake duurzame ontwikkeling in de internationale mondiale samenwerking. In dit verband wijst het EESC erop dat het van essentieel belang is om naast (internationale) grootschalige projecten ook projecten met een directe sociaaleconomische impact op lokaal niveau te steunen.

8.2.

De Europese Green Deal moet met name ten goede komen aan de landbouw, een sector die van essentieel belang is voor de economie van de meeste landen buiten de EU, met initiatieven die gericht zijn op de herontdekking en bescherming van de Middellandse Zee. De blauwe economie is een krachtig instrument voor het beheer van de gemeenschappelijke rijkdommen van de Middellandse Zee, en het EESC onderstreept dat de balans moet worden opgemaakt van de ministeriële verklaring van de Unie voor het Middellandse Zeegebied over een duurzame blauwe economie in het westelijke Middellandse Zeegebied.

8.3.

Het EESC acht met name de conclusies van het eerste door de Unie voor het Middellandse Zeegebied gesponsorde evaluatierapport van de MedECC over de impact van de klimaatverandering en de gevolgen daarvan in de regio relevant, en wijst op gebieden waarop beide partijen, die voor gemeenschappelijke uitdagingen staan op het gebied van duurzaamheid en klimaatbestendigheid, kunnen samenwerken om de overgang naar een groene, blauwe en circulaire economie in de regio te vergemakkelijken.

9.   Gendergelijkheid en vrouwenrechten, LGBTIQ+ personen en personen met een handicap aan weerszijden van de Middellandse Zee

9.1.

Extreem-rechtse nationalistische bewegingen in heel Europa en conservatieve en islamistische bewegingen aan de zuidkust, die beide traditionele en religieuze taal bezigen, ageren de laatste tijd steeds meer tegen gendergelijkheid.

9.2.

Verheugend is het initiatief van de UMZ om vrijwillige mechanismen in te voeren voor de monitoring van de toezeggingen van de regeringen in de regio op het gebied van normen voor gendergelijkheid, in de vorm van concrete indicatoren.

9.3.

De COVID-19-pandemie heeft de situatie alleen maar verergerd. Ten eerste hebben illiberale en autocratische regeringen de kans aangegrepen om hun aanvallen op de rechten van vrouwen en LGBTIQ+ voort te zetten. Ten tweede hebben diverse, in reactie op de pandemie genomen overheidsmaatregelen de levensomstandigheden van vrouwen, LGBTIQ+-personen en personen met een handicap daadwerkelijk verslechterd, waardoor het van essentieel belang is initiatieven te bevorderen ter bescherming van de rechten van deze groepen en van hun sociaaleconomische, burger- en politieke participatie.

9.4.

De Europese Unie moet haar inspanningen en samenwerking ter plaatse opvoeren om ervoor te zorgen dat de grondrechten van LGBTIQ+-personen zonder uitzondering worden geëerbiedigd, dat zij nergens strafrechtelijk worden vervolgd en dat hun deelname aan het openbare leven wordt versterkt (7).

9.5.

Hoewel veel partnerlanden het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap hebben ondertekend, moet er nog veel gedaan worden om hun levensomstandigheden te verbeteren. Daarom moet de Europese Unie zich in het bijzonder inzetten voor de uitvoering van de rechten van personen met een handicap, zoals vastgelegd in het VN-Verdrag.

Brussel, 7 juli 2021.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Christa SCHWENG


(1)  Duurzameontwikkelingsdoelstellingen, Doelstelling 8: eerlijk werk en economische groei.

(2)  Zoals uiteengezet in de kernverdragen en met name in de tripartiete beginselverklaring van de IAO betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid (par. 2.2 van het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Zorgvuldigheidseisen (PB C 429 van 11.12.2020, blz. 136)).

(3)  Paragrafen 2.4.1 en 2.4.4 van het informatief rapport van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Digitalisering en kmo’s in het Middellandse Zeegebied (REX/519).

(4)  Paragrafen 3.2.9 en 4.1.2 van het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over De EU en Afrika: totstandbrenging van een gelijkwaardig ontwikkelingspartnerschap op basis van duurzaamheid en gemeenschappelijke waarden (PB C 429 van 11.12.2020, blz. 105) en de paragrafen 4.1 en 6.1 van het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Externe hulp, investering en handel als instrumenten om de economische migratie te verminderen, met speciale nadruk op Afrika (PB C 97 van 24.3.2020, blz. 18).

(5)  Paragrafen 1.12 en 2.2.7 van het informatief rapport van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Digitalisering en kmo’s in het Middellandse Zeegebied (REX/519).

(6)  Interview met migratiedeskundige Gerald Knaus: https://www.dw.com/de/knaus-eu-migrationspakt-ist-unrealistisch/a-55058035

(7)  Par. 1.11 van het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Een Unie van gelijkheid: strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 2020-2025 (PB C 286 van 16.7.2021, blz. 128).