1.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 415/22


Conclusies van de Raad over digitaal onderwijs in de kennismaatschappijen van Europa

(2020/C 415/10)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

REKENING HOUDEND MET:

1.

De politieke achtergrond als uiteengezet in de bijlage.

BENADRUKKEND HETGEEN VOLGT:

2.

Onderwijs en opleiding van hoog niveau en met een inclusief karakter zijn een troef van Europa, gegrondvest op democratische waarden en de verlichtingsidee. De brede beschikbaarheid van digitale technologieën en de brede toegang tot het internet bieden nieuwe mogelijkheden en uitdagingen.

3.

De digitale transformatie van onze kennismaatschappijen versnelt en er zijn almaar meer digitale diensten en gegevens voorhanden. Dit leidt onder meer tot een veranderende arbeidsmarkt en nieuwe beroepsprofielen, en creëert vraag naar digitale competenties (1) binnen de context van de vaardigheden voor de 21e eeuw. Door de toenemende invloed van artificiële intelligentie (2) worden de gevolgen van de digitale transformatie van onze kennismaatschappijen op de lange duur steeds ingrijpender, hetgeen nog veelbelovende nieuwe mogelijkheden kan opleveren voor leren, onderwijzen en opleiden. Om elk individu en elke burger in staat te stellen deze ontwikkelingen te begrijpen, eraan deel te nemen en mede vorm te geven, zijn onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit en met een inclusief karakter cruciaal.

4.

Door de COVID-19-pandemie en de aanhoudende impact ervan op onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa is extra duidelijk geworden dat dringend een beter begrip en continue evaluatie nodig zijn van de toepassingen, voordelen en uitdagingen van digitale onderwijstechnologieën (3), en tevens van de digitale-competentieniveaus, ook in de context van een leven lang leren.

5.

Door de COVID-19-pandemie is nu tevens duidelijk dat digitaal onderwijs dringend een holistische aanpak vergt. Voldoen aan de huidige vraag betekent dat onderwijs en opleiding van hoog niveau en met een inclusief karakter zowel digitale als analoge leer- en onderwijsvormen omvatten, zoals een combinatie van afstands- en contactonderwijs (4) of alleen afstandsonderwijs (5). Dit biedt de mogelijkheid om op de lerende gericht onderwijs en dito opleidingen beter op de specifieke behoeften van individuele personen af te stemmen.

6.

Digitaal onderwijs (6) is een noodzakelijke voorwaarde voor de digitale transformatie, is gericht op permanente educatie en opleiding en een leven lang leren, en schept voorwaarden voor hoogwaardige en inclusieve vormen van onderwijs en opleiding voor iedereen. Het is daarom van belang oog te hebben voor de maatschappelijke dimensie van digitaal onderwijs en het te bezien als onderdeel van een ingrijpende culturele transformatie. Deze culturele transformatie schept, met inachtneming van de regels inzake gegevensbescherming, de voorwaarden voor een betrouwbaar en veilig gebruik van gegevens, digitale technologieën en infrastructuren door alle individuen en burgers alsmede voor hun actieve deelname aan de politieke besluitvorming, maatschappelijke ontwikkelingen en de arbeidsmarkt.

7.

Digitaal onderwijs moet gericht zijn op de lerende en moet alle individuen en burgers helpen hun persoonlijkheid en vaardigheden met vertrouwen, vrijheid en verantwoordelijkheid te ontwikkelen. Als integraal onderdeel van hoogwaardig en inclusief onderwijs en opleiding van hoog niveau en met een inclusief karakter moet digitaal onderwijs het beginsel van integriteit en vertrouwen in haar kwaliteit hoog in het vaandel dragen. Ook moet het helpen educatieve inhoud en pedagogische methoden beter toegankelijk te maken, de sociale inclusie te vergroten en de verwerving van competenties te verbeteren, en aldus iedereen kans op een succesvol onderwijstraject te geven. In het digitaal onderwijs moet rekening worden gehouden met opkomende technologieën als artificiële intelligentie en moet oog zijn voor een veilig, pedagogisch en ethisch gebruik ervan.

8.

Bij digitaal onderwijs moet er tevens aandacht zijn voor het welzijn van lerenden, leraren, opleiders en opvoedkundigen en dat van ouders en verzorgers, bijvoorbeeld als het gaat om een veilige leeromgeving. Het moet ook bijdragen tot een vlottere toegang tot informatie voor alle burgers en tot bevordering van een actieve culturele, economische en maatschappelijke deelname aan de kennismaatschappijen van Europa.

9.

Digitaal onderwijs moet via bevordering van burgerschapscompetenties een besef van burgerschap helpen ontwikkelen, waaronder digitaal burgerschap (7). Een van die burgerschapscompetentie is het vermogen kritisch om te gaan met informatie, dat burgers in staat stelt zich een weg te banen door de digitale wereld en inzicht te verwerven in de fundamentele waarden van democratie en vrijheid van meningsuiting.

10.

Elke Europeaan moet in staat worden gebracht actief deel te nemen aan de digitale transformatie van de samenleving en moet geschikte, toegankelijke en veilige leeromgevingen ter beschikking hebben. Het mensenrecht op onderwijs en opleiding van hoog niveau en met inclusief karakter en op een leven lang leren, zoals vastgelegd in de Europese pijler van sociale rechten en beschermd door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet te allen tijde worden gewaarborgd.

11.

Voor het dichten van de digitale genderkloof op ICT-gerelateerde gebieden en STEM is een genderbewuste aanpak in alle onderwijs- en opleidingssoorten en -niveaus cruciaal.

12.

Toegang tot digitaal ondersteunde hoogwaardige en inclusieve onderwijs- en opleidingsmogelijkheden is essentieel. Face-to-face leer- en onderwijsvormen zijn onmisbaar en hebben de nodige voordelen, wat niet wegneemt dat toegang tot hoogwaardige en inclusieve onderwijs- en opleidingsvormen met en via digitale onderwijstechnologieën een sine qua non is voor het voortbestaan van Europa's kennismaatschappijen en voor een Europees innovatiesysteem dat de groene en digitale transformatie mogelijk maakt, voor duurzame groei, banen en kansen zorgt, en de persoonlijke ontwikkeling stimuleert.

13.

Een sterk Europa is gebaseerd op een cultuur van gemeenschappelijke waarden, op het delen, vernieuwen en openstellen van nieuwe vormen van uitwisseling, en op participatie en samenwerking tussen burgers, onderwijs- en opleidingsinstellingen, de particuliere sector en onderscheiden nationale onderwijsstelsels. Onlinegemeenschappen (8) die (op lokaal, regionaal, nationaal en Unieniveau) praktijken uitwisselen, hebben een grotere zichtbaarheid en zullen verder blijven groeien.

ZICH BEWUST VAN HET VOLGENDE:

14.

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel ligt de verantwoordelijkheid voor de inhoud en de organisatie van de onderwijsstelsels bij de lidstaten.

15.

Digitaal onderwijs wordt in de lidstaten en de Unie op uiteenlopende wijze vormgegeven, binnen uiteenlopende onderwijs- en opleidingstypen en -niveaus. Ook de ervaringen met digitale onderwijstechnologieën verschillen in de Unie en worden sterk bepaald door beleids- en bestuurskaders, infrastructuur en technische faciliteiten, en door financiële en personele middelen. Bij dat laatste gaat het met name om goed op hun taak berekende leraren, opleiders, opvoedkundigen en ander pedagogisch en administratief personeel, met inbegrip van leidinggevenden van onderwijs- en opleidingsinstellingen.

16.

De COVID-19-pandemie heeft tot snelle noodmaatregelen geleid. De lidstaten sloten het merendeel van hun onderwijs- en opleidingscentra en verlangden daarvan dat zij onderwijs-, opleidings-, leer- en toetsingsmogelijkheden bleven bieden, voornamelijk op afstand.

17.

Uit de naargelang de nationale omstandigheden getroffen maatregelen van de lidstaten en hun onderwijs- en opleidingsinstellingen is andermaal gebleken hoe belangrijk inzicht in digitaal onderwijs is. Ook hebben de maatregelen bijgedragen tot versterking van de digitale capaciteiten van onderwijs- en opleidingsstelsels en hebben ze leraren, opleiders, opvoedkundigen en ander pedagogisch personeel mogelijkheden geboden zich professioneel te ontwikkelen.

18.

Ondanks de grote inspanningen die de lidstaten zich hebben getroost, hebben in heel de Unie de noodmaatregelen ten behoeve van uiteenlopende vormen van afstandsonderwijs de vinger op gemeenschappelijke problemen en zwakke punten in de onderwijs- en opleidingsstelsels gelegd.

a)

Tijdens de COVID-19-pandemie bleek veelal dat sommige lerenden, in van lidstaat tot lidstaat uiteenlopende mate, hun recht op onderwijs en opleiding niet ten volle konden uitoefenen wegens onvoldoende fysieke en technologische toegang (9).

b)

Door de ongekende situatie als gevolg van de COVID-19-pandemie is nu zonneklaar dat digitale competenties dringend voor iedereen bereikbaar moeten zijn, zodat alle personen en burgers gelijke toegang tot onderwijs en opleiding hebben, met name voor situaties waarin onderwijs en opleiding op afstand worden gegeven. Voor lerenden met speciale behoeften was de situatie extra moeilijk.

c)

Hoewel de overgang naar digitaal onderwijs tijdens de COVID-19-pandemie is versneld, bestaat de kans dat de nieuwe vormen van kennisverspreiding, als zij worden ontwikkeld en toegepast zonder inzicht of duidelijk doel, niet meer zijn dan een kopie van traditionelere vormen van onderwijzen en leren.

d)

De COVID-19-pandemie vormde een uitdaging voor de continuïteit van transnationale onderwijs- en opleidingsactiviteiten. Het gaat hierbij om de mobiliteit in het kader van grensoverschrijdende onderwijs- en opleidingsactiviteiten en van Erasmus+, in het bijzonder de mobiliteit van studenten en personeel in het hoger onderwijs en in beroepsonderwijs en -opleiding.

e)

De door COVID-19 veroorzaakte sluiting van onderwijs- en opleidingsinstellingen heeft de rol van leraren, opleiders, opvoedkundigen en ander pedagogisch personeel veranderd; zij moesten nieuwe manieren vinden om contact te houden met lerenden en hen te helpen zelfstandig te werken, zowel in gezamenlijke leeromgevingen als anderszins. Ook is nu duidelijk dat samenwerking en capaciteitsopbouw onontbeerlijk zijn en dat er specifieke beroepsopleidingen voor digitaal onderwijs nodig zijn en tevens maatregelen ter ondersteuning van zowel leraren, opleiders en netwerken van lerarenopleidingen als onderwijs- en opleidingsinstellingen.

ONDERKENNEND HETGEEN VOLGT:

19.

De digitale kloof binnen de lidstaten en binnen de Unie als geheel blijft een uitdaging aangezien bestaande structurele ongelijkheden, dus ook sociaaleconomische en genderongelijkheden, daardoor kunnen toenemen.

20.

Ongeacht de urgentie van de situatie moeten als het om digitale onderwijstechnologieën gaat de gegevensbescherming en de digitale soevereiniteit van de lidstaten en hun burgers worden gewaarborgd. Voorts moet er gezien de toegenomen productie en verspreiding van educatieve digitale inhoud erkenning zijn voor de juridische en ethische beginselen die aan intellectuele eigendom ten grondslag liggen.

21.

Nieuwe vormen van kennisoverdracht en nieuwe soorten leeromgevingen, cocreatie bijvoorbeeld, zorgen mede voor een bredere koppeling tussen formeel onderwijs en formele opleiding enerzijds en niet-formeel en informeel leren anderzijds. Dankzij de uitwisseling van goede praktijken op lokaal, regionaal, nationaal en Unieniveau zijn er mogelijkheden om digitale onderwijstechnologieën sneller in alle vormen van leren te integreren en hoogstaande kwaliteit en inclusiviteit in onderwijs en leren te bevorderen.

22.

Digitale onderwijstechnologieën bieden nieuwe mogelijkheden voor leren en onderwijzen en zijn belangrijk om te kunnen voorzien in onderwijs en opleiding van hoog niveau en met een inclusief karakter. Die technologieën kunnen een aanvulling vormen op rechtstreekse interactie via onderwijs en opleidingen met lijfelijke aanwezigheid, alsmede op niet-digitale beste praktijken en onderwijs- en leermedia, want deze blijven belangrijk en kunnen niet volledig vervangen worden door virtuele oplossingen.

23.

Technologie moet om de kwaliteit en de inclusiviteit in het onderwijs te kunnen bevorderen, gepaard gaan aan veilige leeromgevingen en onderwijsmethoden. Onderwijstechnologiebedrijven, waaronder start-ups en kmo's, spelen een essentiële rol bij de ontwikkeling van de innovatieve en toegankelijke digitale onderwijstechnologieën waarmee zij zowel het digitaal onderwijs als de digitale transformatie van de Europese economie bevorderen. Om deze bedrijven te laten floreren, zijn een innovatievriendelijke omgeving en goede financieringsmogelijkheden cruciaal.

24.

In het digitaal onderwijs moet de nadruk liggen op pedagogische concepten en op leer- en onderwijsinstrumenten en -methoden. Onderwijsonderzoek kan bijdragen tot de ontwikkeling van innovatieve concepten in onderwijs en opleiding en kan de impact van de digitale transformatie op leren en onderwijs, en op onderwijs- en opleidingsstelsels, breder inzichtelijk maken.

25.

Het onderricht in digitale competenties moet in alle onderwijs- en opleidingssoorten en -niveaus worden gecombineerd met een zinvolle mix van verwante kerncompetenties, levensvaardigheden inbegrepen, en moet worden geschraagd door geavanceerde en toegankelijke infrastructuur, apparatuur en technologie. Met name beroepsonderwijs- en -opleidingsprogramma's — bij- en om scholingsprogramma's inbegrepen — vereisen een goede mix van digitale, professionele en technologische vaardigheden en competenties die de inzetbaarheid ten goede kan komen.

26.

Een internationaal concurrerend en duurzaam Europees innovatiesysteem staat of valt met hoogwaardige en inclusieve onderwijs- en opleidingsstelsels. Ook een uitmuntend onderzoekssysteem — idealiter nauw gelinkt aan onderwijs en opleiding — is onontbeerlijk. Snelle verspreiding van onderzoeks- en innovatieresultaten van bijvoorbeeld educatief onderzoek, alsmede cocreatie en het uittesten van innovatieve digitale onderwijsoplossingen, zullen toegevoegde waarde hebben voor onderwijs en opleidingen op gebieden als bijvoorbeeld beleidsvorming of pedagogische toepassing.

NOTA NEMEND VAN HET VOLGENDE:

27.

De Europese Commissie heeft een hernieuwd actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 uitgebracht, over het aanpassen van onderwijs en opleiding aan het digitale tijdperk (10) waaraan, indien zinvol en relevant, een follow-up moet worden gegeven via een co-creatief proces met de lidstaten.

28.

De voornaamste doelstellingen van dit actieplan, namelijk het bevorderen van de ontwikkeling van een hoogpresterend ecosysteem voor digitaal onderwijs en het verbeteren van digitale vaardigheden en competenties ten behoeve van de digitale transformatie, kunnen bijdragen tot een strategischere benadering van digitaal onderwijs op Unieniveau.

29.

Een goed presterend ecosysteem voor digitaal onderwijs (11) moet voorwaarden scheppen voor hoogwaardige en inclusieve vormen van onderwijs en opleiding, en wel via relevante infrastructuur, connectiviteit, planning van digitale capaciteit en organisatorische vermogens die kunnen zorgen voor een flexibelere toegang tot onderwijs en een opleiding voor iedereen op alle mogelijke plaatsen. Zo'n ecosysteem is de basis voor een succesvolle uitvoering van digitaal onderwijs en een sine qua non voor een structurele transformatie van onderwijs- en opleidingsstelsels.

30.

Om in het onderwijs zinvol gebruik te kunnen maken van digitale technologieën moeten leraren, opleiders, opvoedkundigen en ander pedagogisch personeel, en lerenden van alle leeftijden in alle onderwijs- en opleidingssoorten en -niveaus over digitale competenties en adequate pedagogische benaderingen kunnen beschikken. Bij het aanleren van digitale competenties moet leeftijds- en genderbewust te werk worden gegaan en moet ook worden onderwezen in mediageletterdheid, digitale en datageletterdheid, kritisch denken en het tegengaan van desinformatie, haatdragende en schadelijke uitlatingen, cyberpesten en cyberverslaving, en moeten beveiligingskwesties zoals bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegevensbescherming en intellectuele-eigendomsrechten aan de orde komen.

31.

Niet-formeel leren en informeel leren moeten worden gestimuleerd, want het zijn belangrijke instrumenten waarmee mensen van alle leeftijden buiten het formele onderwijsstelsel de digitale competentie kunnen verwerven die nodig is voor hun professionele en persoonlijke ontwikkeling, ook wat betreft sociale relaties, lichamelijke en geestelijke gezondheid en digitaal welzijn. In dit verband zijn digitale omgevingen en een cultuur van zinvol en ethisch gebruik van digitale instrumenten belangrijk. Niet-formele en informele digitale leermogelijkheden zijn met name van belang voor jonge maar ook voor oudere mensen die bijzonder geleden hebben onder de gevolgen van de COVID-19-pandemie.

VERZOEKT DE LIDSTATEN OM, REKENING HOUDEND MET DE NATIONALE OMSTANDIGHEDEN,

32.

De integratie van digitale onderwijstechnologieën en de verwerving van digitale competenties te bevorderen, teneinde binnen alle onderwijs- en opleidingssoorten en -niveaus en binnen het perspectief van een leven lang leren, het onderwijs, het opleiden en het leren te verbeteren.

33.

Beoordeling, kwaliteitsborging en validering van dankzij innovatieve leermethoden met digitale componenten behaalde leerresultaten te bevorderen.

34.

Na te denken over pedagogische modellen en onderwijs en opleidingen voor leerkrachten, opleiders en opvoedkundigen en ander pedagogisch personeel om de uiteenlopende mogelijkheden die dankzij digitale onderwijstechnologieën voorhanden zijn, beter te benutten.

35.

Leraren, opleiders, opvoedkundigen en ander pedagogisch personeel — bijvoorbeeld lerarenopleiders — de kans te bieden en te motiveren om aan hun initiële en permanente professionele ontwikkeling te werken, opdat zij hun eigen digitale vaardigheden en competenties en basiskennis van ICT kunnen ontwikkelen en verbeteren tot een niveau waarop zij in staat zijn zelfverzekerd met digitale onderwijstechnologieën te werken en onderwijs en opleiding van hoogstaande kwaliteit kunnen geven. Op deze manier moeten zij worden toegerust voor deelname aan de ontwikkeling van innovatieve en op de lerende gerichte onderwijs- en opleidingsmethoden en toegepaste didactiek die het kritisch en creatief denken bevorderen, alsmede voor het creëren van hoogwaardige en inclusieve veilige leeromgevingen en -inhoud. Goed opgeleide leerkrachten die digitale technologieën op een zinvolle en leeftijds- en genderbewuste pedagogische manier kunnen inzetten, zijn een belangrijke factor voor de totstandbrenging van hoogwaardig en inclusief digitaal onderwijs voor iedereen.

36.

De inclusie van alle lerenden te bevorderen, sociale ongelijkheden te overwinnen en de digitale kloof te dichten, en iedereen gelijke toegang tot geschikte digitale leermogelijkheden en -omgevingen te bieden.

37.

Te overwegen te investeren in digitaal onderwijs via benutting van de mogelijkheden van de nieuwe faciliteit voor herstel en veerkracht, in het bijzonder de vlaggenschipinitiatieven “verbinden” en “om- en bijscholing” daarvan, teneinde bij te dragen tot herstel door onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit en met een inclusief karakter te moderniseren en te versterken. en om tevens te overwegen andere EU-financieringsmogelijkheden te gebruiken, zoals Erasmus+, Horizon Europa, Digitaal Europa, Connecting Europe Facility II, InvestEU, het EFRO en het ESF+.

VERZOEKT DE COMMISSIE OM, CONFORM DE VERDRAGEN EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL EN DE NATIONALE OMSTANDIGHEDEN:

38.

Ervoor te zorgen dat zij intern het digitaal onderwijs gecoördineerd aanpakt, en samen met de lidstaten en de betrokken belanghebbenden een strategische reflectie op gang te brengen over de succesfactoren voor digitaal onderwijs, zoals connectiviteit en digitale pedagogie, infrastructuur, digitale apparatuur, digitale vaardigheden van leerkrachten en studenten, interoperabiliteit en gegevensnormen, daarbij rekening houdend met technologische soevereiniteit, persoonlijke levenssfeer, gegevensbescherming en ethiek, en bij dit alles strevend naar hoogwaardige en inclusieve vormen van onderwijs en opleiding. Hiertoe in nauwe samenwerking met de lidstaten en onderbouwd vervolg te geven aan de conclusies van de Raad over het bestrijden van de COVID-19-crisis in het onderwijs, teneinde op Unieniveau een gedeeld begrip te creëren van de manier waarop afstandsleren doeltreffend, inclusief en actief kan worden vormgegeven.

39.

Na te gaan hoe de ontwikkeling van het beleid inzake digitaal onderwijs beter geïntegreerd kan worden vormgegeven via de eventuele, op bestaande netwerken en andere relevante acties voortbouwende oprichting van een Europese digitale-onderwijshub waarmee binnen de Europese onderwijsruimte en in synergie met en aanvullend op ander toepasselijk beleid, beter kan worden ingespeeld op de snelheid van de digitale transformatie.

40.

De ontwikkeling van digitaal onderwijs in Europa te ondersteunen en via de Europese vaardighedenagenda, de Europese onderwijsruimte en het nieuwe strategische kader voor Europese samenwerking ter vervanging van ET 2020, de rol van digitaal onderwijs te benadrukken.

41.

Informatie te verstrekken over de ontwikkeling van digitale onderwijsmethoden en goede praktijken uit te wisselen, met name via intercollegiaal leren tussen de lidstaten, alsmede om informatie te verstrekken over internationale samenwerking en benchmarking met bijvoorbeeld de Raad van Europa, de Unesco en de OESO.

42.

De lidstaten te ondersteunen bij de huidige digitale transformatie in onderwijs en opleiding, met name via sectoroverschrijdende samenwerking tussen uiteenlopende nationale initiatieven en strategieën op het gebied van digitaal onderwijs, alsmede door overheden, deskundigen, onderwijsonderzoekers, aanbieders van onderwijs en opleidingen, het maatschappelijk middenveld (lerarenbonden, verenigingen van lerenden en ouderverenigingen) en de particuliere sector bij elkaar te brengen.

43.

In nauwe samenwerking met de lidstaten en de betrokken belanghebbenden de bestaande nationale en Europese ecosystemen voor digitaal onderwijs te benutten, in het besef dat een goed presterend digitale-onderwijsecosysteem staat of valt met onderwijsinhoud, -platforms, -diensten en -instrumenten waarbij de lerende centraal staat en die betrouwbaar, veilig, pedagogisch verantwoord, toegankelijk, op een open wijze ontwikkeld, in voorkomend geval meertalig, en van kwalitatief hoogstaand niveau zijn. Dit behelst tevens oog voor ethische aspecten — met inbegrip van artificiële intelligentie — een betere bescherming van de persoonsgegevens van lerenden en gebruikers, en een veilige internationale uitwisseling, dit middels interoperabiliteit in overeenstemming met de Europese regelgeving inzake gegevensbescherming.

VERZOEKT DE COMMISSIE EN DE LIDSTATEN OM, CONFORM HUN BEVOEGDHEDEN EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:

44.

Ter ondersteuning van de plannen voor digitale transformatie van onderwijs- en opleidingsinstellingen efficiënt gebruik te maken van de digitale dimensie van Erasmus+ en in voorkomend geval van de synergie met andere relevante EU-programma's. Ten behoeve van een leven lang leren de beroepsontwikkeling van onderwijzend personeel alsmede de ontwikkeling van digitale vaardigheden, competenties en capaciteiten, een doeltreffende toepassing van digitale onderwijs- en opleidingsmethoden en -instrumenten alsmede de ontwikkeling van open leermiddelen verder te ondersteunen met Erasmus+ projecten, en dit op alle onderwijs- en opleidingsgebieden. Na te gaan welke bijdrage Erasmus + zou kunnen leveren aan een betere toegankelijkheid van digitale onderwijsinhoud en aan een grotere sociale inclusie, ter bevordering van het onderwijssucces van alle lerenden.

45.

Te onderzoeken hoe de synergie tussen de verschillende Europese, nationale en regionale programma's, initiatieven en projecten ter ondersteuning van sociale inclusie kan worden versterkt, en voorts de digitale vaardigheden en competenties van lerenden en leraren, opleiders en opvoedkundigen te ontwikkelen, met name van mensen die risico op armoede of sociale uitsluiting lopen, de meest behoeftigen inbegrepen, en tot slot de ontwikkeling van innovatieve leer- en onderwijsmethoden en -instrumenten te versterken en alle lerenden de kans te geven onderwijs en opleiding van hoog niveau en met een exclusief karakter te genieten.

46.

Via Erasmus+, Horizon Europa en de kenniscentra voor beroepsonderwijs het initiatief tot Europese universiteiten te blijven steunen en hun potentieel voor de ontwikkeling van digitaal onderwijs te benutten, en voorts de verspreiding, benutting en schaalbaarheid van relevante resultaten van Erasmus+ projecten te bevorderen teneinde zowel beleidsmakers als onderwijsprofessionals te inspireren.

47.

Toepassingen van digitale technologieën te verkennen, teneinde een breder scala aan gemengde en virtuele mobiliteitsmogelijkheden alsmede andere flexibele leermogelijkheden in onderwijs en opleiding te kunnen aanbieden; ten behoeve van beter leren en onderwijzen de uitwisseling van beste praktijken te ondersteunen, alsmede ondersteunende diensten en digitale administratieve processen zoals die welke ontwikkeld zijn met het initiatief voor een Europese studentenpas of Europass te bevorderen.

48.

De synergie tussen zelfbeoordelingsinstrumenten (bijv. Selfie en HEInnovate), kaders (het Europese digitalecompetentiekader), participatieve evenementen en promotieactiviteiten (bijv. de Digital Education Hackathon, de EU-programmeerweek) en bestaande platforms (bijv. eTwinning, School Education Gateway en Epale) verder te versterken en maximaliseren; te blijven samenwerken via netwerken zoals de Digital Skills and Jobs Coalition, alsmede steun te blijven verlenen aan het Netwerk intellectuele eigendom in het onderwijs van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie.

49.

Gebruik te maken van onderzoek, met inbegrip van de resultaten van Europese projecten die gefinancierd worden in het kader van Erasmus+, Horizon Europa en het programma Digitaal Europa, teneinde de synergie tussen de Europese Onderwijsruimte en de Europese Onderzoeksruimte te versterken vanuit het streven om digitaal onderwijs onderzoek te ondersteunen en aan te wenden voor het stimuleren van innovatieve pedagogische oplossingen en als inbreng bij beleidsvorming, -uitvoering en -evaluatie.

50.

Gebruik te maken van de resultaten van de betreffende publicaties en studies over digitaal onderwijs van de lidstaten en internationale organisaties, met name de OESO, de Unesco en de Raad van Europa.

(1)  Zoals vermeld in de bijlage bij de Aanbeveling van de Raad inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (2018/C 189/01) omvat digitale competentie de vertrouwdheid met, de betrokkenheid bij en het kritische en verantwoorde gebruik van digitale technologieën voor werk, leren en deelname aan het maatschappelijke leven. De competentie omvat informatie- en datageletterdheid, communicatie en samenwerking, mediageletterdheid, het creëren van digitale inhoud (met inbegrip van programmeren), veiligheid (waaronder digitaal welzijn en competenties in verband met cyberveiligheid), vraagstukken in verband met intellectuele eigendom en probleemoplossend en kritisch denken.

(2)  De term “artificiële intelligentie” (AI) staat voor IT-systemen die intelligent gedrag vertonen door hun omgeving te analyseren en — met een zekere autonomie — handelingen te verrichten ter verwezenlijking van specifieke doelen.

(3)  In deze conclusies wordt de term “digitale onderwijstechnologieën” gedefinieerd als technologieën waarmee leerprestaties kunnen worden gefaciliteerd, bestudeerd en verbeterd via het ontwerpen, gebruiken en beheren van geschikte technologische processen en middelen.

(4)  In deze context wordt met een combinatie van afstands- en contactonderwijs een pedagogische aanpak bedoeld waarbij leerstof zowel face-to-face als online wordt aangeboden en waarbij de lerende enige controle bezit over tijd, plaats, traject en tempo.

(5)  In deze conclusies staat afstandsonderwijs voor een manier van leren waarbij onderwijs- en leeractiviteiten worden georganiseerd en uitgevoerd op afstand, dus via radio, televisie, internet of andere elektronische middelen.

(6)  Digitaal onderwijs wordt vanuit twee onderscheiden maar elkaar aanvullende perspectieven gezien: pedagogische toepassing van digitale technologieën ter ondersteuning en verbetering van het lesgeven, leren en toetsen enerzijds, en ontwikkeling van digitale competenties door lerenden en onderwijzend personeel anderzijds.

(7)  Digitaal burgerschap is een voor burgers in het digitale tijdperk onontbeerlijk geheel van waarden, vaardigheden, attitudes, kennis en kritisch inzicht. Een digitale burger kan goed werken met technologieën en weet er zich op een competente en positieve manier toe te verhouden.

(8)  Leraren, opleiders, opvoedkundigen en ander pedagogisch personeel zijn vaak betrokken bij meerdere e-portalen en onlinegemeenschappen, bijvoorbeeld bij Europese e-platforms als Epale, School Education Gateway en eTwinning. Ook participeren zij soms in bredere internationale elektronische gemeenschappen, onder meer via internationale organisaties en multinationale ondernemingen.

(9)  EURYDICE (2020). Impact van COVID-19: sluiting van het onderwijs in Europa.

(10)  COM(2020) 624 final.

(11)  De term “ecosystemen voor digitaal onderwijs” staat in deze conclusies voor de noodzakelijke omgeving en randvoorwaarden voor hoogwaardig inclusief digitaal onderwijs. Daarbij gaat het voornamelijk om hoogwaardige inhoud, gebruiksvriendelijke tools, waardetoevoegende diensten, en veilige platforms.


BIJLAGE

Politieke achtergrond

1.   

Aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren.

2.   

Conclusies van de Raad over investeren in onderwijs en opleiding — een antwoord op “Een andere kijk op onderwijs: investeren in vaardigheden voor betere sociaal-economische resultaten” en de Jaarlijkse groeianalyse 2013 (1).

3.   

Conclusies van de Raad over de rol van voor- en vroegschoolse educatie en primair onderwijs bij het bevorderen van creativiteit, innovatie en digitale competentie (2).

4.   

Conclusies van de Raad over digitaal jeugdwerk (3).

5.   

Gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) — Nieuwe prioriteiten voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (4).

6.   

Conclusies van de Raad over het ontwikkelen van mediageletterdheid en kritisch denken door onderwijs en opleiding (5).

7.   

Resolutie van de Raad over een nieuwe vaardighedenagenda voor een inclusief en concurrerend Europa (6).

8.   

Conclusies van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over inclusie in verscheidenheid met het oog op hoogwaardig onderwijs voor iedereen (7).

9.   

Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017 inzake het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren en tot intrekking van de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (8).

10.   

Conclusies van de Raad over aangescherpte maatregelen om horizontale gendersegregatie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt tegen te gaan (7 december 2017).

11.   

Conclusies van de Raad over ontwikkeling van scholen en uitstekend onderwijs (9).

12.   

Conclusies van de Raad over een nieuwe EU-agenda voor hoger onderwijs (10).

13.   

Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (11).

14.   

Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2019 inzake een alomvattende benadering van het onderwijzen en leren van talen (12).

15.   

Aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen (13); en conclusies van de Raad van 22 mei 2019 over de uitvoering van de aanbeveling (14).

16.   

Conclusies van de Raad over toewerken naar een visie op een Europese onderwijsruimte (15).

17.   

Conclusies van de Raad van 9 april 2019“Naar een steeds duurzamere Unie in 2030” (16).

18.   

Conclusies van de Raad van 7 juni 2019 over de toekomst van een sterk gedigitaliseerd Europa na 2020: “Versterking van het digitale en economische concurrentievermogen in de hele Unie en van de digitale cohesie” (17).

19.   

Resolutie van de Raad over het verder ontwikkelen van de Europese onderwijsruimte ter ondersteuning van toekomstgerichte onderwijs- en opleidingsstelsels (18).

20.   

Conclusies van de Raad over de sleutelrol van leven lang leren-beleid om samenlevingen in staat te stellen om te gaan met de technologische en groene transitie ter ondersteuning van inclusieve en duurzame groei (19).

21.   

Resolutie van de Raad over onderwijs en opleiding in het Europees Semester: zorgen voor geïnformeerde debatten over hervormingen en investeringen (20).

22.   

Conclusies van de Raad over Europese leraren en opleiders voor de toekomst (21).

23.   

Conclusies van de Raad over het bestrijden van de COVID-19-crisis in onderwijs en opleiding (22).

24.   

Conclusies van de Europese Raad van 1 en 2 oktober 2020 (23).

25.   

Conclusies van de Raad over het vormgeven van de digitale toekomst van Europa (24).

26.   

Conclusies van de Raad over omscholing en bijscholing als basis voor meer duurzaamheid en inzetbaarheid ter ondersteuning van economisch herstel en sociale cohesie — Conclusies van de Raad (8 juni 2020).


(1)  PB C 64 van 5.3.2013, blz. 5.

(2)  PB C 172 van 27.5.2015, blz. 17.

(3)  PB C 414 van 10.12.2019, blz. 2.

(4)  PB C 417 van 15.12.2015, blz. 25.

(5)  PB C 212 van 14.6.2016, blz. 5.

(6)  PB C 467 van 15.12.2016, blz. 1.

(7)  PB C 62 van 25.2.2017, blz. 3.

(8)  PB C 189 van 15.6.2017, blz. 15.

(9)  PB C 421 van 8.12.2017, blz. 2.

(10)  PB C 429 van 14.12.2017, blz. 3.

(11)  PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1.

(12)  PB C 189 van 5.6.2019, blz. 15.

(13)  PB C 484 van 24.12.2016, blz. 1.

(14)  PB C 189 van 5.6.2019, blz. 23.

(15)  PB C 195 van 7.6.2018, blz. 7.

(16)  Doc. 8286/19.

(17)  Doc. 10102/19.

(18)  PB C 389 van 18.11.2019, blz. 1.

(19)  PB C 389 van 18.11.2019, blz. 12.

(20)  PB C 64 van 27.2.2020, blz. 1.

(21)  PB C 193 van 9.6.2020, blz. 11.

(22)  PB C 212 I van 26.6.2020, blz. 9.

(23)  EUCO 13/20.

(24)  PB C 202 I van 16.6.2020, blz. 1.