11.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 428/12


Jaarlijkse actualisering 2020 van de bezoldigingen en pensioenen van ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

(2020/C 428/10)

1.1.   

Tabel van het maandelijkse basissalaris voor elke rang en salaristrap in de functiegroepen AD en AST als bedoeld in artikel 66 van het Statuut, van toepassing vanaf 1 juli 2020:

1.7.2020

SALARISTRAP

RANG

1

2

3

4

5

16

19 127,29

19 931,05

20 768,57

20 768,57

20 768,57

15

16 905,33

17 615,72

18 355,95

18 866,64

19 127,29

14

14 941,46

15 569,34

16 223,58

16 674,95

16 905,33

13

13 205,78

13 760,70

14 338,93

14 737,88

14 941,46

12

11 671,70

12 162,15

12 673,23

13 025,81

13 205,78

11

10 315,83

10 749,30

11 201,00

11 512,64

11 671,70

10

9 117,48

9 500,59

9 899,84

10 175,25

10 315,83

9

8 058,32

8 396,94

8 749,80

8 993,22

9 117,48

8

7 122,21

7 421,49

7 733,35

7 948,51

8 058,32

7

6 294,84

6 559,36

6 834,99

7 025,15

7 122,21

6

5 563,58

5 797,38

6 040,98

6 209,06

6 294,84

5

4 917,29

5 123,92

5 339,22

5 487,78

5 563,58

4

4 346,06

4 528,68

4 718,98

4 850,27

4 917,29

3

3 841,17

4 002,60

4 170,80

4 286,82

4 346,06

2

3 394,97

3 537,62

3 686,28

3 788,84

3 841,17

1

3 000,59

3 126,66

3 258,05

3 348,71

3 394,97

2.   

Tabel van het maandelijkse basissalaris voor elke rang en salaristrap in de functiegroepen AST/SC als bedoeld in artikel 66 van het Statuut, van toepassing vanaf 1 juli 2020:

1.7.2020

SALARISTRAP

RANG

1

2

3

4

5

6

4 878,26

5 083,26

5 296,86

5 444,21

5 519,44

5

4 311,57

4 492,75

4 682,20

4 811,78

4 878,26

4

3 810,72

3 970,83

4 137,70

4 252,82

4 311,57

3

3 368,02

3 509,55

3 657,05

3 758,77

3 810,72

2

2 976,76

3 101,86

3 232,22

3 322,13

3 368,02

1

2 630,97

2 741,53

2 856,74

2 936,19

2 976,76

3.   

Tabel van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen en pensioenen van ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie als bedoeld in artikel 64 van het Statuut, die het volgende omvat:

de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 64 van het Statuut met ingang van 1 juli 2020 van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden (kolom 2 van de onderstaande tabel);

de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 17, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut met ingang van 1 januari 2021 van toepassing zijn op de overmakingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden (kolom 3 van de onderstaande tabel);

de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 20, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut met ingang van 1 juli 2020 van toepassing zijn op de pensioenen (kolom 4 van de onderstaande tabel).

1

2

3

4

Land/plaats

Bezoldiging

Overmaking

Pensioen

 

1.7.2020

1.1.2021

1.7.2020

Bulgarije

59,1

56,6

 

Tsjechië

85,2

71,8

 

Denemarken

131,3

132,8

132,8

Duitsland

101,9

101,2

101,2

Bonn

95,8

 

 

Karlsruhe

98

 

 

München

113,9

 

 

Estland

82,3

85,1

 

Ierland

129

120,7

120,7

Griekenland

81,4

79,1

 

Spanje

94,2

90,7

 

Frankrijk

120,5

110,3

110,3

Kroatië

75,8

66,8

 

Italië

95

96,2

 

Varese

90,7

 

 

Cyprus

78,2

81,2

 

Letland

77,5

72,3

 

Litouwen

76,6

68,7

 

Hongarije

71,9

60,0

 

Malta

94,7

97,9

 

Nederland

113,9

111,6

111,6

Oostenrijk

107,9

109,9

109,9

Polen

70,9

61,1

 

Portugal

91,1

87,2

 

Roemenië

66,6

57,0

 

Slovenië

86,1

82,2

 

Slowakije

80,6

74,3

 

Finland

118,4

120,3

120,3

Zweden

124,3

113,2

113,2

Verenigd Koninkrijk

 

119,2

119,2

 

 

 

 

4.1.   

Met ingang van 1 juli 2020 bedraagt de toelage voor het in artikel 42 bis, tweede alinea, van het Statuut bedoelde ouderschapsverlof 1 030,72 EUR.

4.2.   

Met ingang van 1 juli 2020 bedraagt de toelage voor het in artikel 42 bis, derde alinea, van het Statuut bedoelde ouderschapsverlof 1 374,30 EUR.

5.1.   

Met ingang van 1 juli 2020 bedraagt het basisbedrag van de kostwinnerstoelage als bedoeld in artikel 1, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 192,78 EUR.

5.2.   

Met ingang van 1 juli 2020 bedraagt het basisbedrag van de kindertoelage als bedoeld in artikel 2, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 421,24 EUR.

5.3.   

Met ingang van 1 juli 2020 bedraagt de in artikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde schooltoelage 285,81 EUR.

5.4.   

Met ingang van 1 juli 2020 bedraagt de in artikel 3, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde schooltoelage 102,90 EUR.

5.5.   

Met ingang van 1 juli 2020 bedraagt het minimumbedrag van de ontheemdingstoelage als bedoeld in artikel 69 van het Statuut en in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van bijlage VII bij het Statuut 571,35 EUR.

5.6.   

Met ingang van 1 juli 2020 bedraagt de in artikel 134 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden bedoelde ontheemdingstoelage 410,74 EUR.

6.1.   

Met ingang van 1 juli 2020 bedraagt de in artikel 7, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde kilometervergoeding:

0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

0 tot en met 200 km

0,2125 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

201 tot en met 1 000 km

0,3543 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

1 001 tot en met 2 000 km

0,2125 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

2 001 tot en met 3 000 km

0,0708 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

3 001 tot en met 4 000 km

0,0342 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

4 001 tot en met 10 000 km

0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand dat hoger ligt dan

10 000 km

6.2.   

Met ingang van 1 juli 2020 bedraagt het in artikel 7, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde forfaitair supplement bij de kilometervergoeding:

106,25 EUR als de geografische afstand tussen de in lid 1 bedoelde plaatsen tussen 600 en 1 200 km bedraagt;

212,50 EUR als de geografische afstand tussen de in lid 1 bedoelde plaatsen meer dan 1 200 km bedraagt.

7.1.   

Met ingang van 1 januari 2021 bedraagt de in artikel 8, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde kilometervergoeding:

0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

0 tot en met 200 km

0,4285 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

201 tot en met 1 000 km

0,7141 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

1 001 tot en met 2 000 km

0,4285 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

2 001 tot en met 3 000 km

0,1427 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

3 001 tot en met 4 000 km

0,0689 EUR per km voor het gedeelte van de afstand van

4 001 tot en met 10 000 km

0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand dat hoger ligt dan

10 000 km

7.2.   

Met ingang van 1 januari 2021 bedraagt het in artikel 8, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde forfaitair supplement bij de kilometervergoeding:

214,21 EUR als de geografische afstand tussen de standplaats en de plaats van herkomst tussen 600 en 1 200 km bedraagt;

428,39 EUR als de geografische afstand tussen de standplaats en de plaats van herkomst meer dan 1 200 km bedraagt.

8.   

Met ingang van 1 juli 2020 bedraagt de in artikel 10, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde dagvergoeding:

44,28 EUR voor ambtenaren die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

35,71 EUR voor ambtenaren die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

9.   

Met ingang van 1 juli 2020 wordt het minimumbedrag van de inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 24, lid 3, van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op:

1 260,50 EUR voor personeelsleden die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

749,49 EUR voor personeelsleden die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

10.1.   

Met ingang van 1 juli 2020 worden de minimum- en maximumbedragen voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 28 bis, lid 3, tweede alinea, van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op:

1 511,73 EUR (minimumbedrag);

3 023,45 EUR (maximumbedrag).

10.2.   

Met ingang van 1 juli 2020 wordt het vaste bedrag als bedoeld in artikel 28 bis, lid 7, van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op 1 374,30 EUR.

11.   

Tabel met de bedragen van de basissalarissen als bedoeld in artikel 93 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, van toepassing vanaf 1 juli 2020:

FUNCTIEGROEP

1.7.2020

SALARISTRAP

 

RANG

1

2

3

4

5

6

7

IV

18

6 593,66

6 730,78

6 870,74

7 013,62

7 159,49

7 308,37

7 460,34

 

17

5 827,65

5 948,83

6 072,54

6 198,83

6 327,74

6 459,32

6 593,66

 

16

5 150,62

5 257,72

5 367,07

5 478,68

5 592,63

5 708,93

5 827,65

 

15

4 552,24

4 646,91

4 743,55

4 842,20

4 942,90

5 045,68

5 150,62

 

14

4 023,40

4 107,07

4 192,48

4 279,67

4 368,69

4 459,50

4 552,24

 

13

3 555,98

3 629,93

3 705,41

3 782,48

3 861,13

3 941,43

4 023,40

III

12

4 552,18

4 646,84

4 743,48

4 842,11

4 942,80

5 045,58

5 150,51

 

11

4 023,37

4 107,02

4 192,42

4 279,60

4 368,60

4 459,44

4 552,18

 

10

3 555,97

3 629,91

3 705,39

3 782,45

3 861,10

3 941,40

4 023,37

 

9

3 142,88

3 208,23

3 274,95

3 343,06

3 412,58

3 483,53

3 555,97

 

8

2 777,78

2 835,54

2 894,51

2 954,69

3 016,15

3 078,86

3 142,88

II

7

3 142,81

3 208,18

3 274,90

3 343,00

3 412,56

3 483,53

3 555,98

 

6

2 777,65

2 835,41

2 894,39

2 954,59

3 016,04

3 078,77

3 142,81

 

5

2 454,90

2 505,95

2 558,08

2 611,30

2 665,59

2 721,04

2 777,65

 

4

2 169,66

2 214,79

2 260,86

2 307,89

2 355,88

2 404,89

2 454,90

I

3

2 672,85

2 728,32

2 784,96

2 842,75

2 901,74

2 961,96

3 023,45

 

2

2 362,91

2 411,95

2 462,01

2 513,11

2 565,27

2 618,52

2 672,85

 

1

2 088,92

2 132,29

2 176,53

2 221,70

2 267,81

2 314,88

2 362,91

12.   

Met ingang van 1 juli 2020 wordt het minimumbedrag van de inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 94 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op:

948,12 EUR voor personeelsleden die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

562,13 EUR voor personeelsleden die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

13.1.   

Met ingang van 1 juli 2020 worden de minimum- en maximumbedragen voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 96, lid 3, tweede alinea, van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op:

1 133,79 EUR (minimumbedrag);

2 267,56 EUR (maximumbedrag).

13.2.   

Met ingang van 1 juli 2020 wordt het vaste bedrag als bedoeld in artikel 96, lid 7, van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op 1 030,72 EUR.

13.3.   

Met ingang van 1 juli 2020 worden de minimum- en maximumbedragen voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 136 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op:

997,48 EUR (minimumbedrag);

2 347,04 EUR (maximumbedrag).

14.   

Het bedrag van de in artikel 1, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad (1) bedoelde toeslagen voor continu- of ploegendienst:

432,05 EUR;

652,12 EUR;

713,01 EUR;

972,07 EUR.

15.   

Met ingang van 1 juli 2020 wordt op de in artikel 4 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad (2) genoemde bedragen een coëfficiënt toegepast van 6,2368.

16.   

Tabel van de bedragen als bedoeld in artikel 8, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut, van toepassing met ingang van 1 juli 2020:

1.7.2020

SALARISTRAP

RANG

1

2

3

4

5

6

7

8

16

19 127,29

19 931,05

20 768,57

20 768,57

20 768,57

20 768,57

 

 

15

16 905,33

17 615,72

18 355,95

18 866,64

19 127,29

19 931,05

 

 

14

14 941,46

15 569,34

16 223,58

16 674,95

16 905,33

17 615,72

18 355,95

19 127,29

13

13 205,78

13 760,70

14 338,93

14 737,88

14 941,46

 

 

 

12

11 671,70

12 162,15

12 673,23

13 025,81

13 205,78

13 760,70

14 338,93

14 941,46

11

10 315,83

10 749,30

11 201,00

11 512,64

11 671,70

12 162,15

12 673,23

13 205,78

10

9 117,48

9 500,59

9 899,84

10 175,25

10 315,83

10 749,30

11 201,00

11 671,70

9

8 058,32

8 396,94

8 749,80

8 993,22

9 117,48

 

 

 

8

7 122,21

7 421,49

7 733,35

7 948,51

8 058,32

8 396,94

8 749,80

9 117,48

7

6 294,84

6 559,36

6 834,99

7 025,15

7 122,21

7 421,49

7 733,35

8 058,32

6

5 563,58

5 797,38

6 040,98

6 209,06

6 294,84

6 559,36

6 834,99

7 122,21

5

4 917,29

5 123,92

5 339,22

5 487,78

5 563,58

5 797,38

6 040,98

6 294,84

4

4 346,06

4 528,68

4 718,98

4 850,27

4 917,29

5 123,92

5 339,22

5 563,58

3

3 841,17

4 002,60

4 170,80

4 286,82

4 346,06

4 528,68

4 718,98

4 917,29

2

3 394,97

3 537,62

3 686,28

3 788,84

3 841,17

4 002,60

4 170,80

4 346,06

1

3 000,59

3 126,66

3 258,05

3 348,71

3 394,97

 

 

 

17.   

Met ingang van 1 juli 2020 wordt, voor de toepassing van artikel 18, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut, de vaste vergoeding genoemd in het vroegere artikel 4 bis van bijlage VII bij het Statuut dat vóór 1 mei 2004 van kracht was, vastgesteld op:

149,05 EUR per maand voor ambtenaren in rang C4 of C5;

228,53 EUR per maand voor ambtenaren in rang C1, C2 of C3.

18.   

Tabel met de bedragen van de basissalarissen als bedoeld in artikel 133 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, van toepassing vanaf 1 juli 2020:

Rang

1

2

3

4

5

6

7

Basissalaris voltijds medewerker

1 900,13

2 213,65

2 400,04

2 602,16

2 821,28

3 058,88

3 316,47

Rang

8

9

10

11

12

13

14

Basissalaris voltijds medewerker

3 595,78

3 898,57

4 226,86

4 582,80

4 968,73

5 387,14

5 840,80

Rang

15

16

17

18

19

 

 

Basissalaris voltijds medewerker

6 332,66

6 865,95

7 444,14

8 070,99

8 750,68

 

 


(1)  Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad van 9 februari 1976 tot vaststelling van de categorieën van begunstigden, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de toeslagen die kunnen worden toegekend aan ambtenaren die hun werkzaamheden verrichten in het kader van een continu- of ploegendienst (PB L 38 van 13.2.1976, blz. 1). Verordening aangevuld bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 1307/87 (PB L 124 van 13.5.1987, blz. 6).

(2)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Europese Gemeenschappen (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 8).