Brussel, 10.12.2020

COM(2020) 798 final

2020/0353(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake batterijen en afgedankte batterijen, tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020

(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2020) 420 final} - {SWD(2020) 334 final} - {SWD(2020) 335 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De ontwikkeling en productie van batterijen is een strategische ‘must’ voor Europa in de context van de overgang naar schone energie, en cruciaal voor de concurrentiepositie van de Europese auto-industrie. Vervoer is verantwoordelijk voor circa een kwart van de broeikasgasemissies in de EU en is de belangrijkste oorzaak van luchtverontreiniging in de steden.

Een grotere marktpenetratie van elektrische voertuigen (EV) zal leiden tot een afname van broeikasgasemissies en schadelijke emissies afkomstig van het wegvervoer. In de EU wordt tussen de jaren 2020 en 2030 een sterke toename verwacht van het aantal elektrische personenauto’s, bestelwagens, bussen en, in mindere mate, vrachtwagens. Dit zal met name het gevolg zijn van de EU-wetgeving tot vaststelling van CO2-emissienormen voor voertuigfabrikanten, en van de EU-wetgeving tot vaststelling van minimumstreefcijfers voor de lidstaten wat overheidsopdrachten voor schone voertuigen 1 betreft. De elektrificatie van bepaalde residentiële voorzieningen, zoals energieopslag of verwarming, wordt de volgende stap die de emissieniveaus nog verder zal terugdringen.

Volgens schattingen van het Wereld Economisch Forum moet de mondiale productie van batterijen worden verhoogd met een factor 19 om de transitie naar een koolstofarme economie te versnellen 2 .

Dit initiatief is gericht op de modernisering van het EU-wetgevingskader inzake batterijen. Het initiatief vormt een integraal onderdeel van de Europese Green Deal 3 , de nieuwe EU-groeistrategie die de EU moet omvormen tot een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie waar: i) tegen 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten; ii) de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen; en iii) geen mens of regio aan zijn lot wordt overgelaten. Het initiatief bouwt voort op de door de Europese Commissie aangegane verbintenissen en vastgestelde verslagen, waaronder het strategisch actieplan voor batterijen 4 , het nieuwe actieplan voor de circulaire economie 5 , de nieuwe industriestrategie voor Europa 6 , en de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit 7 die tot doel heeft tegen 2050 een vermindering van 90 % van de totale uitstoot van broeikasgassen in de vervoerssector te bereiken.

In aanvulling op de werkzaamheden van de Commissie hebben zowel de Raad als het Parlement opgeroepen tot het treffen van maatregelen ter ondersteuning van de transitie naar elektromobiliteit, koolstofneutrale energieopslag en een duurzame batterijwaardeketen. Daarnaast heeft de Europese Investeringsbank aangekondigd dat zij verwacht haar steun voor batterijgerelateerde projecten in 2020 te verhogen tot meer dan 1 miljard EUR 8 .

Dit initiatief is gericht op de aanpak van drie groepen nauw met elkaar verweven problemen met betrekking tot batterijen.

·De eerste groep heeft betrekking op het gebrek aan randvoorwaarden voor het stimuleren van investeringen in de productiecapaciteit voor duurzame batterijen. Deze problemen houden verband met de inefficiënte werking van de eengemaakte markt en het gebrek aan een voldoende gelijk speelveld 9 als gevolg van de uiteenlopende regelgevingskaders binnen de interne markt. Een van de onderliggende redenen hiervoor is de ongelijke toepassing van de batterijenrichtlijn en het gebrek aan betrouwbare en vergelijkbare informatie in de EU.

·De tweede groep problemen heeft betrekking op de suboptimale werking van de recyclingmarkten en de onvoldoende gesloten materiaalkringlopen, als gevolg waarvan de EU maar beperkt in staat is de toeleveringsrisico’s met betrekking tot grondstoffen te ondervangen. Het huidige regelgevingskader vertoont een aantal tekortkomingen. Deze tekortkomingen bestaan onder meer uit een gebrek aan duidelijke en voldoende geharmoniseerde regels, en zijn tevens het gevolg van een aantal bepalingen in de batterijenrichtlijn die niet gebaseerd zijn op recente technologische en marktontwikkelingen. Dit leidt tot een afname van de winstgevendheid van recyclingactiviteiten en een belemmering van investeringen in nieuwe technologieën en aanvullende capaciteit voor het recyclen van de batterijen van de toekomst.

·De derde groep problemen heeft betrekking op sociale en milieurisico’s die momenteel niet onder de EU-milieuwetgeving vallen. Deze omvatten: i) een gebrek aan transparantie met betrekking tot de toelevering van grondstoffen; ii) gevaarlijke stoffen; en iii) het onbenutte potentieel met betrekking tot het compenseren van de milieueffecten gedurende de levensduur van batterijen.

Deze problemen worden veroorzaakt door marktfalen en gebrekkige informatievoorziening. Beide tekortkomingen houden verband met de werking van de eengemaakte markt. De tekortkomingen worden bovendien verergerd door een derde onderliggende oorzaak: de complexiteit van de batterijwaardeketens.

De doelstellingen van het voorstel zijn drieledig: 1) werking van de interne markt versterken (met inbegrip van producten, processen, afgedankte batterijen en gerecyclede materialen) door een gelijk speelveld te creëren op basis van een gemeenschappelijke reeks regels; 2) een circulaire economie stimuleren; en 3) de sociale en milieueffecten gedurende alle fasen van de levenscyclus van batterijen beperken. Deze drie doelstellingen zijn nauw met elkaar verweven.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het huidige regelgevingskader in de vorm van de batterijenrichtlijn is uitsluitend gericht op de eindfase van de levenscyclus van batterijen. Er bestaan momenteel geen wettelijke bepalingen in de EU die andere aspecten van de productie- en gebruiksfase van batterijen beslaan, zoals elektrochemische prestaties en degelijkheid, broeikasgasemissies of het op verantwoorde wijze betrekken van grondstoffen.

Overeenkomstig het “one in, one out”-beginsel 10 moet de voorgestelde verordening de huidige batterijenrichtlijn vervangen.

Het voorstel is volledig in overeenstemming met de bestaande milieu- en afvalwetgeving van de EU. Het voorziet in een aanvulling op deze wetgeving, onder meer met betrekking tot: Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken 11 ; Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen 12 ; Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) 13 ; Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur 14 ; Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) 15 ; en Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) 16 .

Dit voorstel introduceert progressief strenger wordende voorschriften om de koolstofvoetafdruk gedurende de levenscyclus van batterijen tot een minimum te beperken. In dit verband zullen inspanningen om de koolstofvoetafdruk in het productieproces te verkleinen indirect leiden tot de bevordering van de opwekking van hernieuwbare energie.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het initiatief is in overeenstemming met de internationale verplichtingen van de EU ten aanzien van het handelsbeleid, met name omdat wordt gewaarborgd dat geen ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen in de EU geproduceerde producten en ingevoerde producten.

Het initiatief strookt volledig met het innovatiebeginsel en de daaraan gerelateerde maatregelen uit hoofde van de EU-financiering van onderzoek en innovatie in het kader van Horizon 2020.

Het voorstel heeft voorts tot doel de verplichtingen inzake monitoring en rapportage te vereenvoudigen en te stroomlijnen teneinde de administratieve lasten voor de lidstaten te beperken overeenkomstig de EU-aanpak voor betere regelgeving 17 en de geschiktheidscontrole inzake rapportage en toezicht 18 .

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel berust op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dat voorziet in maatregelen die de instelling en de werking van de eengemaakte markt waarborgen. Dit betreft een wijziging ten opzichte van de huidige rechtsgrondslag aangezien Richtlijn 2006/66/EG inzake batterijen gebaseerd was op artikel 175 VEG (thans artikel 191 VWEU) en op artikel 95 VEG (thans artikel 114 VWEU) waar het de desbetreffende productgerelateerde bepalingen betrof.

Het voorstel is gericht op het aanpakken van een aantal fundamentele problemen met betrekking tot de eengemaakte markt. Dit betreft onder meer: i) een ongelijk speelveld voor in de handel gebrachte batterijen aangezien de toepasselijke regels voor interpretatie vatbaar zijn; ii) belemmeringen met betrekking tot de werking van de recyclingmarkten; iii) de ongelijke toepassing van de batterijenrichtlijn; iv) de dringende behoefte aan grootschalige investeringen om te kunnen inspelen op de veranderende markt; v) de behoefte aan schaalvoordelen; en vi) de behoefte aan een stabiel en volledig geharmoniseerd regelgevingskader.

Tegelijkertijd is er sprake van een aantal milieuproblemen met betrekking tot de productie en het gebruik van batterijen, alsook het beheer ervan aan het eind van de levensduur. De milieuproblemen die niet rechtstreeks onder het milieuacquis van de EU vallen en waarvoor derhalve regelgevend ingrijpen vereist is, houden stuk voor stuk verband met de werking van de eengemaakte markt. Een van deze problemen betreft de negatieve effecten op het milieu van gevaarlijke stoffen in batterijen die niet op de juiste wijze worden verwijderd, een probleem dat kan worden ondervangen door het op de juiste manier inzamelen en recyclen van draagbare batterijen. Een van de redenen dat de inzamelingsniveaus van draagbare batterijen zo laag zijn, is het feit dat het inrichten van inzamelingssystemen geld kost en de eengemaakte markt niet op passende en geharmoniseerde wijze toeziet op de toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt. Suboptimale inzamelingsniveaus vormen ook een probleem waar het de winstgevendheid van bedrijven betreft. De reden hiervoor is dat recyclingtechnologieën kapitaalintensief zijn en derhalve aanzienlijke schaalvoordelen vereisen die soms groter zijn dan de nationale EU-markten kunnen realiseren. Een tweede probleem is het onvermogen de totale milieueffecten van batterijen te verminderen door de circulariteit in de batterijwaardeketen te verhogen. Ook hier is marktfalen de voornaamste oorzaak van het probleem. De stimulansen (en informatie) tussen de verschillende deelnemers in de waardeketen zijn niet op elkaar afgestemd. In de markt voor hergebruik van batterijen voor elektrische voertuigen is bovendien sprake van een gebrek aan rechtszekerheid met betrekking tot de afvalstatus van gebruikte batterijen, alsook aan adequate informatie met betrekking tot het voorspellen van het gedrag van batterijen.

Het voorstel heeft derhalve tot doel de toepassing van een reeks gemeenschappelijke regels voor deelnemers aan de eengemaakte markt te realiseren en verstoring van de concurrentie te voorkomen. De maatregelen leiden tot de verdere harmonisering van: i) de productvereisten voor in de Unie in de handel gebrachte batterijen; en ii) het niveau van door bedrijven geboden afvalverwerkingsdiensten. In het voorstel worden tevens vereisten vastgesteld voor het waarborgen van een goed functionerende markt voor secundaire grondstoffen waarbij de milieueffecten als gevolg van de productie en het gebruik van batterijen (alsook de verwerking van batterijen — met inbegrip van recycling — aan het eind van de levensduur) worden voorkomen of tot een minimum worden teruggebracht. Dit zal de totstandbrenging van een circulaire batterij-industrie in Europa ten goede komen en versnippering als gevolg van mogelijk uiteenlopende nationale benaderingen voorkomen.

De vervaardiging en het gebruik van batterijen, de onderliggende waardeketen en de verwerking van batterijen aan het eind van hun levensduur zijn transversale kwesties die van invloed zijn op een groot aantal beleidsterreinen. Naast het nastreven van doelstellingen met betrekking tot de interne markt, zal het voorstel derhalve bijdragen aan de verwezenlijking van doelstellingen met betrekking tot het milieu, het vervoer, de klimaatactie, de energie-efficiëntie en de internationale handel. Uit de effectbeoordeling van de voorgestelde maatregelen blijkt dat doorgaans het meeste belang wordt gehecht aan de doelstellingen met betrekking tot de interne markt en dat de milieuvoordelen van ondergeschikt belang zijn. Het is derhalve passend artikel 114 VWEU als enige rechtsgrondslag toe te passen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het op EU-niveau vaststellen van gemeenschappelijke vereisten voor de gehele levensduur van batterijen biedt een duidelijke meerwaarde. Het is van essentieel belang te waarborgen dat fabrikanten, importeurs en marktdeelnemers in bredere zin onderworpen zijn aan geharmoniseerde vereisten waaraan moet worden voldaan bij i) het in de handel brengen van batterijen in de Unie, en ii) het verstrekken van informatie aan klanten binnen de eengemaakte markt. Ook recyclers moeten zijn onderworpen aan uniforme vereisten die voor alle recyclingbedrijven in de EU op dezelfde wijze van toepassing zijn. Indien op EU-niveau geen geharmoniseerde regels worden vastgesteld, zou ingrijpen op nationaal niveau leiden tot uiteenlopende vereisten voor marktdeelnemers.

De ontwikkeling van een duurzame batterijwaardeketen is kapitaalintensief en vereist schaalvoordelen die groter zijn dan de nationale EU-markten kunnen realiseren. Deze ontwikkeling vereist een geharmoniseerde en goed functionerende eengemaakte markt in alle lidstaten waarbij alle marktdeelnemers in de batterijwaardeketen aan dezelfde regels moeten voldoen.

Daarnaast zijn er gemeenschappelijke regels nodig voor de transitie naar een circulaire economie die zal bijdragen aan de bevordering van innovatieve en duurzame Europese bedrijfsmodellen, producten en materialen. Deze doelstellingen kunnen niet door de lidstaten afzonderlijk worden vastgesteld: door de omvang van het vereiste optreden kan dit beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt. Uniform optreden door de EU is dan ook gerechtvaardigd en noodzakelijk.

Evenredigheid

De voorgestelde maatregelen gaan niet verder dan nodig is om de regelgevingszekerheid te bieden die vereist is voor het stimuleren van grootschalige investeringen in de circulaire economie, waarbij tegelijkertijd een hoge mate van bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu wordt gewaarborgd.

Over het algemeen vormt de voorgestelde beleidsoptie een geleidelijke wijziging ten opzichte van het bestaande regelgevingskader en institutioneel kader (d.w.z. de huidige batterijenrichtlijn). Voor de eerdere fasen in de waardeketen waar momenteel geen EU-wetgeving voor bestaat, hebben de voorgestelde wijzigingen met name betrekking op het niveau van de informatievoorziening en de basisvereisten voor batterijen die in de EU in de handel worden gebracht.

Van sommige voorgestelde beleidsopties is uit de effectbeoordeling gebleken dat een stapsgewijze benadering de beste manier is om het evenredigheidsbeginsel te waarborgen. Het voorstel voorziet hiertoe op een aantal gebieden in een geleidelijke verhoging van het ambitieniveau en de vereisten. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de bepaling inzake de prestatie- en degelijkheidssvereisten voor oplaadbare industriële batterijen. Deze bepaling omvat als eerste stap de verplichting tot het verstrekken van informatie; de relevante minimumwaarden moeten pas worden vastgesteld wanneer er meer informatie beschikbaar is.

Keuze van het instrument

Uit de evaluatie van de batterijenrichtlijn en de analyse voorafgaande aan de effectbeoordeling blijkt dat harmonisering beter door middel van een verordening kan worden gerealiseerd dan door een richtlijn op basis van de eerder toegepaste beperktere benadering. Uiteenlopende nationale maatregelen inzake afvalinzameling en de nuttige toepassing van afvalstoffen hebben ertoe geleid dat marktdeelnemers en producenten met een onsamenhangend regelgevingskader te kampen hebben. Deze bestaande belemmeringen in de vorm van uiteenlopende nationale regelgevingskaders kunnen alleen worden geëlimineerd door toepassing van gedetailleerdere en beter geharmoniseerde regels met betrekking tot de inzamelings- en terugwinningsprocessen en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheden. Deze uitvoerige en geharmoniseerde regels moeten vereisten omvatten die rechtstreeks van toepassing zijn op bedrijven.

Een verordening voorziet in directe vereisten voor alle marktdeelnemers en biedt daarmee de nodige rechtszekerheid en het vermogen om een volledig geïntegreerde markt in de EU te handhaven. Daarnaast is met een verordening verzekerd dat de verplichtingen op hetzelfde moment en op dezelfde wijze in alle 27 lidstaten van toepassing zijn.

Het instrument voorziet bovendien in een aantal mandaten voor de Commissie tot het ontwikkelen van uitvoeringsmaatregelen. Deze uitvoeringsmaatregelen zullen de Commissie in staat stellen de verordening zo nodig nader uit te werken zodat de gemeenschappelijke regels eerder kunnen worden vastgesteld. De verordening zal ook minder onzekerheid omtrent de termijnen voor het voltooien van de omzetting met zich meebrengen dan een richtlijn, en dat op een gebied waarop tijdschema’s en rechtszekerheid van cruciaal belang zijn gezien de voorspelde toename van de marktomvang en, in algemenere zin, de veranderingen met betrekking tot de marktdynamiek.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In april 2019 heeft de Commissie een evaluatie van de batterijenrichtlijn gepubliceerd 19 overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie en rekening houdend met het bepaalde in artikel 23 van de batterijenrichtlijn. De voornaamste bevindingen naar aanleiding van de evaluatie zijn samengevat in bijlage 6 bij de effectbeoordeling en maken deel uit van de analyse (met name het gedeelte met betrekking tot de probleemstelling).

Dit beleidsvoorstel omvat maatregelen ten aanzien van de in de evaluatie van de batterijenrichtlijn vastgestelde domeinen waar het gebrek aan harmonisering of voldoende gedetailleerde bepalingen tot inconsistente resultaten met betrekking tot de eengemaakte markt hebben geleid. Deze resultaten leiden tot een verstoring van het gelijke speelveld aangezien ze geen duidelijkheid en kostenefficiëntie verschaffen (bijvoorbeeld in het geval van organisaties voor producentenverantwoordelijkheid). Daarnaast voorziet het voorstel in een aantal maatregelen die moeten waarborgen dat het regelgevingsklimaat up-to-date is en berekend is op technologische nieuwigheden, zoals batterijen voor elektrische voertuigen, e-bikes en e-scooters, of een mogelijk “tweede leven” voor industriële batterijen.

Raadpleging van belanghebbenden

In overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving hebben er verschillende raadplegingsactiviteiten plaatsgevonden. In de onderstaande punten wordt een korte beschrijving van deze raadplegingsactiviteiten gegeven.

·Als onderdeel van de voorbereiding van een regelgevend initiatief inzake duurzaamheidsvereisten voor batterijen, heeft DG GROW tussen juni en november 2019 een eerste raadplegingsronde georganiseerd. Deze ronde bestond uit een openbare raadpleging waarvoor 180 bijdragen werden ontvangen, en uit drie openbare vergaderingen met belanghebbenden over de bevindingen naar aanleiding van de twee haalbaarheidsstudies.

·Na een politiek besluit om de batterijenrichtlijn door één enkel rechtsinstrument te vervangen en hierin de duurzaamheidsvereisten voor oplaadbare batterijen op te nemen waar DG GROW zich al sinds medio 2018 mee bezighield, werd er tussen februari en mei 2020 een tweede ronde raadplegingsactiviteiten gehouden. Deze tweede ronde bestond uit:

gerichte vraaggesprekken met vertegenwoordigers van de batterijwaardeketen, consumenten en milieuorganisaties;

een enquête onder bedrijven (fabrikanten, afvalbeheerders en recyclers);

een enquête onder vertegenwoordigers van onderzoeks- en innovatieprojecten (gefinancierd uit het Horizon 2020-programma en het LIFE-programma);

sectorale bijeenkomsten met belanghebbenden;

een bijeenkomst met de deskundigengroep van de lidstaten.

·De aanvangseffectbeoordeling inzake de voorgestelde verordening is op 28 mei 2020 gepubliceerd en de termijn waarbinnen hierop feedback kon worden gegeven is op 9 juli 2020 verstreken. Er werden in totaal 103 reacties ontvangen die grotendeels de standpunten ondersteunden die de belanghebbenden in een eerdere fase van het proces hadden gegeven (onder meer tijdens de gerichte raadplegingen van belanghebbenden).

Over het algemeen kwam uit de raadplegingsactiviteiten naar voren dat het publiek het over het algemeen eens is met de opvatting dat er een regelgevend initiatief nodig is dat op geïntegreerde wijze de gehele batterijwaardeketen beslaat. Belanghebbenden die aan de openbare raadplegingen hadden deelgenomen, waren het er over het algemeen mee eens dat technologische, economische en sociale veranderingen de totstandbrenging van een nieuw regelgevingskader voor batterijen rechtvaardigen. De belanghebbenden waren het er voorts mee eens dat de bestaande regels beter geharmoniseerd moeten worden en dat er een EU-kader moet komen dat de gehele levenscyclus van batterijen bestrijkt. Volgens hen moet dit kader gemeenschappelijke en strengere duurzaamheidsvereisten bevatten voor batterijen, componenten, afgedankte batterijen en gerecyclede materialen, teneinde duidelijke en gemeenschappelijke regels vast te kunnen stellen ten behoeve van de werking van de eengemaakte EU-markt.

De belangrijkste behoeften die door vertegenwoordigers van het bedrijfsleven naar voren zijn gebracht, betroffen: i) een stabiel regelgevingskader ter waarborging van de investeringszekerheid; ii) een gelijk speelveld ter waarborging van de duurzame productie van batterijen; en iii) de efficiënte werking van de recyclingmarkten met het oog op een grotere beschikbaarheid van hoogwaardige secundaire grondstoffen. De belangrijkste punten van zorg die door de vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld werden aangegeven, betroffen de behoefte aan een duurzame grondstoffenvoorziening en de noodzaak om de beginselen van de circulaire economie op de batterijwaardeketen toe te passen.

De gedetailleerde conclusies naar aanleiding van de raadplegingen van belanghebbenden maken deel uit van bijlage 2 en bijlage 9 bij de effectbeoordeling.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Met het oog op het analyseren van de verschillende opties heeft de Commissie verschillende ondersteuningscontracten toegekend aan externe deskundigen, onder meer voor:

·een studie ter beoordeling van de haalbaarheid van maatregelen die tot doel hebben de tekortkomingen in het huidige EU-kader inzake batterijen te ondervangen;

·een studie waarin een aantal specifieke zaken aan de orde wordt gesteld (tweede leven, beperkingen, statiegeldregelingen, enz.);

·een voorbereidende studie inzake het ecologisch ontwerp en de energie-etikettering van oplaadbare elektrochemische batterijen met interne opslag;

·een vervolgstudie inzake de haalbaarheid van duurzame batterijen;

·een effectbeoordeling inzake het ecologisch ontwerp en de energie-etikettering van oplaadbare elektrochemische batterijen met interne opslag.

Deze deskundigen hebben in de verschillende fasen van de studie nauw met de Commissie samengewerkt.

Naast deze ondersteunende studies is er gebruik gemaakt van aanvullende deskundigheid in de vorm van literatuuronderzoek en de reacties naar aanleiding van de raadpleging van belanghebbenden.

Effectbeoordeling

Het voorstel is gebaseerd op een effectbeoordeling. Nadat de opmerkingen in het negatief advies van de Raad voor regelgevingstoetsing van 24 juni 2020 waren opgevolgd, heeft de Raad op 18 september 2020 een positief advies met voorbehoud uitgebracht. In zijn definitieve advies heeft de Raad om aanvullende gegevens gevraagd, met name over de basislijn en de samenstelling van de beleidsopties.

De effectbeoordeling omvat 13 maatregelen voor het aanpakken van de problemen met betrekking tot: i) het gebrek aan randvoorwaarden voor het stimuleren van investeringen in de productiecapaciteit voor duurzame batterijen; ii) de suboptimale werking van de recyclingmarkten; en iii) de sociale en milieurisico’s die momenteel niet onder het milieuacquis van de EU vallen. Deze 13 maatregelen zijn gebaseerd op: i) de analyse van de evaluatie van de batterijenrichtlijn; ii) de openbare raadplegingen met betrekking tot dit initiatief; iii) de verschillende ondersteunende studies; en iv) politieke verbintenissen, zoals de Europese Green Deal. Uit de maatregelen blijkt dat bijdragen vanuit de gehele complexe waardeketen vereist zijn.

Binnen de 13 brede beleidsmaatregelen zijn verschillende submaatregelen aan de orde gesteld. Deze submaatregelen betreffen vaak onderlinge alternatieven (zo kan bij maatregel 3 het inzamelingsstreefcijfer voor draagbare batterijen 65 % of 75 % zijn, maar niet allebei). In weer andere gevallen zijn de submaatregelen cumulatief en/of aanvullend van aard (zo wordt bij maatregel 13 een “paspoort” voor industriële batterijen toegepast in aanvulling op de informatieverplichtingen). Bijlage 9 bij de effectbeoordeling bevat een op proportionele wijze uitgevoerde analyse van al deze submaatregelen, waarbij de effecten ervan worden afgezet tegen het scenario met ongewijzigd beleid.

Met het oog op deze analyse zijn de submaatregelen in vier belangrijke beleidsopties verdeeld, die tegen het scenario met ongewijzigd beleid zijn afgezet. Deze vier opties zijn hieronder uiteengezet.

·Met optie 1, een ongewijzigd beleid, blijft de batterijenrichtlijn, die voornamelijk gericht is op de eindfase van de levenscyclus van batterijen, ongewijzigd. Voor de eerdere fasen in de waardeketen bestaat momenteel geen EU-wetgeving en hier komt derhalve geen verandering in. Nadere details over deze optie komen in hoofdstuk 5 over de basislijn aan de orde, alsook in bijlage 9.

·Optie 2, de optie met een gematigd ambitieniveau, bouwt voort op de batterijenrichtlijn maar zorgt voor een geleidelijk versterking en aanscherping van het ambitieniveau. Voor de eerdere fasen in de waardeketen waar momenteel geen EU-wetgeving voor bestaat, heeft de voorgestelde wijziging betrekking op de invoering van vereisten ten aanzien van informatievoorziening en basisvereisten als voorwaarde voor het in de EU in de handel brengen van batterijen.

·Optie 3, de optie met een hoog ambitieniveau, is ietwat disruptiever, maar is nog altijd technisch haalbaar. Bij deze optie moeten bijvoorbeeld streefcijfers en drempelwaarden worden vastgesteld die binnen een bepaalde termijn moeten worden behaald.

·Optie 4, de optie met een zeer hoog ambitieniveau, behelst maatregelen die aanzienlijk verder gaan dan het huidige regelgevingskader en de huidige bedrijfspraktijken.

In tabel 1 ziet u een overzicht van de verschillende submaatregelen binnen de beleidsopties, waarbij de op basis van de effectbeoordeling vastgestelde voorkeursoptie groen is gemarkeerd.

De Commissie geeft de voorkeur aan een combinatie van optie 2 en optie 3. Deze combinatie biedt een evenwichtige benadering ten aanzien van doeltreffendheid (de verwezenlijking van de doelstellingen) en efficiëntie (kosteneffectiviteit). De voorkeursoptie maakt het de EU gemakkelijker om op de snel veranderende marktvoorwaarden te reageren en de transitie naar een koolstofarmere economie in hoge mate te ondersteunen, zonder risico op buitensporige kosten of verstoringen.

Tabel 1: Voorkeursoptie

Maatregelen

Optie 2 — gematigd ambitieniveau

Optie 3 — hoog ambitieniveau

Optie 4 — zeer hoog ambitieniveau

1. Classificatie en definities    

Nieuwe categorie batterijen voor elektrische voertuigen (EV)

Gewichtslimiet van 5 kg ter onderscheiding van draagbare batterijen en industriële batterijen

 Nieuwe berekeningsmethode voor de inzamelingspercentages van draagbare batterijen op basis van het aantal batterijen dat beschikbaar is voor inzameling

/

2. Tweede leven van industriële batterijen

Aan het eind van hun eerste leven worden gebruikte batterijen als afval beschouwd (tenzij sprake is van hergebruik). Herbestemming wordt als een afvalverwerkingshandeling beschouwd. Voor herbestemming (in hun tweede leven) gebruikte batterijen worden als nieuwe producten beschouwd die bij het in de handel brengen moeten voldoen aan de productvereisten.

Aan het eind van hun eerste leven worden gebruikte batterijen niet als afval beschouwd. Voor herbestemming (in hun tweede leven) gebruikte batterijen worden als nieuwe producten beschouwd die bij het in de handel brengen moeten voldoen aan de productvereisten.

Verplichte geschiktheid voor hergebruik

3. Inzamelingspercentage voor draagbare batterijen

Inzamelingsstreefcijfer van 65 % in 2025

Inzamelingsstreefcijfer van 70 % in 2030

Inzamelingsstreefcijfer van 75 % in 2025

4. Inzamelingspercentage voor autobatterijen en industriële batterijen

Nieuw rapportagesysteem voor auto-, EV- en industriële batterijen

Inzamelingspercentage voor batterijen voor de aandrijving van lichte voertuigen

Expliciet inzamelingsstreefcijfer voor industriële, EV- en autobatterijen

5. Recyclingrendementen en terugwinning van materialen

Lithium-ionbatterijen en Co, Ni, Li, Cu:

Recyclingrendement lithium-ionbatterijen: 65 % tegen 2025

Terugwinningspercentages voor Co, Ni, Li, Cu: resp. 90 %, 90 %, 35 % en 90 % in 2025

Lood-zuurbatterijen en lood: 

Recyclingrendement lood-zuurbatterijen: 75 % tegen 2025

Terugwinningspercentage voor lood: 90 % in 2025

Lithium-ionbatterijen en Co, Ni, Li, Cu:

Recyclingrendement lithium-ionbatterijen: 70 % tegen 2030

Terugwinningspercentages voor Co, Ni, Li, Cu: resp. 95 %, 95 %, 70 % en 95 % in 2030

Lood-zuurbatterijen en lood: 

Recyclingrendement lood-zuurbatterijen: 80 % tegen 2030

Terugwinningspercentage voor lood: 95 % tegen 2030

/

6. Koolstofvoetafdruk voor industriële en EV-batterijen

Verplichte koolstofvoetafdrukverklaring

Koolstofvoetafdrukprestatieklassen en maximale koolstofdrempelwaarden voor batterijen als voorwaarde voor het in de handel brengen

/

7. Prestaties en degelijkheid van oplaadbare industriële en EV-batterijen

Informatievereisten met betrekking tot prestaties en degelijkheid

Minimumprestatie- en degelijkheidsvereisten voor industriële batterijen als voorwaarde voor het in de handel brengen

/

8. Niet-oplaadbare draagbare batterijen

Technische parameters met betrekking tot de prestaties en degelijkheid van draagbare niet-oplaadbare batterijen

Geleidelijke afschaffing van draagbare niet-oplaadbare batterijen voor algemeen gebruik

Totale afschaffing van niet-oplaadbare batterijen

9. Gehalte aan gerecycled materiaal in industriële, EV- en autobatterijen

Verplichte opgave van het gehalte aan gerecycled materiaal in 2025

Verplicht gehalte aan gerecycled materiaal in 2030 en 2035

/

10. Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

Duidelijke bepalingen met betrekking tot de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid inzake industriële batterijen

Minimumnormen inzake organisaties voor producentenverantwoordelijkheid

/

/

11. Ontwerpeisen voor draagbare batterijen

Aangescherpte verplichting inzake de mogelijkheid tot verwijdering

Nieuwe verplichting inzake de mogelijkheid tot vervanging

Vereiste inzake interoperabiliteit

12. Informatieverstrekking

Verstrekking van basisinformatie (zoals labels, technische documentatie of online-informatie)

Verstrekking van specifiekere informatie aan eindgebruikers en marktdeelnemers (met selectieve toegang)

Inrichting van een elektronisch informatie-uitwisselingssysteem voor batterijen en een paspoortregeling (uitsluitend voor industriële batterijen en voor batterijen voor elektrische voertuigen)

/

13. Beleid inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor grondstoffen in industriële en EV-batterijen

Vrijwillig beleid inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen

Verplicht beleid inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen

/

Legenda: groen = voorkeursoptie; lichtgroen = voorkeursoptie in afwachting van een herzieningsclausule.

Maatregel 1 met betrekking tot classificatie en definities heeft tot doel de huidige bepalingen inzake categorieën van batterijen te verduidelijken en te actualiseren overeenkomstig de recentste technologische ontwikkelingen (optie 2). De administratieve wijzigingen ten aanzien van bepaalde bepalingen in de huidige batterijenrichtlijn zouden de doeltreffendheid van een aantal andere bepalingen vergroten, zonder aanzienlijke economische kosten of administratieve lasten met zich mee te brengen. De belanghebbenden hebben aangegeven dat zij zich volledig in deze maatregel kunnen vinden. Voorgesteld wordt de mogelijkheid voor het ontwikkelen van een nieuwe methodologie voor inzamelingspercentages op basis van “beschikbaarheid voor inzameling” (optie 3) te herbeoordelen middels een herzieningsclausule.

Voor maatregel 2 inzake een tweede leven voor industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen zou naar schatting sprake zijn van gelijkwaardige economische en milieuvoordelen voor optie 2 en optie 3 (uitgaande van gelijke niveaus van marktpenetratie) aangezien er een wisselwerking bestaat tussen enerzijds het bevorderen van de ontwikkeling van batterijen voor hergebruik, en anderzijds recycling. De administratieve kosten bij optie 3 — waarbij gebruikte batterijen niet per definitie als afval worden beschouwd aan het eind van hun eerste leven (en alleen als afval worden beschouwd als de houder van de batterij besluit zich van de batterij te ontdoen) — zijn aanzienlijker lager dan die bij optie 2.  In de effectbeoordeling is optie 3 als voorkeursoptie aangemerkt aangezien deze optie het meest geschikt zou zijn om de ontwikkeling van een markt voor hergebruik van batterijen te bevorderen, en op de steun van de belanghebbenden kon rekenen. Optie 2 — waarbij batterijen worden afgedankt — zou tot extra kosten leiden voor vergunningen voor de verwerking van gevaarlijke afvalstoffen en dat vormde voor de belanghebbenden een belangrijk punt van zorg. Deze optie en de bijbehorende hogere kosten zouden derhalve de ontwikkeling van de markt voor hergebruik van batterijen in de weg kunnen staan. De Commissie geeft met het oog op de toekomst de voorkeur aan een combinatie van optie 2 en optie 3 die specifieke einde-afvalcriteria behelst, onder meer in de vorm van een controle op de conditie van de batterij, waaraan batterijen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor herbestemming of herproductie. Deze aanpak heeft, in combinatie met de voorschriften inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, tot doel de herbestemming en herproductie van batterijen te stimuleren, terwijl tegelijkertijd wordt gewaarborgd dat afgedankte batterijen op de juiste wijze worden verwerkt overeenkomstig de afvalwetgeving van de EU en de betreffende internationale overeenkomsten.

Voor maatregel 3 inzake het inzamelingsstreefcijfer voor draagbare batterijen zijn de voorkeursopties optie 2 met een inzamelingsstreefcijfer van 65 % in 2025, en optie 3 met een beoogd percentage van 70 % in 2030. Deze opties zullen naar schatting respectievelijk 1,09 en 1,43 EUR per hoofd van de bevolking per jaar kosten en worden gefinancierd uit de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. De reden voor het fors verhogen van de inzamelingsstreefcijfers ten opzichte van de basislijn is tweeledig. Ten eerste nemen de milieuvoordelen op niet-lineaire wijze toe als gevolg van de toegenomen inzameling van lithium-ionbatterijen. Ten tweede is gebleken dat dit schaalvoordelen en hogere rendementen tot gevolg kan hebben. Het is een algemeen bekend verschijnsel dat belanghebbenden hogere inzamelingsstreefcijfers accepteren zolang dit realistische cijfers betreft en zij genoeg tijd krijgen om hieraan te voldoen. Dit geldt niet voor optie 4 met een inzamelingsstreefcijfer van 75 % tegen 2025.

De voorkeursoptie voor maatregel 4 is optie 2, een nieuw rapportagesysteem voor auto- en industriële batterijen. Deze maatregel zal naar verwachting geen aanzienlijke economische kosten of administratieve lasten met zich meebrengen, maar wel tot hogere inzamelingspercentages leiden. Optie 3, een specifiek inzamelingspercentage voor batterijen in lichte voertuigen, zal naar verwachting tot een aanzienlijke toename van de inzamelingspercentages leiden. Aangezien echter eerst de methodologie voor inzamelingspercentages op basis van “beschikbaarheid voor inzameling” moet worden uitgewerkt, wordt voorgesteld deze optie te herbeoordelen middels een herzieningsclausule.

De voorkeursoptie voor maatregel 5 inzake recyclingrendementen en terugwinning van materialen is optie 2 waarbij de streefcijfers voor lood-zuurbatterijen worden verhoogd, en optie 3 die bestaat uit het vaststellen van nieuwe streefcijfers voor lithium-ionbatterijen, kobalt, nikkel, lithium en koper. Optie 2 omvat streefcijfers voor 2025 op basis van wat momenteel technisch haalbaar is, terwijl optie 3 streefcijfers voor 2030 omvat die in de toekomst technisch haalbaar zullen zijn. Gezien de hoge mate van onzekerheid ten aanzien van een aantal variabelen, is het moeilijk gebleken de economische en milieueffecten van deze opties te kwantificeren. Volgens schattingsmodellen zouden deze opties, zelfs bij de conservatiefste ramingen, een positief effect hebben.

De voorkeursoptie voor maatregel 6 inzake de koolstofvoetafdruk van batterijen voor elektrische voertuigen (EV-batterijen) is optie 2, de verplichte koolstofvoetafdrukverklaring, die mettertijd wordt aangevuld met optie 3 waarbij koolstofvoetafdrukprestatieklassen en maximale koolstofdrempelwaarden worden vastgesteld als voorwaarde voor het in de EU in de handel brengen van batterijen. De rechtstreekse invoering van optie 3 zou doeltreffender zijn dan optie 2, maar er is meer tijd nodig om het vereiste informatie- en methodologisch kader te voltooien. Optie 2 zou het echter mogelijk maken de in optie 3 voorziene maatregelen geleidelijk in te voeren. Deze maatregelen hebben tot doel bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken en aan de bestrijding van de klimaatverandering, zoals vastgelegd in het nieuwe actieplan voor een circulaire economie gericht op een schoner en concurrerender Europa 20 . De gedelegeerde handeling tot vaststelling van de koolstofdrempelwaarden zal worden ondersteund door een specifieke effectbeoordeling.

Voor maatregel 7 inzake de prestaties en degelijkheid van oplaadbare industriële en EV-batterijen is de voorkeursoptie optie 2 op basis waarvan op korte termijn informatievereisten moeten worden ingevoerd. Dit zou de berekening en beschikbaarheid van de prestatie- en degelijkheidseigenschappen van batterijen helpen harmoniseren en derhalve consumenten en bedrijven helpen bij het nemen van weloverwogen beslissingen. Zodra de nodige informatie beschikbaar is en de normalisatiewerkzaamheden zijn voltooid, kunnen er in een later stadium minimumprestatievereisten (optie 3) worden ingevoerd. De Commissie is tot de conclusie gekomen dat deze optie op de lange termijn doeltreffender zal zijn met het oog op de overgang naar een markt van beter presterende batterijen en bijgevolg een transitie naar een verlaging van de milieueffecten.

Voor maatregel 8 inzake niet-oplaadbare draagbare batterijen is de voorkeursoptie optie 2 die voorziet in elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters om het inefficiënte gebruik van hulpbronnen en energie zoveel mogelijk te beperken. Deze parameters zullen ook worden meegenomen in de etiketteringsvoorschriften uit hoofde van maatregel 12 die tot doel hebben consumenten in kennis te stellen van de prestaties van batterijen. Met betrekking tot optie 3 en optie 4 is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er momenteel onvoldoende bewijs is om de doeltreffendheid en haalbaarheid van een gedeeltelijke of volledige afschaffing van niet-oplaadbare batterijen aan te tonen. Producenten en recyclers van niet-oplaadbare batterijen zijn gekant tegen deze twee ambitieuzere opties.

De voorkeursoptie voor maatregel 9 is zowel optie 2 die inhoudt dat op korte termijn een verplichte opgave van het gehalte aan gerecycled materiaal moet worden ingevoerd, als optie 3 in het kader waarvan voor 2030 en 2035 verplichte streefcijfers moeten worden vastgesteld voor het gehalte aan gerecycled materiaal voor lithium, kobalt, nikkel en lood. Deze twee opties vullen elkaar aan en zouden een bijdrage leveren aan de totstandbrenging van een voorspelbaar rechtskader dat marktspelers zou aansporen te investeren in recyclingtechnologieën die zonder die investeringen niet ontwikkeld kunnen worden aangezien ze qua kosten niet kunnen concurreren met de productie van primaire grondstoffen.

Voor maatregel 10 inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en organisaties voor producentenverantwoordelijkheid is geen optie met een hoog ambitieniveau voorgesteld aangezien dit voornamelijk het aanscherpen van de bestaande bepalingen in de batterijenrichtlijn betreft. De voorgestelde maatregel zou een gelijk speelveld creëren voor regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor EV- en industriële batterijen die momenteel als industriële batterijen zijn geclassificeerd, en voor organisaties voor producentenverantwoordelijkheid voor draagbare batterijen. De economische kosten van deze maatregel zullen naar verwachting te verwaarlozen zijn en grotendeels worden gecompenseerd door de milieuvoordelen als gevolg van toegenomen inzamelingspercentages.

Voor maatregel 11 met betrekking tot de ontwerpeisen voor draagbare batterijen bestaat de voorkeursoptie uit een aangescherpte verplichting inzake de mogelijkheid tot verwijdering van batterijen (optie 2) en een nieuwe verplichting inzake de mogelijkheid tot vervanging van batterijen (optie 3). De economische kosten van deze opties zijn verwaarloosbaar terwijl ze wel milieuvoordelen en een besparing van hulpbronnen met zich mee zullen brengen. Dit laatste is het gevolg van het vergemakkelijken van het hergebruik, de reparatie en het recyclen van batterijen en de apparaten waarin ze zijn ingebouwd.

Voor maatregel 12 inzake de verstrekking van betrouwbare informatie, gaat de voorkeur uit naar een combinatie van optie 2 en optie 3. Optie 2 behelst een systeem van etiketteringen in gedrukte vorm en online voor het verstrekken van zowel basisinformatie als specifiekere informatie, en heeft de voorkeur aangezien deze optie consumenten en eindgebruikers betere informatie zou bieden en een verandering op de markt zou helpen creëren richting het gebruik van milieuvriendelijkere batterijen. Het beginsel dat wordt voorgesteld in optie 3, namelijk een elektronisch uitwisselingssysteem en een paspoort voor batterijen, werd voorgesteld door de Global Batteries Alliance en is reeds door verschillende mondiale organisaties aanvaard. Het elektronisch uitwisselingssysteem gaat gepaard met eenmalige administratieve kosten voor de inrichting ervan, maar zal op termijn tot een administratieve vereenvoudiging en lagere uitvoeringskosten leiden. Het paspoort voor batterijen moet daarnaast exploitanten van batterijen voor hergebruik in staat stellen om weloverwogen zakelijke beslissingen te nemen en recyclers om hun bedrijfsvoering beter te plannen en hun recyclingrendementen te verhogen.

Voor maatregel 13, het zorgvuldigheidsbeleid voor grondstoffen, is de voorkeursoptie optie 3 die voorziet in een verplichte aanpak. Onder belanghebbenden bestaat een redelijke mate van consensus dat deze optie doeltreffender zou zijn voor het aanpakken van de sociale en milieurisico’s in verband met de winning van grondstoffen en de verwerking en verhandeling van bepaalde voor de productie van batterijen benodigde grondstoffen. Deze optie moet worden bekeken in het licht van de lopende werkzaamheden betreffende een voorstel voor sectoroverschrijdende wetgeving inzake duurzame corporate governance dat de Commissie voornemens is in 2021 te presenteren.

Bijlage 3 bij de effectbeoordeling biedt een samenvattend overzicht van de kosten en voordelen, en met name de kwantificering ervan.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De voorgestelde maatregelen hebben een verwaarloosbaar effect op de administratieve lasten.

Dit beleidsvoorstel speelt maximaal in op het potentieel van digitalisering bij het terugdringen van de administratieve kosten. Zo voorziet maatregel 12 in het inrichten van een elektronisch informatie-uitwisselingssysteem voor batterijen dat informatie zal bevatten over alle modellen van draagbare en industriële batterijen op de markt. Volgens maatregel 12 zou daarnaast voor alle in de handel gebrachte industriële en EV-batterijen een paspoort voor batterijen worden verstrekt. De ontwikkeling van zowel het informatie-uitwisselingssysteem als de paspoortregeling zal aanzienlijke kosten met zich meebrengen voor de Commissie en het bedrijfsleven. Deze maatregel zal de autoriteiten van de lidstaten en de Commissie echter een krachtig instrument in handen geven om de naleving van de verplichtingen in de voorgestelde verordening af te dwingen, alsook een marktinformatie-instrument voor het herzien en aanscherpen van toekomstige verplichtingen.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel behelst het gebruik van personeel en geld voor de aanschaf van gegevens en diensten. Een aantal personeelsvereisten zal naar verwachting worden gefinancierd uit de bestaande toewijzingen voor de Commissie, het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) en het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA). Voor de vereiste personele middelen voor de Commissie zullen personeelsleden van het DG worden ingezet die al verantwoordelijk zijn voor het beheer van de actie en/of binnen het DG zijn herverdeeld. Deze personele middelen worden aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Het voorstel omvat verschillende artikelen waarin aanvullende werkstromen uiteen worden gezet die in aanvulling op de verordening moeten worden uitgevoerd en die binnen een tijdshorizon van 3-8 jaar door middel van uitvoeringshandelingen/gedelegeerde handelingen moeten worden vastgesteld. Die zullen betrekking hebben op: de verificatie van de naleving van de duurzaamheidsvereisten, het systeem voor conformiteitscontrole, afvalbeheer, informatie en etikettering. Een uitvoerige lijst van deze geplande acties vindt u hieronder:

·normalisatiewerkzaamheden uitvoeren in CEN/CENELEC;

·gemeenschappelijke specificaties ontwikkelen inzake: i) de prestaties en degelijkheid van niet-oplaadbare draagbare batterijen, ii) de prestaties en degelijkheid van oplaadbare industriële batterijen, en iii) de veiligheid van batterijsystemen voor stationaire energieopslag;

·de ontwikkeling ondersteunen van geharmoniseerde berekeningsregels voor: i) de koolstofvoetafdrukverklaring (met inbegrip van de herziening van de regels voor de milieuvoetafdruk van een productcategorie (Product Environmental Footprint Category Rules, PEFCR’s) voor batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen); en ii) de berekening van de koolstofvoetafdrukprestatieklassen voor batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen;

·de ontwikkeling ondersteunen van geharmoniseerde berekeningsregels voor: i) het gehalte aan gerecycled materiaal in batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen, ii) de recyclingrendementen, iii) de teruggewonnen materialen, en iv) de afvalclassificatie;

·richtsnoeren opstellen over de mogelijkheid tot het verwijderen en vervangen van draagbare batterijen;

·een elektronisch informatie-uitwisselingssysteem inrichten voor het indienen van informatie omtrent batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen;

·criteria ontwikkelen voor groene overheidsopdrachten met betrekking tot batterijen;

·de lijst van afvalstoffen in beschikking 2000/532/EG 21 van de Commissie wijzigen;

·een risicobeoordeling uitvoeren over — en het risico beheren ten aanzien van — in batterijen gebruikte stoffen;

·de rapportageverplichtingen aanpassen.

Het JRC zal een cruciale rol spelen in de ondersteuning van de Commissie bij sommige van de vereiste technische werkzaamheden. Circa 6,2 miljoen EUR zal worden gebruikt voor de financiering van de benodigde studies en een administratieve overeenkomst met het JRC om de Commissie te ondersteunen bij een aantal in de onderstaande punten uiteengezette werkstromen.

·Gemeenschappelijke specificaties ontwikkelen inzake: i) de prestaties en degelijkheid van draagbare batterijen voor algemeen gebruik; ii) de prestaties en degelijkheid van oplaadbare industriële en EV-batterijen; en iii) de veiligheid van batterijsystemen voor stationaire energieopslag.

·Geharmoniseerde regels opstellen voor: i) de gescheiden inzameling van draagbare batterijen; ii) de opgave van de koolstofvoetafdruk; iii) de berekening van de koolstofvoetafdruk, het gehalte aan gerecycled materiaal en de recyclingrendementen; en iv) de berekening van de koolstofvoetafdrukprestatieklassen voor batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen.

·De criteria met betrekking tot groene overheidsopdrachten analyseren (met inbegrip van de raadpleging van belanghebbenden bij overheidsopdrachten en de juridische toetsing van de voorgestelde regels voor overheidsopdrachten).

·De richtsnoeren ondersteunen over de verwijderbaarheid en vervangbaarheid van draagbare batterijen.

·De opstelling ondersteunen van gerichte wijzigingen van vermeldingen in de Europese afvalstoffenlijst die verband houden met batterijen.

·De geleidelijke afschaffing van niet-oplaadbare draagbare batterijen voor algemeen gebruik ondersteunen.

·De vereisten inzake etikettering ondersteunen.

·De criteria voor groene overheidsopdrachten ontwikkelen.

Het ECHA zal daarnaast de Commissie ondersteunen bij het beheer van stoffen in batterijen en de bijbehorende beperkende voorschriften als onderdeel van de huidige REACH-werkzaamheden. Hiertoe zijn twee nieuwe voltijdsequivalente (vte) tijdelijke functionarissen (AD 5-7) bij het ECHA nodig (gemiddelde kostprijs 144 000 EUR/jaar gedurende zeven jaar en daarna). Bovendien is er één vte-arbeidscontractant (CA FG III, gemiddelde kostprijs 69 000 EUR/jaar gedurende drie jaar) nodig voor het uitbreiden van de kennisbasis en het vaststellen van weloverwogen prioriteitsbepalingen en een werkplan. Dit werkplan moet gebaseerd zijn op een studie die tot doel heeft de huidige kennis van het ECHA uit te breiden over de manier waarop de batterij-industrie omgaat met gevaarlijke chemische stoffen teneinde relevante stoffen in het kader van toekomstig regelgevend risicobeheer te kunnen identificeren. De studie zal naar schatting 400 000 EUR (in drie jaar tijd) kosten om een deel van het nodige onderzoek uit te besteden.

DG GROW schat de kosten voor de ontwikkeling van het voorgestelde elektronische informatie-uitwisselingssysteem voor batterijen op ongeveer 10 miljoen EUR. Een in 2021 te starten haalbaarheidsstudie zal onder meer gericht zijn op de beste inrichting voor het voorgestelde elektronische informatie-uitwisselingssysteem en de diensten die dit systeem moet bieden.

De Europese Commissie zal verantwoordelijk zijn voor het onderhandelen van de verordening, de algehele uitvoering ervan, en de vaststelling van alle in de verordening voorziene uitvoeringshandelingen/gedelegeerde handelingen. Dit vereist de inachtneming van: i) de in het JRC en het ECHA uitgevoerde werkzaamheden; en ii) de normale besluitvormingsprocessen, met inbegrip van de raadpleging van belanghebbenden en de comitologieprocedures. De huidige financiële simulaties zijn gebaseerd op twee vte-AD-functies voor uitsluitend leidinggevende taken, d.w.z. i) de onderhandeling en algemene uitvoering van de verordening; en ii) de verschillende voorbereidende werkzaamheden en het opstellen van de secundaire wetgeving overeenkomstig de in de batterijenverordening voorgestelde termijnen. De technische taken kunnen worden uitgevoerd door één vte gedetacheerde nationale deskundige (gezien de verwachte tijdsplanning) en een aantal arbeidscontractanten. Van de twee AD-functies is er één van elders binnen DG ENV ingezet. De personeelskosten binnen de Commissie bedragen volgens de recentste update op de website van DG BUDG in totaal 3 075 000 EUR:     https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/en/pre/legalbasis/Pages/pre-040-020_preparation.aspx .

Er zij op gewezen dat de informatie in het financieel memorandum verenigbaar is met het voorstel voor een MFK voor de periode na 2020.

In de periode 2021-2029 zullen een aantal aanvullende middelen nodig zijn om de werkzaamheden voort te zetten teneinde: i) normen en gemeenschappelijke specificaties te ontwikkelen inzake de prestaties en degelijkheid van batterijen; ii) geharmoniseerde berekeningsregels te ontwikkelen voor de gescheiden inzameling van draagbare batterijen, de koolstofvoetafdrukverklaring, de berekening van koolstofvoetafdrukprestatieklassen, en de berekening van het gehalte aan gerecycled materiaal en de recyclingrendementen; iii) richtsnoeren op te stellen over de mogelijkheid tot het verwijderen en vervangen van draagbare batterijen; iv) de rapportagemodellen vast te stellen en de systemen te ontwikkelen die nodig zijn voor het ontvangen van bijdragen vanuit het elektronisch informatie-uitwisselingssysteem; en v) de criteria met betrekking tot groene overheidsopdrachten te ontwikkelen. In deze context worden de middelen voor studies en administratieve regelingen voor een bedrag van circa 4,7 miljoen EUR gefinancierd uit het LIFE-programma, waarnaast nog eens 10,7 miljoen EUR wordt vrijgemaakt in het kader van de begrotingslijn ten behoeve van de werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten.

De begroting van het voorstel wordt gepresenteerd in lopende prijzen, met uitzondering van de ECHA-component van het voorstel die is gebaseerd op een loonindexering van 2 % groei per jaar. Er zullen aanvullende middelen nodig zijn met het oog op de verhoging van de door het ECHA ontvangen subsidie.

In het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum worden de gevolgen voor de begroting en de benodigde personele en administratieve middelen uiteengezet.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De voorgestelde wijziging van de classificatie van batterijen heeft tot doel de bestaande regels te actualiseren teneinde te waarborgen dat hier alle batterijen onder vallen, met inbegrip van eventuele nieuwe soorten batterijen. Met behulp van de monitoringregelingen moet worden gewaarborgd dat de nieuwe maatregelen naar behoren worden uitgevoerd en gehandhaafd.

Het vaststellen van een nieuw inzamelingsstreefcijfer voor draagbare batterijen vereist toezicht op het inzamelingspercentage in de lidstaten. Dit toezicht is gebaseerd op het huidige streefcijfer van 45 % en op jaarlijks door Eurostat bij de lidstaten verzamelde informatie. Het vaststellen van een nieuw streefcijfer zou dan ook geen aanvullende rapportageverplichtingen met zich mee moeten brengen.

De totstandbrenging van een rapportagesysteem voor auto- en industriële batterijen vereist het verzamelen van informatie die nu al op nationaal niveau wordt gegenereerd. Daarnaast zou het rapportagesysteem voor auto- en EV-batterijen kunnen voortborduren op het systeem dat is ingericht in het kader van de richtlijn betreffende autowrakken.

Het beoogde recyclingrendement voor lithiumbatterijen bedraagt 65 % vanaf 2025. Eurostat verzamelt sinds 2014 jaarlijks gegevens over de recyclingrendementen voor lood-, cadmium- en andere batterijen. Het zou dan ook een kleine moeite zijn om het recyclingrendement van lithium toe te voegen aan het bestaande gegevensverzamelingsproces.

De verplichting om de koolstofvoetafdruk te melden van de gehele levenscyclus (met uitzondering van de gebruiksfase) van batterijen die in de handel zijn gebracht, vereist een IT-tool die fabrikanten in staat stelt de informatie rechtstreeks in te voeren. De Commissie is voornemens een onlinetool en gratis toegang tot lijsten met secundaire gegevensverzamelingen beschikbaar te stellen teneinde de berekening van de koolstofvoetafdruk op basis van de vastgestelde regels te vergemakkelijken. De ontvangen gegevens kunnen worden gebruikt voor het vaststellen van benchmarks voor broeikasgasemissies teneinde te beoordelen of de invoering van prestatieklassen voor de koolstofintensiteit nuttig zou zijn voor het verbeteren van de koolstofvoetafdruk en de milieuprestaties van batterijen, en om na te gaan of er aanvullende stimulansen en/of maatregelen met betrekking tot de marktvoorwaarden nodig zijn.

Op vergelijkbare wijze moet de verplichting tot het verstrekken van informatie met betrekking tot prestaties en degelijkheid deel uitmaken van de technische documentatie. Afhankelijk van het soort batterij moet deze informatie ook online beschikbaar worden gesteld in een database en/of een paspoort voor batterijen.

Aan de verplichting voor producenten om informatie te verstrekken over het gehalte aan gerecycled materiaal zou overeenkomstig een geharmoniseerde methodologie gevolg worden gegeven.

Met betrekking tot de mogelijkheid tot het verwijderen van batterijen moeten de huidige verplichtingen worden aangescherpt; daarnaast zijn er nieuwe bepalingen voorgesteld met betrekking tot de mogelijkheid tot vervanging.

Voor bepalingen met betrekking tot de koolstofvoetafdrukverklaring, de opgave van het gehalte aan gerecycled materiaal en het zorgvuldigheidsbeleid inzake het op verantwoorde wijze betrekken van grondstoffen, zou externe verificatie vereist zijn, in principe via aangemelde instanties.

De nationale marktautoriteiten zouden verantwoordelijk zijn voor de controle van de geldigheid van de verstrekte informatie teneinde te waarborgen dat aan alle verplichtingen uit hoofde van de verordening wordt voldaan.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Aangezien het rechtsinstrument een verordening betreft die rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten, is een verklarend document niet nodig.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk I van de verordening bevat algemene bepalingen.

In artikel 1 is bepaald dat de verordening vereisten op het gebied van duurzaamheid, veiligheid en etikettering vaststelt om het in de handel brengen en het in gebruik nemen van batterijen toe te staan, alsook vereisten met betrekking tot het inzamelen, verwerken en recyclen van afgedankte batterijen. De verordening is van toepassing op alle soorten batterijen en bestrijkt de vier categorieën van batterijen, te weten draagbare batterijen, autobatterijen, EV-batterijen en industriële batterijen.

Artikel 2 bevat de definities.

In artikel 3 is het beginsel vastgelegd van het vrije verkeer binnen de eengemaakte markt van batterijen die aan de vereisten uit hoofde van de verordening voldoen.

Artikel 4 biedt een overzicht van de bepalingen die betrekking hebben op en specifieke details omvatten over duurzaamheid, veiligheid en etiketteringsvoorschriften, en bevat dienovereenkomstig verwijzingen naar de hoofdstukken II en III. Voor de aspecten die niet onder deze hoofdstukken vallen, geldt dat batterijen geen risico voor de menselijke gezondheid, de veiligheid, eigendommen of het milieu mogen vormen.

Artikel 5 heeft betrekking op de verplichting van de lidstaten om een of meer bevoegde autoriteiten aan te wijzen die zich bezighouden met het beheer van afgedankte batterijen.

Hoofdstuk II van de verordening bevat de duurzaamheids- en veiligheidsvereisten.

Artikel 6 biedt in samenhang met bijlage I een overzicht van de beperkingen op het gebruik van gevaarlijke stoffen in batterijen, met name kwik en cadmium.

Artikel 7 biedt in samenhang met bijlage II een overzicht van de regels met betrekking tot de koolstofvoetafdruk van batterijen voor elektrische voertuigen en van oplaadbare industriële batterijen. De vereisten zijn zodanig opgesteld dat de eerste fase een informatievereiste betreft in de vorm van een koolstofvoetafdrukverklaring. Hierna moeten de batterijen worden geclassificeerd op basis van koolstofvoetafdrukprestatieklassen. Uiteindelijk moeten de batterijen, onder meer op basis van een specifieke effectbeoordeling, voldoen aan de maximale drempelwaarde voor de koolstofvoetafdruk gedurende de levenscyclus. De tijdsplanning voor deze drie vereisten is 1 juli 2024 voor de koolstofvoetafdrukverklaring, 1 januari 2026 voor de prestatieklassen, en 1 juli 2027 voor de maximale koolstofdrempelwaarden tijdens de levensduur.

In artikel 8 is bepaald dat vanaf 1 januari 2027 de technische documentatie voor industriële en EV-batterijen met interne opslag en kobalt, lood, lithium of nikkel in de actieve materialen per productiefaciliteit informatie moet bevatten over de uit afval teruggewonnen hoeveelheid van de bovengenoemde stoffen die in ieder batterijmodel en in iedere partij aanwezig is. Vanaf 1 januari 2030 moeten de actieve materialen in die batterijen een minimumaandeel van uit afval teruggewonnen kobalt, lood, lithium of nikkel bevatten van: 12 % kobalt; 85 % lood, 4 % lithium and 4 % nikkel. Vanaf 1 januari 2035 wordt het minimumaandeel teruggewonnen kobalt, lithium of nikkel verhoogd naar 20 % kobalt, 10 % lithium en 12 % nikkel. Voor lood blijft het minimumaandeel van 85 % gelden. Indien gerechtvaardigd en passend vanwege de beschikbaarheid van kobalt, lood, lithium of nikkel uit afvalstoffen of het ontbreken daarvan, is de Commissie bevoegd een gedelegeerde handeling vast te stellen om de streefcijfers te wijzigen.

Artikel 9, in samenhang met bijlage III, schrijft voor dat draagbare batterijen voor algemeen gebruik vanaf 1 januari 2026 alleen in de handel mogen worden gebracht indien aan de elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters is voldaan. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de vaststelling van minimumvereisten voor die parameters en de wijziging hiervan in het kader van technische en wetenschappelijke vorderingen. Uiterlijk op 31 december 2030 beoordeelt de Commissie de haalbaarheid van maatregelen om het gebruik van niet-oplaadbare draagbare batterijen voor algemeen gebruik geleidelijk uit te bannen, dient zij hiertoe een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad en beraadt zij zich over het treffen van passende maatregelen, met inbegrip van de vaststelling van wetgevingsvoorstellen.

In artikel 10, in samenhang met bijlage IV, is de informatievereiste vastgelegd inzake de prestatieparameters met betrekking tot de elektrochemische processen en degelijkheid van oplaadbare industriële en EV-batterijen met interne opslag. Vanaf 1 januari 2026 moeten oplaadbare industriële batterijen voldoen aan de minimumwaarden die de Commissie middels een gedelegeerde handeling mag vaststellen.

In artikel 11 is bepaald dat fabrikanten apparatuur waarin draagbare batterijen zijn ingebouwd, zodanig moeten ontwerpen dat afgedankte batterijen op eenvoudige wijze kunnen worden verwijderd of vervangen door de eindgebruiker of door onafhankelijke marktdeelnemers.

In artikel 12, in samenhang met bijlage V, is de vereiste vastgelegd dat batterijsystemen voor stationaire energieopslag bij normaal gebruik veilig moeten zijn en dat moet kunnen worden bewezen dat aan de hand van tests is gebleken dat de systemen voldoen aan de in bijlage V vastgelegde veiligheidsparameters, waartoe ultramoderne testmethoden moeten worden ingezet. De Commissie is bevoegd door middel van een gedelegeerde handeling de in bijlage V genoemde veiligheidsvereisten waaraan moet worden voldaan bij het testen van de batterijveiligheid, te wijzigen.

In hoofdstuk III van de verordening worden etiketterings- en informatievereisten vastgesteld.

In artikel 13 en bijlage VI wordt vereist dat batterijen vanaf 1 januari 2027 op een zichtbare, leesbare en onuitwisbare wijze worden geëtiketteerd om de nodige informatie te verstrekken voor de identificatie van de batterijen en de belangrijkste kenmerken ervan. Verschillende etiketten op de batterij of de batterijverpakking moeten ook informatie verstrekken over de levensduur, de laadcapaciteit, de verplichting tot gescheiden inzameling, de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen en de veiligheidsrisico’s. De op de batterij af te drukken of erin te graveren QR-code geeft, afhankelijk van het type batterij, toegang tot de informatie die van toepassing is op de betreffende batterij. De Commissie is bevoegd om bij uitvoeringshandeling geharmoniseerde specificaties voor bepaalde etiketteringsvoorschriften vast te stellen.

In artikel 14 wordt bepaald dat oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen moeten zijn voorzien van een batterijmanagementsysteem dat de informatie en gegevens opslaat die nodig zijn om de conditie en de verwachte levensduur van de batterijen te bepalen overeenkomstig de parameters die zijn vastgesteld in bijlage VII. De gegevens over deze parameters in het batterijmanagementsysteem worden ter beschikking gesteld van de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die de batterij rechtmatig heeft gekocht of van een derde die namens hen optreedt, om de restwaarde van de batterij te beoordelen, het hergebruik, de herbestemming of de herproductie van de batterij te vergemakkelijken en de batterij ter beschikking te stellen van onafhankelijke aankoopgroeperingen die virtuele elektriciteitscentrales in elektriciteitsnetten exploiteren.

Hoofdstuk IV bevat regels voor de conformiteitsbeoordeling van batterijen en bestaat grotendeels uit standaardbepalingen. Het is van belang om artikel 17 en artikel 18 te vermelden.

Artikel 17 heeft betrekking op de conformiteitsbeoordelingsprocedures en hierin worden twee verschillende beoordelingsprocedures vastgesteld, afhankelijk van de te beoordelen productvereiste. In bijlage VIII worden de toepasselijke procedures nader beschreven. De Commissie kan op basis van een gedelegeerde handeling de conformiteitsbeoordelingsprocedures wijzigen om zowel verificatiestappen aan de procedure toe te voegen als de beoordelingsmodule te wijzigen op basis van de ontwikkelingen op de batterijmarkt of in de waardeketen van batterijen.

Artikel 18 betreft de EU-conformiteitsverklaring waarin staat dat is aangetoond dat aan de duurzaamheids-, veiligheids- en etiketteringsvoorschriften van de verordening is voldaan. In bijlage IX bij de verordening wordt de modelstructuur voor de EU-conformiteitsverklaring gedetailleerd beschreven.

Hoofdstuk V betreft de aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en bestaat grotendeels uit standaardbepalingen. Enkele bepalingen worden gewijzigd om de onafhankelijkheid van de aangemelde instanties te versterken. In dit verband is het belangrijk om de artikelen 23, 25, 27, 28 en 33 te vermelden.

Artikel 23 bevat voorschriften met betrekking tot de aanmeldende autoriteiten. De aanmeldende autoriteiten zijn objectief en onpartijdig bij hun activiteiten en waarborgen de vertrouwelijkheid van de informatie die zij verkrijgen. Zij moeten echter informatie over aangemelde instanties kunnen uitwisselen met de nationale autoriteiten, de aanmeldende autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie om de benodigde consistentie in de conformiteitsbeoordeling te waarborgen.

Artikel 25 bevat voorschriften met betrekking tot de aangemelde instanties. De aangemelde instantie en het personeel dat zij in dienst heeft, moet onafhankelijk kunnen blijven van de marktdeelnemers in de batterijwaardeketen en van andere ondernemingen, met name van batterijfabrikanten, de handelspartners van batterijfabrikanten, investeerders met aandelen in de productiefaciliteiten van de batterijfabrikant, en van andere aangemelde instanties en de brancheorganisaties en moeder- en dochterondernemingen van de aangemelde instanties.

In artikel 27 komen dochterondernemingen van en uitbesteding door aangemelde instanties aan de orde. Hoewel het acceptabel is dat aangemelde instanties onderdelen van hun activiteiten in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteden of een beroep doen op een dochteronderneming, moet worden vastgelegd dat bepaalde activiteiten en besluitvormingsprocessen uitsluitend worden uitgevoerd door de aangemelde instantie die de conformiteitsbeoordeling uitvoert.

Artikel 28 betreft het verzoek om aanmelding. Overeenkomstig artikel 25 moet de aangemelde instantie haar onafhankelijkheid gedocumenteerd kunnen aantonen en deze documentatie aan de aanmeldende autoriteit kunnen overleggen.

Artikel 33 heeft betrekking op de operationele verplichtingen van de aangemelde instanties. In geval van een negatieve certificeringsbeslissing moet de marktdeelnemer de mogelijkheid hebben om de documentatie over de batterij aan te vullen voordat de conformiteitsbeoordelingsinstantie een tweede en definitieve beslissing over de certificering neemt.

In hoofdstuk VI worden de verplichtingen van de marktdeelnemers vastgelegd. De bepalingen zijn standaard, maar artikel 39 is een afzonderlijke vermelding waard.

Artikel 39, in combinatie met bijlage X, vereist dat een zorgvuldigheidsbeleid wordt vastgesteld voor oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen die in de eengemaakte markt in de handel worden gebracht. De Commissie is bevoegd om de lijst van stoffen en risicocategorieën waarop deze verplichting van toepassing is, te herzien.

Hoofdstuk VII bevat verplichtingen met betrekking tot het beheer van afgedankte batterijen. Het is relevant om specifiek te verwijzen naar de bepalingen inzake registratie, de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, inzameling, verwerking en recycling, met inbegrip van recyclingrendement, informatie over het einde van de levensduur, hergebruik van batterijen en rapportage. De voorschriften in dit hoofdstuk vervangen de overeenkomstige voorschriften in Richtlijn 2006/66/EG, die met ingang van 1 juli 2023 wordt ingetrokken.

In artikel 46 worden de lidstaten verplicht een register in te stellen voor toezicht op de naleving door de producenten van de voorschriften inzake het beheer van afgedankte batterijen. Het register wordt beheerd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat. Producenten zijn verplicht zich te registreren en de registratie wordt verleend na indiening van een aanvraag die alle in het artikel genoemde gegevens bevat.

In artikel 47 wordt een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid vastgesteld voor batterijen die voor het eerst in een lidstaat worden geleverd. Deze houdt in dat producenten van batterijen ervoor moeten zorgen dat de verplichtingen op het gebied van afvalbeheer worden nagekomen. Om aan hun verplichtingen te voldoen, kunnen de producenten zich ook collectief organiseren, in een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid. Deze verantwoordelijkheid omvat met name de verplichtingen om de gescheiden inzameling en verwerking van afgedankte batterijen te financieren en te organiseren, verslag uit te brengen aan de bevoegde autoriteit, de gescheiden inzameling van batterijen te bevorderen en informatie te verstrekken, met inbegrip van de aspecten ten aanzien van het einde van de levensduur van batterijen.

In artikel 48 wordt vastgelegd dat de producenten, individueel of via een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, ervoor moeten zorgen dat alle afgedankte draagbare batterijen worden ingezameld, ongeacht de aard, het merk of de herkomst ervan. Daartoe richten zij een, voor de eindgebruiker kosteloos, netwerk van inzamelpunten op in samenwerking met andere betrokken exploitanten, waaronder distributeurs, inrichtingen voor afgedankte elektrische apparatuur en afgedankte voertuigen, overheidsinstanties en vrijwillige-inzamelpunten.  Producenten zijn bovendien verplicht de nodige praktische regelingen te treffen voor de inzameling en het vervoer van afgedankte batterijen vanaf deze inzamelpunten om ervoor te zorgen dat de afgedankte draagbare batterijen vervolgens worden verwerkt en gerecycled. Producenten van afgedankte draagbare batterijen zijn verplicht de in het artikel vastgelegde inzamelingsdoelstellingen te halen. De inzamelingsregelingen zijn afhankelijk van de toestemming van de bevoegde autoriteit die moet controleren of de producenten hun verplichtingen met betrekking tot de inzameling van afgedankte draagbare batterijen nakomen, waaronder het halen van de doelstellingen.

Bij artikel 49 worden producenten van autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen verplicht om afzonderlijk of via een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid de inzameling van alle afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen te organiseren. De inzameling is kosteloos en zonder verplichting voor de eindgebruiker om een nieuwe batterij te kopen. De producent neemt afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen terug van eindgebruikers of van toegankelijke inzamelpunten in samenwerking met de distributeurs van dit type batterijen, verwerkings- en recyclinginrichtingen voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en voor afgedankte voertuigen, overheidsinstanties en derden die namens hen het afvalbeheer uitvoeren.

In artikel 55 zijn de inzamelingspercentages vastgesteld die de lidstaten moeten halen voor afgedankte draagbare batterijen, momenteel met uitzondering van de uit lichte vervoermiddelen afkomstige afgedankte batterijen. De inzamelingspercentages worden geleidelijk verhoogd om ervoor te zorgen dat tegen eind 2025 65 % van de afgedankte draagbare batterijen wordt ingezameld en tegen eind 2030 70 % van die batterijen.

In artikel 56 wordt beschreven aan welke eisen de verwerkingsinrichtigen moeten voldoen om alle ingezamelde afgedankte batterijen op de juiste manier te verwerken en te recyclen. Wanneer verwerkingsinrichtingen en -processen onder Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies vallen, is die richtlijn van toepassing. In ieder geval wordt de verwerking uitgevoerd met inachtneming van de beste beschikbare technieken en de in bijlage XII, deel A, nader gespecificeerde eisen. Met het oog op de afvalhiërarchie zoals vastgesteld bij artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG, mogen batterijen niet worden gestort of verbrand.

Artikel 57 heeft betrekking op het recyclingrendement en de doelstellingen voor materiaalterugwinning en bepaalt dat alle ingezamelde afgedankte batterijen aan een recyclinghandeling moeten worden onderworpen. Met de recyclingprocessen moet een minimaal recyclingrendement worden bereikt, zoals vastgelegd in bijlage XII, dat in de loop van de tijd zal toenemen. Deze eisen hebben betrekking op lood-zuurbatterijen, nikkel-cadmiumbatterijen, lithiumbatterijen en andere batterijen.

Artikel 59 bevat eisen met betrekking tot de activiteiten ten aanzien van herbestemming en herproductie voor een tweede leven van industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen. Het bevat voorschriften om deze herbestemming te vergemakkelijken, waaronder de verplichting voor de producenten van de betreffende batterijen om marktdeelnemers die bij de herbestemming betrokken zijn toegang te verlenen tot het batterijmanagementsysteem om de conditie van een batterij vast te stellen. Dit artikel voorziet ook in vereisten voor personen die herbestemmings- of herproductieactiviteiten verrichten teneinde te waarborgen dat het onderzoek, het testen van de prestaties, het verpakken en overbrengen van batterijen en hun onderdelen volgens passende kwaliteitsborgings- en veiligheidsinstructies verlopen. De personen die herbestemmings- of herproductieactiviteiten verrichten, zorgen ervoor dat de herbestemde of geherproduceerde batterij voldoet aan deze verordening en andere desbetreffende regelgeving en technische eisen voor het specifieke gebruik ervan wanneer zij in de handel wordt gebracht. Als echter wordt aangetoond dat een batterij voor herbestemming of herproductie in de handel is gebracht voor de inwerkingtreding van bepaalde vereisten met betrekking tot de koolstofvoetafdruk, het gehalte aan gerecycled materiaal, prestaties en degelijkheid en passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen (overeenkomstig de artikelen 7, 8, 10 en 39 van de verordening), zijn de verplichtingen uit hoofde van die bepalingen na herbestemming of herproductie niet van toepassing op de betreffende batterij. Teneinde te documenteren dat een batterij na herbestemming of herproductie niet langer afval is, toont de marktdeelnemer die de desbetreffende handeling uitvoert op verzoek van een bevoegde autoriteit het volgende aan: 1) bewijs van de beoordeling of tests van de conditie van de batterij, 2) een waarborg dat de batterij zal worden gebruikt (door middel van een factuur of verkoopovereenkomst), en 3) dat de batterij op passende wijze wordt beschermd tegen schade tijdens het vervoer en het laden en lossen. Deze informatie wordt onder gelijke voorwaarden ter beschikking gesteld aan de eindgebruikers en aan derden die namens hen optreden, als onderdeel van de technische documentatie bij de herbestemde batterij wanneer deze in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen.

Artikel 60 bevat voorschriften voor het verstrekken van informatie over afgedankte batterijen. Dit omvat verplichtingen voor producenten, of hun organisaties voor producentenverantwoordelijkheid, voor distributeurs en eindgebruikers met betrekking tot hun bijdrage aan de verwerking aan het einde van de levensduur. In het artikel zijn ook verplichtingen vastgesteld om aan distributeurs en marktdeelnemers die betrokken zijn bij de inzameling en verwerking van afgedankte batterijen, informatie te verstrekken die relevant is voor de veiligheid tijdens de inzameling en de opslag van afgedankte batterijen, en om deze marktdeelnemers informatie te verstrekken die de verwijdering van afgedankte batterijen en de latere verwerking ervan vergemakkelijkt.

Artikel 61 betreft de rapportage door de respectieve bij het afvalbeheer betrokken marktdeelnemers aan de bevoegde autoriteit over het afvalbeheer van batterijen. Dit houdt met name in dat producenten, of namens hen organisaties voor producentenverantwoordelijkheid, verslag moeten uitbrengen over de hoeveelheid batterijen die in de handel is gebracht, over de hoeveelheid ingezamelde en voor verwerking en recycling geleverde afgedankte batterijen, en dat recyclers verslag moeten uitbrengen over afgedankte batterijen die in de recycling worden opgenomen, over de recyclingrendementen en -niveaus van de uit afgedankte batterijen teruggewonnen materialen en over het aantal batterijen dat is verwerkt en gerecycled.

Artikel 62 betreft de rapportage van de lidstaten aan de Commissie. De lidstaten brengen voor elk kalenderjaar per batterijtype en chemische samenstelling verslag uit aan de Commissie over de hoeveelheid batterijen die voor het eerst wordt geleverd voor distributie of gebruik op het grondgebied van een lidstaat, over de hoeveelheid ingezamelde afgedankte batterijen en de bereikte recyclingniveaus en over de vraag of aan de in de verordening genoemde recyclingrendementen en terugwinningsniveaus is voldaan. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de vorm van de rapportage vast.

Hoofdstuk VIII betreft de elektronische uitwisseling van informatie.

Artikel 64 heeft betrekking op het elektronisch systeem voor de uitwisseling van informatie dat de Commissie uiterlijk op 1 januari 2026 zal hebben opgezet. Het systeem bevat de informatie en gegevens over oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag, zoals vastgesteld in bijlage XIII. Deze informatie en gegevens zijn sorteerbaar en doorzoekbaar, met inachtneming van open normen voor gebruik door derden. De betrokken marktdeelnemers moeten het systeem kunnen voeden met informatie in een machineleesbare vorm. De Commissie publiceert via het systeem bepaalde informatie als bedoeld in artikel 62 en stelt bij uitvoeringshandeling nadere bijzonderheden vast betreffende de architectuur van het systeem, de vorm waarin de informatie moet worden ingediend en de regels voor de toegang tot en het delen, beheren, verkennen, publiceren en hergebruiken van de informatie en gegevens in het systeem.

Artikel 65 betreft het batterijpaspoort en bevat de eis dat uiterlijk op 1 januari 2026 voor elke in de handel gebrachte industriële batterij en batterij voor elektrische voertuigen afzonderlijk een elektronisch dossier moet bestaan. De gegevens moeten uniek zijn voor elke batterij, die aan de hand van een unieke identificatiecode kan worden geïdentificeerd. Het batterijpaspoort wordt gekoppeld aan de informatie over de basiskenmerken van elk type batterij en elk model dat is opgeslagen in de gegevensbronnen van het systeem dat uit hoofde van artikel 64 is opgezet, en is online toegankelijk.

Hoofdstuk IX bevat de standaardbepalingen inzake markttoezicht.

Uit hoofde van artikel 69 kunnen de markttoezichtautoriteiten van de marktdeelnemers eisen dat zij corrigerende maatregelen nemen op basis van bevindingen dat de batterij niet aan de eisen voldoet of dat de marktdeelnemer zich niet houdt aan een verplichting die voortvloeit uit de regels inzake de eengemaakte markt of inzake duurzaamheid, veiligheid, etikettering en passende zorgvuldigheid.

Hoofdstuk X betreft groene overheidsopdrachten, de procedure voor de invoering van nieuwe en de wijziging van bestaande beperkingen op gevaarlijke stoffen en de erkenning door de Commissie van regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen.

Artikel 70 heeft betrekking op groene overheidsopdrachten en hierin worden aanbestedende diensten en aanbestedende instanties verplicht bij de inkoop van batterijen of producten die batterijen bevatten, rekening te houden met de milieueffecten van batterijen gedurende hun levenscyclus om ervoor te zorgen dat deze effecten tot een minimum worden beperkt. De aanbestedende diensten en aanbestedende instanties worden hiertoe gevraagd de technische specificaties en gunningscriteria op basis van de artikelen 7 tot en met 10 toe te passen teneinde te waarborgen dat een product werd gekozen uit een aantal producten met aanzienlijk lagere milieueffecten gedurende hun levenscyclus. De Commissie kan bij gedelegeerde handelingen verplichte minimumcriteria voor groene overheidsopdrachten vaststellen.

Artikel 71 bevat de procedure voor het wijzigen van de beperkingen op gevaarlijke stoffen, ingevolge artikel 6 en bijlage I.

Artikel 72 betreft regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen en de erkenning daarvan door de Commissie. Regeringen, brancheorganisaties en groeperingen van belanghebbende organisaties die regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen hebben ontwikkeld en daarop toezicht houden, kunnen bij de Commissie een aanvraag indienen om de regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen die zij hebben ontwikkeld en waarop zij toezicht houden, door de Commissie te laten erkennen. Wanneer de Commissie vaststelt dat de regeling inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen de marktdeelnemer die deze effectief toepast in staat stelt te voldoen aan de eis om een zorgvuldigheidsbeleid op te stellen, stelt zij een uitvoeringshandeling vast waarbij deze regeling als gelijkwaardig met de eisen van deze verordening wordt erkend.

In hoofdstuk XI worden gedelegeerde bevoegdheden en de comitéprocedure vastgesteld.

In hoofdstuk XII wordt een wijziging van Verordening (EU) nr. 2109/1020 vastgesteld.

Hoofdstuk XIII bevat de slotbepalingen.

2020/0353 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake batterijen en afgedankte batterijen, tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 22 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 23 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Europese Green Deal 24 is groeistrategie van Europa die de Unie moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. Een verschuiving van het gebruik van fossiele brandstoffen in voertuigen naar elektromobiliteit is een van de voorwaarden om tegen 2050 klimaatneutraliteit te kunnen bereiken. Teneinde ervoor te zorgen dat het productbeleid van de Unie bijdraagt aan het wereldwijd verlagen van de koolstofemissies, moet erop worden toegezien dat in de Unie in de handel gebrachte en verkochte producten op duurzame wijze worden verkregen en vervaardigd.

(2)Batterijen zijn een belangrijke bron van energie en een van de essentiële middelen die duurzame ontwikkeling, groene mobiliteit, schone energie en klimaatneutraliteit mogelijk maken. De verwachting is dat de vraag naar batterijen de komende jaren snel zal toenemen, met name voor elektrische wegvoertuigen die voor hun aandrijving gebruikmaken van tractiebatterijen, waardoor deze markt op mondiaal niveau aan strategisch belang wint. De aanzienlijke wetenschappelijke en technische vooruitgang op het gebied van batterijtechnologie zal worden voortgezet. Gezien het strategische belang van batterijen en om alle betrokken marktdeelnemers rechtszekerheid en een gelijke behandeling te bieden, handelsbelemmeringen en verstoringen op de markt voor batterijen te voorkomen, is het noodzakelijk om regels op te stellen over duurzaamheidsparameters, prestaties, veiligheid, inzameling, recycling en een tweede leven van batterijen, alsmede voorschriften betreffende de informatie over batterijen. Het is noodzakelijk een geharmoniseerd regelgevingskader te creëren voor de gehele levenscyclus van batterijen die in de Unie in de handel worden gebracht.

(3)Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad 25 heeft geleid tot een verbetering van de milieuprestaties van batterijen en enige gemeenschappelijke regels en verplichtingen voor de marktdeelnemers vastgesteld, met name door middel van geharmoniseerde regels voor het gehalte aan zware metalen en de etikettering van batterijen en regels en doelstellingen voor het beheer van alle afgedankte batterijen, op basis van een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

(4)De verslagen van de Commissie over de uitvoering, het effect en de evaluatie van Richtlijn 2006/66/EG 26 brachten niet alleen de resultaten, maar ook de beperkingen van die richtlijn aan het licht, met name tegen de achtergrond van een fundamenteel gewijzigde context die wordt gekenmerkt door het strategische belang van batterijen en het toegenomen gebruik ervan.

(5)Het strategisch actieplan voor batterijen 27 van de Commissie voorziet in maatregelen ter ondersteuning van de inspanningen om een waardeketen voor batterijen in Europa op te bouwen, vanaf de winning, duurzame levering en verwerking van grondstoffen en materialen voor de productie van cellen tot aan hergebruik en recycling.

(6)In de Europese Green Deal heeft de Commissie bevestigd dat zij vastbesloten is het strategisch actieplan voor batterijen uit te voeren en dat zij wetgeving zal voorstellen voor een veilige, circulaire en duurzame waardeketen voor alle batterijen, die ook de groeiende markt voor elektrische voertuigen omvat.

(7)De Raad heeft in zijn conclusies van 4 oktober 2019 over “Meer circulariteit — Transitie naar een duurzame samenleving” onder meer opgeroepen tot een coherent beleid ter ondersteuning van de ontwikkeling van technologieën die de duurzaamheid en de circulariteit van batterijen verbeteren om de overgang naar elektromobiliteit te begeleiden. Voorts riep de Raad op tot een dringende herziening van Richtlijn 2006/66/EG, met inbegrip van alle relevante batterijen en materialen en waarin met name specifieke vereisten voor lithium en kobalt moeten worden overwogen, alsook een mechanisme dat het mogelijk maakt de richtlijn aan te passen aan toekomstige veranderingen in de voor batterijen gebruikte technologieën.

(8)In het nieuwe actieplan voor een circulaire economie 28 dat op 11 maart 2020 is vastgesteld, staat dat in het voorstel voor een nieuw regelgevingskader voor batterijen regels voor het gehalte aan gerecycled materiaal en maatregelen ter verbetering van de inzamelings- en recyclingpercentages van alle batterijen worden overwogen, om de terugwinning van waardevolle materialen te waarborgen en de consument een leidraad te bieden, en dat ook de mogelijke afbouw van het gebruik van niet-oplaadbare batterijen wanneer er alternatieven voorhanden zijn aan de orde zal worden gesteld. Voorts wordt gesteld dat de eisen inzake duurzaamheid en transparantie in acht worden genomen, waarbij rekening zal worden gehouden met de koolstofvoetafdruk van de batterijproductie, de ethische winning van grondstoffen en de voorzieningszekerheid, om het hergebruik, de herbestemming en de recycling van batterijen te vergemakkelijken.

(9)Om de volledige levenscyclus van alle batterijen die in de Unie in de handel worden gebracht te bestrijken, moeten geharmoniseerde productvereisten en handelsvoorschriften worden vastgesteld, met inbegrip van conformiteitsbeoordelingsprocedures, alsook voorschriften om de eindfase van de levenscyclus van batterijen volledig aan te pakken. Voorschriften voor de eindfase van de levenscyclus zijn nodig om de milieugevolgen van de batterijen aan te pakken en met name om de totstandbrenging van recyclingmarkten voor batterijen en markten voor secundaire grondstoffen uit batterijen te ondersteunen, zodat de materiaalkringlopen kunnen worden gesloten. Om de beoogde doelstellingen voor de gehele levenscyclus van een batterij in één rechtsinstrument te bereiken terwijl handelsbelemmeringen en concurrentieverstoringen worden vermeden en de integriteit van de interne markt wordt gewaarborgd, moeten de regels waarin de eisen voor batterijen worden vastgesteld, voor alle marktdeelnemers in de hele Unie uniform worden toegepast en mogen ze geen ruimte laten voor een uiteenlopende uitvoering door de lidstaten. Richtlijn 2006/66/EG moet daarom worden vervangen door een verordening.

(10)Deze verordening moet van toepassing zijn op alle typen batterijen en accu’s die in de Unie in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen, hetzij als zodanig, hetzij ingebouwd in apparaten of anderszins geleverd bij elektrische en elektronische apparaten en voertuigen. Deze verordening moet van toepassing zijn ongeacht of een batterij specifiek voor een product is ontworpen of algemeen gebruikt wordt en ongeacht of deze in een product is verwerkt of samen met of afzonderlijk van een product wordt geleverd waarin de batterij gebruikt gaat worden.

(11)Voor producten die in de handel worden gebracht als batterijpakken, d.w.z. batterijen of groepen cellen die onderling zijn verbonden en/of voorzien zijn van een buitenverpakking die één volledige, gebruiksklare eenheid vormt en niet is bedoeld om door de eindgebruiker te worden opgedeeld of geopend en die voldoen aan de definitie van batterijen, gelden de voorschriften die van toepassing zijn op batterijen. De voor batterijpakken geldende voorschriften moeten ook gelden voor producten die als batterijmodule in de handel worden gebracht en die aan de definitie van batterij voldoen.

(12)Binnen het ruime toepassingsgebied van de verordening is het passend een onderscheid te maken tussen verschillende categorieën batterijen naar gelang van het ontwerp en het gebruik ervan, los van de chemische samenstelling van de batterij. De indeling in draagbare batterijen enerzijds en industriële batterijen en autobatterijen anderzijds in het kader van Richtlijn 2006/66/EG moet verder worden ontwikkeld om beter aan te sluiten bij nieuwe ontwikkelingen in het gebruik van batterijen. Batterijen die worden gebruikt voor de aandrijving van elektrische voertuigen en die op grond van Richtlijn 2006/66/EG in de categorie industriële batterijen vallen, vormen een groot en groeiend deel van de markt door de snelle toename van het aantal elektrische wegvoertuigen. Het is daarom passend om batterijen die worden gebruikt voor de aandrijving van wegvoertuigen te classificeren als een nieuwe categorie van batterijen voor elektrische voertuigen. Batterijen die worden gebruikt voor de aandrijving van andere vervoermiddelen, onder meer voor het spoorvervoer, de scheepvaart en de luchtvaart, blijven in het kader van deze verordening tot de categorie van de industriële batterijen behoren. Industriële batterijen behoren tot een grote groep batterijen die bedoeld zijn voor gebruik tijdens industriële activiteiten, in communicatie-infrastructuur, bij landbouwactiviteiten of voor de opwekking en distributie van energie. Naast deze niet-uitputtende lijst met voorbeelden van industriële batterijen, moeten alle batterijen die noch draagbare batterijen, noch autobatterijen, noch batterijen voor elektrische voertuigen zijn, als industriële batterijen worden beschouwd. Batterijen voor de opslag van energie in particuliere of huiselijke omgevingen worden voor de toepassing van deze verordening als industriële batterijen beschouwd. Om ervoor te zorgen dat alle batterijen die in lichte vervoermiddelen, zoals e-bikes en scooters, worden gebruikt als draagbare batterijen worden geclassificeerd, moet de definitie van draagbare batterijen worden verduidelijkt en moet een gewichtslimiet voor dergelijke batterijen worden ingevoerd.

(13)Batterijen moeten zo worden ontworpen en geproduceerd dat de prestaties, degelijkheid en veiligheid ervan worden geoptimaliseerd en de ecologische voetafdruk tot een minimum wordt beperkt. Er moeten specifieke duurzaamheidsvereisten worden vastgesteld voor oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag met een capaciteit van meer dan 2 kWh, aangezien deze batterijen het marktsegment vormen dat naar verwachting de komende jaren het sterkst zal groeien.

(14)Om ervoor te zorgen dat de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen worden nagekomen en om de naleving van de eisen van deze verordening door de producenten en de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid te controleren en te verifiëren, moeten de lidstaten een of meer bevoegde autoriteiten aanwijzen.

(15)Het gebruik van gevaarlijke stoffen in batterijen moet worden beperkt om de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen en de aanwezigheid van dergelijke stoffen in het afval te verminderen. Naast de in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde beperkingen 29 , moeten beperkingen worden vastgesteld voor kwik en cadmium in bepaalde typen batterijen. Batterijen die worden gebruikt in voertuigen die in aanmerking komen voor een vrijstelling uit hoofde van bijlage II bij Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad 30 moeten worden uitgesloten van het verbod op het bevatten van cadmium.

(16)Om ervoor te zorgen dat gevaarlijke stoffen die bij gebruik in batterijen een onaanvaardbaar risico vormen voor de menselijke gezondheid of voor het milieu naar behoren kunnen worden aangepakt, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van het wijzigen van beperkingen op gevaarlijke stoffen in batterijen.

(17)De procedure voor de vaststelling van nieuwe en de wijziging van de huidige beperkingen voor gevaarlijke stoffen in batterijen moet volledig worden afgestemd met Verordening (EG) nr. 1907/2006. Om een doeltreffende besluitvorming, coördinatie en beheer van de gerelateerde technische, wetenschappelijke en administratieve aspecten van deze verordening te waarborgen, moet het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgerichte Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het Agentschap”) specifieke taken uitvoeren met betrekking tot de beoordeling van de risico’s van stoffen bij de productie en het gebruik van batterijen, alsmede van de risico’s die zich kunnen voordoen na het einde van de levensduur van batterijen, alsmede de beoordeling van de sociaaleconomische elementen en de analyse van alternatieven, overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren van het Agentschap. Bijgevolg moeten het Comité risicobeoordeling en het Comité sociaaleconomische analyse van het Agentschap de uitvoering van bepaalde taken die bij deze verordening aan het Agentschap worden toevertrouwd, vergemakkelijken.

(18)Het verwachte grootschalige gebruik van batterijen in sectoren als mobiliteit en energieopslag moet de koolstofemissies omlaag brengen. Om deze mogelijkheden maximaal te benutten, moet de koolstofvoetafdruk gedurende de gehele levenscyclus laag zijn. Volgens de regels voor de milieuvoetafdruk van een productcategorie voor oplaadbare batterijen met een hoog specifiek vermogen voor mobiele toepassingen 31 is klimaatverandering de op één na hoogste gerelateerde effectencategorie voor batterijen na het gebruik van mineralen en metalen. De technische documentatie voor oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh die in de Unie in de handel worden gebracht, moet daarom vergezeld gaan van een specifieke koolstofvoetafdrukverklaring, zo nodig per productiepartij. Batterijen worden in partijen vervaardigd, in specifieke aantallen en binnen een bepaald tijdsbestek. De harmonisatie van de technische regels voor de berekening van de koolstofvoetafdruk voor alle oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag met een capaciteit van meer dan 2 kWh die in de Unie in de handel worden gebracht, is een eerste vereiste om te kunnen voorschrijven dat de technische documentatie van de batterijen een koolstofvoetafdrukverklaring moet omvatten, en vervolgens koolstofvoetafdrukprestatieklassen vast te stellen zodat batterijen met een algemeen lage koolstofvoetafdruk kunnen worden geïdentificeerd. De verwachting is dat de voorschriften met betrekking tot informatie en duidelijke etikettering inzake de koolstofvoetafdruk van batterijen op zich niet zullen leiden tot de gedragsverandering die nodig is om de doelstelling van de Unie te verwezenlijken tot het koolstofvrij maken van de sectoren mobiliteit en energieopslag overeenkomstig de internationaal overeengekomen doelstellingen inzake klimaatverandering 32 . Er worden derhalve maximale koolstofdrempelwaarden ingevoerd in aanvulling op een specifieke effectbeoordeling voor het vaststellen van deze waarden. Bij het voorstellen van maximale drempelwaarden voor de koolstofvoetafdruk houdt de Commissie onder meer rekening met de relatieve verdeling van de waarden van de koolstofvoetafdruk van in de handel gebrachte batterijen, de mate van voortgang bij het terugdringen van de koolstofvoetafdruk van in de Unie in de handel gebrachte batterijen, en de effectieve en potentiële bijdrage van deze maatregel aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken, alsook met haar doelstellingen inzake duurzame mobiliteit. Teneinde transparantie inzake de koolstofvoetafdruk van batterijen te waarborgen en, ongeacht de plaats van productie, een verschuiving richting koolstofarmere batterijen teweeg te brengen in de markt van de Unie, is een geleidelijke en cumulatieve aanscherping van de vereisten met betrekking tot de koolstofvoetafdruk gerechtvaardigd. De vermeden koolstofemissies gedurende de levenscyclus van batterijen als gevolg van deze vereisten, zullen een bijdrage leveren aan de doelstelling van de Unie om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken. Dit kan ook andere beleidsmaatregelen op het niveau van de Unie en op nationaal niveau mogelijk maken die de productie van batterijen met een geringer milieueffect bevorderen, bijvoorbeeld in de vorm van stimulansen of criteria met betrekking tot groene overheidsopdrachten.

(19)Bepaalde stoffen in batterijen, zoals kobalt, lood, lithium of nikkel, worden verkregen uit schaarse hulpbronnen die in de Unie niet gemakkelijk beschikbaar zijn en sommige worden door de Commissie als kritieke grondstoffen beschouwd. Dit is een gebied waarop Europa zijn strategische autonomie moet versterken en zijn veerkracht moet vergroten ter voorbereiding op mogelijke toekomstige onderbrekingen in de levering als gevolg van gezondheids- en andere crises. Het verbeteren van de circulariteit en het efficiënt gebruik van hulpbronnen, met meer recycling en terugwinning van deze grondstoffen, zal bijdragen aan het bereiken van dit doel.

(20)Een intensiever gebruik van teruggewonnen materialen zou de ontwikkeling van de circulaire economie verder ondersteunen, een efficiënter gebruik van materialen mogelijk maken en tegelijkertijd de afhankelijkheid van de Unie van materialen uit derde landen verminderen. Voor batterijen is dit met name relevant voor kobalt, lood, lithium en nikkel. Daarom moet de terugwinning van deze materialen uit afval worden gestimuleerd, waarbij eisen worden gesteld aan het gehalte aan gerecycled materiaal in batterijen die kobalt, lood, lithium en nikkel in de actieve materialen gebruiken. Met deze verordening worden verplichte doelstellingen voor het gehalte aan gerecycled materiaal vastgesteld voor kobalt, lood, lithium en nikkel, die tegen 2030 moeten worden verwezenlijkt. Voor kobalt, lithium en nikkel worden hogere streefwaarden voor 2035 vastgesteld. Bij alle doelstellingen moet rekening worden gehouden met de beschikbaarheid van afval waaruit dergelijke materialen kunnen worden teruggewonnen, de technische haalbaarheid van de betrokken terugwinnings- en productieprocessen en de tijd die de marktdeelnemers nodig hebben om hun toeleverings- en productieprocessen aan te passen. Daarom zou de eis met betrekking tot het gehalte aan gerecycled materiaal beperkt moeten worden tot het bekendmaken van informatie over het gehalte aan gerecycled materiaal voordat dergelijke verplichte doelstellingen gaan gelden.

(21)Om rekening te houden met het leveringsrisico van kobalt, lood, lithium en nikkel en om de beschikbaarheid ervan te beoordelen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van de doelstellingen voor het minimumgehalte aan gerecycled kobalt, lood, lithium of nikkel in de actieve materialen in batterijen.

(22)Om te zorgen voor uniforme voorwaarden voor de uitvoering van de regels inzake de berekening en verificatie, per batterijmodel, per partij en per productiefaciliteit, van de hoeveelheid kobalt, lood, lithium of nikkel die wordt teruggewonnen uit afval in actieve materialen in batterijen en de informatievereisten voor de technische documentatie, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend.

(23)Batterijen die in de Unie in de handel worden gebracht, moeten een lange levensduur hebben (degelijk zijn) en zeer goed presteren. Daarom moeten er prestatie- en degelijkheidsparameters worden vastgesteld voor draagbare batterijen voor algemeen gebruik evenals voor oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen. De informele VN/ECE-werkgroep voor elektrische voertuigen en het milieu ontwikkelt momenteel degelijkheidsvereisten voor batterijen die zijn ingebouwd in elektrische voertuigen, zodat in deze verordening geen aanvullende duurzaamheidsvereisten worden vastgesteld voor batterijen in elektrische voertuigen. Aan de andere kant worden ten aanzien van batterijen voor energieopslag de bestaande meetmethoden voor het testen van de prestaties en de degelijkheid van batterijen onvoldoende nauwkeurig en representatief geacht om de invoering van minimumeisen mogelijk te maken. De invoering van minimumeisen met betrekking tot prestaties en degelijkheid voor dergelijke batterijen moet samengaan met adequate geharmoniseerde normen of adequate gemeenschappelijke specificaties.

(24)Om de milieueffecten van batterijen tijdens hun levenscyclus te beperken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van het wijzigen van de prestatie- en degelijkheidsparameters en het vaststellen van minimumwaarden voor deze parameters voor draagbare batterijen voor algemeen gebruik en voor oplaadbare industriële batterijen.

(25)Sommige niet-oplaadbare batterijen voor algemeen gebruik kunnen een inefficiënt gebruik van hulpbronnen en energie met zich meebrengen. Er moeten objectieve vereisten met betrekking tot de prestaties en degelijkheid van dergelijke batterijen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat er minder niet-oplaadbare draagbare batterijen met geringe prestaties voor algemeen gebruik in de handel worden gebracht, met name wanneer het alternatieve gebruik van oplaadbare batterijen op basis van een levenscyclusanalyse tot algemene milieuvoordelen zou leiden.

(26)Om te garanderen dat draagbare batterijen die in apparaten zijn ingebouwd naar behoren gescheiden worden ingezameld, verwerkt en hoogwaardig worden gerecycled zodra ze worden afgedankt, zijn bepalingen nodig om ervoor te zorgen dat ze uit dergelijke apparaten kunnen worden verwijderd en vervangen. Gebruikte batterijen moeten ook vervangbaar zijn om de verwachte levensduur van de apparaten waar ze deel van uitmaken, te verlengen. De algemene bepalingen van deze verordening kunnen worden aangevuld met voorschriften voor specifieke producten die door batterijen worden gevoed in het kader van uitvoeringsmaatregelen uit hoofde van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad 33 . Wanneer in andere wetgeving van de Unie om veiligheidsredenen specifiekere eisen worden gesteld aan het verwijderen van batterijen uit producten (bv. speelgoed), moeten die specifieke regels van toepassing zijn.

(27)Betrouwbare batterijen zijn van fundamenteel belang voor de werking en de veiligheid van veel producten, apparaten en diensten. Daarom moeten de batterijen zo worden ontworpen en vervaardigd dat ze veilig kunnen worden gebruikt. Dit aspect is met name relevant voor batterijsystemen voor stationaire energieopslag, die momenteel niet onder andere Uniewetgeving vallen. Daarom moeten voor deze energieopslagsystemen parameters worden vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden bij de veiligheidstests.

(28)Om de eindgebruikers transparante, betrouwbare en duidelijke informatie over batterijen en hun belangrijkste kenmerken en over afgedankte batterijen te verschaffen zodat zij weloverwogen beslissingen kunnen nemen bij de aankoop en het afdanken van batterijen, en om de afvalverwerkers in staat te stellen de afgedankte batterijen op de juiste manier te verwerken, moeten de batterijen van een etiket worden voorzien. De etikettering op batterijen moet alle noodzakelijke informatie over hun belangrijkste kenmerken bevatten, waaronder hun capaciteit en het gehalte aan bepaalde gevaarlijke stoffen. Om ervoor te zorgen dat de informatie na verloop van tijd beschikbaar blijft, moet die informatie ook door middel van QR-codes beschikbaar worden gesteld.

(29)Informatie over de prestaties van batterijen is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat de eindgebruikers als consumenten goed en tijdig worden geïnformeerd en in het bijzonder dat zij een gemeenschappelijke basis hebben om verschillende batterijen te vergelijken voordat zij hun aankoop doen. Draagbare batterijen voor algemeen gebruik en autobatterijen moeten derhalve worden voorzien van een etiket met de informatie over de minimale gemiddelde levensduur bij gebruik in specifieke toepassingen. Bovendien is het belangrijk om eindgebruikers te informeren dat zij zich op passende wijze van afgedankte batterijen moeten ontdoen.

(30)Oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag met een capaciteit van meer dan 2 kWh moeten van een batterijmanagementsysteem zijn voorzien dat gegevens opslaat, zodat de conditie en de verwachte levensduur van de batterijen te allen tijde door de eindgebruiker of namens deze optredende derden kan worden vastgesteld. Voor de herbestemming of herproductie van een batterij moet de persoon die de batterij heeft gekocht, of een derde die namens hem optreedt, toegang hebben tot het batterijmanagementsysteem om de restwaarde van de batterij te beoordelen, het hergebruik, de herbestemming of de herproductie van de batterij te vergemakkelijken en de batterij ter beschikking te stellen van onafhankelijke aankoopgroeperingen, als bedoeld in Richtlijn (EU) 201/944 van het Europees Parlement en de Raad 34 , die virtuele elektriciteitscentrales in elektriciteitsnetten exploiteren. Dit voorschrift moet van toepassing zijn in aanvulling op het Unierecht inzake de typegoedkeuring van voertuigen, met inbegrip van de technische specificaties die voortvloeien uit de werkzaamheden van de informele VN/ECE-werkgroep voor elektrische voertuigen en het milieu inzake de toegang tot gegevens in elektrische voertuigen.

(31)Een aantal productspecifieke eisen in het kader van deze verordening, waaronder prestaties, degelijkheid, herbestemming en veiligheid, moet worden gemeten met behulp van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden waarbij algemeen erkende geavanceerde meet- en berekeningsmethoden in acht worden genomen. Om handelsbelemmeringen op de interne markt te voorkomen, moeten de normen op het niveau van de Unie worden geharmoniseerd. Deze methoden en normen moeten, voor zover mogelijk, rekening houden met het werkelijke gebruik van batterijen, een afspiegeling zijn van het gemiddelde consumentengedrag en robuust zijn om opzettelijke en onopzettelijke ontwijking te ontmoedigen. Zodra een verwijzing naar een dergelijke norm is vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad 35 en in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, moet een vermoeden van overeenstemming met de op basis van deze verordening vastgestelde productspecifieke eisen worden vastgesteld, mits de resultaten van dergelijke methoden aantonen dat de minimumwaarden die voor die wezenlijke eisen zijn vastgesteld, worden bereikt. Indien bij de toepassing van productspecifieke eisen nog geen normen zijn gepubliceerd, moet de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen gemeenschappelijke specificaties vaststellen en moet de naleving van die specificaties ook het vermoeden van conformiteit doen ontstaan. In gevallen waarin de gemeenschappelijke specificaties in een later stadium tekortkomingen blijken te vertonen, moet de Commissie de betrokken gemeenschappelijke specificaties bij uitvoeringshandeling wijzigen of intrekken.

(32)Het moet mogelijk zijn om informatie over de conformiteit met alle handelingen van de Unie die van toepassing zijn op batterijen online te geven in de vorm van één enkele EU-conformiteitsverklaring voor een effectieve toegang tot informatie ten behoeve van het markttoezicht, voor de aanpassing aan nieuwe technologieën en om veerkracht te garanderen in het geval van wereldwijde crises, zoals de COVID-19-pandemie.

(33)In Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad 36 zijn voorschriften vastgelegd voor de accreditatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties, wordt een kader geboden voor het markttoezicht op en voor de controle van producten uit derde landen, en worden de algemene beginselen van de CE-markering vastgelegd. Die verordening moet van toepassing zijn op batterijen die onder deze verordening vallen, om ervoor te zorgen dat producten die profiteren van het vrije verkeer van goederen binnen de Unie voldoen aan eisen die een hoog beschermingsniveau bieden voor algemene belangen zoals de menselijke gezondheid, de veiligheid en het milieu.

(34)Om marktdeelnemers in staat te stellen aan te tonen en de bevoegde autoriteiten in staat te stellen te controleren of in de handel aangeboden batterijen aan de eisen van deze verordening voldoen, moet worden voorzien in conformiteitsbeoordelingsprocedures. Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad 37 stelt modules voor conformiteitsbeoordelingsprocedures vast, gaande van de minst tot de meest stringente procedure, afhankelijk van de hoogte van het risico en het vereiste veiligheidsniveau. Volgens artikel 4 van dat besluit moeten, wanneer een conformiteitsbeoordeling moet worden verricht, de voor die beoordeling toe te passen procedures uit die modules worden gekozen.

(35)In de gekozen modules wordt echter geen rekening gehouden met bepaalde specifieke aspecten van batterijen en daarom is het noodzakelijk de gekozen modules voor de conformiteitsbeoordelingsprocedure aan te passen. Om rekening te houden met de nieuwheid en de complexiteit van de duurzaamheids-, veiligheids- en etiketteringsvoorschriften van deze verordening en om ervoor te zorgen dat de in de handel gebrachte batterijen aan de wettelijke eisen voldoen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van het wijzigen van de conformiteitsbeoordelingsprocedures door verificatiestappen toe te voegen of de beoordelingsmodule te wijzigen, op grond van de ontwikkelingen op de batterijmarkt of in de waardeketen van batterijen.

(36)De CE-markering op een batterij geeft aan dat die batterij in overeenstemming is met deze verordening. De algemene beginselen voor de CE-markering en het verband ervan met andere markeringen zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 765/2008. Deze beginselen moeten ook van toepassing zijn op de CE-markering op batterijen. Om ervoor te zorgen dat de batterij wordt opgeslagen, gebruikt en afgedankt op een manier die veilig is met het oog op de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu, moeten specifieke regels worden vastgesteld voor het aanbrengen van de CE-markering op batterijen.

(37)Voor de in deze verordening beschreven conformiteitsbeoordelingsprocedures is de tussenkomst van conformiteitsbeoordelingsinstanties vereist. Om een uniforme toepassing van de bepalingen van deze verordening te waarborgen, moeten deze instanties door de autoriteiten van de lidstaat bij de Commissie worden aangemeld.

(38)Gezien de nieuwheid en de complexiteit van de duurzaamheids-, veiligheids- en etiketteringsvoorschriften voor batterijen en om te zorgen voor een consistent kwaliteitsniveau van de conformiteitsbeoordeling van batterijen, moeten eisen worden vastgesteld voor de aanmeldende autoriteiten die betrokken zijn bij de beoordeling en aanmelding van en het toezicht op aangemelde instanties. Met name moet ervoor worden gezorgd dat de aanmeldende autoriteit objectief en onpartijdig is met betrekking tot haar activiteiten. Voorts moeten de aanmeldende autoriteiten worden verplicht de vertrouwelijkheid van de verkregen informatie te waarborgen, maar moeten zij desondanks informatie over aangemelde instanties kunnen uitwisselen met de nationale autoriteiten, de aanmeldende autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie om consistentie in de conformiteitsbeoordeling te waarborgen.

(39)Het is van essentieel belang dat alle aangemelde instanties hun taken op hetzelfde niveau en onder dezelfde voorwaarden van eerlijke concurrentie en autonomie uitvoeren. Daarom moeten eisen worden vastgesteld voor conformiteitsbeoordelingsinstanties die aangemeld wensen te worden om conformiteitsbeoordelingsactiviteiten te verrichten. Deze eisen moeten van toepassing blijven als voorwaarde voor het behoud van de bevoegdheid van de aangemelde instantie. Om haar autonomie te waarborgen, moeten de aangemelde instantie en het personeel dat zij in dienst heeft, onafhankelijk kunnen blijven van de marktdeelnemers in de waardeketen van de batterijen en van andere bedrijven, met inbegrip van brancheorganisaties en moeder- en dochterondernemingen. De aangemelde instantie moet haar onafhankelijkheid gedocumenteerd kunnen aantonen en deze documentatie aan de aanmeldende autoriteit kunnen overleggen.

(40)Wanneer een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria die in geharmoniseerde normen zijn vastgelegd, moet zij worden geacht te voldoen aan de overeenkomstige eisen van deze verordening.

(41)Conformiteitsbeoordelingsinstanties besteden vaak onderdelen van hun activiteiten in verband met de conformiteitsbeoordeling uit of doen een beroep op een dochteronderneming. Bepaalde activiteiten en besluitvormingsprocessen, zowel met betrekking tot de conformiteitsbeoordeling van batterijen als met betrekking tot andere activiteiten binnen de aangemelde instantie, mogen echter uitsluitend door de aangemelde instantie zelf worden uitgevoerd, teneinde haar onafhankelijkheid en autonomie te waarborgen. Om het beschermingsniveau te kunnen waarborgen dat nodig is voor batterijen die in de Unie in de handel worden gebracht, moeten bij de conformiteitsbeoordeling betrokken onderaannemers en dochterondernemingen bij de uitvoering van conformiteitsbeoordelingstaken uit hoofde van deze verordening bovendien aan dezelfde eisen voldoen als de aangemelde instanties.

(42)Aangezien de door de aangemelde instanties in een lidstaat aangeboden diensten betrekking kunnen hebben op batterijen die in de hele Unie in de handel worden aangeboden, moeten de andere lidstaten en de Commissie in de gelegenheid worden gesteld om bezwaar te maken tegen een aangemelde instantie. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de aanmeldende autoriteit te verzoeken corrigerende maatregelen te nemen wanneer een aangemelde instantie niet of niet meer aan de eisen van deze verordening voldoet.

(43)Om de conformiteitsbeoordelingsprocedure, de certificering en uiteindelijk de markttoegang te vergemakkelijken en te versnellen en gezien de nieuwheid en complexiteit van de duurzaamheids-, veiligheids- en etiketteringsvoorschriften voor batterijen is het van cruciaal belang dat aangemelde instanties voortdurend toegang hebben tot alle benodigde testapparatuur en testfaciliteiten en dat zij de procedures toepassen zonder onnodige lasten voor de marktdeelnemers te creëren. Om dezelfde reden, en om de gelijke behandeling van marktdeelnemers te waarborgen, moeten de aangemelde instanties de conformiteitsbeoordelingsprocedures consistent toepassen.

(44)Alvorens een definitief besluit te nemen over de vraag of aan de batterij een certificaat van conformiteit kan worden toegekend, moet de marktdeelnemer die een batterij in de handel wil brengen, de gelegenheid krijgen de documentatie over de batterij eenmaal aan te vullen.

(45)De Commissie moet passende coördinatie en samenwerking tussen de aangemelde instanties mogelijk maken.

(46)De verplichtingen in verband met het in de handel brengen of in gebruik nemen van een batterij moeten worden opgelegd aan de marktdeelnemers, waaronder de fabrikant, de gemachtigde vertegenwoordiger, de importeur, de distributeur, de fulfilmentdienstverlener of een andere rechtspersoon die wettelijke verplichtingen op zich neemt in verband met de productie van batterijen, het in de handel brengen of het in gebruik nemen ervan.

(47)De marktdeelnemers moeten de verantwoordelijkheid dragen dat batterijen voldoen aan de voorschriften van deze verordening, met betrekking tot hun respectieve rol in de toeleveringsketen, teneinde een hoog niveau van bescherming van openbare belangen, zoals de menselijke gezondheid, de veiligheid en de bescherming van eigendommen en het milieu, te waarborgen.

(48)Alle marktdeelnemers die bij de toeleverings- en distributieketen betrokken zijn, moeten passende maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend batterijen op de markt aanbieden die in overeenstemming zijn met deze verordening. Er moet worden voorzien in een duidelijke en evenredige verdeling van de verplichtingen overeenkomstig de rol van elke marktdeelnemer in de toeleverings- en distributieketen.

(49)Het ligt voor de hand dat de fabrikant de conformiteitsbeoordelingsprocedure uitvoert, aangezien hij over uitvoerige kennis van het ontwerp- en productieproces beschikt. De conformiteitsbeoordeling moet daarom uitsluitend de verplichting van de fabrikant blijven.

(50)De fabrikant moet voldoende gedetailleerde informatie verstrekken over het beoogde gebruik van de batterij, zodat deze correct en veilig in de handel kan worden gebracht, in gebruik kan worden genomen, kan worden gebruikt en zodat beheer van afgedankte batterijen mogelijk is, met inbegrip van een eventuele herbestemming.

(51)Om de communicatie tussen marktdeelnemers, markttoezichtautoriteiten en consumenten te vergemakkelijken, moeten marktdeelnemers als onderdeel van hun contactgegevens naast het postadres ook een websiteadres vermelden.

(52)Er moet worden gewaarborgd dat batterijen uit derde landen die de markt van de Unie binnenkomen, voldoen aan de voorschriften van deze verordening, ongeacht of zij als zelfstandige batterijen worden ingevoerd of deel uitmaken van producten, en met name dat de fabrikanten passende conformiteitsbeoordelingsprocedures met betrekking tot deze batterijen hebben uitgevoerd. Daarom moet worden bepaald dat importeurs ervoor moeten zorgen dat de batterijen die zij in de handel brengen en in gebruik nemen, aan de eisen van deze verordening voldoen en dat de CE-markering op batterijen en de door de fabrikanten opgestelde documentatie beschikbaar zijn voor inspectie door de nationale autoriteiten.

(53)Bij het in de handel brengen of in gebruik nemen van een batterij moet elke importeur op de batterij de naam van de importeur, diens geregistreerde handelsnaam of geregistreerde handelsmerk en postadres vermelden. In uitzonderingen moet worden voorzien in gevallen waarin de afmetingen van de batterij dit niet toelaten. Dit geldt ook voor gevallen waarin de importeur de verpakking zou moeten openen om de naam en het adres op de batterij te plaatsen of indien de batterij te klein is om deze informatie aan te brengen.

(54)Aangezien de distributeur een batterij pas op de markt aanbiedt nadat deze door de fabrikant of de importeur in de handel is gebracht of in gebruik is genomen, moet de distributeur de nodige zorgvuldigheid betrachten om ervoor te zorgen dat zijn behandeling van de batterij geen nadelige gevolgen heeft voor de naleving van de voorschriften van deze verordening.

(55)Elke importeur of distributeur die een batterij in de handel brengt of in gebruik neemt onder de eigen naam of het eigen handelsmerk van de importeur of distributeur of die een batterij zo wijzigt dat de naleving van de voorschriften van deze verordening in het gedrang kan komen of dat het gebruiksdoel van een reeds in de handel gebrachte batterij wordt gewijzigd, moet worden beschouwd als de fabrikant en moet de verplichtingen van de fabrikant overnemen.

(56)Omdat distributeurs en importeurs dicht bij de markt staan, moeten zij worden betrokken bij de markttoezichttaken van de nationale autoriteiten en moeten zij bereid zijn actief medewerking te verlenen en deze autoriteiten alle nodige informatie over de betrokken batterij te verstrekken.

(57)Door de traceerbaarheid van een batterij in de hele toeleveringsketen te garanderen, wordt het markttoezicht eenvoudiger en efficiënter. Een efficiënt traceringssysteem vergemakkelijkt de taak van de markttoezichtautoriteiten om marktdeelnemers op te sporen die niet-conforme batterijen in de handel hebben gebracht, op de markt hebben aangeboden of in gebruik hebben genomen. De marktdeelnemers moeten daarom worden verplicht de informatie over hun transacties met batterijen gedurende een bepaalde periode te bewaren.  

(58)De winning en verwerking van, en de handel in, natuurlijke mineralen zijn van essentieel belang voor het verkrijgen van de grondstoffen die nodig zijn voor de productie van batterijen. Batterijfabrikanten zijn, ongeacht hun positie, hun invloed op leveranciers en hun geografische locatie, niet gevrijwaard van het risico dat zij een bijdrage leveren aan de nadelige effecten in de toeleveringsketen van mineralen. Voor sommige grondstoffen geldt dat meer dan de helft van de mondiale productie wordt gebruikt voor batterijtoepassingen. Zo is op mondiaal niveau ruim 50 % van de vraag naar kobalt en ruim 60 % van de vraag naar lithium bestemd voor de productie van batterijen. Circa 8 % van de mondiale productie van natuurlijk grafiet en 6 % van de mondiale productie van nikkel is bestemd voor de vervaardiging van batterijen.

(59)Slechts enkele landen leveren deze grondstoffen en in sommige gevallen kunnen de lage bestuurlijke normen de sociale en milieuproblemen verergeren. De ontginning en raffinage van zowel kobalt als nikkel brengen een groot aantal sociale en milieurisico’s met zich mee, met inbegrip van mogelijke gevaren voor het milieu en gevaren voor de menselijke gezondheid. Hoewel de sociale en milieueffecten met betrekking tot natuurlijk grafiet minder ernstig zijn, gaat de ontginning ervan samen met een hoge mate van ambachtelijke en kleinschalige activiteiten die grotendeels in informeel verband worden uitgevoerd en grote gevolgen voor de gezondheid en het milieu kunnen hebben, onder meer in het geval van een gebrek aan toezicht en herstelprocessen bij de sluiting van mijnen, met de aantasting van ecosystemen en de bodem tot gevolg. De verwachte toename van het gebruik van lithium voor de productie van batterijen zal de winnings- en raffinageactiviteiten waarschijnlijk verder onder druk zetten, als gevolg waarvan wordt aanbevolen lithium op te nemen in de verplichtingen ten aanzien van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen. De verwachte enorme stijging in de vraag naar batterijen in de Unie mag niet leiden tot een toename van dergelijke milieu- en sociale risico’s.

(60)Een aantal van de betreffende grondstoffen, zoals kobalt, lithium en natuurlijk grafiet, worden als kritieke grondstoffen voor de EU beschouwd 38 waarvan de duurzame winning vereist is voor de goede werking van het ecosysteem voor batterijen in de EU.

(61)Er vindt nu al een aantal vrijwillige acties door actoren in de toeleveringsketen plaats die erop gericht zijn de toepassing van praktijken voor duurzame winning te bevorderen, met inbegrip van het “Initiative for Responsible Mining Assurance” (IRMA), het “Responsible Minerals Initiative” (RMI) en het “Cobalt Industry Responsible Assessment Framework” (CIRAF). Vrijwillige acties voor het opstellen van regelingen inzake zorgvuldigheidseisen waarborgen echter mogelijk niet dat marktdeelnemers die batterijen in de Unie in de handel brengen zich aan dezelfde reeks minimumvoorschriften houden.

(62)In de Unie zijn algemene zorgvuldigheidseisen inzake bepaalde mineralen en metalen ingevoerd bij Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad 39 . Die verordening heeft echter geen betrekking op de mineralen en materialen die worden gebruikt voor de productie van batterijen.

(63)Met het oog op de verwachte exponentiële stijging van de vraag naar batterijen in de EU moeten marktdeelnemers die een batterij in de EU in de handel brengen derhalve een beleid van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen opzetten. Er moeten derhalve vereisten worden vastgesteld voor het aanpakken van de sociale en milieurisico’s in verband met de winning van grondstoffen en de verwerking en verhandeling van bepaalde grondstoffen voor de productie van batterijen.

(64)De invoering van een op risico’s gebaseerd beleid moet gebaseerd zijn op internationaal erkende beginselen inzake passende zorgvuldigheid, zoals de Tien Principes van het Global Compact van de Verenigde Naties 40 , de “Guidelines for Social Life Cycle Assessment of Products” 41 , de tripartiete verklaring van de IAO betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid 42 , en de OESO Due Diligence Handreiking voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen 43 , die een gemeenschappelijk inzicht onder overheden en belanghebbenden weerspiegelen, en op de specifieke context en omstandigheden van marktdeelnemers moeten worden afgestemd. Waar het de winning en verwerking van, en de handel in, natuurlijke mineralen die worden gebruikt voor de productie van batterijen betreft, vertegenwoordigen de OESO-richtsnoeren inzake de zorgvuldigheidseisen voor verantwoorde bevoorradingsketens van bodemschatten uit door conflicten getroffen gebieden en risicogebieden 44 (“OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid”) een jarenlange inspanning van overheden en belanghebbenden om goede praktijken op dit gebied vast te stellen.

(65)Volgens de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid 45 is passende zorgvuldigheid een permanent, proactief en reactief proces op basis waarvan bedrijven kunnen waarborgen dat zij de mensenrechten eerbiedigen en niet bijdragen aan conflicten 46 . Op risico’s gebaseerd beleid inzake passende zorgvuldigheid verwijst naar de maatregelen die bedrijven moeten nemen om daadwerkelijke of potentiële risico’s te identificeren en aan te pakken teneinde de nadelige gevolgen die samengaan met hun activiteiten of beslissingen inzake het betrekken van grondstoffen, te voorkomen of te beperken. Bedrijven kunnen de risico’s als gevolg van hun activiteiten en betrekkingen beoordelen en risicobeperkende maatregelen vaststellen aan de hand van de relevante normen uit hoofde van het nationaal en internationaal recht, aanbevelingen van internationale organisaties met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen, door de overheid gesteunde instrumenten, vrijwillige initiatieven vanuit de particuliere sector, alsook het interne beleid en de interne systemen van de betreffende bedrijven. Aan de hand van deze benadering kan het beleid inzake passende zorgvuldigheid worden afgestemd op het volume van de activiteiten van het bedrijf of de verhoudingen binnen de toeleveringsketen.

(66)Er moet een verplicht beleid inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen worden vastgesteld of gewijzigd dat in ieder geval de meest gangbare sociale en milieurisicocategorieën omvat. Dit moet enerzijds betrekking hebben op de huidige en te verwachten gevolgen voor het sociale leven, met name de mensenrechten, de menselijke gezondheid en veiligheid en de rechten met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid op het werk, en anderzijds op de huidige en te verwachten gevolgen voor het milieu, met name voor het watergebruik, de bodembescherming, de luchtvervuiling en de biodiversiteit, met inbegrip van het gemeenschapsleven.

(67)Waar het de categorieën van sociale risico’s betreft moet beleid inzake passende zorgvuldigheid gericht zijn op de risico’s in de toeleveringsketen van batterijen ten aanzien van de bescherming van de mensenrechten, met inbegrip van de menselijke gezondheid, de bescherming van kinderen en de gendergelijkheid, overeenkomstig de internationale wetgeving inzake de mensenrechten 47 . Het beleid inzake passende zorgvuldigheid moet informatie bevatten over de manier waarop de marktdeelnemer een bijdrage heeft geleverd aan de voorkoming van mensenrechtenschendingen en over de bestaande instrumenten in de bedrijfsstructuur die de marktdeelnemer hanteert ter bestrijding van corruptie en omkoping. Het beleid inzake passende zorgvuldigheid moet voorts de juiste uitvoering waarborgen van de regels van de fundamentele verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie 48 zoals vermeld in bijlage I bij de tripartiete verklaring van de IAO.

(68)Waar het de milieurisicocategorieën betreft moet beleid inzake passende zorgvuldigheid gericht zijn op de risico’s in de toeleveringsketen van batterijen ten aanzien van de bescherming van het milieu en de biodiversiteit overeenkomstig het Verdrag inzake biologische diversiteit 49 , waarin ook rekening wordt gehouden met lokale gemeenschappen en de bescherming en ontwikkeling van deze gemeenschappen.

(69)De verplichtingen ten aanzien van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen inzake de identificatie en beperking van sociale en milieurisico’s die samengaan met het gebruik van grondstoffen voor de productie van batterijen, moeten bijdragen aan de uitvoering van UNEP-resolutie nr. 19 inzake de governance van minerale bronnen waarin de belangrijke bijdrage van de mijnbouwsector aan de verwezenlijking van de Agenda 2030 en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling wordt erkend.

(70)Andere wetgevingsinstrumenten van de EU waarin vereisten betreffende passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen zijn vastgesteld, zijn van toepassing voor zover er in deze verordening geen specifieke bepalingen zijn met dezelfde doelstelling, van dezelfde aard en met hetzelfde effect die kunnen worden aangepast in het licht van toekomstige wetswijzigingen.

(71)Voor een aanpassing aan de ontwikkelingen in de waardeketen van batterijen, met inbegrip van veranderingen in de reikwijdte en aard van de relevante sociale en milieurisico’s, en aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang op het gebied van batterijen en de chemische samenstelling van batterijen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van de lijst van grondstoffen en risicocategorieën en de vereisten voor passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen.

(72)Geharmoniseerde regels voor afvalstoffenbeheer zijn noodzakelijk om te waarborgen dat producenten en andere marktdeelnemers in alle lidstaten aan dezelfde regels worden onderworpen bij het uitvoeren van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor batterijen. Het maximaliseren van de gescheiden inzameling van afgedankte batterijen en ervoor zorgen dat alle ingezamelde batterijen worden gerecycled door middel van processen die gemeenschappelijke minimale recyclingrendementen bereiken, is noodzakelijk om een hoog niveau van materiaalterugwinning te bereiken. Uit de evaluatie van Richtlijn 2006/66/EG is gebleken dat een van de tekortkomingen van die richtlijn is dat de bepalingen ervan te weinig gedetailleerd zijn, wat leidt tot een ongelijke uitvoering, aanzienlijke belemmeringen voor de werking van de recyclingmarkten en suboptimale niveaus van recycling. Bijgevolg moeten nadere en geharmoniseerde voorschriften voorkomen dat de markt voor de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte batterijen wordt verstoord, moeten zij zorgen voor een overeenkomstige uitvoering van de voorschriften in de hele Unie, moeten zij de kwaliteit van de door de marktdeelnemers verleende afvalbeheerdiensten verder harmoniseren en moeten zij de markten voor secundaire grondstoffen vergemakkelijken.

(73)Deze verordening bouwt voort op de regels voor afvalbeheer en de algemene beginselen van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad 50 , die moeten worden aangepast aan de specifieke situatie van batterijen. Om de inzameling van afgedankte batterijen zo efficiënt mogelijk te organiseren, is het van belang dat dit gebeurt in nauwe samenhang met de plaats waar de batterijen in een lidstaat worden verkocht, en dicht bij de eindgebruiker. Ook kunnen afgedankte batterijen zowel samen met afgedankte elektrische en elektronische apparatuur als met autowrakken worden ingezameld via nationale inzamelingssystemen die zijn opgezet op basis van Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad 51 respectievelijk Richtlijn 2000/53/EG. Hoewel de huidige verordening specifieke regels voor batterijen bevat, is er behoefte aan een coherente en complementaire aanpak, die voortbouwt op de bestaande structuren voor afvalbeheer en deze verder harmoniseert. Bijgevolg, en om de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid met betrekking tot het afvalbeheer daadwerkelijk te realiseren, moeten er verplichtingen worden vastgesteld ten aanzien van de lidstaat waar de batterijen voor het eerst op de markt worden aangeboden.

(74)Om erop toe te zien dat de producenten hun verplichtingen nakomen om de afvalverwerking van de voor het eerst op het grondgebied van een lidstaat op de markt aangeboden batterijen te garanderen, is het noodzakelijk dat in elke lidstaat een register wordt ingesteld en beheerd door de bevoegde autoriteit. De producenten moeten worden verplicht zich te registreren zodat de bevoegde autoriteiten over de nodige informatie beschikken om na te gaan of de producenten hun verplichtingen nakomen. De registratievereisten moeten in de hele Unie worden vereenvoudigd. Om te zorgen voor eenvormige voorwaarden in de hele Unie voor de registratieaanvraag en de te verstrekken informatie, door middel van een geharmoniseerd format, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend.

(75)Met het oog op het beginsel dat de vervuiler betaalt, is het passend de verplichtingen voor het beheer van afgedankte batterijen op te leggen aan de producenten, waaronder elke fabrikant, importeur of distributeur die, ongeacht de gebruikte verkooptechniek, onder meer door middel van overeenkomsten op afstand zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 7, van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad 52 , op professionele basis voor het eerst een batterij levert voor distributie of gebruik, ook wanneer deze is ingebouwd in apparaten of voertuigen, op het grondgebied van een lidstaat.

(76)De producenten moeten de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid dragen voor het beheer van hun batterijen aan het einde van de levensduur. Daarom moeten zij de kosten financieren van de inzameling, verwerking en recycling van alle ingezamelde batterijen, van de rapportage over batterijen en afgedankte batterijen en van de informatieverstrekking aan eindgebruikers en afvalverwerkers over batterijen en passend hergebruik en beheer van afgedankte batterijen. De verplichtingen in verband met de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moeten gelden voor alle vormen van levering, met inbegrip van verkoop op afstand. De producenten moeten in staat zijn deze verplichtingen gezamenlijk uit te voeren, via organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen de verantwoordelijkheid op zich nemen. De producenten of organisaties voor producentenverantwoordelijkheid moeten worden gemachtigd en zij moeten aantonen dat zij over de financiële middelen beschikken om de kosten van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te dekken. Om verstoring van de interne markt te voorkomen en eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de regeling van de financiële bijdragen die de producenten aan de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid betalen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend.

(77)Deze verordening moet de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor batterijen uitputtend regelen en daarom mogen de regels die in Richtlijn 2008/98/EG voor regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zijn vastgesteld, niet van toepassing zijn op batterijen.

(78)Om de hoogwaardige recycling in de toeleveringsketens van batterijen te waarborgen, de toepassing van hoogwaardige secundaire grondstoffen te stimuleren en het milieu te beschermen, moet als regel een hoog percentage afgedankte batterijen worden ingezameld en gerecycled. De inzameling van afgedankte batterijen is een fundamentele cruciale stap om de kringloop voor de waardevolle materialen die zich in batterijen bevinden te sluiten door middel van recycling en om de waardeketen van batterijen binnen de Unie te houden, zodat de toegang tot de teruggewonnen materialen die verder kunnen worden gebruikt voor de productie van nieuwe producten wordt vergemakkelijkt.

(79)De producenten van alle batterijen moeten verantwoordelijk zijn voor de financiering en de organisatie van de gescheiden inzameling van afgedankte batterijen. Zij moeten dit doen door een inzamelingsnetwerk op te zetten dat het volledige grondgebied van de lidstaten bestrijkt, dat zich dicht bij de eindgebruiker bevindt en dat zich niet alleen richt op gebieden en batterijen met een winstgevende inzameling. Het inzamelingsnetwerk moet alle distributeurs, erkende verwerkingsinrichtingen van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en afgedankte voertuigen, openbare voorzieningen en andere actoren die zelf een initiatief opzetten, zoals overheden en scholen, omvatten. Teneinde de doeltreffendheid van het inzamelingsnetwerk en de voorlichtingscampagnes te controleren en te verbeteren, moeten er regelmatig samenstellingsenquêtes worden gehouden, ten minste op NUTS 2-niveau 53 op gemengd stedelijk afval en ingezamelde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur om de hoeveelheid ingezamelde afgedankte draagbare batterijen hierin te bepalen.

(80)Batterijen kunnen samen met afgedankte elektrische en elektronische apparatuur worden ingezameld via nationale inzamelingssystemen die zijn opgezet op basis van Richtlijn 2012/19/EU en met autowrakken overeenkomstig Richtlijn 2000/53/EG. In dit geval moeten de batterijen, als verplichte minimale verwerkingsvereiste, uit de ingezamelde afgedankte apparaten en autowrakken worden verwijderd. Na de verwijdering van de batterijen moeten de voorschriften van deze verordening van toepassing zijn, en met name moeten zij worden meegeteld voor het bereiken van de inzamelingsdoelstelling voor het type batterij in kwestie en moeten hierop de in deze verordening vastgestelde verwerkings- en recyclingvoorschriften van toepassing zijn.

(81)Gezien de milieueffecten en het verlies van materialen door afgedankte batterijen die niet gescheiden worden ingezameld en daarom niet op een milieuverantwoorde manier worden behandeld, moet de reeds bij Richtlijn 2006/66/EG vastgestelde inzamelingsdoelstelling voor draagbare batterijen van toepassing blijven en geleidelijk aan worden verhoogd. Volgens deze verordening omvatten draagbare batterijen ook batterijen voor lichte vervoermiddelen. Aangezien de huidige stijging van de verkoop van dit type batterijen het lastig maakt de in de handel gebrachte en aan het eind van de levensduur ingezamelde hoeveelheden te berekenen, moeten deze draagbare batterijen worden uitgesloten van de huidige inzamelingsdoelstelling voor draagbare batterijen. Deze uitsluiting moet samen met de inzamelingsdoelstelling voor afgedankte draagbare batterijen worden herzien, in het kader waarvan ook de methode voor de berekening van de inzameling van draagbare batterijen kan worden herzien. De Commissie moet een verslag uitbrengen ter onderbouwing van deze herzieningen.

(82)Het inzamelingspercentage van draagbare batterijen moet ook in de toekomst worden berekend op basis van de gemiddelde jaarlijkse verkoop in de voorgaande jaren, zodat de doelstellingen in verhouding staan tot het niveau van het batterijverbruik in een lidstaat. Om zo goed mogelijk rekening te houden met veranderingen in de samenstelling van de categorie draagbare batterijen, alsook in de levensduur en de consumptiepatronen van batterijen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van het wijzigen van de methode voor de berekening en controle van het inzamelingspercentage voor draagbare batterijen.

(83)Alle autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen moeten worden ingezameld en daartoe moeten de producenten van deze batterijen worden verplicht om alle afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen kosteloos terug te nemen van de eindgebruikers. Er moeten uitvoerige rapportageverplichtingen worden vastgesteld voor alle actoren die betrokken zijn bij de inzameling van afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen.

(84)Gezien de afvalhiërarchie zoals vastgesteld bij artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG, waarin prioriteit wordt gegeven aan preventie, voorbereiding voor hergebruik en recycling, en in overeenstemming met artikel 11, lid 4, van Richtlijn 2008/98/EG en artikel 5, lid 3, punt f), van Richtlijn 1999/31/EG 54 , mogen ingezamelde batterijen niet worden verbrand of op een stortplaats gestort.

(85)Alle inrichtingen met een vergunning voor de verwerking en recycling van batterijen moeten voldoen aan minimumeisen om negatieve gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid te voorkomen en een hoog terugwinningsniveau van de in de batterijen aanwezige materialen mogelijk te maken. Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad 55 regelt een aantal industriële activiteiten op het gebied van de verwerking en recycling van afgedankte batterijen, waarvoor specifieke vergunningsvoorschriften en controles gelden die de beste beschikbare technieken weerspiegelen. Wanneer industriële activiteiten in verband met de verwerking en recycling van batterijen niet onder Richtlijn 2010/75/EG vallen, moeten de exploitanten in ieder geval worden verplicht de beste beschikbare technieken, zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 10, van die richtlijn, en de specifieke voorschriften van deze verordening toe te passen. De eisen inzake de verwerking en recycling van batterijen moeten door de Commissie waar nodig worden aangepast in het licht van de wetenschappelijke en technische vooruitgang en opkomende nieuwe technologieën op het gebied van afvalbeheer. Daarom moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van deze eisen.

(86)Er moeten streefcijfers voor de efficiëntie van de recyclingprocessen en voor de terugwinning van materiaal worden vastgesteld om de productie van teruggewonnen hoogwaardige materialen voor de batterij-industrie te waarborgen en tegelijkertijd te zorgen voor duidelijke en gemeenschappelijke regels voor recyclers en om verstoring van de concurrentie of andere belemmeringen voor het ordelijk functioneren van de interne markt voor secundaire grondstoffen uit afgedankte batterijen te voorkomen. Als maatstaf voor de totale hoeveelheid teruggewonnen materialen moet voor lood-zuurbatterijen, nikkel-cadmium batterijen en lithiumbatterijen een recyclingrendement worden vastgesteld en moeten ook streefcijfers worden vastgesteld voor de terugwinningsniveaus van kobalt, lood, lithium en nikkel om een hoog terugwinningsniveau van materialen in de hele Unie te bereiken. De in Verordening (EU) nr. 493/2012 van de Commissie 56 vastgestelde regels voor de berekening en de rapportage van de recyclingrendementen moeten van toepassing blijven. Om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de berekening en controle van de recyclingrendementen en de terugwinning van materialen in de recyclingprocessen voor batterijen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend om dergelijke regels vast te stellen. De Commissie moet ook Verordening (EU) nr. 493/2012 van de Commissie herzien om naar behoren rekening te houden met de technologische ontwikkelingen en veranderingen in industriële terugwinningsprocessen, om het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot bestaande en nieuwe doelstellingen en om instrumenten aan te reiken voor de karakterisering van tussenproducten. Verwerkings- en recyclinginrichtingen moeten worden aangemoedigd om gecertificeerde milieubeheersystemen in te voeren in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad 57 .

(87)Het zou alleen mogelijk moeten zijn om de verwerking en recycling buiten de betrokken lidstaat of buiten de Unie uit te voeren wanneer de overbrenging van afgedankte batterijen in overeenstemming is met Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad 58 en Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie 59 en wanneer de verwerkings- en recyclingactiviteiten voldoen aan de eisen die voor dit soort afvalstoffen gelden, overeenkomstig de classificatie ervan in Beschikking 2000/532/EG van de Commissie, zoals gewijzigd 60 . Die beschikking, zoals gewijzigd, moet worden herzien om rekening te houden met alle verschillende chemische samenstellingen van batterijen. Wanneer een dergelijke verwerking of recycling buiten de Unie plaatsvindt, moet de exploitant voor wiens rekening deze wordt uitgevoerd, worden verplicht aan de bevoegde autoriteit van de betreffende lidstaat verslag uit te brengen en te bewijzen dat de verwerking wordt uitgevoerd onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die van deze verordening, om te worden meegeteld voor de recyclingrendementen en -doelstellingen. Om vast te stellen wat de vereisten zijn om een dergelijke verwerking als gelijkwaardig te beschouwen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van nadere regels met criteria voor de beoordeling van gelijkwaardige voorwaarden.

(88)Industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen die niet meer geschikt zijn voor het oorspronkelijke doel waarvoor ze zijn gemaakt, kunnen voor een ander doel worden gebruikt als batterijen voor stationaire energieopslag. Er ontstaat een markt voor de tweede levensfase van gebruikte industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen en teneinde de praktische uitvoering van de afvalhiërarchie te ondersteunen, moeten er derhalve specifieke regels worden vastgesteld om een verantwoorde herbestemming van gebruikte batterijen mogelijk te maken, waarbij het voorzorgsbeginsel in acht wordt genomen en de gebruiksveiligheid voor de eindgebruikers wordt gewaarborgd. De conditie en de beschikbare capaciteit van dergelijke gebruikte batterijen moeten worden beoordeeld om na te gaan of ze geschikt zijn voor gebruik voor een ander doel dan het oorspronkelijke doel. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van de bepalingen over de beoordeling van de conditie van batterijen te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend.

(89)Producenten en distributeurs moeten actief worden betrokken bij het verstrekken van de informatie aan de eindgebruikers dat batterijen gescheiden moeten worden ingezameld, dat er inzamelingssystemen beschikbaar zijn en dat de eindgebruikers een belangrijke rol spelen bij het uit milieuoogpunt optimaal beheer van afgedankte batterijen. Bij de bekendmaking van informatie aan alle eindgebruikers en de rapportage over batterijen moet gebruik worden gemaakt van moderne informatietechnologie. De informatie moet worden verstrekt via de traditionele wegen, zoals buiten, op posters en via campagnes op sociale media, of via innovatievere middelen, zoals de elektronische toegang tot websites via QR-codes die op de batterij zijn aangebracht.

(90)Om de naleving en de doeltreffendheid van de verplichtingen inzake de inzameling en verwerking van batterijen te kunnen controleren, is het noodzakelijk dat de betreffende exploitanten verslag uitbrengen aan de bevoegde autoriteiten. Producenten van batterijen en afvalbeheerders die batterijen inzamelen, moeten voor elk kalenderjaar, in voorkomend geval, de gegevens over de verkochte batterijen en de ingezamelde afgedankte batterijen melden. Wat de verwerking en recycling betreft, moeten de exploitanten van afvalbeheer, respectievelijk de recyclers, verplicht worden verslag uit te brengen.

(91)Voor elk kalenderjaar moeten de lidstaten de Commissie informatie verstrekken over het aantal batterijen dat op hun grondgebied is geleverd en het aantal ingezamelde afgedankte batterijen, per type en per chemische samenstelling. Wat draagbare batterijen betreft, moeten de gegevens over batterijen en afgedankte batterijen uit lichte vervoermiddelen afzonderlijk worden gerapporteerd, aangezien er gegevens moeten worden verzameld om de inzamelingsdoelstelling te kunnen aanpassen, rekening houdend met het marktaandeel van deze batterijen en hun specifieke doel en kenmerken. Deze informatie moet elektronisch worden verstrekt en vergezeld gaan van een kwaliteitscontroleverslag. Om eenvormige voorwaarden voor de rapportage van deze gegevens en informatie aan de Commissie, alsmede voor de controlemethoden te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend.

(92)Voor elk kalenderjaar moeten de lidstaten aan de Commissie verslag uitbrengen over de recyclingrendementen en de bereikte materiaalterugwinningsniveaus, rekening houdend met alle afzonderlijke stappen van het recyclingproces en de outputfracties.

(93)Om de transparantie in de toeleverings- en waardeketen voor alle belanghebbenden te vergroten, moet worden voorzien in een elektronisch systeem dat de uitwisseling van informatie maximaliseert en het traceren van batterijen mogelijk maakt, informatie verschaft over de koolstofintensiteit van hun productieprocessen en over de herkomst van de gebruikte materialen, de samenstelling ervan, met inbegrip van grondstoffen en gevaarlijke chemische stoffen, reparatie, herbestemming en ontmanteling, alsmede de verwerkings-, recycling- en terugwinningsprocessen die op de batterij aan het einde van de levensduur kunnen worden toegepast. Dat elektronische systeem moet gefaseerd worden opgezet, waarbij een prototype van het systeem ten minste een jaar voor de voltooiing van de uitvoeringsmaatregelen waarin de definitieve kenmerken van het systeem en het beleid inzake de toegang tot de gegevens van het systeem worden vastgesteld beschikbaar moet zijn voor de betrokken marktdeelnemers en de autoriteiten van de lidstaten om hen in staat te stellen hierover feedback te geven en hieraan tijdig te voldoen. In dat beleid inzake de toegang tot de gegevens moet rekening worden gehouden met de desbetreffende beginselen die in de EU-wetgeving zijn vastgesteld, met inbegrip van het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese datagovernance (Datagovernanceverordening) 61 . Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van het elektronische informatie-uitwisselingssysteem voor batterijen te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend.

(94)Er moet een batterijpaspoort worden ingevoerd, zodat de marktdeelnemers de informatie en gegevens over de afzonderlijke in de handel gebrachte batterijen op een efficiëntere manier kunnen verzamelen en hergebruiken en beter geïnformeerde keuzes kunnen maken bij hun planningsactiviteiten. Om eenvormige voorwaarden voor de invoering van het batterijpaspoort te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend.

(95)Bij Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad 62 zijn voorschriften vastgesteld voor markttoezicht en controle op producten die de markt van de Unie binnenkomen. Om ervoor te zorgen dat producten die vallen onder het vrije verkeer van goederen voldoen aan eisen die een hoog beschermingsniveau bieden voor algemene belangen zoals de menselijke gezondheid, de veiligheid, de bescherming van eigendommen en het milieu, moet die verordening van toepassing zijn op batterijen die onder deze verordening vallen. Daarom moet Verordening (EU) 2019/1020 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(96)Batterijen mogen uitsluitend in de handel worden gebracht als ze geen risico vormen voor de menselijke gezondheid, veiligheid, eigendommen of het milieu wanneer ze op de juiste wijze worden opgeslagen en gebruikt voor het beoogde doel, of onder gebruiksomstandigheden die redelijkerwijs kunnen worden voorzien, dat wil zeggen wanneer een dergelijk gebruik kan voortvloeien uit rechtmatig en gemakkelijk voorspelbaar menselijk gedrag.

(97)Er moet een procedure bestaan om de belanghebbende partijen te informeren over de maatregelen die moeten worden genomen met betrekking tot batterijen die een risico voor de menselijke gezondheid, de veiligheid, eigendommen of het milieu vormen. Deze procedure moet ook de markttoezichtautoriteiten in de lidstaten in staat stellen om, samen met de betrokken marktdeelnemers, in een vroeg stadium tegen dergelijke batterijen op te treden. Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om te bepalen of nationale maatregelen met betrekking tot niet-conforme batterijen al dan niet gerechtvaardigd zijn.

(98)De markttoezichtautoriteiten moeten het recht hebben van de marktdeelnemers te eisen dat zij corrigerende maatregelen nemen op grond van bevindingen dat de batterij niet aan de eisen van deze verordening voldoet of dat de marktdeelnemer de regels inzake het in de handel brengen of op de markt aanbieden van een batterij, of inzake duurzaamheid, veiligheid en etikettering, of de passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen overtreedt.

(99)Overheidsopdrachten spelen een belangrijke rol bij het verminderen van de effecten van menselijke activiteiten op het milieu en het stimuleren van de markttransformatie naar duurzamere producten. Aanbestedende diensten, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2014/24/EU 63 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad 64 , en aanbestedende instanties zoals gedefinieerd in Richtlijn 2014/25/EU moeten bij de aankoop van batterijen of producten die batterijen bevatten rekening houden met de milieueffecten, om de markt voor schone en energie-efficiënte mobiliteit en energieopslag te bevorderen en te stimuleren en aldus bij te dragen aan de doelstellingen van het milieu-, klimaat- en energiebeleid van de Unie.

(100)Om de gelijkwaardigheid van de door overheden, brancheorganisaties en groeperingen van belanghebbende organisaties ontwikkelde regelingen inzake zorgvuldigheidseisen vast te stellen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Om te waarborgen dat de lijst van grondstoffen en de daarmee samenhangende sociale en milieurisico’s up-to-date worden gehouden en dat de verplichtingen van de marktdeelnemers overeenkomen met de verordening inzake conflictmineralen en de OESO Due Diligence, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend.

(101)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de toepassing van de erkenning door de Commissie van de regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend.

(102)Bij de vaststelling van gedelegeerde handelingen in het kader van deze verordening is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 65 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(103) De uitvoeringsbevoegdheden die bij deze verordening aan de Commissie worden toegekend en die geen betrekking hebben op de vaststelling of maatregelen van de lidstaten ten aanzien van niet-conforme batterijen al dan niet gerechtvaardigd zijn, moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 66 .

(104)De raadplegingsprocedure moet worden gevolgd voor de vaststelling van een uitvoeringshandeling in situaties waarin de Commissie vaststelt dat een aangemelde instantie niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet, teneinde de aanmeldende autoriteit te verzoeken de nodige corrigerende maatregelen te nemen, waaronder, zo nodig, de intrekking van de aanmelding.

(105)De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen om te bepalen of een nationale maatregel die is genomen met betrekking tot een batterij die aan de eisen voldoet en een risico vormt, al dan niet gerechtvaardigd is wanneer in naar behoren gemotiveerde gevallen met betrekking tot de bescherming van de menselijke gezondheid, de veiligheid, eigendommen of het milieu, dwingende redenen van urgentie dit vereisen.

(106)De lidstaten moeten regels vaststellen voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en ervoor zorgen dat deze regels worden gehandhaafd. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(107)Gezien de noodzaak om een hoog niveau van milieubescherming te waarborgen en de noodzaak om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen op basis van wetenschappelijke feiten, moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag overleggen betreffende de uitvoering van deze verordening en de effecten ervan voor het milieu en de werking van de interne markt. De Commissie moet in haar verslag een evaluatie opnemen van de bepalingen inzake de duurzaamheids-, veiligheids-, etiketterings- en informatiecriteria, van de maatregelen voor het beheer van afgedankte batterijen en van de vereisten voor passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen. In voorkomend geval moet het verslag vergezeld gaan van een voorstel tot wijziging van de desbetreffende bepalingen van deze verordening.

(108)De marktdeelnemers moeten voldoende tijd krijgen om aan hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen en de lidstaten moeten de nodige administratieve infrastructuur voor de toepassing ervan opzetten. De inwerkingtreding van deze verordening moet daarom worden uitgesteld tot een datum waarop deze voorbereidingen redelijkerwijs kunnen worden afgerond.

(109)Teneinde de lidstaten in de gelegenheid te stellen het uit hoofde van Richtlijn 2006/66/EG opgezette register van producenten aan te passen en de nodige bestuursmaatregelen te treffen met betrekking tot de organisatie van de vergunningsprocedures door de bevoegde autoriteiten, met waarborging van de continuïteit voor de marktdeelnemers, moet Richtlijn 2006/66/EG vanaf 1 juli 2023 worden ingetrokken. De verplichtingen uit hoofde van die richtlijn inzake monitoring en rapportage van het inzamelingspercentage van draagbare batterijen en de recyclingrendementen van de recyclingprocessen blijven tot 31 december 2023 van kracht, en de daaraan gerelateerde verplichtingen inzake de doorgifte van gegevens aan de Commissie blijven tot 31 december 2025 van toepassing teneinde de continuïteit te waarborgen totdat de nieuwe berekeningsregels en rapportageformats door de Commissie in het kader van deze verordening zijn vastgesteld.

(110)Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de werking van de interne markt waarborgen en er tegelijkertijd voor zorgen dat de in de handel gebrachte batterijen voldoen aan de eisen die een hoog beschermingsniveau van de menselijke gezondheid, de veiligheid, eigendommen en het milieu bieden, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar gezien de noodzaak van harmonisatie beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen

Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied

1.Bij deze verordening worden vereisten vastgesteld inzake duurzaamheid, veiligheid, etikettering en informatie om het in de handel brengen of in gebruik nemen van batterijen toe te staan, alsmede voorschriften voor de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte batterijen.

2.Deze verordening is van toepassing op alle batterijen, namelijk draagbare batterijen, autobatterijen, batterijen voor elektrische voertuigen en industriële batterijen, ongeacht hun vorm, volume, gewicht, ontwerp, materiaalsamenstelling, gebruik of doel. Zij is ook van toepassing op batterijen die in andere producten zijn ingebouwd of die aan andere producten zijn toegevoegd.

3.Deze verordening is niet van toepassing op batterijen in:

a)apparatuur die wordt aangewend in samenhang met de bescherming van wezenlijke belangen in verband met de veiligheid van de lidstaten, wapens, munitie en oorlogsmateriaal, met uitzondering van producten die niet voor specifieke militaire doeleinden zijn bestemd; en

b)apparatuur bestemd om de ruimte ingestuurd te worden.

Artikel 2
Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)“batterij”: elke bron van door rechtstreekse omzetting van chemische energie verkregen elektrische energie, bestaande uit een of meer niet-oplaadbare of oplaadbare batterijcellen of groepen daarvan;

2)“batterijcel”: de functionele basiseenheid in een batterij die wordt gevormd door elektroden, elektrolyt, een behuizing, aansluitingen en, indien van toepassing, separatoren, en die de actieve materialen bevat waarvan de reactie elektrische energie opwekt;

3)“actief materiaal”: materiaal dat chemisch reageert om elektrische energie op te wekken wanneer de batterijcel ontlaadt;

4)“niet-oplaadbare batterij”: een batterij die niet is ontworpen om elektrisch te worden opgeladen;

5)“oplaadbare batterij”: een batterij die is ontworpen om elektrisch te worden opgeladen;

6)“batterij met interne opslag”: een batterij waarop geen externe apparaten zijn aangesloten die bedoeld zijn om energie op te slaan;

7)“draagbare batterij”: elke batterij die:

afgedicht is,

minder dan 5 kg weegt,

niet voor industriële doeleinden ontworpen is, en

noch een batterij voor een elektrisch voertuig, noch een autobatterij is;

8)“draagbare batterijen voor algemeen gebruik”: draagbare batterijen met de volgende algemene modellen: 4,5 volt (3R12), D, C, AA, AAA, AAAA, A23, 9 volt (PP3);

9)“lichte vervoermiddelen”: voertuigen op wielen met een elektromotor van minder dan 750 watt, waarop reizigers zitten wanneer het voertuig in beweging is en die uitsluitend door de elektromotor of door een combinatie van motor en menselijke kracht kunnen worden aangedreven;

10)“autobatterij”: elke batterij die uitsluitend wordt gebruikt voor het starten, voor de verlichting of het ontstekingsvermogen van een motorvoertuig;

11)“industriële batterij”: een batterij die is ontworpen voor industrieel gebruik en alle andere batterijen, met uitzondering van draagbare batterijen, batterijen voor elektrische voertuigen en autobatterijen;

12)“batterij voor een elektrisch voertuig”: een batterij die specifiek is ontworpen om te zorgen voor de aandrijving van hybride en elektrische wegvoertuigen;

13)“batterijsysteem voor stationaire energieopslag”: een oplaadbare industriële batterij met interne opslag die speciaal is ontworpen om elektrische energie op te slaan en aan het elektriciteitsnet te leveren, ongeacht de plaats waar deze batterij wordt gebruikt of de persoon door wie zij wordt gebruikt;

14)“in de handel brengen”: het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een batterij;

15)“op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een batterij met het oog op distributie of gebruik in de handel;

16)“in gebruik nemen”: het eerste gebruik, voor het beoogde doel, van een batterij in de Unie;

17)“batterijmodel”: elke batterij die in serie wordt geproduceerd;

18)“koolstofvoetafdruk”: de som van broeikasgasemissies en verwijderingen van broeikasgassen in een productsysteem, uitgedrukt in equivalenten kooldioxide (CO2) en gebaseerd op een onderzoek naar de milieuvoetafdruk van producten (Product Environmental Footprint, PEF), waarbij alleen gebruik wordt gemaakt van de effectcategorie klimaatverandering;

19)“marktdeelnemer”: de fabrikant, de gemachtigde, de importeur, de distributeur of de fulfilmentdienstverlener die overeenkomstig deze verordening verplichtingen heeft met betrekking tot de productie van batterijen, het op de markt aanbieden, het in de handel brengen of het in gebruik nemen van batterijen;

20)“onafhankelijke marktdeelnemer”: een natuurlijke of rechtspersoon, die geen erkende dealer of reparateur of revisiebedrijf is, die onafhankelijk is van de fabrikant en de producent en die direct of indirect betrokken is bij de reparatie, het onderhoud of de herbestemming van batterijen, met inbegrip van afvalverwerkers, reparateurs, fabrikanten of distributeurs van reparatie-apparatuur, gereedschap of reserveonderdelen, alsmede uitgevers van technische informatie, organisaties die keurings- en testdiensten aanbieden, organisaties die opleidingen aanbieden voor installateurs en fabrikanten van batterijen en voor reparateurs van apparatuur voor door alternatieve brandstoffen aangedreven voertuigen;

21)“QR-code”: een matrixstreepjescode die een koppeling vormt met informatie over een batterijmodel;

22)“batterijmanagementsysteem”: een elektronisch apparaat dat de elektrische en thermische functies van de batterij regelt of beheert, dat de gegevens over de parameters voor het bepalen van de conditie en de verwachte levensduur van de batterijen, zoals vastgesteld in bijlage VII, beheert en opslaat en dat communiceert met het voertuig of het apparaat waarin de batterij is ingebouwd;

23)“apparaat”: elektrische of elektronische apparatuur, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2012/19/EU, die geheel of gedeeltelijk door een batterij wordt gevoed of kan worden gevoed;

24)“laadniveau”: de beschikbare capaciteit in een batterij, uitgedrukt als percentage van de nominale capaciteit;

25)“conditie”: een maatstaf voor de algemene toestand van een oplaadbare batterij en het vermogen ervan om de gespecificeerde prestaties te leveren in vergelijking met de oorspronkelijke toestand;

26)“herbestemming”: elke handeling die tot gevolg heeft dat onderdelen of de volledige batterij voor een ander doel of een andere toepassing worden gebruikt dan die waarvoor de batterij oorspronkelijk is ontworpen;

27)“fabrikant”: een natuurlijke of rechtspersoon die een batterij produceert of een batterij laat ontwerpen of produceren en deze onder zijn eigen naam of handelsmerk verhandelt;

28)“technische specificatie”: een document dat de technische eisen voorschrijft waaraan een product, proces of dienst moet voldoen;

29)“geharmoniseerde norm”: een norm zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, c), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

30)“CE-markering”: een markering waarmee de fabrikant aangeeft dat de batterij in overeenstemming is met de toepasselijke vereisten van de harmonisatiewetgeving van de Unie die in het aanbrengen ervan voorziet;

31)“accreditatie”: accreditatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

32)“nationale accreditatie-instantie”: een nationale accreditatie-instantie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

33)“conformiteitsbeoordeling”: het proces waarin wordt aangetoond of voldaan is aan de in deze verordening vastgestelde duurzaamheids-, veiligheids- en etiketteringsvoorschriften voor een batterij;

34)“conformiteitsbeoordelingsinstantie”: een instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uitvoert, waaronder ijken, testen, certificeren en inspecteren;

35)“aangemelde instantie”: een conformiteitsbeoordelingsinstantie die overeenkomstig artikel 22 van deze verordening is aangemeld;

36)“zorgvuldigheidseisen in de toeleveringsketen”: de verplichtingen van de marktdeelnemer die een oplaadbare industriële batterij of een batterij voor elektrische voertuigen in de handel brengt met betrekking tot zijn beheersysteem, risicobeheer, externe verificaties door aangemelde instanties en de bekendmaking van informatie met het oog op de vaststelling en aanpak van huidige en potentiële risico’s in verband met de aankoop, verwerking en verhandeling van de voor de productie van batterijen benodigde grondstoffen;

37)“producent”: een fabrikant, importeur of distributeur die, ongeacht de gebruikte verkooptechniek, ook door middel van overeenkomsten op afstand zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2011/83/EU, en beroepshalve een batterij voor het eerst in omloop brengt of voor een eerste gebruik levert op het grondgebied van een lidstaat, ook wanneer deze batterij is ingebouwd in een apparaat of voertuig;

38)“organisatie voor producentenverantwoordelijkheid”: een rechtspersoon die de nakoming van de verplichtingen inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid financieel of operationeel organiseert namens meerdere producenten;

39)“afgedankte batterij”: een batterij die een afvalstof is in de zin van artikel 3, punt 1, van Richtlijn 2008/98/EG;

40)“hergebruik”: het geheel of gedeeltelijk rechtstreeks hergebruiken van de batterij voor het oorspronkelijke doel waarvoor de batterij werd ontworpen;

41)“gevaarlijke stof”: een stof die voldoet aan de criteria voor een of meer van de volgende gevarenklassen of -categorieën die zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad 67 :

a)de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12, 2.13 categorieën 1 en 2, 2.14 categorieën 1 en 2, 2.15 typen A tot en met F,

b)de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie en de vruchtbaarheid of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking, 3.9 en 3.10,

c)gevarenklasse 4.1,

d)gevarenklasse 5.1,

42)“verwerking”: elke activiteit die wordt uitgevoerd op afgedankte batterijen nadat deze zijn overgedragen aan een inrichting voor sortering of voorbereiding op recycling;

43) “vrijwillige-inzamelpunten”: alle non-profit, commerciële of andere economische ondernemingen of overheidsorganen die op eigen initiatief betrokken zijn bij de gescheiden inzameling van afgedankte draagbare batterijen, door de afgedankte draagbare batterijen die zij genereren of die door andere eindgebruikers worden gegenereerd, in te zamelen voordat zij door afvalverwerkers worden opgehaald voor verdere verwerking;

44)“afvalverwerker”: een natuurlijke of rechtspersoon die beroepshalve betrokken is bij de gescheiden inzameling, sortering of verwerking van afgedankte batterijen;

45)“inrichting met een vergunning”: een inrichting die overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG een vergunning heeft om afgedankte batterijen te verwerken of te recyclen;

46)“recycler”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die recyclingprocessen uitvoert in een inrichting met een vergunning;

47)“levensduur”: de levensduur van een batterij is de periode die begint wanneer de batterij in de handel wordt gebracht en eindigt wanneer de batterij als afval wordt beschouwd;

48)“recyclingniveau”: voor een bepaalde lidstaat in een bepaald kalenderjaar het percentage dat wordt verkregen door het gewicht van de afgedankte batterijen die in dat kalenderjaar overeenkomstig artikel 56 van deze verordening worden verwerkt en gerecycled, te delen door het gewicht van afgedankte batterijen die overeenkomstig de artikelen 48 en 49 van deze verordening zijn ingezameld;

49)“recyclingproces”: elke recyclinghandeling van afgedankte batterijen, met uitzondering van het sorteren of voorbereiden op recycling, die kan worden uitgevoerd in één of meer inrichtingen met een vergunning;

50)“recyclingrendement” van een recyclingproces: de verhouding die wordt verkregen door de massa van de voor recycling bestemde outputfracties te delen door de massa van de inputfractie van de afgedankte batterijen, uitgedrukt in een percentage;

51)“harmonisatiewetgeving van de Unie”: alle wetgeving van de Unie die de voorwaarden voor het verhandelen van producten harmoniseert;

52)“nationale autoriteit”: een goedkeuringsautoriteit of een andere autoriteit die betrokken is bij en verantwoordelijk is voor het markttoezicht zoals beschreven in hoofdstuk VI of de grenscontrole in een lidstaat met betrekking tot batterijen;

53)“gemachtigde”: een in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen in verband met de verplichtingen van de fabrikant op grond van de voorschriften van deze verordening;

54)“importeur”: een in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die een batterij uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

55)“distributeur”: een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon in de toeleveringsketen dan de fabrikant of de importeur, die een batterij op de markt aanbiedt;

56)“risico”: de combinatie van de waarschijnlijkheid van schade en de ernst van die schade, beperkt tot de menselijke gezondheid of de veiligheid van personen, eigendommen of het milieu.

De definities van “afvalstof”, “afvalstoffenhouder”, “afvalstoffenbeheer”, “inzameling”, “gescheiden inzameling”, “preventie”, “voorbereiding voor hergebruik”, “nuttige toepassing” en “recycling” die zijn vastgesteld in artikel 3 van Richtlijn 2008/98/EG zijn van toepassing.

De definities van “eindgebruiker”, “markttoezicht”, “markttoezichtautoriteit”, “fulfilmentdienstverlener”, “corrigerende maatregel”, “terugroepen” en “uit de handel nemen” die zijn vastgesteld in artikel 3 van Verordening (EU) 2019/1020 zijn van toepassing.

De definities van “onafhankelijke aankoopgroepering” en “marktdeelnemer” die zijn vastgesteld in artikel 2 van Richtlijn (EU) 2019/944 zijn van toepassing.

Artikel 3
Vrij verkeer

1.Het op de markt aanbieden of het in gebruik nemen van batterijen die aan deze verordening voldoen, wordt door de lidstaten niet verboden, beperkt of belemmerd om redenen die verband houden met duurzaamheids-, veiligheids-, etiketterings- en informatievereisten voor batterijen of het beheer van afgedankte batterijen die onder deze verordening vallen.

2.De lidstaten verhinderen niet dat op handelsbeurzen, tentoonstellingen, bij demonstraties of soortgelijke evenementen batterijen worden getoond die niet aan deze verordening voldoen, op voorwaarde dat een zichtbaar bord duidelijk aangeeft dat deze batterijen niet aan deze verordening voldoen en niet te koop zijn voordat zij conform zijn gemaakt.

Artikel 4
Eisen ten aanzien van duurzaamheid, veiligheid, etikettering en informatie
voor batterijen

1.Batterijen mogen alleen in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen als zij voldoen aan: 

a)de in hoofdstuk II vastgestelde duurzaamheids- en veiligheidseisen;

b)de in hoofdstuk III vastgestelde etiketterings- en informatievereisten.

2.Voor aspecten die niet onder de hoofdstukken II en III vallen, geldt dat batterijen geen risico voor de menselijke gezondheid, de veiligheid, eigendommen of het milieu mogen vormen.

Artikel 5
Bevoegde autoriteit

1.De lidstaten wijzen een of meer bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit hoofdstuk VII en voor het toezicht op en de controle van de naleving van de eisen van dat hoofdstuk door de producenten en de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid.

2.De lidstaten stellen de bijzonderheden van de organisatie en activiteiten van de bevoegde autoriteit of autoriteiten vast, met inbegrip van de administratieve en procedurele regels die het volgende waarborgen:

a)de registratie van de producenten overeenkomstig artikel 46;

b)de machtiging van de producenten en de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 47 en de machtiging en monitoring betreffende de vereisten uit hoofde van artikel 48;

c)het toezicht op de uitvoering van de verplichtingen inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 47;

d)het verzamelen van gegevens over batterijen overeenkomstig artikel 61;

e)het beschikbaar stellen van informatie overeenkomstig artikel 62.

3.Uiterlijk [drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de namen en adressen van de overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde autoriteiten. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging in de naam of het adres van deze bevoegde autoriteiten.

Hoofdstuk II
Duurzaamheids- en veiligheidseisen

Artikel 6
Beperkingen van gevaarlijke stoffen

1.Naast de beperkingen die zijn vastgesteld in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 mogen batterijen geen gevaarlijke stoffen bevatten waarvoor in bijlage I een beperking is opgenomen, tenzij deze aan de voorwaarden van die beperking voldoen.

2.Wanneer als gevolg van het gebruik van een stof bij de productie van batterijen, of als gevolg van een stof die in de batterijen aanwezig is wanneer deze in de handel worden gebracht, of tijdens de daaropvolgende fasen van de levenscyclus, met inbegrip van de fase waarin de batterijen worden afgedankt, voor de menselijke gezondheid of het milieu een onaanvaardbaar risico bestaat dat op het niveau van de Unie moet worden aangepakt, stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 73 vastgelegde procedure een gedelegeerde handeling vast om de beperkingen in bijlage I overeenkomstig de in artikel 71 vastgelegde procedure te wijzigen.

3.Bij de vaststelling van een gedelegeerde handeling als bedoeld in lid 2 houdt de Commissie rekening met de sociaal-economische gevolgen van de beperking, met inbegrip van de beschikbaarheid van alternatieven voor de gevaarlijke stof.

4.Krachtens lid 2 vastgestelde beperkingen zijn niet van toepassing op het gebruik van een stof voor wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke ontwikkeling (van batterijen) zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 23, van Verordening (EG) nr. 1907/2006.

5.Indien een overeenkomstig lid 2 vastgestelde beperking niet van toepassing is op onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 22, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, worden deze vrijstelling en de maximumhoeveelheid van de vrijgestelde stof in bijlage I gespecificeerd.

Artikel 7
Koolstofvoetafdruk
van batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen

1.Batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh gaan vergezeld van technische documentatie die per productiefaciliteit voor elk batterijmodel en elke partij een overeenkomstig de in de tweede alinea bedoelde gedelegeerde handeling opgestelde koolstofvoetafdrukverklaring bevat, met ten minste de volgende informatie:

a)administratieve informatie over de producent;

b)informatie over de batterij waarvoor de verklaring geldt;

c)informatie over de geografische locatie van de productie-installatie van de batterij;

d)de totale koolstofvoetafdruk van de batterij, berekend als kg koolstofdioxide-equivalent;

e)de koolstofvoetafdruk van de batterij, gedifferentieerd per levenscyclusfase, zoals beschreven in punt 4 van bijlage II;

f)de onafhankelijke externe verificatieverklaring;

g)een weblink om toegang te krijgen tot een openbare versie van het onderzoek dat ten grondslag ligt aan de resultaten van de koolstofvoetafdrukverklaring.

De in de eerste alinea gestelde eis inzake de koolstofvoetafdrukverklaring geldt vanaf 1 juli 2024 voor batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen.

Uiterlijk op 1 juli 2023 gaat de Commissie over tot de vaststelling van:

a)een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 73 om deze verordening aan te vullen met de vaststelling van de methode voor de berekening van de in punt d) bedoelde totale koolstofvoetafdruk van de batterij, in overeenstemming met de essentiële elementen in bijlage II;

b)een uitvoeringshandeling tot vaststelling van het model voor de in de eerste alinea bedoelde koolstofvoetafdrukverklaring. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in de eerste alinea genoemde informatievereisten te wijzigen.

2.Batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh worden voorzien van een opvallend, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar etiket waarop de koolstofvoetafdrukprestatieklasse van de afzonderlijke batterij is aangegeven.

Naast de in lid 1 bedoelde informatie blijkt uit de technische documentatie dat de opgegeven koolstofvoetafdruk en de daarmee samenhangende indeling in een koolstofvoetafdrukprestatieklasse zijn berekend volgens de methode die is uiteengezet in de door de Commissie overeenkomstig de vierde alinea vastgestelde gedelegeerde handeling.

De in de eerste alinea gestelde eisen inzake de koolstofvoetafdrukprestatieklasse gelden vanaf 1 januari 2026 voor batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen.

Uiterlijk op 31 december 2024 gaat de Commissie over tot de vaststelling van

a)een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 73 om deze verordening aan te vullen met de vaststelling van de in de eerste alinea bedoelde koolstofvoetafdrukprestatieklassen. Bij de voorbereiding van deze gedelegeerde handeling houdt de Commissie rekening met de relevante essentiële elementen van bijlage II;

b)een uitvoeringshandeling tot vaststelling van de modellen voor de in de eerste alinea bedoelde etikettering en het model voor de in de tweede alinea bedoelde verklaring inzake de koolstofvoetafdrukprestatieklasse. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.Batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen met een interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh gaan per productiefaciliteit voor elk batterijmodel en elke partij vergezeld van technische documentatie waaruit blijkt dat de aangegeven waarde voor de koolstofvoetafdruk tijdens de levensduur onder de drempelwaarde ligt die is vastgesteld in de door de Commissie overeenkomstig de derde alinea vastgestelde gedelegeerde handeling.

De in de eerste alinea gestelde eis inzake een maximale drempelwaarde voor de koolstofvoetafdruk tijdens de levensduur geldt vanaf 1 juli 2027 voor batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen.

De Commissie stelt uiterlijk op 1 juli 2026 overeenkomstig artikel 73 een gedelegeerde handeling vast om deze verordening aan te vullen met de vaststelling van de in de eerste alinea bedoelde maximale drempelwaarde voor de koolstofvoetafdruk tijdens de levensduur. Bij de voorbereiding van die gedelegeerde handeling houdt de Commissie rekening met de relevante essentiële elementen van bijlage II.

De invoering van een maximale drempelwaarde voor de koolstofvoetafdruk tijdens de levensduur leidt zo nodig tot een herindeling van de in lid 2 bedoelde koolstofvoetafdrukprestatieklassen van de batterijen.

Artikel 8
Gehalte aan gerecycled materiaal in industriële batterijen, batterijen voor elektrische voertuigen en autobatterijen

1.Vanaf 1 januari 2027 gaan industriële batterijen, batterijen voor elektrische voertuigen en autobatterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh die kobalt, lood, lithium of nikkel in de actieve materialen bevatten, vergezeld van technische documentatie met informatie per productiefaciliteit over de uit afval teruggewonnen hoeveelheid kobalt, lood, lithium of nikkel die in de actieve materialen voor elk batterijmodel en elke partij aanwezig is.

Uiterlijk op 31 december 2025 stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarin de methode voor de berekening en verificatie van de hoeveelheid kobalt, lood, lithium of nikkel die wordt teruggewonnen uit de afvalstoffen die aanwezig zijn in de actieve materialen in de in de eerste alinea bedoelde batterijen, en het model voor de technische documentatie worden vastgelegd. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.Vanaf 1 januari 2030 gaan industriële batterijen, batterijen voor elektrische voertuigen en autobatterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh die kobalt, lood, lithium of nikkel in de actieve materialen bevatten, vergezeld van technische documentatie die per productiefaciliteit voor elk batterijmodel en elke partij aantoont dat deze batterijen het volgende minimumaandeel uit afval teruggewonnen kobalt, lood, lithium of nikkel bevatten in de actieve materialen:

a)12 % kobalt;

b)85 % lood;

c)4 % lithium;

d)4 % nikkel.

3.Vanaf 1 januari 2035 gaan industriële batterijen, batterijen voor elektrische voertuigen en autobatterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh die kobalt, lood, lithium of nikkel in de actieve materialen bevatten, vergezeld van technische documentatie die per productiefaciliteit voor elk batterijmodel en elke partij aantoont dat deze batterijen het volgende minimumaandeel uit afval teruggewonnen kobalt, lood, lithium of nikkel bevatten in de actieve materialen:

a)20 % kobalt;

b)85 % lood;

c)10 % lithium;

d)12 % nikkel.

4.Indien gerechtvaardigd en passend vanwege de beschikbaarheid van kobalt, lood, lithium of nikkel uit afvalstoffen of het ontbreken daarvan, is de Commissie bevoegd om uiterlijk op 31 december 2027 overeenkomstig artikel 73 een gedelegeerde handeling vast te stellen om de in de leden 2 en 3 vastgestelde streefcijfers te wijzigen.

Artikel 9
Prestatie- en degelijkheidseisen voor draagbare batterijen
voor algemeen gebruik

1.Met ingang van 1 januari 2027 voldoen draagbare batterijen voor algemeen gebruik aan de waarden voor de elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters van bijlage III die zijn vastgesteld in de door de Commissie overeenkomstig lid 2 vastgestelde gedelegeerde handeling.

2.Uiterlijk op 31 december 2025 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 73 een gedelegeerde handeling vast om deze verordening aan te vullen met de vaststelling van minimumwaarden voor de in bijlage III vastgestelde elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters die draagbare batterijen voor algemeen gebruik moeten bereiken.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage III vastgestelde elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters te wijzigen in het licht van de technische en wetenschappelijke vooruitgang.

Bij de voorbereiding van de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handeling houdt de Commissie rekening met de noodzaak om de milieueffecten van draagbare batterijen voor algemeen gebruik tijdens de levenscyclus te verminderen en houdt zij rekening met de desbetreffende internationale normen en etiketteringsregelingen. De Commissie zorgt er ook voor dat de bepalingen van deze gedelegeerde handeling geen significant nadelig effect hebben voor de werking van deze batterijen of de apparaten waarin deze batterijen zijn ingebouwd, de betaalbaarheid en de kosten voor de eindgebruikers en het concurrentievermogen van de sector. Er worden geen buitensporige administratieve lasten opgelegd aan de fabrikanten van de betrokken batterijen en apparaten.

3.Uiterlijk op 31 december 2030 beoordeelt de Commissie de haalbaarheid van maatregelen om het gebruik van niet-oplaadbare draagbare batterijen voor algemeen gebruik geleidelijk uit te bannen met het oog op het minimaliseren van de milieueffecten ervan op basis van de levenscyclusanalysemethode. Daartoe dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in en beraadt zij zich over het treffen van passende maatregelen, met inbegrip van de vaststelling van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 10
Prestatie- en degelijkheidseisen voor oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen

1.Vanaf [twaalf maanden na de inwerkingtreding van de verordening] gaan oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh vergezeld van technische documentatie waarin waarden zijn opgegeven voor de in bijlage IV, deel A, vastgestelde elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters.

De in de eerste alinea bedoelde technische documentatie bevat ook een toelichting op de technische specificaties, normen en condities die zijn gebruikt om de waarden voor de elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters te meten, te berekenen of te ramen. Deze toelichting omvat ten minste de in bijlage IV, deel B, genoemde elementen.

2.Met ingang van 1 januari 2026 voldoen oplaadbare industriële batterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh aan de minimumwaarden die in de door de Commissie overeenkomstig lid 3 vastgestelde gedelegeerde handeling zijn vastgelegd voor de in bijlage IV, deel A, vermelde elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters.

3.Uiterlijk op 31 december 2024 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 73 een gedelegeerde handeling vast om deze verordening aan te vullen met de vaststelling van minimumwaarden voor de in bijlage IV, deel A, vermelde elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters die oplaadbare industriële batterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh moeten bereiken.

Bij de voorbereiding van de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handeling houdt de Commissie rekening met de noodzaak om de milieueffecten van oplaadbare industriële batterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh te beperken en zorgt zij ervoor dat de daarin vastgestelde voorschriften geen significant nadelig effect hebben voor de werking van deze batterijen of de apparaten waarin ze zijn ingebouwd, voor de betaalbaarheid ervan en voor het concurrentievermogen van de sector. Er worden geen buitensporige administratieve lasten opgelegd aan de fabrikanten van de betrokken batterijen en apparaten.

Artikel 11
Verwijderbaarheid en vervangbaarheid van draagbare batterijen
 

1.Draagbare batterijen die in apparaten zijn ingebouwd, kunnen door de eindgebruiker of door onafhankelijke marktdeelnemers tijdens de levensduur van het apparaat gemakkelijk uit het apparaat worden genomen en vervangen worden indien die batterijen een kortere levensduur hebben dan het apparaat, of uiterlijk aan het einde van de levensduur van het apparaat.

Een batterij is gemakkelijk te vervangen wanneer deze, nadat ze uit een apparaat is genomen, kan worden vervangen door een soortgelijke batterij, zonder dat dit de werking of de prestaties van dat apparaat aantast.

2.De in lid 1 genoemde verplichtingen zijn niet van toepassing wanneer

a)de continuïteit van de stroomvoorziening noodzakelijk is en een permanente verbinding tussen het apparaat en de draagbare batterij vereist is om redenen van veiligheid, prestaties, medische of gegevensintegriteit; of

b)de batterij uitsluitend kan werken wanneer de batterij in de constructie van het apparaat is geïntegreerd.

3.De Commissie stelt richtsnoeren vast om een geharmoniseerde toepassing van de in lid 2 genoemde afwijkingen te vergemakkelijken.

Artikel 12
Veiligheid
van stationaire batterijsystemen voor energieopslag

1.Batterijsystemen voor stationaire energieopslag gaan vergezeld van technische documentatie waaruit blijkt dat zij veilig zijn tijdens hun normale werking en gebruik, met inbegrip van bewijsmateriaal dat zij met succes zijn getest voor de in bijlage V vastgestelde veiligheidsparameters, waarvoor de modernste testmethoden moeten worden gebruikt.

2.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage V vastgestelde veiligheidsparameters te wijzigen in het licht van de technische en wetenschappelijke vooruitgang.

Hoofdstuk III
Etiketterings- en informatievereisten

Artikel 13
Etikettering van batterijen

1.Met ingang van 1 januari 2027 worden batterijen voorzien van een etiket met de in bijlage VI, deel A, bedoelde informatie.

2.Met ingang van 1 januari 2027 worden draagbare batterijen en autobatterijen voorzien van een etiket met informatie over hun capaciteit, en worden draagbare batterijen voorzien van een etiket met informatie over de minimale gemiddelde levensduur bij gebruik in specifieke toepassingen.

3.Met ingang van 1 juli 2023 worden batterijen voorzien van het symbool “gescheiden inzameling” overeenkomstig de voorschriften van bijlage VI, deel B.

Het symbool beslaat ten minste 3 % van de oppervlakte van de grootste zijde van de batterij, tot maximaal 5 × 5 cm.

In het geval van cilindrische cellen beslaat het symbool ten minste 1,5 % van de oppervlakte van de batterij, tot maximaal 5 × 5 cm.

Indien de afmetingen van de batterij dusdanig zijn dat het symbool kleiner zou zijn dan 0,5 × 0,5 cm, behoeft de batterij niet te worden gemarkeerd, maar wordt een symbool van ten minste 1 × 1 cm op de verpakking afgedrukt.

4.Vanaf 1 juli 2023 worden batterijen die meer dan 0,002 % cadmium of meer dan 0,004 % lood bevatten gemarkeerd met het chemische symbool voor het betrokken metaal: Cd of Pb.

Het symbool ter aanduiding van het gehalte aan zware metalen wordt onder het in bijlage VI, deel B, afgebeelde symbool gedrukt en beslaat een oppervlakte van ten minste een kwart van de grootte van dat symbool.

5.Batterijen worden overeenkomstig bijlage VI, deel C, voorzien van een QR-code die toegang geeft tot de volgende informatie:

a)vanaf 1 januari 2027, tot de in lid 1 bedoelde informatie voor alle batterijen;

b)vanaf 1 januari 2027, tot de in lid 2 bedoelde informatie voor draagbare en autobatterijen;

c)vanaf 1 januari 2023, tot het in lid 3 bedoelde symbool voor alle batterijen;

d)vanaf 1 januari 2023, tot het in lid 4 bedoelde symbool voor batterijen die meer dan 0,002 % cadmium of meer dan 0,004 % lood bevatten;

e)vanaf [twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening], tot het in artikel 39, lid 6, bedoelde verslag voor oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen;

f)vanaf 1 juli 2024, tot de in artikel 7, lid 1, bedoelde koolstofvoetafdrukverklaring voor batterijen voor elektrische voertuigen en oplaadbare industriële batterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh;

g)vanaf 1 januari 2026, tot de in artikel 7, lid 2, bedoelde koolstofvoetafdrukprestatieklasse voor batterijen voor elektrische voertuigen en voor oplaadbare industriële batterijen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh;

h)vanaf 1 januari 2027, tot de hoeveelheid kobalt, lood, lithium of nikkel die uit de afvalstoffen die aanwezig zijn in de actieve materialen is teruggewonnen, in overeenstemming met artikel 8, voor oplaadbare industriële batterijen, autobatterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh;

i)vanaf 1 januari 2023, tot de in artikel 18 bedoelde verklaring voor alle batterijen;

j)vanaf 1 juli 2023, tot de in artikel 60, lid 1, punten a) tot en met f), bedoelde informatie voor alle batterijen.

6.De in de leden 1 tot en met 5 bedoelde etiketten en QR-codes worden zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op de batterij gedrukt of hierin gegraveerd. Wanneer dit vanwege de aard en de afmetingen van de batterij niet mogelijk of niet gegrond is, worden de etiketten aangebracht op de verpakking en op de documenten die de batterij vergezellen.

7.De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2025 uitvoeringshandelingen vast met het oog op de vaststelling van geharmoniseerde specificaties voor de in de leden 1 en 2 bedoelde etiketteringsvoorschriften. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 14
Informatie over de conditie en de verwachte levensduur van batterijen

1.Oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh worden uitgerust met een batterijmanagementsysteem dat gegevens bevat over de parameters voor het bepalen van de conditie en de verwachte levensduur van de batterijen, zoals vastgesteld in bijlage VII.

2.Toegang tot de gegevens in het in lid 1 bedoelde batterijmanagementsysteem wordt te allen tijde op niet-discriminerende wijze verleend aan de rechtspersoon of natuurlijke persoon die de batterij rechtmatig heeft aangekocht of aan derden die namens hen optreden, met het oog op:

a)het beoordelen van de restwaarde van de batterij en de mogelijkheid voor verder gebruik;

b)het vergemakkelijken van het hergebruik, de herbestemming of de herproductie van de batterij;

c)het ter beschikking stellen van de batterij aan onafhankelijke aankoopgroeperingen of marktdeelnemers door middel van energieopslag.

3.De bepalingen van dit artikel zijn aanvullend van toepassing naast de bepalingen van het Unierecht inzake de typegoedkeuring van voertuigen. 

Hoofdstuk IV
Conformiteit van batterijen

Artikel 15
Vermoeden van conformiteit van batterijen
 

1.Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen die zijn vastgesteld in de artikelen 9, 10, 12 en 13 en artikel 59, lid 5, punt a), van deze verordening worden metingen en berekeningen verricht volgens een betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methode die gebruikmaakt van algemeen erkende geavanceerde methoden en waarvan de resultaten worden geacht weinig onzeker te zijn, met inbegrip van methoden die zijn opgenomen in normen waarvan de referentienummers voor dat doel in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt.

2.Batterijen die worden getest in overeenstemming met geharmoniseerde normen of onderdelen daarvan waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de eisen in de artikelen 9, 10, 13 en 59, lid 5, punt a), voor zover deze eisen onder deze geharmoniseerde normen vallen.

3.Batterijen die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of onderdelen daarvan waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de eisen in artikel 12 voor zover deze eisen onder deze geharmoniseerde normen vallen.

Artikel 16
Gemeenschappelijke bepalingen

1.De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met het oog op de vaststelling van gemeenschappelijke specificaties voor de in de artikelen 9, 10, 12 en 13, artikel 59, lid 5, punt a), of de in artikel 15, lid 2, bedoelde tests, in de volgende gevallen:

a)deze eisen of tests vallen niet onder geharmoniseerde normen, waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, of onderdelen daarvan; of

b)de Commissie merkt op dat de goedkeuring van de gevraagde geharmoniseerde normen te lang op zich laat wachten, of is van mening dat de betreffende geharmoniseerde normen ontoereikend zijn; of

c)de Commissie heeft overeenkomstig de in artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 bedoelde procedure besloten de verwijzingen naar de geharmoniseerde normen of onderdelen daarvan waarop die eisen of tests betrekking hebben, met beperkingen te handhaven of in te trekken.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.Batterijen die volgens gemeenschappelijke specificaties of onderdelen daarvan worden getest, worden geacht in overeenstemming te zijn met de eisen van de artikelen 9, 10, 13 en artikel 59, lid 5, punt a), voor zover die eisen onder die gemeenschappelijke specificaties of onderdelen daarvan vallen en, indien van toepassing, voor zover de voor deze eisen vastgestelde minimumwaarden worden bereikt.

3.Batterijen die voldoen aan de gemeenschappelijke specificaties of onderdelen daarvan, worden geacht in overeenstemming te zijn met de eisen van artikel 12 voor zover die eisen onder die gemeenschappelijke specificaties of onderdelen daarvan vallen.

Artikel 17
Conformiteitsbeoordelingsprocedures

1.Voordat een batterij in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen, zorgt de fabrikant of zijn gemachtigde ervoor dat een conformiteitsbeoordeling van het product ten aanzien van de eisen in de hoofdstukken II en III van deze verordening wordt uitgevoerd.

2.De conformiteitsbeoordeling van de batterijen ten aanzien van de eisen in de artikelen 6, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 wordt uitgevoerd volgens de in bijlage VIII, deel A, beschreven procedure.

3.De conformiteitsbeoordeling van de batterijen ten aanzien van de eisen in de artikelen 7, 8 en 39 wordt uitgevoerd volgens de in bijlage VIII, deel B, beschreven procedures.

4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage VIII te wijzigen door aanvullende verificatiestappen in de conformiteitsbeoordelingsmodules in te voeren of door deze modules te vervangen door andere in Besluit nr. 768/2008/EG vastgestelde modules, zo nodig na aanpassing hiervan aan de specifieke eisen voor batterijen.

5.De dossiers en de correspondentie betreffende de conformiteitsbeoordeling van de batterijen worden opgesteld in een officiële taal van de lidstaat waar de aangemelde instantie die de in de leden 1 en 2 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures uitvoert, gevestigd is, of in een taal die door die instantie wordt aanvaard.

Artikel 18
EU-conformiteitsverklaring

1.In de EU-conformiteitsverklaring wordt vermeld dat is aangetoond dat aan de eisen die zijn vermeld in de hoofdstukken II en III is voldaan.

2.De EU-conformiteitsverklaring heeft de in bijlage IX beschreven modelstructuur, bevat de in de betreffende modules van bijlage VIII vermelde elementen en wordt voortdurend bijgewerkt. Ze wordt vertaald in de taal of talen die vereist zijn door de lidstaat waar de batterij in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen.

3.Wanneer voor een batterijmodel uit hoofde van meer dan een handeling van de Unie een EU-conformiteitsverklaring vereist is, wordt met betrekking tot al die handelingen van de Unie één enkele EU-conformiteitsverklaring opgesteld. In die verklaring worden de betrokken handelingen van de Unie en de publicatiereferenties ervan vermeld.

Artikel 19
Algemene beginselen van de CE-markering
 

Voor de CE-markering gelden de algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008.

Artikel 20
Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering

1.De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op de batterij aangebracht. Wanneer dit vanwege de aard van de batterij niet mogelijk of niet opportuun is, wordt de markering aangebracht op de verpakking en op de documenten die de batterij vergezellen.

2.De CE-markering wordt aangebracht voordat de batterij in de handel wordt gebracht.

3.De CE-markering wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie die de conformiteitsbeoordeling heeft uitgevoerd. Dit identificatienummer wordt door de aangemelde instantie zelf aangebracht of volgens haar instructies door de fabrikant of diens gemachtigde.

4.De CE-markering en het in lid 3 bedoelde identificatienummer worden, in voorkomend geval, gevolgd door vermeldingen die wijzen op een bijzonder risico, gebruik of ander gevaar in verband met het gebruik, de opslag, de behandeling of het vervoer van de batterij.

5.De lidstaten bouwen voort op bestaande mechanismen om te zorgen voor een correcte toepassing van de voorschriften voor de CE-markering en nemen passende maatregelen in geval van oneigenlijk gebruik van die markering.

Hoofdstuk V
Aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties

Artikel 21
Aanmelding
 

De lidstaten melden de conformiteitsbeoordelingsinstanties die bevoegd zijn om uit hoofde van deze verordening conformiteitsbeoordelingen te verrichten aan bij de Commissie en de andere lidstaten.

Artikel 22

Aanmeldende autoriteiten

1.De lidstaten wijzen een aanmeldende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de instelling en uitvoering van de nodige procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en voor het toezicht op de aangemelde instanties, met inbegrip van de naleving van artikel 25.

2.De lidstaten kunnen de beoordeling en het toezicht als bedoeld in lid 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 laten uitvoeren door een nationale accreditatie-instantie, zoals gedefinieerd in die verordening.

3.Wanneer de aanmeldende autoriteit de beoordeling, de aanmelding of het toezicht als bedoeld in lid 1 delegeert of op andere wijze toevertrouwt aan een instantie die geen overheidsinstantie is, is deze instantie een rechtspersoon en voldoet zij mutatis mutandis aan de eisen die zijn vastgesteld in artikel 23. Bovendien treft deze instantie maatregelen om de aansprakelijkheid voor haar activiteiten te dekken.

4.De aanmeldende autoriteit is volledig aansprakelijk voor de taken die de in lid 3 genoemde instantie verricht.

Artikel 23
Eisen voor aanmeldende autoriteiten

1.Een aanmeldende autoriteit wordt zodanig opgericht en georganiseerd en functioneert zodanig dat de objectiviteit en onpartijdigheid van haar activiteiten gewaarborgd zijn en belangenconflicten met aangemelde instanties en conformiteitsbeoordelingsinstanties die een aanvraag tot aanmelding indienen overeenkomstig artikel 28, worden vermeden.

2.Een aanmeldende autoriteit wordt zodanig georganiseerd dat elk besluit in verband met de aanmelding van een conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt genomen door bekwame personen die niet de beoordeling hebben verricht van de conformiteitsbeoordelingsinstanties die een aanvraag tot aanmelding overeenkomstig artikel 28 hebben ingediend.

3.Een aanmeldende autoriteit verricht geen activiteiten die worden uitgevoerd door conformiteitsbeoordelingsinstanties en verleent geen adviesdiensten op commerciële basis of in concurrentie, noch biedt zij zulke activiteiten of diensten aan.

4.Een aanmeldende autoriteit waarborgt dat de verkregen informatie vertrouwelijk wordt behandeld. Zij wisselt echter informatie over aangemelde instanties uit met de Commissie en met de aanmeldende autoriteiten van andere lidstaten en andere relevante nationale autoriteiten.

5.Een aanmeldende autoriteit beschikt over een voldoende aantal bekwame personeelsleden om haar taken naar behoren uit te voeren.

Artikel 24
Informatieverplichting voor aanmeldende autoriteiten

De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van hun procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en voor het toezicht op de aangemelde instanties, en van alle wijzigingen daarvan.

De Commissie maakt deze informatie openbaar.

Artikel 25
Eisen in verband met aangemelde instanties

1.Om te kunnen worden aangemeld moeten conformiteitsbeoordelingsinstanties aan de eisen in de leden 2 tot en met 11 voldoen.

2.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is opgericht naar het nationale recht van een lidstaat en heeft rechtspersoonlijkheid.

3.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is een derde partij die onafhankelijk is van enige zakelijke banden en van het batterijmodel dat zij beoordeelt, in het bijzonder van batterijfabrikanten, de handelspartners van batterijfabrikanten, investeerders met aandelen in de productiefaciliteiten van de batterijfabrikant, en van andere aangemelde instanties en de brancheorganisaties en moeder- of dochterondernemingen van de aangemelde instanties.

4.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de door hen beoordeelde batterijen, noch de vertegenwoordiger van een van deze partijen. Dit belet echter het gebruik niet van batterijen die nodig zijn voor de activiteiten van de conformiteitsbeoordelingsinstantie of voor het gebruik van batterijen voor persoonlijke doeleinden.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van deze batterijen. Zij oefenen geen activiteiten uit die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangemeld in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt met name voor adviesdiensten.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie zorgt ervoor dat de activiteiten van haar moeder- of zusterondernemingen, dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid van haar conformiteitsbeoordelingsactiviteiten.

5.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie en haar personeel voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die haar oordeel of de resultaten van haar conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, inzonderheid van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten.

6.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is in staat alle in bijlage VIII vermelde conformiteitsbeoordelingsactiviteiten te verrichten waarvoor zij is aangemeld, ongeacht of deze taken door de conformiteitsbeoordelingsinstantie zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.

De conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elk batterijmodel waarvoor zij is aangemeld over:

a)intern personeel met de nodige technische kennis en voldoende relevante ervaring om de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten;

b)de nodige beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van deze procedures worden gewaarborgd;

c)een passend beleid en geschikte procedures om een onderscheid te maken tussen activiteiten die zij als aangemelde instantie verricht en andere activiteiten;

d)de nodige procedures om bij de uitoefening van haar conformiteitsbeoordelingsactiviteiten naar behoren rekening te houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin deze actief is, haar structuur, de relatieve complexiteit van de batterijtechnologie in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie heeft te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elk batterijmodel waarvoor zij is aangemeld, toegang tot alle vereiste testapparatuur en -faciliteiten.

7.Het voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verantwoordelijke personeel beschikt over:

a)een gedegen technische en beroepsopleiding die alle relevante conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de conformiteitsbeoordelingsinstantie is aangemeld;

b)een bevredigende kennis van de eisen inzake de beoordelingen die het verricht en voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren;

c)voldoende kennis over en inzicht in de in de hoofdstukken II en III beschreven eisen, de in artikel 15 bedoelde toepasselijke geharmoniseerde normen en de in artikel 16 bedoelde gemeenschappelijke specificaties, en de toepasselijke bepalingen van de harmonisatiewetgeving van de Unie en de nationale wetgeving;

d)de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de conformiteitsbeoordelingen zijn verricht.

8.De onpartijdigheid van een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, moet zijn gewaarborgd.

De beloning van de hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, hangt niet af van het aantal uitgevoerde conformiteitsbeoordelingen of van de resultaten daarvan.

9.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie sluit een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van het nationale recht van de lidstaat waar zij haar activiteiten verricht door de staat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling.

10.Het personeel van een conformiteitsbeoordelingsinstantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de verrichting van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten overeenkomstig bijlage VIII, behalve ten opzichte van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de werkzaamheden plaatsvinden. De eigendomsrechten worden beschermd.

11.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie neemt deel aan, of zorgt ervoor dat haar personeel dat de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en de activiteiten van de coördinatiegroep van aangemelde instanties die is opgericht uit hoofde van artikel 37, en hanteert de door die groep genomen administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene richtsnoeren.

Artikel 26
Vermoeden van conformiteit van aangemelde instanties

Wanneer een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de ter zake doende geharmoniseerde normen of delen ervan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt zij geacht aan de eisen in artikel 25 te voldoen, op voorwaarde dat de van toepassing zijnde geharmoniseerde normen deze eisen dekken.

Artikel 27
Dochterondernemingen van en uitbesteding door aangemelde instanties

1.Wanneer de aangemelde instantie specifieke taken in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming aan de eisen in artikel 25 voldoet, en brengt zij de aanmeldende autoriteit hiervan op de hoogte.

2.Een aangemelde instantie neemt de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of dochterondernemingen.

3.Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed of door een dochteronderneming worden uitgevoerd. De vaststelling van en het toezicht op de interne procedures, het algemene beleid, gedragscodes of andere interne voorschriften, de toewijzing van personeel aan specifieke taken en het besluit inzake certificering mogen niet aan een onderaannemer of dochteronderneming worden gedelegeerd.

4.De aangemelde instantie houdt alle ter zake dienende documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of dochteronderneming en over de door hen uit hoofde van bijlage VIII uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van de aanmeldende instantie.

Artikel 28
Verzoek om aanmelding

1.Een conformiteitsbeoordelingsinstantie dient een verzoek om aanmelding in bij de aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij gevestigd is.

2.Het verzoek om aanmelding gaat vergezeld van een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, van de in bijlage VIII beschreven conformiteitsbeoordelingsmodules en van het batterijmodel waarvoor de conformiteitsbeoordelingsinstantie verklaart bekwaam te zijn, evenals een accreditatiecertificaat, dat is afgegeven door een nationale accreditatie-instantie, waarin wordt verklaard dat de conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de eisen in artikel 25.

3.Wanneer de betrokken conformiteitsbeoordelingsinstantie geen accreditatiecertificaat in de zin van lid 2 kan overleggen, verschaft zij de aanmeldende autoriteit alle bewijsstukken die nodig zijn om haar conformiteit met de eisen in artikel 25 te verifiëren en te erkennen en daar geregeld toezicht op te houden, met inbegrip van passende bewijsstukken om aan te tonen dat de conformiteitsbeoordelingsinstantie onafhankelijk is in de zin van lid 3 van dat artikel.

Artikel 29
Aanmeldingsprocedure

1.Een aanmeldende autoriteit mag uitsluitend conformiteitsbeoordelingsinstanties aanmelden die aan de eisen in artikel 25 hebben voldaan.

2.De aanmeldende autoriteit stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van elke in lid 1 bedoelde conformiteitsbeoordelingsinstantie door middel van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische aanmeldingssysteem.

3.Bij de aanmelding worden de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s), de desbetreffende batterijen en de bekwaamheidsattestatie uitvoerig beschreven.

4.Wanneer een aanmelding niet gebaseerd is op een accreditatiecertificaat als bedoeld in artikel 28, lid 2, verschaft de aanmeldende autoriteit de Commissie en de andere lidstaten de bewijsstukken waaruit de bekwaamheid van de conformiteitsbeoordelingsinstantie blijkt, evenals de regeling die waarborgt dat die instantie regelmatig wordt gecontroleerd en zal blijven voldoen aan de eisen van artikel 25.

5.De betrokken conformiteitsbeoordelingsinstantie mag de activiteiten van een aangemelde instantie alleen verrichten als de Commissie en de andere lidstaten binnen twee weken na de aanmelding indien een accreditatiecertificaat in de zin van artikel 28, lid 2, wordt gebruikt en binnen twee maanden na de aanmelding indien de in artikel 28, lid 3, bedoelde bewijsstukken worden gebruikt, geen bezwaren hebben ingediend.

6.De aanmeldende autoriteit stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van alle ter zake dienende latere wijzigingen van de in lid 2 bedoelde aanmelding.

Artikel 30
Identificatienummers en lijsten van aangemelde instanties

1.De Commissie kent aan aangemelde instanties een identificatienummer toe.

Zij kent per instantie slechts één nummer toe, ook als de instantie uit hoofde van diverse handelingen van de Unie is aangemeld.

2.De Commissie maakt de lijst van aangemelde instanties openbaar, onder vermelding van de toegekende identificatienummers en de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangemeld.

De Commissie zorgt voor de bijwerking van de lijst.

Artikel 31
Wijzigingen van de aanmelding

1.Indien een aanmeldende autoriteit heeft geconstateerd of vernomen dat een aangemelde instantie niet meer aan de eisen van artikel 25 voldoet of haar verplichtingen niet nakomt, wordt de aanmelding door de aanmeldende autoriteit beperkt, geschorst of ingetrokken afhankelijk van de ernst van het niet voldoen aan die eisen of het niet nakomen van die verplichting. Zij brengt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte.

2.Wanneer de aanmelding wordt beperkt, geschorst of ingetrokken, of wanneer de aangemelde instantie haar activiteiten heeft gestaakt, doet de aanmeldende autoriteit het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die instantie hetzij door een andere aangemelde instantie worden behandeld, hetzij aan de verantwoordelijke aanmeldende autoriteiten en markttoezichtautoriteiten op hun verzoek ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 32
Betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties

1.De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij twijfelt of in kennis wordt gesteld van twijfels over de bekwaamheid van een aangemelde instantie of over de vraag of een aangemelde instantie nog aan de voor haar toepasselijke eisen voldoet en haar verantwoordelijkheden nakomt.

2.De aanmeldende autoriteit verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie over de grondslag van de aanmelding of het op peil houden van de bekwaamheid van de betrokken aangemelde instantie.

3.Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar vertrouwelijk behandeld.

4.Indien de Commissie vaststelt dat een aangemelde instantie niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet, stelt zij een uitvoeringshandeling vast waarin de aanmeldende autoriteit wordt verzocht om de nodige corrigerende maatregelen te nemen, zo nodig de intrekking van de aanmelding. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Artikel 33
Operationele verplichtingen van aangemelde instanties

1.Een aangemelde instantie voert conformiteitsbeoordelingen uit volgens de in bijlage VIII bepaalde conformiteitsbeoordelingsprocedures.

2.Een aangemelde instantie voert haar activiteiten op evenredige wijze uit, waarbij zij voorkomt de marktdeelnemers onnodig te belasten en naar behoren rekening houdt met de omvang van de onderneming, de sector waarin de onderneming actief is, haar structuur, de relatieve complexiteit van de te beoordelen batterij en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Hierbij eerbiedigt de aangemelde instantie hoe dan ook de striktheid en het beschermingsniveau die nodig zijn opdat de batterij voldoet aan deze verordening.

3.Wanneer een aangemelde instantie vaststelt dat een fabrikant niet heeft voldaan aan de eisen van de hoofdstukken II en III, aan de in artikel 15 genoemde geharmoniseerde normen, aan de in artikel 16 bedoelde gemeenschappelijke specificaties of aan andere technische specificaties, verlangt zij van die fabrikant dat deze passende corrigerende maatregelen neemt met het oog op een tweede, definitief certificeringsbesluit, tenzij de tekortkomingen niet kunnen worden verholpen, in welk geval zij geen certificaat verleent.

4.Wanneer een aangemelde instantie bij het toezicht op de conformiteit na verlening van een conformiteitscertificaat of vaststelling van een goedkeuringsbesluit vaststelt dat een batterij niet meer conform is, verlangt zij van de fabrikant dat deze passende corrigerende maatregelen neemt; zo nodig schorst zij het conformiteitscertificaat of het goedkeuringsbesluit, of trekt zij dit in.

5.Indien er geen corrigerende maatregelen worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect hebben, worden de conformiteitscertificaten of goedkeuringsbesluiten door de aangemelde instantie naargelang het geval beperkt, geschorst of ingetrokken.

Artikel 34
Beroep tegen besluiten van aangemelde instanties

De lidstaten voorzien in een beroepsprocedure tegen de besluiten van de aangemelde instanties.

Artikel 35
Informatieverplichting voor aangemelde instanties

1.Een aangemelde instantie brengt de aanmeldende autoriteit op de hoogte van:

a)elke weigering, beperking, schorsing of intrekking van conformiteitscertificaten of goedkeuringsbesluiten;

b)alle omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor hun aanmelding;

c)informatieverzoeken over haar conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangt;

d)op verzoek, de binnen de werkingssfeer van haar aanmelding verrichte conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding.

2.Een aangemelde instantie verstrekt andere aangemelde instanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor dezelfde batterijen verrichten, relevante informatie over negatieve conformiteitsbeoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten.

Artikel 36
Uitwisseling van ervaringen

De Commissie voorziet in de organisatie van de uitwisseling van ervaringen tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het aanmeldingsbeleid.

Artikel 37
Coördinatie van aangemelde instanties

De Commissie zorgt voor passende coördinatie en samenwerking tussen aangemelde instanties in de vorm van een sectorale groep of groepen van aangemelde instanties.

Een aangemelde instantie neemt rechtstreeks of via aangestelde vertegenwoordigers aan de werkzaamheden van die groep of groepen deel.

Hoofdstuk VI
Andere verplichtingen van marktdeelnemers dan die welke bedoeld in hoofdstuk VII

Artikel 38
Verplichtingen van fabrikanten

1.Wanneer fabrikanten een batterij in de handel brengen of in gebruik nemen, ook voor eigen gebruik, zorgen zij ervoor dat de batterij:

a)is ontworpen en vervaardigd in overeenstemming met de eisen vastgesteld in de artikelen 6 tot en met 12 en artikel 14, en

b)is geëtiketteerd overeenkomstig de eisen in artikel 13.

2.Fabrikanten stellen de in bijlage VIII bedoelde technische documentatie voor de batterij op en voeren de desbetreffende conformiteitsbeoordelingsprocedure uit, in voorkomend geval en zoals bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, of laten deze procedure uitvoeren alvorens zij een batterij in de handel brengen of in gebruik nemen.

3.Wanneer met de in artikel 17, leden 2 en 3, bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedure is aangetoond dat de batterij aan de toepasselijke eisen voldoet, stellen fabrikanten een EU-conformiteitsverklaring op overeenkomstig artikel 18 en brengen zij de CE-markering aan in overeenstemming met de artikelen 19 en 20.

4.Fabrikanten zorgen ervoor dat voor elke batterij die zij in de handel brengen of in gebruik nemen een EU-conformiteitsverklaring wordt opgesteld overeenkomstig artikel 18, in een taal die de consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen.

Indien echter een partij of zending van meerdere batterijen tegelijkertijd aan een enkele gebruiker wordt geleverd, mag deze vergezeld gaan van één enkel exemplaar van de EU-conformiteitsverklaring.

5.Fabrikanten houden de in bijlage VIII bedoelde technische documentatie en de EU-conformiteitsverklaring gedurende tien jaar na het in de handel brengen of het in gebruik nemen van de batterij ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en de nationale autoriteiten.

6.Fabrikanten zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures om de conformiteit van een batterij die in serie wordt geproduceerd met deze verordening te blijven waarborgen. Veranderingen in het productieproces, in het ontwerp of in de kenmerken van de batterij en veranderingen in de in artikel 15 genoemde geharmoniseerde normen, de in artikel 16 bedoelde gemeenschappelijke specificaties of andere technische specificaties waarnaar in de conformiteitsverklaring van de batterij is verwezen of aan de hand waarvan de conformiteit van de batterij wordt gecontroleerd, leiden tot een nieuw onderzoek van de conformiteitsbeoordeling overeenkomstig de desbetreffende conformiteitsbeoordelingsprocedure zoals bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3.

7.Fabrikanten zorgen ervoor dat de batterij wordt geëtiketteerd in overeenstemming met de eisen in artikel 13, leden 1 tot en met 8.

8.Fabrikanten vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerd handelsmerk en hun postadres en website waarop contact met hen kan worden opgenomen op de verpakking van de batterij. Het postadres moet één enkele plaats aangeven waarop met de fabrikant contact kan worden gezocht. Die informatie moet worden opgesteld in een voor eindgebruikers en markttoezichtautoriteiten gemakkelijk te begrijpen taal en moet duidelijk, begrijpelijk en leesbaar zijn.

9.Fabrikanten zorgen ervoor dat elke batterij die zij in de handel brengen of in gebruik nemen, vergezeld gaat van instructies en informatie aangaande de veiligheid overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 12 en artikel 14.

10.Fabrikanten bieden toegang tot de gegevens over de parameters in het batterijmanagementsysteem zoals bedoeld in artikel 14, lid 1, en artikel 59, leden 1 en 2, in overeenstemming met de eisen in die artikelen.

11.Fabrikanten die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebrachte of in gebruik genomen batterij niet conform de eisen in de hoofdstukken II en III is, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om de batterij conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen fabrikanten, indien de batterij een risico vertoont, de nationale autoriteit van de lidstaat waar zij de batterij op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

12.Fabrikanten verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en technische documentatie om aan te tonen dat de batterij voldoet aan de eisen in de hoofdstukken II en III, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Deze informatie en technische documentatie worden op papier of elektronisch verstrekt. Op verzoek van de nationale autoriteit verlenen fabrikanten medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van de door hen in de handel gebrachte of in gebruik genomen batterij.

Artikel 39
Verplichting voor marktdeelnemers die oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh in de handel brengen om een beleid inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen vast te stellen

1.Met ingang van [twaalf maanden na de inwerkingtreding van de verordening] voldoen marktdeelnemers die oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh in de handel brengen aan de verplichtingen ten aanzien van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel en houden zij documentatie bij waaruit blijkt dat zij zich aan hun respectieve verplichtingen houden, met inbegrip van de resultaten van de door aangemelde instanties verrichte externe verificatie.

2.De in lid 1 bedoelde marktdeelnemers

a)stellen een bedrijfsbeleid voor de toeleveringsketen van grondstoffen zoals bedoeld in bijlage X, punt 1, vast en delen dat duidelijk mee aan leveranciers en het publiek;

b)nemen in hun beleid voor toeleveringsketens normen op overeenkomstig de normen in het modelbeleid voor toeleveringsketens in bijlage II bij de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid;

c)zorgen ervoor dat hun respectieve interne beheersystemen zo zijn gestructureerd dat passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen wordt ondersteund door het hogere management verantwoordelijk te maken voor het toezicht op het proces van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen, en houden gedurende ten minste vijf jaar gegevens bij van deze systemen;

d)stellen een systeem van controles en transparantie van de toeleveringsketen in en hanteren dit systeem, inclusief een bewakingsketen of traceerbaarheidssysteem of de identificatie van upstreamactoren in de toeleveringsketen;

dat systeem wordt onderbouwd met documentatie met daarin de volgende informatie:

i)beschrijving van de grondstof, met inbegrip van de handelsnaam en de soort,

ii)naam en adres van de leverancier die de grondstof in de batterijen heeft geleverd aan de marktdeelnemer die de batterijen met de desbetreffende grondstof in de handel brengt,

iii)land van oorsprong van de grondstof en de markttransacties vanaf de winning van de grondstof tot die van de onmiddellijke leverancier aan de marktdeelnemer,

iv)hoeveelheden van de grondstof die aanwezig zijn in de batterij die in de handel wordt gebracht, uitgedrukt als percentage of gewicht.

De eisen onder de huidige letter d) kunnen worden uitgevoerd door deelname aan door de industrie gestuurde regelingen;

e)nemen hun beleid voor toeleveringsketens op in contracten en overeenkomsten met leveranciers, met inbegrip van hun maatregelen op het gebied van risicobeheer;

f)stellen een klachtenmechanisme in als een systeem voor bewustmaking van risico’s door tijdige waarschuwingen of voorzien in een dergelijk mechanisme door samenwerkingsovereenkomsten met andere marktdeelnemers of organisaties, of door het gemakkelijker te maken een beroep te doen op een externe deskundige of organisatie, zoals een ombudsman.

3.De in lid 1 bedoelde marktdeelnemers

a)identificeren en beoordelen de nadelige gevolgen in verband met de in bijlage X, punt 2, opgesomde risicocategorieën in hun toeleveringsketen door de op basis van de overeenkomstig lid 2 verstrekte informatie te toetsen aan de normen van hun beleid voor de toeleveringsketen;

b)leggen een strategie ten uitvoer om in te spelen op de vastgestelde risico’s zodat nadelige gevolgen worden voorkomen of beperkt door:

i)het rapporteren van de bevindingen van de risicobeoordeling inzake de toeleveringsketen aan het daartoe aangewezen hogere management,

ii)het vaststellen van maatregelen op het gebied van risicobeheer overeenkomstig bijlage II bij de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid, waarbij rekening wordt gehouden met hun vermogen om invloed uit te oefenen op en indien nodig actie te ondernemen om druk uit te oefenen op leveranciers die het vastgestelde risico het doeltreffendst kunnen voorkomen of beperken,

iii)het uitvoeren van het risicobeheersplan; het controleren en volgen van de resultaten van risicobeperkende inspanningen; het rapporteren aan het daartoe aangewezen hogere management; en het overwegen na mislukte pogingen tot risicobeperking de banden met een leverancier op te schorten of te verbreken, op basis van relevante contractuele afspraken in overeenstemming met de tweede alinea van lid 2 hierboven,

iv)het uitvoeren van aanvullende situatie- en risicobeoordelingen voor risico’s die beperkt moeten worden of nadat de omstandigheden gewijzigd zijn.

Wanneer de in lid 1 bedoelde marktdeelnemer risicobeperkende maatregelen neemt terwijl hij de handel voortzet of tijdelijk opschort, overlegt hij met leveranciers en met de betrokken belanghebbenden, waaronder lokale en centrale overheidsinstanties, internationale of maatschappelijke organisaties en betrokken derden, en zoekt hij overeenstemming over een strategie voor meetbare risicobeperking in het risicobeheersplan.

De in lid 1 bedoelde marktdeelnemer stelt de waarschijnlijkheid van nadelige gevolgen in de in bijlage X, punt 2, opgesomde risicocategorieën in zijn toeleveringsketen vast en beoordeelt die op basis van beschikbare verslagen van door een aangemelde instantie uitgevoerde externe verificaties met betrekking tot de leveranciers in die keten, en door waar passend de praktijken van passende zorgvuldigheid van die leveranciers te beoordelen. Die verificatieverslagen worden opgesteld overeenkomstig lid 4, eerste alinea. Bij ontstentenis van dergelijke verslagen van externe verificaties met betrekking tot leveranciers, identificeert en beoordeelt de in lid 1 bedoelde marktdeelnemer de risico’s in zijn toeleveringsketen als onderdeel van zijn eigen systemen voor risicobeheer. In dergelijke gevallen verrichten de in lid 1 bedoelde marktdeelnemers externe verificaties van de passende zorgvuldigheid in hun eigen toeleveringsketens via een aangemelde instantie, overeenkomstig lid 4, eerste alinea.

De in lid 1 bedoelde marktdeelnemer rapporteert de bevindingen van de in de derde alinea bedoelde risicobeoordeling aan zijn daartoe aangewezen hogere management en past een responsstrategie toe die opgesteld is om nadelige gevolgen te voorkomen of te beperken.

4.De in lid 1 bedoelde marktdeelnemer laat het beleid van passende zorgvuldigheid in zijn toeleveringsketen verifiëren door een aangemelde instantie (“externe verificatie”).

De externe verificatie door de aangemelde instantie:

a)heeft betrekking op alle activiteiten, processen en systemen die marktdeelnemers gebruiken bij het betrachten van passende zorgvuldigheid in hun toeleveringsketen overeenkomstig de leden 2, 3 en 5;

b)heeft tot doel vast te stellen dat de praktijken van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen van de marktdeelnemers die batterijen in de handel brengen overeenstemmen met de leden 2, 3 en 5;

c)formuleert aanbevelingen aan de marktdeelnemers die batterijen in de handel brengen over de wijze waarop zij hun praktijken van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen kunnen verbeteren;

d)respecteert de beginselen van onafhankelijkheid, bekwaamheid en verantwoordingsplicht als bepaald in de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid.

5.De marktdeelnemer zoals bedoeld in lid 1 stelt de rapporten van overeenkomstig lid 4 uitgevoerde externe verificaties dan wel het bewijs van conformiteit met een door de Commissie overeenkomstig artikel 72 erkende regeling inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen op verzoek ter beschikking aan de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten.

6.De marktdeelnemer zoals bedoeld in lid 1 stelt aan zijn directe downstream afnemers alle informatie ter beschikking die hij heeft verzameld en bewaard ingevolge zijn beleid van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie en andere concurrentiekwesties.

De marktdeelnemer zoals bedoeld in lid 1 brengt jaarlijks zo breed mogelijk, onder meer via internet, openbaar verslag uit over zijn beleid inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen. Dat verslag bevat een overzicht van de maatregelen die de marktdeelnemer heeft genomen om te voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld in de leden 2 en 3, met inbegrip van bevindingen inzake aanzienlijke nadelige gevolgen voor de in bijlage X, punt 2, opgesomde risicocategorieën en de manier waarop die gevolgen zijn aangepakt, alsmede een samenvatting van de overeenkomstig lid 4 uitgevoerde externe verificaties, met inbegrip van de naam van de aangemelde instantie, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie en andere concurrentiekwesties.

Wanneer de marktdeelnemer zoals bedoeld in lid 1 redelijkerwijs kan aannemen dat de in bijlage X, punt 1, vermelde grondstoffen die in de batterij aanwezig zijn uitsluitend zijn verkregen uit recycling, maakt hij zijn conclusies voldoende nauwkeurig openbaar, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie en andere concurrentiekwesties.

7.De Commissie ontwikkelt richtsnoeren met betrekking tot de toepassing van de in de leden 2 en 3 van dit artikel omschreven zorgvuldigheidsvereisten met betrekking tot de in bijlage X, punt 2, bedoelde sociale en milieurisico’s, en met name in overeenstemming met de in bijlage X, punt 3, bedoelde internationale instrumenten.

8.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde:

a)de lijst van grondstoffen en risicocategorieën in bijlage X te wijzigen in het licht van de wetenschappelijke en technische vooruitgang bij de vervaardiging en chemische samenstelling van batterijen en in het licht van wijzigingen van Verordening (EU) 2017/821;

b)de in de leden 2 tot en met 4 vastgestelde verplichtingen voor de in lid 1 bedoelde marktdeelnemer te wijzigen in het licht van wijzigingen van Verordening (EU) 2017/821 en wijzigingen in de aanbevelingen inzake passende zorgvuldigheid in bijlage I bij de OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid.

Artikel 40
Verplichtingen van gemachtigden

1.Wanneer een fabrikant van een batterij niet in een lidstaat is gevestigd, mag de batterij enkel in de Unie in de handel worden gebracht als de fabrikant een gemachtigde alleenvertegenwoordiger aanstelt.

2.De aanstelling vormt het mandaat van de gemachtigde, is enkel geldig wanneer zij schriftelijk door de gemachtigde wordt aanvaard en geldt op zijn minst voor alle batterijen van hetzelfde model.

3.De verplichtingen uit hoofde van artikel 38, lid 1, en de verplichting om technische documentatie op te stellen maken geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde.

4.Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. De gemachtigde legt op verzoek een kopie van het mandaat over aan de bevoegde autoriteit. Het mandaat laat de gemachtigde toe ten minste de volgende taken te verrichten:

a)erop toezien dat de EU-conformiteitsverklaring en de technische documentatie zijn opgesteld en, waar van toepassing, dat de fabrikant een correcte conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd;

b)de EU-conformiteitsverklaring en de bijgewerkte technische documentatie ter beschikking houden van de markttoezichtautoriteiten gedurende een periode van tien jaar nadat de batterij in de handel is gebracht;

c)een nationale autoriteit op grond van een met redenen omkleed verzoek alle nodige informatie en documentatie verstrekken om de conformiteit van de batterij aan te tonen;

d)op verzoek van de nationale autoriteiten medewerking verlenen aan eventuele maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van batterijen die onder het mandaat van de gemachtigde vallen;

e)de verplichtingen van de fabrikant op grond van hoofdstuk V nakomen;

f)het mandaat beëindigen als de fabrikant in strijd met zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening handelt.

Artikel 41
Verplichtingen van importeurs

1.Importeurs brengen uitsluitend batterijen in de handel of nemen uitsluitend batterijen in gebruik die voldoen aan de eisen vastgesteld in de hoofdstukken II en III.

2.Alvorens een batterij in de handel te brengen of in gebruik te nemen, controleren importeurs of de fabrikant de desbetreffende conformiteitsbeoordelingsprocedure zoals bedoeld in artikel 17 heeft uitgevoerd. Zij controleren of de fabrikant de in bijlage VIII bedoelde technische documentatie heeft opgesteld, of op de batterij de in artikel 19 bedoelde CE-markering en de in artikel 13, lid 5, bedoelde QR-code zijn aangebracht, of de batterij vergezeld gaat van de vereiste documenten en of de fabrikant voldoet aan de verplichtingen van artikel 38, leden 7, 8 en 9.

Wanneer een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een batterij niet in overeenstemming is met de eisen in de hoofdstukken II en III, mag de importeur de batterij niet in de handel brengen of in gebruik nemen voordat zij in overeenstemming is gebracht. Wanneer de batterij een risico vertoont, brengt de importeur de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten hiervan bovendien op de hoogte.

3.Importeurs vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of hun geregistreerde merknaam en contactadres op de batterij, of wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij de batterij gevoegd document. De contactgegevens worden gesteld in een taal die de consumenten, andere eindgebruikers en de markttoezichtautoriteiten gemakkelijk kunnen begrijpen.

4.Importeurs zien erop toe dat fabrikanten hebben voldaan aan hun verplichtingen uit hoofde van artikel 38, leden 7, 9 en 10.

5.Importeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor een batterij verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de overeenstemming van de batterij met de eisen in de hoofdstukken II en III niet in het gedrang komt.

6.Indien dit rekening houdend met de risico’s van een batterij passend wordt geacht, voeren importeurs met het oog op de bescherming van de menselijke gezondheid en de veiligheid van de consumenten, steekproeven uit op de op de markt gebrachte batterijen, onderzoeken zij klachten, non-conforme batterijen en teruggeroepen batterijen en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van dit toezicht.

7.Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebrachte of in gebruik genomen batterij niet conform de eisen in de hoofdstukken II en III is, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om de batterij conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen importeurs, indien de batterij een risico vertoont, de nationale autoriteit van de lidstaat waar zij de batterij op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

8.Importeurs houden de in bijlage VIII bedoelde technische documentatie en een kopie van de EU-conformiteitsverklaring gedurende tien jaar na het in de handel brengen of het in gebruik nemen van de batterij ter beschikking van de nationale autoriteiten en de markttoezichtautoriteiten.

9.Importeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en technische documentatie om de conformiteit van een batterij met de eisen in de hoofdstukken II en III aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Deze informatie en de technische documentatie worden op papier of elektronisch verstrekt. Op verzoek van de nationale autoriteit verlenen importeurs medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van de door hen in de handel gebrachte of in gebruik genomen batterijen.

Artikel 42
Verplichtingen van distributeurs
 

1.Distributeurs die een batterij op de markt aanbieden, betrachten de nodige zorgvuldigheid in verband met de voorschriften van deze verordening.

2.Alvorens een batterij op de markt aan te bieden, controleren distributeurs of:

a)de fabrikant, de gemachtigde van de fabrikant, de importeur of andere distributeurs geregistreerd zijn op het grondgebied van een lidstaat overeenkomstig artikel 46;

b)op de batterij de CE-markering is aangebracht;

c)de batterij vergezeld gaat van de vereiste documenten in een taal die de consumenten en andere eindgebruikers in de lidstaat waar de batterij op de markt wordt aangeboden, kunnen begrijpen en van instructies en informatie aangaande de veiligheid; en

d)of de fabrikant en de importeur aan de eisen in artikel 38, leden 7, 9 en 10, respectievelijk artikel 41, leden 3 en 4, hebben voldaan.

3.Wanneer een distributeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een batterij niet in overeenstemming is met de eisen in de hoofdstukken II en III, mag de distributeur de batterij pas op de markt aanbieden nadat zij in overeenstemming is gebracht. Wanneer de batterij een risico vertoont, brengt de distributeur bovendien de fabrikant of de importeur, evenals de desbetreffende markttoezichtautoriteiten hiervan op de hoogte.

4.Distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor een batterij verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de overeenstemming van de batterij met de eisen in de hoofdstukken II en III niet in het gedrang komt.

5.Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden batterij niet conform de eisen in de hoofdstukken II en III is, zien erop toe dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om de batterij conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen distributeurs, indien de batterij een risico vertoont, de nationale autoriteit van de lidstaten waar zij de batterij op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

6.Distributeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en technische documentatie om de conformiteit van een batterij met de eisen in de hoofdstukken II en III aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Deze informatie en de technische documentatie worden op papier of elektronisch verstrekt. Op verzoek van de nationale autoriteit verlenen distributeurs medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van de door hen op de markt aangeboden batterijen.

Artikel 43
Verplichtingen van fulfilmentdienstverleners

Fulfilmentdienstverleners zorgen voor de batterijen die zij behandelen voor zodanige opslag-, verpakkings-, adresserings- en verzendingsomstandigheden dat de overeenstemming van de batterij met de eisen in de hoofdstukken II en III niet in het gedrang komt.

Artikel 44
Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

Een importeur of distributeur wordt beschouwd als fabrikant voor de toepassing van deze verordening en is onderworpen aan de verplichtingen van de fabrikant overeenkomstig artikel 40, wanneer 

a)een batterij onder de naam of merknaam van de importeur of distributeur in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen;

b)een al in de handel gebrachte of in gebruik genomen batterij zodanig wordt gewijzigd door die importeur of distributeur dat de conformiteit met de eisen van deze verordening in het gedrang kan komen;

c)het gebruiksdoel van een al in de handel gebrachte of in gebruik genomen batterij wordt gewijzigd door die importeur of distributeur.

Artikel 45
Identificatie van marktdeelnemers

Gedurende tien jaar na het in de handel brengen van een batterij verstrekken marktdeelnemers, op verzoek van een markttoezichtautoriteit of nationale autoriteit, informatie over:

a)de identiteit van elke marktdeelnemer die een batterij aan hen heeft geleverd;

b)de identiteit van elke marktdeelnemer aan wie zij een batterij hebben geleverd, met inbegrip van het aantal en de precieze modellen.

Hoofdstuk VII
Beheer van afgedankte batterijen

Artikel 46
Producentenregister

1.De lidstaten stellen een producentenregister vast dat wordt gebruikt voor de controle op de naleving van de verplichtingen van dit hoofdstuk door producenten. Het register wordt beheerd door de bevoegde autoriteit.

2.Producenten zijn verplicht zich te registeren. Daartoe dienen zij een aanvraag in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij een batterij voor het eerst op de markt aanbieden. Wanneer een producent overeenkomstig artikel 47, lid 2, een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid heeft aangesteld, zijn de verplichtingen uit hoofde van dit artikel van overeenkomstige toepassing op die organisatie, tenzij anders is bepaald.

In hun registratieaanvraag verstrekken producenten de volgende informatie aan de bevoegde autoriteit:

a)naam en adres van de producent, met inbegrip van postcode en plaatsnaam, straatnaam en nummer, land, eventuele telefoon- en faxnummers, internet- en e-mailadres;

b)de nationale identificatiecode van de producent, met inbegrip van het handelsregisternummer of gelijkwaardige officiële registratienummer, met inbegrip van het Europese of nationale belastingnummer;

c)in geval van een machtiging in overeenstemming met artikel 47, lid 2, verstrekt de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid naast de uit hoofde van a) en b) vereiste informatie

i)de naam en contactgegevens van de vertegenwoordigde producenten, met inbegrip van postcode en plaatsnaam, straatnaam en nummer, land, telefoon- en faxnummers, internet- en e-mailadres,

ii)het mandaat van de vertegenwoordigde producent,

iii)wanneer de gemachtigde meer dan een producent vertegenwoordigt, een afzonderlijke vermelding van de naam en contactgegevens van elk van de vertegenwoordigde producenten;

d)het soort batterijen dat de producent voor het eerst op de markt wil aanbieden op het grondgebied van een lidstaat, te weten draagbare batterijen, industriële batterijen, batterijen voor elektrische voertuigen of autobatterijen;

e)het merk waaronder de producent de batterijen wil leveren in de lidstaat;

f)informatie over hoe de producent zijn verantwoordelijkheden zoals beschreven in artikel 47 nakomt en voldoet aan de eisen in de artikelen 48 en 49:

i)voor draagbare batterijen wordt aan de eisen in dit punt f) voldaan door het verstrekken van:

een verklaring waaruit blijkt welke maatregelen de producent heeft getroffen om de verplichtingen inzake producentenverantwoordelijkheid uit hoofde van artikel 47 na te komen, welke maatregelen zijn getroffen om de verplichtingen inzake gescheiden inzameling uit hoofde van artikel 48, lid 1, na te komen met betrekking tot de hoeveelheid batterijen die de producent levert en welk systeem is opgezet om te verzekeren dat de aan de bevoegde autoriteiten gerapporteerde gegevens betrouwbaar zijn,

waar van toepassing, de naam en contactgegevens van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid die er door de producent mee is belast aan de uitgebreide producentenverantwoordelijkheden te voldoen overeenkomstig artikel 47, lid 2, met inbegrip van postcode en plaatsnaam, straatnaam en nummer, land, telefoon- en faxnummers, internet- en e-mailadres en nationale identificatiecode, evenals het handelsregisternummer of een gelijkwaardig officieel registratienummer van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, met inbegrip van het Europese of nationale belastingnummer van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid en het mandaat van de vertegenwoordigde producent;

ii)voor autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen wordt aan de eisen in dit punt f) voldaan door het verstrekken van:

een verklaring waarin informatie wordt verstrekt over de maatregelen die de producent heeft getroffen om de verplichtingen inzake producentenverantwoordelijkheid uit hoofde van artikel 47 na te komen, de maatregelen die zijn getroffen om de verplichtingen inzake inzameling uit hoofde van artikel 49, lid 1, na te komen met betrekking tot de hoeveelheid batterijen die de producent levert en het systeem dat is opgezet om te verzekeren dat de aan de bevoegde autoriteiten gerapporteerde gegevens betrouwbaar zijn,

waar van toepassing, de nationale identificatiecode van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid die er door de producent mee is belast aan de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te voldoen overeenkomstig artikel 47, leden 2 en 4, met inbegrip van het handelsregisternummer of een gelijkwaardig officieel registratienummer van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, met inbegrip van het Europese of nationale belastingnummer van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid en het mandaat van de vertegenwoordigde producent,

wanneer de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid meer dan één producent vertegenwoordigt, vermeldt zij afzonderlijk hoe elk van de vertegenwoordigde producenten de verantwoordelijkheden in artikel 47 nakomt;

g)een verklaring van de producent of de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid die is aangesteld overeenkomstig artikel 47, lid 2, dat de verstrekte informatie waarheidsgetrouw is.

3.De bevoegde autoriteit:

a)neemt aanvragen tot registratie van producenten zoals bedoeld in lid 2 in ontvangst via een elektronisch systeem voor gegevensverwerking waarvan de gegevens ter beschikking staan op de website van de bevoegde autoriteiten;

b)kent registraties toe en verleent uiterlijk zes weken nadat alle in lid 2 beschreven informatie is verstrekt een registratienummer;

c)kan bepalingen vaststellen ten aanzien van de eisen en het registratieproces, zonder materiële eisen toe te voegen aan de in lid 2 vastgestelde eisen;

d)kan producenten een evenredige, op de kosten gebaseerde vergoeding aanrekenen voor de verwerking van de in lid 2 bedoelde aanvragen.

4.De producent of, waar van toepassing, de overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, namens de producenten die zij vertegenwoordigt, stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis bij wijziging van de gegevens in de registratie en van de definitieve stopzetting van het overeenkomstig lid 1, punt d), op de markt aanbieden van in de registratie vermelde batterijen op het grondgebied van de lidstaat.

Artikel 47
Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
 

1.Producenten van batterijen hebben voor batterijen die zij voor het eerst op de markt aanbieden op het grondgebied van een lidstaat de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid om de nakoming van de in dit hoofdstuk beschreven verplichtingen op het gebied van afvalbeheer te verzekeren. Deze verantwoordelijkheid omvat de verplichting om:

a)de gescheiden inzameling van afgedankte batterijen in overeenstemming met de artikelen 48 en 49 en vervolgens het vervoer, de voorbereiding met het oog op herbestemming of herproductie, de verwerking en recycling van afgedankte batterijen, met inbegrip van de nodige veiligheidsmaatregelen, in overeenstemming met artikel 56 te organiseren;

b)overeenkomstig artikel 61 verslag uit te brengen over de verplichtingen met betrekking tot voor het eerst op het grondgebied van een lidstaat op de markt aangeboden batterijen;

c)de gescheiden inzameling van batterijen te bevorderen, onder meer door de kosten te dekken voor het verrichten van onderzoeken om batterijen te identificeren die niet op de gepaste wijze door de eindgebruikers zijn afgedankt, overeenkomstig artikel 48, lid 1;

d)overeenkomstig artikel 60 informatie te verstrekken over batterijen, met inbegrip van informatie over verwijdering aan het einde van de levensduur;

e)de in punten a) tot en met d) bedoelde activiteiten te financieren.

2.Producenten kunnen een overeenkomstig lid 6 gemachtigde organisatie voor producentenverantwoordelijkheid opdragen om namens hen de verplichtingen inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid na te komen.

3.Producenten en in overeenstemming met lid 2 aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden:

a)beschikken over de nodige organisatorische en financiële middelen om de in lid 1 bedoelde verplichtingen inzake de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid na te komen;

b)stellen een passend mechanisme voor zelfcontrole vast, ondersteund door regelmatige onafhankelijke controles, met het oog op de regelmatige beoordeling van:

i)hun financiële beheer, met inbegrip van de naleving van de in lid 1, punt e), en de in punt a) van dit lid vastgestelde eisen,

ii)de kwaliteit van de overeenkomstig lid 1, punt b), van dit artikel en de overeenkomstig de eisen van Verordening (EG) nr. 1013/2006 verzamelde en gerapporteerde gegevens.

4.Indien de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid collectief wordt uitgeoefend, zorgen organisaties voor producentenverantwoordelijkheid ervoor dat de financiële bijdragen die de producenten aan hen betalen:

a)ten minste worden gedifferentieerd op basis van batterijtype en chemische samenstelling van de batterij en, in voorkomend geval, rekening houdend met de oplaadbaarheid en het gehalte aan gerecycled materiaal bij de vervaardiging van batterijen;

b)worden gecorrigeerd om rekening te houden met eventuele inkomsten van de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid uit het hergebruik en de verkoop van secundaire grondstoffen uit de batterijen en afgedankte batterijen;

c)zorgen voor een gelijke behandeling van producenten, ongeacht hun herkomst of omvang, zonder dat zij een onevenredige regelgevingslast met zich brengen voor producenten van kleine hoeveelheden batterijen, waaronder ook kleine en middelgrote ondernemingen.

5.Wanneer activiteiten met het oog op de nakoming van de in lid 1, punten a) tot en met d), bedoelde verplichtingen overeenkomstig artikel 48, lid 2, artikel 49, lid 3, artikel 53, lid 1, artikel 56, lid 1, en artikel 61, leden 1, 2 en 3, worden verricht door andere derden dan de producent of een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, bedragen de door de producenten gedragen kosten niet meer dan de kosten die strikt noodzakelijk zijn om die activiteiten op een kosteneffectieve manier te verrichten. Deze kosten worden op een voor de producenten en de betrokken derden transparante wijze vastgesteld en worden gecorrigeerd om rekening te houden met eventuele inkomsten uit het hergebruik en de verkoop van secundaire grondstoffen uit de batterijen en afgedankte batterijen.

6.Organisaties voor producentenverantwoordelijkheid vragen een machtiging aan bij de bevoegde autoriteit. De machtiging wordt slechts verleend wanneer is aangetoond dat de door de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid getroffen maatregelen volstaan om de verplichtingen na te komen die in dit artikel zijn vastgesteld ten aanzien van de hoeveelheid batterijen die voor het eerst op het grondgebied van een lidstaat op de markt worden aangeboden door de producenten namens welke de organisatie optreedt. De bevoegde autoriteit controleert op gezette tijden of nog steeds aan de in de leden 1, 3, 4 en 5 vastgestelde voorwaarden voor de machtiging is voldaan. De bevoegde autoriteiten bepalen de bijzonderheden van de machtigingsprocedure en de regelingen voor het controleren van de naleving, met inbegrip van de informatie die de producenten daartoe moeten verstrekken.

Organisaties voor producentenverantwoordelijkheid stellen de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van wijzigingen van de informatie in de machtigingsaanvraag, van wijzigingen die betrekking hebben op de voorwaarden van de machtiging en van de definitieve stopzetting van de activiteiten. 

Wanneer op het grondgebied van een lidstaat meerdere organisaties voor producentenverantwoordelijkheid gemachtigd zijn om namens producenten de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid na te komen, vervullen zij hun verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid op gecoördineerde wijze om te verzekeren dat de activiteiten uit hoofde van lid 1, punt a), op het gehele grondgebied van de lidstaat zijn afgedekt. De lidstaten dragen de bevoegde autoriteit op erop toe te zien dat de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid hun verplichting tot coördinatie overeenkomstig de voorgaande zin nakomen of stellen daartoe onafhankelijke derden aan.

7.Om de naleving van lid 3, punt a), aan te tonen, stellen de producenten of de overeenkomstig lid 2 aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden een zekerheid die de vorm kan hebben van een recyclingverzekering of een geblokkeerde bankrekening, of deelneming van de producent in een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid.

8.Organisaties voor producentenverantwoordelijkheid waarborgen het vertrouwelijke karakter van de gegevens in hun bezit wat bedrijfseigen informatie en rechtstreeks aan individuele producenten of hun gemachtigden toe te schrijven informatie betreft.

9.Organisaties voor producentenverantwoordelijkheid publiceren voor het eind van elk jaar de volgende informatie op hun website, onverminderd de vertrouwelijkheid van commerciële en industriële gegevens:

a)eigendomsstructuur van de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid;

b)lijst van producenten die de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid ermee hebben belast de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid namens hen na te komen;

c)het percentage van gescheiden inzameling van afgedankte batterijen, het percentage van recycling en de behaalde recyclingrendementen op basis van de hoeveelheid batterijen die voor het eerst in de lidstaat op de markt zijn aangeboden door de bij hen aangesloten producenten;

d)de door de aangesloten producenten betaalde financiële bijdragen per batterij of per gewichtseenheid batterijen, waarbij tevens de overeenkomstig lid 4, punt a), toegepaste categorieën voor differentiëring van de vergoeding worden vermeld.

10.De bevoegde autoriteiten controleren de naleving door producenten, met inbegrip van producenten die batterijen leveren via overeenkomsten op afstand en overeenkomstig lid 2 aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, van de in dit artikel vastgestelde verplichtingen.

11.De lidstaten stellen een mechanisme in om een regelmatige dialoog te verzekeren tussen relevante belanghebbenden die bij de nakoming van de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor batterijen betrokken zijn, waaronder producenten en distributeurs, particuliere of publieke afvalverwerkers, lokale overheden, organisaties uit het maatschappelijk middenveld en, in voorkomend geval, actoren uit de sociale economie, hergebruiks- en reparatienetwerken en marktdeelnemers die zich bezighouden met de voorbereiding voor hergebruik.

12.Wanneer dit nodig is om verstoring van de interne markt te voorkomen, is de Commissie gemachtigd een uitvoeringshandeling vast te stellen om criteria voor de toepassing van lid 4, punt a), te bepalen. Die uitvoeringshandeling mag geen precieze vaststelling van de bijdragen behelzen. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

13.De artikelen 8 en 8 bis van Richtlijn 2008/98/EG zijn niet van toepassing op batterijen.

Artikel 48
Inzameling van afgedankte draagbare batterijen

1.Producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, staan in voor de inzameling van alle afgedankte draagbare batterijen, ongeacht hun aard, merk of oorsprong, op het grondgebied van een lidstaat waar zij batterijen voor het eerst op de markt aanbieden. Daartoe:

a)stellen zij inzamelpunten voor afgedankte draagbare batterijen in;

b)bieden zij de in lid 2, punt a), bedoelde entiteiten de kosteloze inzameling van afgedankte draagbare batterijen aan en voorzien zij in de inzameling van afgedankte draagbare batterijen van alle entiteiten die van dat aanbod gebruik hebben gemaakt (“aangesloten inzamelpunten”);

c)voorzien zij in de nodige praktische regelingen voor de inzameling en het vervoer naar de aangesloten inzamelpunten, met inbegrip van de kosteloze verstrekking van geschikte containers voor inzameling en vervoer die voldoen aan de vereisten van Richtlijn 2008/98/EG;

d)zorgen zij voor de kosteloze inzameling van de door de aangesloten inzamelpunten ingezamelde afgedankte draagbare batterijen met een frequentie die evenredig is aan het bestreken gebied en aan het volume en de gevaarlijke aard van de afgedankte draagbare batterijen die gewoonlijk via die inzamelpunten worden ingezameld;

e)zorgen zij ervoor dat de bij de aangesloten inzamelpunten ingezamelde afgedankte draagbare batterijen vervolgens overeenkomstig artikel 56 in een inrichting met een vergunning worden verwerkt en gerecycled door een afvalverwerker.

2.Producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, zorgen ervoor dat het netwerk van aangesloten inzamelpunten:

a)bestaat uit inzamelpunten die door hen worden aangeboden in samenwerking met:

i)distributeurs overeenkomstig artikel 50,

ii)inrichtingen voor de verwerking en recycling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en autowrakken overeenkomstig artikel 52,

iii)overheidsinstanties of derden die namens hen instaan voor het afvalbeheer overeenkomstig artikel 53,

iv)vrijwillige-inzamelpunten overeenkomstig artikel 54;

b)het volledige grondgebied van de lidstaat bestrijkt, rekening houdend met de bevolkingsgrootte, het verwachte volume aan afgedankte draagbare batterijen, de toegankelijkheid en nabijheid voor eindgebruikers, en niet beperkt is tot gebieden waar de inzameling en het daaropvolgende beheer van afgedankte draagbare batterijen winstgevend is.

3.Eindgebruikers hoeven bij het verwijderen van afgedankte draagbare batterijen via de in lid 2 bedoelde inzamelpunten niet te betalen en mogen niet worden verplicht om een nieuwe batterij te kopen.

4.Producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, halen en handhaven op duurzame wijze ten minste de volgende inzamelingsdoelstellingen voor afgedankte draagbare batterijen, berekend als percentage van de draagbare batterijen, met uitzondering van batterijen van lichte vervoermiddelen, die in een lidstaat voor het eerst op de markt zijn aangeboden door de respectieve producent of collectief door de producenten die bij een bepaalde organisatie voor producentenverantwoordelijkheid zijn aangesloten:

a)45 % uiterlijk op 31 december 2023;

b)65 % uiterlijk op 31 december 2025;

c)70 % uiterlijk op 31 december 2030.

Producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, berekenen het in dit lid bedoelde inzamelingspercentage overeenkomstig bijlage XI.

5.Overeenkomstig lid 1 en lid 2, punt a), ingestelde inzamelpunten zijn niet onderworpen aan de registratie- of vergunningsvoorschriften van Richtlijn 2008/98/EG.

6.Producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, vragen een machtiging aan bij de bevoegde autoriteit, die controleert of de regelingen die zijn ingevoerd om de naleving van de eisen in dit artikel te verzekeren, conform zijn. Indien de machtiging wordt aangevraagd door een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, moet in de aanvraag duidelijk worden aangegeven welke actieve aangesloten producenten door de organisatie worden vertegenwoordigd.

7.De organisatie voor producentenverantwoordelijkheid waarborgt het vertrouwelijke karakter van de gegevens in haar bezit wat bedrijfseigen informatie en rechtstreeks aan individuele producenten toe te schrijven informatie betreft. De bevoegde autoriteit kan in haar machtiging voorwaarden vaststellen die daartoe moeten worden vervuld.

8.De machtiging uit hoofde van lid 6 mag slechts worden verleend wanneer met bewijsstukken is aangetoond dat aan de eisen in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel is voldaan en dat alle nodige regelingen zijn ingevoerd om ten minste de in lid 4 bedoelde inzamelingsdoelstellingen te bereiken en op duurzame wijze te handhaven. Indien de machtiging wordt aangevraagd door een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, wordt deze machtiging verkregen als onderdeel van de machtiging uit hoofde van artikel 47, lid 6.

9.De bevoegde autoriteit stelt de bijzonderheden van de procedure voor het verlenen van de machtiging uit hoofde van lid 6 vast om de naleving van de in de leden 1 tot en met 4 en de in artikel 56 vastgestelde eisen te verzekeren. Dit omvat de verplichte opstelling van een verslag van onafhankelijke deskundigen voor een controle vooraf om na te gaan of de inzamelingsregelingen uit hoofde van dit artikel zodanig zijn getroffen dat de naleving van de eisen in dit artikel wordt verzekerd. Het omvat ook termijnen voor de controle van de respectieve maatregelen en het besluit dat door de bevoegde autoriteit moet worden genomen. Beide moeten binnen zes weken na de indiening van een volledig aanvraagdossier gebeuren.

10.De bevoegde autoriteit evalueert regelmatig, en ten minste om de drie jaar, of nog steeds aan de voorwaarden voor machtiging uit hoofde van lid 6 is voldaan. De machtiging kan worden ingetrokken wanneer de in lid 4 bedoelde inzamelingsdoelstelling niet is gehaald of wanneer de producent of organisatie voor producentenverantwoordelijkheid wezenlijk niet voldoet aan de verplichtingen overeenkomstig de leden 1 tot en met 3.

11.De producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens de producent optreden, stellen de bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis van wijzigingen in de voorwaarden waarop de in lid 7 bedoelde machtigingsaanvraag betrekking heeft, van wijzigingen die betrekking hebben op de voorwaarden van de machtiging uit hoofde van lid 8 en van de definitieve stopzetting van de activiteiten.

12.Elke vijf jaar verrichten de lidstaten een onderzoek op ten minste NUTS 2-niveau naar de samenstelling van de ingezamelde stromen gemengd stedelijk afval en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur om het aandeel afgedankte draagbare batterijen daarin te bepalen. Het eerste onderzoek wordt uiterlijk op 31 december 2023 verricht. Op basis van de verkregen informatie kunnen de bevoegde autoriteiten bij het verlenen of evalueren van een machtiging uit hoofde van de leden 6 en 10 vereisen dat de producenten van draagbare batterijen of de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid corrigerende maatregelen nemen om hun netwerk van aangesloten inzamelpunten te vergroten en voorlichtingscampagnes te houden overeenkomstig artikel 60, lid 1, in verhouding tot het bij het onderzoek vastgestelde aandeel van afgedankte draagbare batterijen in de stromen gemengd stedelijk afval en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

Artikel 49
Inzameling van afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen

1.Producenten van autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, nemen alle afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen van het respectieve type dat zij op het grondgebied van die lidstaat voor het eerst op de markt hebben aangeboden kosteloos terug, zonder verplichting voor de eindgebruiker om bij hen een nieuwe batterij te kopen of om de batterij bij hen te hebben gekocht. Daartoe aanvaarden zij de terugname van afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen van eindgebruikers of van inzamelpunten die worden ingesteld in samenwerking met:

a)distributeurs van autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen overeenkomstig artikel 50, lid 1;

b)inrichtingen voor de verwerking en recycling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en autowrakken zoals bedoeld in artikel 52 voor de afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen die uit hun activiteiten voortkomen;

c)overheidsinstanties of derden die namens hen instaan voor het afvalbeheer overeenkomstig artikel 53.

Wanneer afgedankte industriële batterijen eerst ter plaatse moeten worden ontmanteld bij particuliere, niet-commerciële gebruikers, omvat de verplichting van de producent om die batterijen terug te nemen de kosten voor de ontmanteling en inzameling van afgedankte batterijen ter plaatse bij die gebruikers. 

2.De terugnameregelingen die overeenkomstig lid 1 worden ingevoerd, bestrijken het volledige grondgebied van een lidstaat, rekening houdend met de bevolkingsgrootte en -dichtheid, het verwachte volume aan afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen, de toegankelijkheid en nabijheid voor eindgebruikers en zijn niet beperkt tot gebieden waar de inzameling en het daaropvolgende beheer van afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen het winstgevendst is.

3.Producenten van autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid:

a)voorzien in de in lid 1 bedoelde inzamelpunten met geschikte inzamelingsinfrastructuur voor de gescheiden inzameling van afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen die voldoen aan de toepasselijke veiligheidsvoorschriften, en dekken de noodzakelijke door die inzamelpunten gemaakte kosten in verband met de terugnameactiviteiten. De containers om dergelijke batterijen in te zamelen en tijdelijk op te slaan bij het inzamelpunt zijn toereikend gelet op het volume en de gevaarlijke aard van de afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen die naar verwachting via die inzamelpunten zullen worden ingezameld;

b)zamelen afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen in bij de in lid 1 bedoelde inzamelpunten met een frequentie die in verhouding staat tot de opslagcapaciteit van de infrastructuur voor gescheiden inzameling en het volume en de gevaarlijke aard van de afgedankte batterijen die gewoonlijk via die inzamelpunten worden ingezameld;

c)voorzien in de levering van de bij eindgebruikers en bij de in lid 1 bedoelde inzamelpunten ingezamelde afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen aan inrichtingen voor verwerking en recycling overeenkomstig artikel 56.

4.De in lid 3, puntena), b) en c), bedoelde entiteiten kunnen ingezamelde afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen aan geautoriseerde afvalverwerkers overhandigen voor de verwerking en recycling overeenkomstig artikel 56. In dat geval wordt geacht aan de verplichting van producenten uit hoofde van lid 3, punt c), te zijn voldaan.

Artikel 50
Verplichtingen van distributeurs

1.Distributeurs nemen afgedankte batterijen kosteloos terug van de eindgebruiker, zonder hen te verplichten om een nieuwe batterij te kopen, ongeacht de chemische samenstelling of oorsprong van de batterijen. De terugname van draagbare batterijen wordt aangeboden in of in de onmiddellijke nabijheid van hun verkooppunt. De terugname van afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen wordt aangeboden in of in de onmiddellijke nabijheid van hun verkooppunt. Deze verplichting is beperkt tot de typen afgedankte batterijen die de distributeur in zijn aanbod heeft of als nieuwe batterijen in zijn aanbod had en, voor draagbare batterijen, tot de hoeveelheid die niet-professionele eindgebruikers gewoonlijk verwijderen.

2.De terugnameverplichting in lid 1 is niet van toepassing op afgedankte producten die batterijen bevatten. Zij is van toepassing naast de verplichting tot gescheiden inzameling van afgedankte apparatuur en autowrakken zoals vastgesteld in de Richtlijnen 2000/53/EG en 2012/19/EU.

3.Distributeurs overhandigen afgedankte batterijen die zij hebben teruggenomen aan de producenten of de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die overeenkomstig artikel 48 respectievelijk artikel 49 verantwoordelijk zijn voor de inzameling van die batterijen of aan een afvalverwerker met het oog op de verwerking en recycling ervan overeenkomstig artikel 56.

4.De verplichtingen uit hoofde van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op marktdeelnemers die via overeenkomsten op afstand batterijen leveren aan eindgebruikers. Die marktdeelnemers voorzien in een voldoende aantal inzamelpunten die het volledige grondgebied van een lidstaat bestrijken, rekening houdend met de bevolkingsgrootte en -dichtheid, het verwachte volume aan afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen, de toegankelijkheid en nabijheid voor eindgebruikers, waar eindgebruikers batterijen kunnen inleveren. 

Artikel 51
Verplichtingen van eindgebruikers

1.Eindgebruikers verwijderen afgedankte batterijen gescheiden van andere afvalstromen, waaronder het gemengd stedelijk afval.

2.Eindgebruikers verwijderen afgedankte batterijen in daartoe aangewezen inzamelpunten voor gescheiden inzameling die zijn ingesteld door of in overeenstemming met de specifieke regelingen van de producent of een organisatie voor producentenverantwoordelijkheid, in overeenstemming met de artikelen 48 en 49.

3.In apparatuur ingebouwde afgedankte draagbare batterijen die eenvoudig en zonder professionele gereedschappen door de eindgebruiker uit de apparatuur kunnen worden genomen, worden door de eindgebruiker uit de apparatuur genomen en verwijderd overeenkomstig lid 1.

4.In voertuigen of apparaten ingebouwde afgedankte batterijen die daar niet eenvoudig door de eindgebruiker uit kunnen worden genomen, worden in voorkomend geval door de eindgebruiker verwijderd overeenkomstig de Richtlijnen 2000/53/EG en 2012/19/EU.

Artikel 52
Verplichtingen van verwerkingsinrichtingen

Exploitanten van afvalverwerkingsinrichtingen die onderworpen zijn aan de Richtlijnen 2000/53/EG en 2012/19/EU overhandigen afgedankte batterijen die voortkomen uit de verwerking van autowrakken en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur aan de producenten van de desbetreffende batterijen of, waar van toepassing, aan de overeenkomstig artikel 47, lid 2, van deze verordening aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, of aan afvalverwerkers met het oog op de verwerking en recycling ervan overeenkomstig de eisen in artikel 56 van deze verordening. De exploitanten van afvalverwerkingsinrichtingen houden een register van deze transacties bij.

Artikel 53
Deelname van overheidsinstanties voor afvalbeheer

1.Afgedankte batterijen afkomstig van particuliere, niet-commerciële gebruikers mogen worden verwijderd in door overheidsinstanties voor afvalbeheer ingestelde afzonderlijke inzamelpunten.

2.Overheidsinstanties voor afvalbeheer overhandigen ingezamelde afgedankte batterijen aan de producenten of, waar van toepassing, aan de overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, of aan afvalverwerkers met het oog op de verwerking en recycling ervan overeenkomstig de eisen in artikel 56 of zij staan zelf in voor de verwerking en recycling overeenkomstig de eisen in artikel 56. 

Artikel 54
Deelname van vrijwillige-inzamelpunten

Vrijwillige-inzamelpunten voor draagbare batterijenoverhandigen afgedankte draagbare batterijen aan de producenten van draagbare batterijen of aan derden die namens hen optreden, waaronder de organisaties voor producentenverantwoordelijkheid, of aan afvalverwerkers met het oog op de verwerking en recycling ervan overeenkomstig de eisen in artikel 56.

Artikel 55
Inzamelingspercentages voor afgedankte draagbare batterijen

1.De lidstaten verwezenlijken de volgende minimale inzamelingsdoelstellingen voor afgedankte draagbare batterijen, met uitzondering van afgedankte batterijen voor lichte vervoermiddelen:

a)45 % uiterlijk op 31 december 2023;

b)65 % uiterlijk op 31 december 2025;

c)70 % uiterlijk op 31 december 2030.

2.De lidstaten berekenen de in lid 1 vastgestelde inzamelingspercentages overeenkomstig de in bijlage XI vastgestelde methode.

3.De Commissie evalueert uiterlijk op 31 december 2030 de in lid 1, punt c), vastgestelde doelstelling en overweegt in het kader van die evaluatie om een inzamelingsdoelstelling vast te stellen voor batterijen voor lichte vervoermiddelen, gelet op de ontwikkeling van het marktaandeel, als afzonderlijke doelstelling dan wel als onderdeel van de in lid 1,punt c), en de in artikel 48, lid 4, bedoelde evaluatie van de doelstelling. Bij die evaluatie kan tevens worden overwogen om een methode in te voeren voor de berekening van het percentage gescheiden inzameling om de hoeveelheid afgedankte batterijen die kunnen worden ingezameld te weerspiegelen. Daartoe dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over het resultaat van de evaluatie, dat zo nodig vergezeld gaat van een passend wetgevingsvoorstel.

4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in bijlage XI vastgestelde methode voor de berekening van het inzamelingspercentage voor draagbare batterijen te wijzigen.

Artikel 56
Verwerking en recycling

1.Ingezamelde afgedankte batterijen mogen niet worden gestort of verbrand.

2.Onverminderd Richtlijn 2010/75/EU zorgen inrichtingen met een vergunning ervoor dat alle verwerkings- en recyclingprocessen voor afgedankte batterijen ten minste voldoen aan deel A van bijlage XII en stroken met de beste beschikbare technieken zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 10, van Richtlijn 2010/75/EU.

3.Naast artikel 51, lid 3, geldt dat batterijen die worden ingezameld terwijl zij nog steeds zijn ingebouwd in een afgedankt apparaat, uit dat apparaat worden verwijderd overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 2012/19/EU.

4.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in deel A van bijlage XII vastgestelde voorschriften voor de verwerking en recycling van afgedankte batterijen te wijzigen gelet op de technische en wetenschappelijke vooruitgang en opkomende nieuwe technologieën op het gebied van afvalbeheer.

Artikel 57
Recyclingrendementen en doelstellingen voor materiaalterugwinning

1.Alle ingezamelde afgedankte batterijen moeten aan een recyclingproces worden onderworpen.

2.Recyclers zorgen ervoor dat elk recyclingproces de minimale recyclingrendementen en de niveaus van teruggewonnen materialen haalt die zijn vastgelegd in respectievelijk deel B en deel C van bijlage XII.

3.De in de delen B en C van bijlage XII vastgelegde recyclingrendementen en terugwinning van materialen worden berekend overeenkomstig de regels die zijn vastgelegd in een uit hoofde van lid 4 vastgestelde uitvoeringshandeling.

4.De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2023 een uitvoeringshandeling vast teneinde nadere regels vast te stellen voor de berekening en controle van de recyclingrendementen en de terugwinning van materialen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in bijlage XII, delen B en C, vastgestelde minimumgehalten van teruggewonnen materialen voor afgedankte batterijen te wijzigen gelet op de technische en wetenschappelijke vooruitgang en opkomende nieuwe technologieën op het gebied van afvalbeheer.

Artikel 58
Overbrenging van afgedankte batterijen

1.De verwerking en recycling mag buiten de betrokken lidstaat of buiten de Unie gebeuren voor zover de overbrenging van afgedankte batterijen strookt met Verordening (EG) nr. 1013/2006 en Verordening (EG) nr. 1418/2007.

2.Afgedankte batterijen die overeenkomstig lid 1 uit de Unie worden uitgevoerd, worden slechts meegerekend voor de nakoming van de in de artikelen 56 en 57 vastgestelde verplichtingen, rendementen en doelstellingen als de recycler of een andere houder van afvalstoffen die de afgedankte batterijen uitvoert voor verwerking en recycling kan aantonen dat de verwerking heeft plaatsgevonden onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de eisen van deze verordening.

3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 73 een gedelegeerde handeling vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van nadere regels ter aanvulling op de regels in lid 2 van dit artikel, middels de vaststelling van de criteria voor de beoordeling van gelijkwaardige voorwaarden.

Artikel 59
Eisen met betrekking tot de herbestemming en herproductie van industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen

1.Onafhankelijke marktdeelnemers krijgen onder gelijke voorwaarden toegang tot het batterijmanagementsysteem van oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag met een capaciteit van meer dan 2 kWh, voor het beoordelen en bepalen van de conditie en de resterende levensduur van de batterijen, volgens de in bijlage VII vastgestelde parameters.

2.Onafhankelijke marktdeelnemers die herbestemmings- of herproductieactiviteiten verrichten, krijgen onder gelijke voorwaarden passende toegang tot de informatie die relevant is voor het behandelen en testen van oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen of van apparatuur en voertuigen waarin dergelijke batterijen zijn ingebouwd, evenals onderdelen van dergelijke batterijen, apparatuur of voertuigen, ook met betrekking tot veiligheidsaspecten.

3.Marktdeelnemers die herbestemmings- of herproductieactiviteiten voor batterijen verrichten, moeten waarborgen dat het onderzoek, de beproeving van de prestaties, het verpakken en overbrengen van batterijen en hun onderdelen volgens passende kwaliteitsborgings- en veiligheidsinstructies verlopen.

4.Marktdeelnemers die herbestemmings- of herproductieactiviteiten voor batterijen verrichten, moeten waarborgen dat de herbestemde of gereviseerde batterij voldoet aan de bepalingen in deze verordening, de toepasselijke product- en milieuvereisten en de voorschriften ter bescherming van de menselijke gezondheid in andere regelgeving en technische eisen voor het specifieke gebruik ervan wanneer zij in de handel wordt gebracht.

Een herbestemde of gereviseerde batterij mag niet worden onderworpen aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 7, leden 1 tot en met 3, artikel 8, leden 1 tot en met 3, artikel 10, leden 1 en 2, en artikel 39, lid 1, indien de marktdeelnemer die een herbestemde of gereviseerde batterij in de handel brengt kan aantonen dat de batterij, voorafgaande aan de herbestemming of herproductie in de handel is gebracht vóór de krachtens deze artikelen geldende datum van inwerkingtreding van die verplichtingen.

5.Teneinde te documenteren dat een afgedankte batterij na herbestemming of herproductie niet langer afval is, toont de houder van de batterij op verzoek van een bevoegde autoriteit het volgende aan:

a)een bewijs van de in een lidstaat uitgevoerde beoordeling of test van de conditie van de batterij, in de vorm van een kopie van het document waarin wordt bevestigd dat de herbestemde of gereviseerde batterij de voor het gebruik relevante prestaties kan leveren;

b)het verdere gebruik van de batterij na herbestemming of herproductie, gedocumenteerd door middel van een factuur of overeenkomst voor de verkoop of eigendomsoverdracht van de batterij;

c)bewijs van passende bescherming tegen beschadiging tijdens het vervoer en het in- en uitladen, onder meer door voldoende verpakking en passende stapeling van de lading.

6.De in lid 4 en lid 5, punt a), bedoelde informatie wordt onder gelijke voorwaarden beschikbaar gesteld voor eindgebruikers en derden die namens hen optreden, als onderdeel van de technische documentatie waarvan de herbestemde of gereviseerde batterij vergezeld gaat wanneer zij in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen.

7.De informatieverstrekking overeenkomstig de leden 1, 2, 5 en 6, laat de bescherming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie volgens de desbetreffende nationale en Uniewetgeving onverlet.

8.De Commissie is bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen teneinde nadere technische voorschriften vast te stellen waaraan batterijen moeten voldoen om niet langer als afval te worden beschouwd, alsook voorschriften voor de gegevens en methode om de conditie van de batterijen te schatten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 60
Informatie in de eindfase van de levenscyclus

1.Producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, stellen de volgende informatie over het voorkomen en beheren van afgedankte batterijen beschikbaar voor eindgebruikers en distributeurs voor de batterijtypen die de producenten op het grondgebied van een lidstaat leveren:

a)de bijdrage van eindgebruikers aan afvalpreventie, onder meer door middel van informatie over goede praktijken voor het gebruik van batterijen die erop gericht zijn de levensduur van de batterijen te verlengen en de mogelijkheden om voorbereidingen te treffen voor het hergebruik te vergroten;

b)de rol van eindgebruikers in de gescheiden inzameling van afgedankte batterijen overeenkomstig hun verplichtingen uit hoofde van artikel 51, teneinde de verwerking en recycling van batterijen mogelijk te maken;

c)de gescheiden inzameling, de voorbereiding voor hergebruik en de beschikbare recyclingsystemen voor afgedankte batterijen;

d)de nodige veiligheidsinstructies voor de behandeling van afgedankte batterijen, onder meer met betrekking tot de risico’s van batterijen die lithium bevatten en de omgang met dergelijke batterijen;

e)de betekenis van de etiketten, markeringen en pictogrammen op batterijen of op de verpakking;

f)de effecten van stoffen in batterijen op het milieu en op de menselijke gezondheid, met inbegrip van de effecten vanwege ongepaste verwijdering van afgedankte batterijen, bijvoorbeeld als zwerfvuil of als ongesorteerd stedelijk afval.

Die informatie

a)wordt voor elk model regelmatig beschikbaar gesteld vanaf het moment waarop het betrokken batterijmodel voor het eerst in een lidstaat op de markt wordt aangeboden, en wel ten minste op een zichtbare manier in het verkooppunt en via onlinemarktplaatsen;

b)wordt verstrekt in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal die de consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen.

2.Producenten stellen informatie over de veiligheids- en beschermingsmaatregelen voor de opslag en inzameling van afgedankte batterijen, ook met betrekking tot de veiligheid op het werk, beschikbaar voor distributeurs en marktdeelnemers zoals bedoeld in de artikelen 50, 52 en 53 en voor andere afvalverwerkers die activiteiten op het gebied van reparatie, herproductie, voorbereiding voor hergebruik, verwerking en recycling uitvoeren.

3.Vanaf het tijdstip waarop een batterijmodel op het grondgebied van een lidstaat wordt geleverd, stellen producenten de volgende informatie voor het specifieke batterijmodel met betrekking tot de correcte en milieuverantwoorde behandeling van afgedankte batterijen, op verzoek en elektronisch, beschikbaar voor afvalverwerkers die activiteiten op het gebied van reparatie, herproductie, voorbereiding voor hergebruik, verwerking en recycling uitvoeren, voor zover deze afvalverwerkers die informatie nodig hebben om hun activiteiten te kunnen uitvoeren:

a)de processen om te waarborgen dat voertuigen en apparatuur zodanig worden gedemonteerd dat de ingebouwde batterijen kunnen worden verwijderd;

b)de veiligheids- en beschermingsmaatregelen, ook met betrekking tot de veiligheid op het werk, die gelden voor de processen voor de opslag, het vervoer, de verwerking en de recycling van afgedankte batterijen.

In die informatie worden de onderdelen en materialen geïdentificeerd, alsook waar alle gevaarlijke stoffen in een batterij zich bevinden, voor zover dat voor de marktdeelnemers die activiteiten op het gebied van reparatie, herproductie, voorbereiding voor hergebruik, verwerking en recycling uitvoeren noodzakelijk is om aan de eisen van deze verordening te voldoen.

Die informatie wordt verstrekt in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal die de in de eerste alinea vermelde marktdeelnemers gemakkelijk kunnen begrijpen.

4.Distributeurs die batterijen leveren aan eindgebruikers verstrekken de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie in hun verkooppunten, op zichtbare wijze, en via hun onlinemarktplaatsen, en verstrekken tevens informatie over hoe de eindgebruikers afgedankte batterijen kosteloos kunnen inleveren bij de respectieve inzamelpunten die in de verkooppunten of namens een marktplaats zijn ingesteld. Die verplichting is beperkt tot de batterijtypen die de distributeur of detailhandelaar als nieuwe batterijen in zijn aanbod heeft of had.

5.De kosten die uit hoofde van artikel 47, lid 1, punt e), door de producent worden gedragen, worden afzonderlijk aan de eindgebruiker aangegeven in het verkooppunt waar een nieuwe batterij wordt verkocht. De vermelde kosten liggen niet hoger dan de beste raming van de reële kosten.

6.Wanneer informatie uit hoofde van dit artikel openbaar beschikbaar wordt gesteld voor eindgebruikers, wordt de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie volgens de desbetreffende nationale en Uniewetgeving beschermd.

Artikel 61
Rapportage aan de bevoegde autoriteiten

1.Producenten van draagbare batterijen of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, rapporteren voor elk kalenderjaar de volgende informatie aan de bevoegde autoriteit, naargelang van de chemische samenstelling van de batterijen, onder vermelding van de hoeveelheid batterijen voor lichte vervoermiddelen:

a)de hoeveelheid batterijen die voor het eerst op de markt werden aangeboden op het grondgebied van een lidstaat, met uitzondering van draagbare batterijen die het grondgebied van die lidstaat dat jaar hebben verlaten voordat zij aan eindgebruikers werden verkocht;

b)de hoeveelheid overeenkomstig artikel 48 ingezamelde afgedankte draagbare batterijen, berekend op basis van de in bijlage XI vastgestelde methode;

c)de inzamelingsdoelstelling die werd bereikt door de producent of de organisatie voor producentenverantwoordelijkheid die optreedt namens haar leden;

d)de hoeveelheid ingezamelde afgedankte draagbare batterijen die voor verwerking en recycling aan inrichtingen met een vergunning is geleverd.

Wanneer andere afvalverwerkers dan producenten of, waar van toepassing, overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden afgedankte draagbare batterijen inzamelen bij distributeurs of andere inzamelpunten voor afgedankte draagbare batterijen, rapporteren zij voor elk kalenderjaar de hoeveelheid ingezamelde afgedankte draagbare batterijen aan de bevoegde autoriteit, op basis van de chemische samenstelling van de batterijen en onder vermelding van de hoeveelheid batterijen voor lichte vervoermiddelen.

De in de eerste en tweede alinea bedoelde marktdeelnemers rapporteren deze gegevens binnen vier maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor zij zijn verzameld. De eerste verslagperiode bestrijkt het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling tot vaststelling van het format voor rapportage aan de Commissie overeenkomstig artikel 62, lid 6.

De bevoegde autoriteiten stellen vast volgens welk format en welke procedures de gegevens aan hen worden gerapporteerd.

2.Producenten van autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen of, waar van toepassing, de overeenkomstig artikel 47, lid 2, aangestelde organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, rapporteren voor elk kalenderjaar de volgende informatie aan de bevoegde autoriteit, naargelang van de chemische samenstelling van de batterijen en batterijtypen:

a)de hoeveelheid autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen die voor het eerst op de markt werden aangeboden op het grondgebied van een lidstaat, met uitzondering van batterijen die het grondgebied van die lidstaat dat jaar hebben verlaten voordat zij aan eindgebruikers werden verkocht;

b)de hoeveelheid afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen die is ingezameld en voor verwerking en recycling aan inrichtingen met een vergunning is geleverd.

3.Wanneer afvalverwerkers afgedankte batterijen inzamelen bij distributeurs of andere inzamelpunten voor afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen of bij eindgebruikers, rapporteren zij voor elk kalenderjaar de volgende informatie aan de bevoegde autoriteit, op basis van de chemische samenstelling van de batterijen en de batterijtypen:

a)de hoeveelheid ingezamelde afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen;

b)de hoeveelheid afgedankte autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen die voor verwerking en recycling aan inrichtingen met een vergunning is geleverd.

De in dit lid bedoelde marktdeelnemers rapporteren deze gegevens binnen vier maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor zij zijn verzameld. De eerste verslagperiode bestrijkt het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling tot vaststelling van het format voor rapportage aan de Commissie overeenkomstig artikel 62, lid 5.

De bevoegde autoriteiten zetten een elektronisch systeem op waarlangs gegevens aan hen worden gerapporteerd en zij specificeren welke formats moeten worden gebruikt. Door de bevoegde autoriteiten opgezette elektronische systemen voor de rapportage van informatie zijn verenigbaar en interoperabel met de eisen voor het overeenkomstig artikel 64 opgezette systeem voor informatie-uitwisseling.

4.De in lid 1, punten a) en b), bedoelde gegevens hebben tevens betrekking op in voertuigen en apparatuur ingebouwde batterijen en op afgedankte batterijen die overeenkomstig artikel 52 uit die voertuigen en apparatuur zijn verwijderd.

5.Afvalverwerkers die instaan voor de verwerking en recyclers rapporteren voor elk kalenderjaar de volgende informatie aan de bevoegde autoriteiten:

a)de hoeveelheid afgedankte batterijen die zij hebben ontvangen voor verwerking en recycling;

b)de hoeveelheid afgedankte batterijen die in het recyclingproces terechtkomt;

c)informatie over de recyclingrendementen en de niveaus van uit afgedankte batterijen teruggewonnen materialen.

De rapportage over de recyclingrendementen en de niveaus van teruggewonnen materialen behelst alle afzonderlijke stappen van de recycling en alle outputfracties die daarbij geproduceerd worden. Als een recyclingproces in meer dan één inrichting wordt uitgevoerd, is de eerste recycler verantwoordelijk voor het verzamelen van de informatie en het rapporteren van die informatie aan de bevoegde autoriteiten.

Recyclers rapporteren deze gegevens binnen vier maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor zij zijn verzameld. De eerste verslagperiode bestrijkt het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling tot vaststelling van het format voor rapportage aan de Commissie overeenkomstig artikel 62, lid 6.

6.Wanneer andere dan de in lid 4 bedoelde houders van afvalstoffen batterijen uitvoeren voor verwerking en recycling, rapporteren zij de gegevens voor de hoeveelheid gescheiden ingezamelde afgedankte batterijen die werd uitgevoerd voor verwerking en recycling en de in lid 4, punten b) en c), bedoelde gegevens aan de bevoegde autoriteiten binnen vier maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor de gegevens zijn verzameld.

Artikel 62
Rapportage aan de Commissie

1.De lidstaten maken voor elk kalenderjaar de volgende informatie over draagbare batterijen, autobatterijen, industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen in geaggregeerde vorm openbaar op basis van de batterijtypen en de chemische samenstelling van de batterijen en, voor draagbare batterijen, met afzonderlijke vermelding van batterijen voor lichte vervoermiddelen:

a)de hoeveelheid batterijen die voor het eerst op de markt werden aangeboden op het grondgebied van een lidstaat, met uitzondering van batterijen die het grondgebied van die lidstaat dat jaar hebben verlaten voordat zij aan eindgebruikers werden verkocht;

b)de hoeveelheid overeenkomstig de artikelen 48 en 49 ingezamelde afgedankte batterijen, berekend op basis van de in bijlage XI vastgestelde methode;

c)de waarden van de bereikte recyclingrendementen zoals bedoeld in bijlage XII, deel B, en de waarden van de bereikte materiaalterugwinning zoals bedoeld in bijlage XII, deel C.

De lidstaten stellen deze gegevens ter beschikking binnen 18 maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor zij zijn verzameld. Zij maken die informatie elektronisch openbaar in het door de Commissie overeenkomstig lid 6 vastgestelde format, met behulp van vlot toegankelijke gegevensdiensten die interoperabel zijn met het uit hoofde van artikel 64 opgezette systeem. De gegevens zijn machineleesbaar, sorteerbaar en doorzoekbaar en voldoen aan open normen voor gebruik door derden. De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte wanneer de in de eerste alinea bedoelde gegevens beschikbaar zijn gesteld.

De eerste verslagperiode bestrijkt het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling tot vaststelling van het format voor rapportage overeenkomstig lid 6.

Als aanvulling op de verplichtingen uit hoofde van de Richtlijnen 2000/53/EG en 2012/19/EU hebben de in lid 1, punten a) en b), bedoelde gegevens tevens betrekking op in voertuigen en apparatuur ingebouwde batterijen en op afgedankte batterijen die overeenkomstig artikel 52 uit die voertuigen en apparatuur zijn verwijderd.

2.De rapportage over de recyclingrendementen en de niveaus van teruggewonnen materialen zoals bedoeld in lid 1 behelst alle afzonderlijke stappen van de recycling en alle outputfracties die daarbij geproduceerd worden.

3.De overeenkomstig dit artikel door de lidstaten beschikbaar gestelde gegevens gaan vergezeld van een kwaliteitscontroleverslag. Die informatie wordt gerapporteerd in het format dat de Commissie in overeenstemming met lid 6 vaststelt.

4.De Commissie verzamelt en evalueert de informatie die overeenkomstig dit artikel beschikbaar wordt gesteld. De Commissie publiceert een verslag waarin de manier waarop de verzameling van de gegevens wordt georganiseerd, de gegevensbronnen en de in de lidstaten gebruikte methode, alsook de volledigheid, betrouwbaarheid, tijdigheid en consistentie van die gegevens worden beoordeeld. De beoordeling kan specifieke aanbevelingen voor verbetering omvatten. Het verslag wordt opgesteld na de eerste rapportage van de gegevens door de lidstaten en vervolgens om de vier jaar.

5.De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2023 uitvoeringshandelingen vast betreffende het format voor de gegevens en informatie die aan de Commissie moeten worden gerapporteerd, evenals verificatiemethoden en operationele omstandigheden voor de toepassing van de leden 1 en 4. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 63
Toepassing van hoofdstuk VII

Hoofdstuk VII is van toepassing met ingang van 1 juli 2023.

Hoofdstuk VIII
Elektronische uitwisseling van informatie

Artikel 64
Elektronisch uitwisselingssysteem

1.De Commissie zet uiterlijk op 1 januari 2026 het elektronische systeem voor de uitwisseling van batterij-informatie op (“het systeem”).

2.Het systeem bevat de informatie en gegevens over oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen met interne opslag en een capaciteit van meer dan 2 kWh, zoals vastgesteld in bijlage XIII. Deze informatie en gegevens zijn sorteerbaar en doorzoekbaar, met inachtneming van open normen voor gebruik door derden.

3.De marktdeelnemers die een oplaadbare industriële batterij of een batterij voor elektrische voertuigen met interne opslag in de handel brengen, stellen de in lid 2 bedoelde informatie elektronisch beschikbaar in machineleesbare vorm, met behulp van interoperabele en vlot toegankelijke gegevensdiensten, in het overeenkomstig lid 5 vastgestelde format.

4.Na een evaluatie overeenkomstig artikel 62, lid 5, publiceert de Commissie de in artikel 62, lid 1, bedoelde informatie en de in artikel 62, lid 5, bedoelde beoordeling via het systeem.

5.De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2024 uitvoeringshandelingen vast met het oog op de vaststelling van:

a)de architectuur van het systeem;

b)het format waarin de in lid 2 bedoelde gegevens en informatie beschikbaar worden gesteld;

c)de regels voor het raadplegen, delen, beheren, verkennen, publiceren en hergebruiken van de informatie en gegevens in het systeem.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 65
Batterijpaspoort

1.Uiterlijk op 1 januari 2026 beschikt elke industriële batterij en elke batterij voor elektrische voertuigen die in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen en die een capaciteit van meer dan 2 kWh heeft over een elektronisch dossier (“batterijpaspoort”).

2.Het batterijpaspoort is uniek voor elke individuele batterij zoals bedoeld in lid 1 en wordt geïdentificeerd aan de hand van een unieke identificatiecode die de marktdeelnemer die de batterij in de handel brengt aan de batterij toewijst en die op de batterij wordt gedrukt of gegraveerd.

3.Het batterijpaspoort wordt gekoppeld aan de informatie over de basiskenmerken van elk batterijtype en -model die is opgeslagen in de gegevensbronnen van het overeenkomstig artikel 64 opgezette systeem. De marktdeelnemer die een industriële batterij of een batterij voor elektrische voertuigen in de handel brengt, zorgt ervoor dat de in het batterijpaspoort opgenomen gegevens nauwkeurig, volledig en actueel zijn.

4.Het batterijpaspoort is online toegankelijk via elektronische systemen die interoperabel zijn met het overeenkomstig artikel 64 opgezette systeem.

5.Het batterijpaspoort maakt het mogelijk om informatie over de waarden voor de in artikel 10, lid 1, bedoelde prestatie- en degelijkheidsparameters te raadplegen wanneer de batterij in de handel wordt gebracht en wanneer de status ervan wordt gewijzigd.

6.Wanneer de statuswijziging het gevolg is van reparatie- of herbestemmingsactiviteiten wordt de verantwoordelijkheid voor het batterijdossier in het batterijpaspoort overgedragen aan de marktdeelnemer die wordt geacht de industriële batterij of de batterij voor elektrische voertuigen in de handel te brengen of in gebruik te nemen.

7.De Commissie is bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot de regels voor het raadplegen, delen, beheren, verkennen, publiceren en hergebruiken van de via het batterijpaspoort toegankelijke informatie en gegevens.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Hoofdstuk IX
Markttoezicht van de Unie, controle van batterijen die de markt van de Unie binnenkomen en vrijwaringsprocedure van de Unie

Artikel 66
Procedure op nationaal niveau voor batterijen die een risico vormen

1.Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat voldoende redenen hebben om aan te nemen dat een batterij die onder deze verordening valt een risico inhoudt voor de menselijke gezondheid of de veiligheid van personen, eigendommen of het milieu, voeren zij een beoordeling van de betrokken batterij uit in het licht van alle relevante in deze verordening vastgestelde eisen.

Wanneer de markttoezichtautoriteiten bij de in de eerste alinea bedoelde beoordeling vaststellen dat de batterij niet aan de eisen van deze verordening voldoet, verlangen zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat die alle passende corrigerende maatregelen neemt om de batterij met deze eisen conform te maken of ze binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het in de eerste alinea bedoelde risico, uit de handel te nemen of terug te roepen.

De markttoezichtautoriteiten brengen de desbetreffende aangemelde instantie hiervan op de hoogte.

2.Wanneer de markttoezichtautoriteiten van mening zijn dat de non-conformiteit niet tot hun nationale grondgebied beperkt is, brengen zij de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van de resultaten van de beoordeling en van de maatregelen die zij van de marktdeelnemer hebben verlangd.

3.De marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle passende corrigerende maatregelen worden genomen ten aanzien van alle betrokken batterijen die de marktdeelnemer in de Unie op de markt heeft aangeboden.

4.Wanneer de desbetreffende marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om het op hun nationale markt aanbieden van de batterijen te verbieden of te beperken, dan wel de batterijen in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

De markttoezichtautoriteiten brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van die maatregelen op de hoogte.

5.De in lid 4, tweede alinea, bedoelde informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om de non-conforme batterij te identificeren en om de oorsprong van de batterij, de aard van de vermeende non-conformiteit en van het risico, en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen, evenals de argumenten die door de desbetreffende marktdeelnemer worden aangevoerd. De markttoezichtautoriteiten vermelden met name of de non-conformiteit een van de volgende redenen heeft:

a)de batterij voldoet niet aan de in hoofdstuk II of III van deze verordening beschreven eisen;

b)een leemte in de in artikel 15 bedoelde geharmoniseerde normen;

c)een leemte in de in artikel 16 bedoelde gemeenschappelijke specificaties.

6.De andere lidstaten dan die welke de procedure uit hoofde van dit artikel in gang heeft gezet, brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van door hen genomen maatregelen en van aanvullende informatie over de non-conformiteit van de batterij waarover zij beschikken, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de aangemelde nationale maatregel.

7.Indien binnen drie maanden na de ontvangst van de in lid 4, tweede alinea, bedoelde informatie geen bezwaar tegen een voorlopige maatregel van een lidstaat is ingebracht door een lidstaat of de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn.

8.De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de betrokken batterij onmiddellijk de passende beperkende maatregelen worden genomen, zoals het uit de handel nemen van de batterij op hun markt.

Artikel 67
Vrijwaringsprocedure van de Unie

1.Indien na voltooiing van de procedure in artikel 66, leden 3 en 4, bezwaren tegen een maatregel van een lidstaat worden ingebracht of de Commissie van mening is dat de nationale maatregel in strijd is met de wetgeving van de Unie, treedt de Commissie onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en voert zij een evaluatie van de nationale maatregel uit. Aan de hand van die evaluatie besluit de Commissie middels een uitvoeringshandeling of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.

Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) er onverwijld van op de hoogte.

Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om de non-conforme batterij uit de handel te nemen, en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat die maatregel in.

3.Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de niet-conformiteit van de batterij wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de geharmoniseerde normen als bedoeld in artikel 15 van deze verordening, past de Commissie de in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 bedoelde procedure toe.

Artikel 68
Conforme batterijen die een risico vormen

1.Wanneer een lidstaat na uitvoering van een beoordeling overeenkomstig artikel 67, lid 1, vaststelt dat een batterij die conform de eisen in de hoofdstukken II en III is, maar toch een risico voor de menselijke gezondheid of de veiligheid van personen of voor de bescherming van eigendommen of het milieu meebrengt, verlangt deze lidstaat van de desbetreffende marktdeelnemer dat hij alle passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de batterij dat risico niet meer meebrengt wanneer zij in de handel wordt gebracht, of om de batterij binnen een redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, uit de handel te nemen of terug te roepen.

2.Marktdeelnemers zorgen ervoor dat alle door hen genomen corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken batterijen die zij in de Unie op de markt hebben aangeboden.

3.De lidstaat brengt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk daarvan op de hoogte. Die informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om de batterijen te identificeren en om de oorsprong en de toeleveringsketen van de batterij, de aard van het risico en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen.

4.De Commissie treedt onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en beoordeelt de nationale maatregelen die zijn genomen. Aan de hand van de uitkomsten van die beoordeling stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast in de vorm van een besluit waarin is bepaald of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is, en gelast zij zo nodig passende maatregelen.

5.Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

6.Om gemotiveerde dwingende redenen van urgentie met betrekking tot de bescherming van de menselijke gezondheid en de veiligheid van personen en met betrekking tot de bescherming van eigendommen of het milieu stelt de Commissie een onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandeling vast overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde procedure.

7.De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) er onmiddellijk van op de hoogte.

Artikel 69
Overige non-conformiteit

1.Onverminderd artikel 66 geldt dat wanneer een lidstaat vaststelt dat een batterij die buiten de werkingssfeer van artikel 68 valt niet conform deze verordening is of dat een marktdeelnemer een in deze verordening vastgestelde verplichting niet is nagekomen, die lidstaat van de desbetreffende marktdeelnemer verlangt dat die een einde maakt aan de non-conformiteit. Voorbeelden van dergelijke non-conformiteit zijn:

a)de CE-markering is in strijd met artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008 of met artikel 20 van de onderhavige verordening aangebracht;

b) de CE-markering is niet aangebracht;

c)het identificatienummer van de aangemelde instantie die betrokken is bij de productiecontrolefase is in strijd met artikel 20 aangebracht of is niet aangebracht;

d)de EU-conformiteitsverklaring is niet of niet correct opgesteld;

e)de EU-conformiteitsverklaring is niet toegankelijk via de QR-code op de batterij;

f)de technische documentatie is niet beschikbaar, niet volledig of bevat fouten;

g)de in artikel 38, leden 7, 9 en 10, of artikel 41, leden 3 en 4, bedoelde informatie ontbreekt, is verkeerd of onvolledig of is, in het geval van gebruiksaanwijzingen, niet vertaald naar een taal die wordt aanvaard door de lidstaten waar de batterij in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden;

h)er is niet voldaan aan andere administratieve eisen uit artikel 38 of artikel 40;

i)de in artikel 12 vastgestelde eisen voor het veilige gebruik en het gebruik van batterijsystemen voor stationaire energieopslag zijn niet nageleefd;

j)er is niet voldaan aan de in hoofdstuk II, artikelen 6 tot en met 12, vastgestelde duurzaamheids- en veiligheidseisen en aan de in hoofdstuk III, artikelen 13 en 14, vastgestelde etiketterings- en informatievereisten;

k)er is niet voldaan aan de eisen inzake een beleid van passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen in artikel 39.

2.Wanneer de marktdeelnemer de in lid 1, punt k), bedoelde non-conformiteit niet beëindigt, wordt een aanmaning in verband met het treffen van corrigerende maatregelen gegeven.

3.Wanneer de in lid 1 bedoelde non-conformiteit voortduurt, neemt de betrokken lidstaat alle passende maatregelen om het op de markt aanbieden van de batterij te beperken of te verbieden, of de batterij terug te roepen of uit de handel te nemen. In het geval van de in lid 1, punt k), bedoelde non-conformiteit, is dit lid van toepassing als laatste redmiddel indien de non-conformiteit ernstig is en blijft voortduren na het geven van een aanmaning in verband met het treffen van corrigerende maatregelen als bedoeld in lid 2.

Hoofdstuk X
Groene overheidsopdrachten, procedure voor de wijziging van beperkingen op gevaarlijke stoffen en de erkenning door de Commissie van regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen

Artikel 70
Groene overheidsopdrachten

1.Aanbestedende diensten zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2014/24/EU of artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU, of aanbestedende instanties zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU houden bij de aankoop van batterijen of producten die batterijen bevatten in situaties die onder die richtlijnen vallen rekening met de milieueffecten van batterijen gedurende hun levenscyclus om ervoor te zorgen dat dergelijke effecten van de aangekochte batterijen tot een minimum worden beperkt.

2.De verplichting in lid 1 geldt voor alle overeenkomsten die door aanbestedende diensten of aanbestedende instanties worden gesloten voor de aankoop van batterijen of producten die batterijen bevatten en betekent dat deze aanbestedende diensten en aanbestedende instanties verplicht zijn technische specificaties en gunningscriteria op basis van de artikelen 7 tot en met 10 op te nemen teneinde te waarborgen dat een product wordt gekozen uit een aantal producten met aanzienlijk lagere milieueffecten gedurende hun levenscyclus.

3.De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2026 overeenkomstig artikel 73 gedelegeerde handelingen vast om deze verordening aan te vullen door minimale verplichte criteria of streefdoelen voor groene overheidsopdrachten vast te stellen op basis van de eisen in de artikelen 7 tot en met 10.

Artikel 71
Procedures voor het wijzigen van beperkingen op gevaarlijke stoffen

1.Indien de Commissie van oordeel is dat het gebruik van een stof bij de vervaardiging van batterijen of de aanwezigheid van een stof in de batterijen wanneer zij in de handel worden gebracht of tijdens de latere fasen van de levenscyclus, waaronder de afvalfase, een risico voor de menselijke gezondheid of voor het milieu met zich meebrengt dat niet afdoende wordt beheerst en dat op Unieniveau moet worden aangepakt, verzoekt zij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het Agentschap”) een dossier samen te stellen overeenkomstig de voorschriften van deel II, punt 3, van bijlage XV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 (“beperkingsdossier”). Het beperkingsdossier bevat een sociaaleconomische beoordeling, met inbegrip van een analyse van alternatieven.

2.Het Agentschap maakt onverwijld het voornemen van de Commissie bekend om een dergelijke procedure voor een beperking ten aanzien van een stof gedurende de gehele levensduur in te leiden, en stelt de betrokken belanghebbenden daarvan op de hoogte.

3.Indien uit het door het Agentschap uit hoofde van lid 1 samengestelde beperkingsdossier blijkt dat er maatregelen op Unieniveau nodig zijn, stelt het Agentschap binnen twaalf maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie in de zin van lid 1 beperkingen voor teneinde de in de leden 4 tot en met 14 beschreven procedure voor beperkingen op gang te brengen.

4.Het Agentschap maakt het beperkingsdossier onverwijld openbaar op zijn website, inclusief de uit hoofde van de lid 3 voorgestelde beperkingen, waarbij de publicatiedatum duidelijk wordt vermeld. Het Agentschap roept alle belanghebbende partijen op binnen vier maanden na de publicatiedatum individueel of gezamenlijk opmerkingen bij het beperkingsdossier in te dienen.

5.Binnen twaalf maanden na de in lid 4 bedoelde publicatiedatum brengt het uit hoofde van artikel 76, lid 1, punt c), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgerichte Comité risicobeoordeling op grond van zijn beoordeling van de toepasselijke delen van het beperkingsdossier advies uit over de vraag of de voorgestelde beperkingen geschikt zijn om het risico voor de menselijke gezondheid en/of voor het milieu terug te dringen. In dit advies wordt rekening gehouden met het beperkingsdossier dat op verzoek van de Commissie door het Agentschap is samengesteld, en met de opmerkingen van de belanghebbende partijen als bedoeld in lid 4.

6.Binnen 15 maanden na de in lid 4 bedoelde publicatiedatum brengt het uit hoofde van artikel 76, lid 1, punt d), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgerichte Comité sociaaleconomische analyse op grond van zijn beoordeling van de toepasselijke delen van het dossier en de sociaaleconomische gevolgen advies uit over de voorgestelde beperkingen. Daaraan voorafgaand stelt het een ontwerpadvies op over de voorgestelde beperkingen en de sociaaleconomische gevolgen ervan, waarbij rekening wordt gehouden met de eventuele analysen en informatie als bedoeld in lid 4.

7.Het Agentschap publiceert het ontwerpadvies van het Comité sociaaleconomische analyse onverwijld op zijn website en roept belanghebbende partijen ertoe op uiterlijk binnen 60 dagen na de bekendmaking van het ontwerpadvies opmerkingen ter zake in te dienen.

8.Het Comité sociaaleconomische analyse keurt onverwijld zijn advies goed, waarbij het, indien passend, rekening houdt met de nadere opmerkingen die binnen de in lid 7 vastgestelde termijn zijn ontvangen. In dit advies wordt rekening gehouden met de overeenkomstig de leden 4 en 7 ingediende opmerkingen van belanghebbende partijen.

9.Wanneer het advies van het Comité risicobeoordeling aanzienlijk afwijkt van de voorgestelde beperkingen, verlengt het Agentschap de termijn voor het advies van het Comité sociaaleconomische analyse met maximaal 90 dagen.

10.Het Agentschap dient de adviezen van het Comité risicobeoordeling en het Comité sociaaleconomische analyse over beperkingen voor stoffen die worden voorgesteld op grond van het verzoek van de Commissie uit hoofde van lid 1 onverwijld bij de Commissie in. Wanneer de adviezen van het Comité risicobeoordeling en het Comité sociaaleconomische aanzienlijk afwijken van de overeenkomstig lid 3 voorgestelde beperkingen, dient het Agentschap bij de Commissie een toelichting in met een nadere verklaring voor de redenen voor die verschillen. Indien een of beide comités niet binnen de in de leden 5 en 6 gestelde termijn advies uitbrengen, stelt het Agentschap de Commissie daarvan op de hoogte, met vermelding van de redenen.

11.Het Agentschap publiceert de adviezen van de twee comités onverwijld op zijn website.

12.Het Agentschap verstrekt de Commissie op verzoek alle documenten en bewijzen die het heeft ontvangen of overwogen.

13.Indien de Commissie besluit dat aan de in artikel 6, lid 2, vastgestelde voorwaarden is voldaan, stelt zij een gedelegeerde handeling vast overeenkomstig artikel 6, lid 2. Die gedelegeerde handeling wordt onverwijld vastgesteld na ontvangst van het advies van het Comité sociaaleconomische analyse zoals bedoeld in lid 8 of na de in de leden 6 en 9 vastgestelde termijnen, al naargelang het geval, indien dat comité geen advies uitbrengt.

14.Wanneer het Comité risicobeoordeling en het Comité sociaaleconomische analyse een advies uitbrengen overeenkomstig de leden 5 en 6, maken zij gebruik van rapporteurs zoals vermeld in artikel 87 van Verordening (EG) nr. 1907/2006. De betrokken rapporteurs of co-rapporteurs, of hun werkgever, ontvangen van het Agentschap een vergoeding volgens een in de door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 76, lid 1, punt a), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 vastgestelde financiële regeling opgenomen schaal. Wanneer de betrokkenen verzuimen hun plichten te vervullen, is de uitvoerend directeur van het Agentschap gerechtigd de overeenkomst te beëindigen of op te schorten, of de vergoeding in te houden.

Artikel 72
Regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen

1.Regeringen, brancheorganisaties en groeperingen van belanghebbende organisaties die regelingen inzake zorgvuldigheidseisen hebben ontwikkeld en daarop toezicht houden (“regelinghouders”) kunnen bij de Commissie een aanvraag indienen om hun regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen door de Commissie te laten erkennen. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen om te bepalen welke informatie die aanvraag aan de Commissie moet bevatten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.Wanneer de Commissie, op basis van de overeenkomstig de eerste alinea verstrekte bewijsstukken en informatie vaststelt dat de in lid 1 bedoelde regeling inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen de marktdeelnemers in staat stelt aan de eisen in artikel 39 van deze verordening te voldoen, stelt zij een uitvoeringshandeling vast waarbij aan die regeling een erkenning van gelijkwaardigheid met de eisen van deze verordening wordt verleend. Het OESO-secretariaat wordt waar passend geraadpleegd alvorens dergelijke uitvoeringshandelingen worden vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Bij het bepalen of een regeling inzake zorgvuldigheidseisen wordt erkend, houdt de Commissie rekening met de verschillende sectorale praktijken die die regeling inhoudt, evenals met de op een risicoanalyse gebaseerde benadering en methode die in deze regeling worden gebruikt om risico’s te identificeren.

3.De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen voor de criteria en methodologie op basis waarvan de Commissie overeenkomstig lid 2 bepaalt of regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen verzekeren dat marktdeelnemers voldoen aan de eisen in artikel 39 van deze verordening. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Ook gaat de Commissie waar passend regelmatig na of erkende regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen nog steeds voldoen aan de criteria op basis waarvan besloten is overeenkomstig lid 2 een erkenning van gelijkwaardigheid te verlenen.

4.De houder van een regeling inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen waarvoor overeenkomstig lid 2 een erkenning van gelijkwaardigheid is verleend, stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van elke wijziging of actualisering van die regeling.

5.Indien er bewijs is van herhaalde of significante gevallen waarbij marktdeelnemers die een overeenkomstig lid 2 erkende regeling toepassen, niet voldoen aan de eisen in artikel 39 van deze verordening, gaat de Commissie in overleg met de houder van de erkende regeling na of deze gevallen op lacunes in de regeling wijzen.

6.Wanneer de Commissie vaststelt dat er sprake is van niet-naleving van de eisen in artikel 39 van deze verordening of lacunes in een erkende regeling inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen, kan zij de regelinghouder een passende termijn toekennen om corrigerende maatregelen te treffen.

7.Wanneer de regelinghouder de nodige corrigerende maatregelen niet treft of weigert te treffen en wanneer de Commissie heeft vastgesteld dat de in de lid 6 bedoelde niet-naleving of lacunes de in artikel 39, lid 1, bedoelde marktdeelnemer die een regeling toepast, beletten om de eisen in artikel 39 van deze verordening na te leven of wanneer herhaalde of significante gevallen van niet-naleving door marktdeelnemers die een regeling toepassen te wijten zijn aan lacunes in de regeling, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarbij de erkenning van de regeling wordt ingetrokken. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 74, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

8.De Commissie stelt een register van erkende regelingen inzake zorgvuldigheidseisen voor de toeleveringsketen op en actualiseert dit. Dat register wordt op internet openbaar gemaakt.

Hoofdstuk XI
Gedelegeerde bevoegdheden en comitéprocedure

Artikel 73
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De bevoegdheid om de in artikel 6, lid 2, artikel 7, leden 1, 2 en 3, artikel 9, lid 2, artikel 10, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 17, lid 4, artikel 27, lid 3, artikel 39, lid 8, artikel 55, lid 4, artikel 56, lid 4, artikel 57, lid 6, artikel 58, lid 3, en artikel 70, lid 2, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt met ingang van [datum waarop deze verordening in werking treedt] voor een periode van vijf jaar aan de Commissie verleend. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.De in artikel 6, lid 2, artikel 7, leden 1, 2 en 3, artikel 9, lid 2, artikel 10, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 17, lid 4, artikel 27, lid 3, artikel 39, lid 8, artikel 55, lid 4, artikel 56, lid 4, artikel 57, lid 6, artikel 58, lid 3, en artikel 70, lid 2, bedoelde delegatie van bevoegdheden kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig artikel 6, lid 2, artikel 7, leden 1, 2 en 3, artikel 9, lid 2, artikel 10, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 17, lid 4, artikel 27, lid 3, artikel 39, lid 8, artikel 55, lid 4, artikel 56, lid 4, artikel 57, lid 6, artikel 58, lid 3, en artikel 70, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.

Artikel 74
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG ingesteld comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is de derde alinea van artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, gelezen in samenhang met artikel 5 van die verordening, van toepassing.

Hoofdstuk XII
Wijzigingen
 

Artikel 75
Wijziging van Verordening (EU) 2109/1020

Verordening (EU) 2019/1020 wordt als volgt gewijzigd:

1)in artikel 4, lid 5, wordt de tekst “(EU) 2016/425(35) en (EU) 2016/426(36)” vervangen door:

“(EU) 2016/425 (*), (EU) 2016/426 (**) en [(EU) 2020/…(***)]

_____________________

*    Verordening (EU) 2016/425 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad ( PB L 81 van 31.3.2016, blz. 51 ).

**    Verordening (EU) 2016/426 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende gasverbrandingstoestellen en tot intrekking van Richtlijn 2009/142/EG ( PB L 81 van 31.3.2016, blz. 99 ).

***    [Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en afgedankte batterijen tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG (Nadere gegevens van de publicatie in het Publicatieblad in te vullen door het Publicatiebureau)]”;

2)in bijlage I, wordt het volgende punt 71 toegevoegd aan de lijst van harmonisatiewetgeving van de Unie:

“71. Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en afgedankte batterijen tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG (Nadere gegevens van de publicatie in het Publicatieblad in te vullen door het Publicatiebureau);

Hoofdstuk XIII
Slotbepalingen

Artikel 76
Sancties

De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden uitgevoerd. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld van deze regels en deze maatregelen in kennis en doen dit eveneens bij alle eventuele latere wijzigingen ervan.

Artikel 77
Evaluatie

1.De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2030 een verslag op over de uitvoering van deze verordening en de effecten ervan op het milieu en de werking van de interne markt.

2.Met inachtneming van de technische vooruitgang en de in de lidstaten opgedane praktijkervaring neemt de Commissie in haar verslag een evaluatie op van de volgende aspecten van deze verordening:

a)de in hoofdstuk II vastgestelde duurzaamheids- en veiligheidseisen;

b)de in hoofdstuk III vastgestelde etiketterings- en informatievereisten;

c)de eisen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen van de artikelen 39 en 72;

d)de maatregelen met betrekking tot het beheer van afgedankte batterijen van hoofdstuk VII.

Indien nodig gaat het verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de desbetreffende bepalingen van deze verordening.

Artikel 78
Intrekking
en overgangsbepalingen

Richtlijn 2006/66/EG wordt ingetrokken met ingang van 1 juli 2023; evenwel is het zo dat:

a)artikel 10, lid 3, artikel 12, lid 4, en artikel 12, lid 5, van toepassing blijven tot 31 december 2023, behalve wat de doorgifte van gegevens aan de Commissie betreft, die tot 31 december 2025 van toepassing blijft;

b)artikel 21, lid 2, van toepassing blijft tot 31 december 2026.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 79
Inwerkingtreding
en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s en tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad.

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

Beleidsterrein:    09 Milieu

Activiteit:    09 02 02 — Programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) — Circulaire economie en levenskwaliteit

       09 10 01 — Europees Agentschap voor chemische stoffen — Activiteiten op het gebied van wetgeving inzake de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen en in verband met de circulaire economie

       03.020101 — Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten

1.3.Het voorstel betreft 

een nieuwe actie

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 68  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en) 

De duurzaamheid van batterijen gedurende de hele levenscyclus versterken door minimale duurzaamheidseisen te stellen aan batterijen die op de interne markt van de EU in de handel worden gebracht.

De veerkracht van de toeleveringsketen van batterijen in de EU vergroten door de kringloop voor materialen te sluiten.

De sociale en milieueffecten in alle fasen van de levenscyclus van batterijen beperken.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) 

De duurzaamheid versterken.

·De productie en het in de handel brengen in de EU van hoogwaardige, performante batterijen stimuleren.

·Het potentieel op het gebied van zowel primaire als secundaire grondstoffen voor batterijen in de EU ontwikkelen en benutten, door ervoor te zorgen dat zij op een efficiënte en duurzame manier worden geproduceerd.

·Goed werkende markten voor secundaire grondstoffen en de bijbehorende industriële processen tot stand brengen.

·Innovatie stimuleren en de ontwikkeling en toepassing van technologische deskundigheid van de EU bevorderen.

De veerkracht vergroten en de kringloop voor materialen sluiten

·De EU minder afhankelijk maken van ingevoerde materialen van strategisch belang.

·Zorgen voor een passende inzameling en recycling van alle afgedankte batterijen.

De sociale en milieueffecten beperken

·Bijdragen aan een verantwoorde aankoop.

·Efficiënt gebruik van grondstoffen en gerecyclede materialen.

·Broeikasgasemissies gedurende de volledige levenscyclus van batterijen verminderen.

·De risico’s voor de menselijke gezondheid en de kwaliteit van het milieu beperken en de sociale omstandigheden voor plaatselijke gemeenschappen verbeteren.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

De voorgestelde verordening zal zorgen voor een betere afstemming op de huidige EU-benaderingen in verband met een duurzaam beheer van grondstoffen en afval, die zijn toegespitst op de optimalisering van producten en productieprocessen. Zij is erop gericht een EU-kader te ontwikkelen dat de volledige levenscyclus van batterijen bestrijkt en dat geharmoniseerde en ambitieuzere voorschriften voor batterijen, onderdelen, afgedankte batterijen en gerecyclede materialen omvat, teneinde een gemeenschappelijke reeks regels vast te stellen die de vlotte werking verzekert van de interne markt voor batterijen en voor de primaire en secundaire grondstoffen die nodig zijn om batterijen te vervaardigen en die tegelijkertijd een hogere mate van duurzaamheid op de EU-markt bevordert.

1.4.4.Prestatie-indicatoren 

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten.

De volgende indicatoren worden gehanteerd om de vooruitgang en de verwezenlijking van de doelstellingen te volgen:

een hogere kwaliteit van de batterijen die in de handel worden gebracht;

betere recyclingrendementen en betere materiaalterugwinning voor Ni, Co, Li en Cu;

een hogere gehalte aan gerecyclede materialen in batterijen;

meer ingezamelde en gerecyclede batterijen;

industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen worden geteld, gevolgd en gerapporteerd;

alle ingezamelde batterijen worden gerecycled; de recyclingprocessen zijn doeltreffend om de risico’s voor de veiligheid en gezondheid op het werk te beperken;

eindgebruikers hebben betere, vlottere toegang tot informatie over de batterijen die zij kopen, met betrekking tot de materialen die de batterijen bevatten, hun verwachte levensduur en hoe de productie ervan aan de sociale en milieunormen voldoet;

van alle industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen wordt de CO2-voetafdruk berekend;

fabrikanten van industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen verstrekken eveneens informatie over hoe de aankoop van hun materialen aan de criteria inzake maatschappelijke verantwoordelijkheid voldoet;

batterijfabrikanten beschikken over een duidelijk, voorspelbaar EU-rechtskader dat hen ondersteunt bij het innoveren en bij het concurreren op een groeiende markt.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De nadere eisen zouden binnen 3-8 jaar moeten worden vastgesteld middels uitvoerings-/gedelegeerde handelingen.

Uit deze voorgestelde verordening zal een reeks maatregelen voortvloeien in de vorm van mandaten, gedelegeerde of uitvoeringsbesluiten en effectbeoordelingsverslagen.

Die zullen betrekking hebben op de verificatie van de naleving van de duurzaamheidsvereisten, het systeem voor conformiteitscontrole, evenals informatie en etikettering. Een gedetailleerde lijst van de beoogde maatregelen is hieronder te vinden:

de normalisatiewerkzaamheden in CEN/CENELEC volgen;

gemeenschappelijke specificaties voor de prestaties en degelijkheid van draagbare batterijen voor algemeen gebruik ontwikkelen;

gemeenschappelijke specificaties voor de prestaties en degelijkheid ontwikkelen voor oplaadbare batterijen (industrieel/elektrische voertuigen);

gemeenschappelijke specificaties voor de veiligheid van batterijsystemen voor stationaire energieopslag ontwikkelen;

geharmoniseerde berekeningsregels voor de gescheiden inzameling van draagbare batterijen ontwikkelen;

geharmoniseerde berekeningsregels ontwikkelen voor de koolstofvoetafdrukverklaring (met inbegrip van de herziening van de PEFCR-categorieregels voor batterijen), voor de berekening van de prestatieklassen voor de koolstofintensiteit van batterijen, voor de berekening van het gehalte aan gerecycled materiaal in batterijen en voor de berekening van de recyclingrendementen (zodat lithium en lood hieronder vallen) en de terugwinning van materialen;

richtsnoeren uitwerken inzake de verwijderbaarheid en vervangbaarheid van draagbare batterijen;

een open gegevensruimte opzetten voor het indienen van informatie over batterijen;

criteria voor groene overheidsopdrachten ontwikkelen met betrekking tot batterijen;

een gedelegeerde handeling vaststellen inzake de koolstofvoetafdruk — verplichte drempelwaarden;

de lijst van afvalstoffen wijzigen;

de risicobeoordeling/het beheer van de in batterijen gebruikte stoffen verzekeren;

de rapportageverplichtingen aanpassen.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (ex ante):

EU-brede regelgeving is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat fabrikanten, importeurs en marktdeelnemers op ruimere schaal beantwoorden aan gemeenschappelijke eisen wanneer zij een batterij in de Unie in de handel brengen en dat er meer informatie beschikbaar wordt gesteld.

Uit de evaluatie van de batterijenrichtlijn blijkt voorts dat het rechtskader moet worden gemoderniseerd met het oog op de verdere bevordering van de circulaire economie en een koolstofarm beleid, en de nodige aanpassing aan de technologische en economische ontwikkeling op de batterijenmarkt.

De batterijwaardeketen is kapitaalintensief en heeft derhalve schaalvoordelen nodig. Om dergelijke voordelen tot stand te brengen, zijn geharmoniseerde eisen nodig die de volledige levenscyclus bestrijken, evenals een goed werkende interne markt.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De Europese Commissie stelt een groot herstelplan voor op basis van een versterkte langetermijnbegroting voor het volgende meerjarig financieel kader, en een nieuw herstelinstrument, Next Generation EU.

De Europese Green Deal zal de basis vormen voor de herstelstrategie van de EU. Dit omvat de doelstelling van schoner vervoer en schonere logistiek, waaronder e-mobiliteit, als belangrijkste drijvende kracht achter de exponentiële toename van de vraag naar batterijen. De huidige trends wijzen erop dat het belang van e-mobiliteit in de samenleving na COVID zal toenemen en aanhouden.

De ondersteuning en het engagement van de Europese Commissie op het gebied van onderzoek naar batterijen blijken uit het aantal projecten dat financiering krijgt uit hoofde van het H2020-programma (meer dan 100 projecten) en uit de financiële bijdrage voor de uitvoering van de projecten (zo’n 500 miljoen EUR). De projecten bestrijken de volledige waardeketen van verschillende typen batterijen en zijn gericht op het vinden van oplossingen voor huidige en toekomstige uitdagingen: ontwikkeling en verbetering van materialen (en hun milieueffecten), recycling van batterijen (dit zal de efficiëntie van de materiaalterugwinning in Europa bevorderen), nieuwe batterijsystemen en zelfs alternatieven voor conventionele batterijen. De resultaten van die projecten zullen innovatie voor de batterijsector in Europa ondersteunen en bevorderen. Nieuwe en verbeterde materialen en batterijsystemen, verbeterde eigenschappen in verband met capaciteit, opslag, levensduur, veiligheid, duurzaamheid en kosteneffectiviteit zijn te verwachten. Deze aspecten komen aan bod en zijn relevant in de onderhavige verordening.

Zij zullen van essentieel belang zijn om het duurzame concurrentievermogen van Europa op dit gebied te verzekeren en zijn economie, groei en welzijn te stimuleren.

De EU zal het onderzoek op dit gebied en op aanverwante gebieden naar verwachting blijven bevorderen in het volgende MFK.

In de nieuwe verordening zal uitdrukkelijk worden vermeld dat de aanname van beperkende maatregelen voor stoffen in batterijen in de toekomst zal gebeuren op basis van beoordelingen door het ECHA, en niet langer als afzonderlijke activiteiten in het kader van het werkprogramma van DG ENV. Hoewel het ECHA grotendeels over de ervaring beschikt die nodig is voor deze taak, vormen deze beoordelingen een aanvullend werkterrein voor dit Agentschap.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

De deskundigheid van het ECHA (risicobeoordelingen van stoffen) en van het JRC (ontwikkeling van methoden en procedures) is het meest geschikt om een snelle uitvoering van de voorgestelde aanpak te verzekeren.

De geraamde behoeften aan personeel en middelen die wij van het ECHA hebben ontvangen voor de taak “lijst van afvalstoffen” geven aan dat het ECHA meer kennis moet vergaren over deze taak. DG ENV heeft daarom alternatieve mogelijkheden onderzocht. Het JRC heeft een raming gegeven die minder middelen vergt (0,9 miljoen EUR tegenover 2,2 voor het ECHA). Wij stellen daarom voor om dit aan de lijst van taken voor het JRC toe te voegen.

Voor de ontwikkeling van de open gegevensruimte voor batterijen sluiten de geraamde behoeften aan personeel en middelen die wij van het ECHA hebben ontvangen aan bij de politieke ambitie en wordt tegelijkertijd geprofiteerd van de bestaande structuren en processen bij het ECHA. Het ECHA raamt de nodige middelen op ongeveer 10 miljoen EUR voor de ontwikkeling van de gegevensruimte, naast bijna 10 miljoen EUR personeelskosten. De diensten van de Commissie hebben eveneens contact opgenomen met de uitvoerende agentschappen, maar het is juridisch niet mogelijk voor hen om de taak met betrekking tot de gegevensruimte van de Commissie over te nemen.

De Commissie stelt daarom voor om een haalbaarheidsstudie te verrichten om de verschillende mogelijkheden voor de verschillende functionaliteiten in detail te beoordelen, waarbij ook zal worden bekeken wie het best geplaatst is om het systeem te ontwikkelen. De ontwikkeling van de open gegevensruimte wordt geleid door DG GROW, in samenwerking met DG CONNECT en hun initiatief inzake de Europese gegevensruimte.

Een andere mogelijkheid is dat de gegevensruimte intern wordt ontwikkeld. DG ENV en DG GROW staan in contact met DG TAXUD (dat soortgelijke werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot de btw) en met DG CONNECT om mogelijke synergieën te verkennen. Het personeel dat zich bij DG TAXUD met deze taken bezighoudt, is verspreid over drie verschillende eenheden. De IT-eenheid van DG GROW heeft een bijzonder voorlopige eerste raming gemaakt van de ontwikkelingsinspanningen en de begroting die nodig zouden zijn voor de uitvoering van een open data-oplossing voor het batterijpaspoort. Een open gegevensruimte op basis van een gecentraliseerde gegevensbankarchitectuur wordt op ongeveer 10,5 miljoen EUR geraamd. Dat bedrag omvat de IT-infrastructuur en het personeel dat nodig is voor de IT-ontwikkeling. Deze kosten zijn gepland binnen het begrotingsonderdeel Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten van DG GROW. De precieze regelingen voor de werkzaamheden die door de verschillende diensten moeten worden verricht, zullen moeten worden overeengekomen in de loop van de haalbaarheidsstudie.

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

 beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2023 tot en met 2028,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 

 Direct beheer door de Commissie door

   uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

☑ de in de artikelen 70 en 71 bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.



2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

De standaardregels inzake toezicht en rapportage voor EU-subsidies aan traditionele agentschappen zullen gelden.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

De standaardregels inzake toezicht en rapportage voor EU-subsidies aan traditionele agentschappen zullen gelden.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

N.v.t.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting) 

N.v.t.


2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De standaardvoorwaarden voor EU-subsidies aan traditionele agentschappen zullen gelden.



3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

·Bestaande begrotingsonderdelen — In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
krediet

Bijdrage

Nummer  

GK/ NGK 69

van EVA-landen 70

van kandidaat-lidstaten 71

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

3

09.10.01 — Europees Agentschap voor chemische stoffen

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

3

09.02.02 — Circulaire economie en levenskwaliteit

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

1

03.020101 Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

7

20.01.02.01 — Bezoldiging en toelagen

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

7

20 02 01 01 — Arbeidscontractanten

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

7

20 02 01 03 —

Tijdelijk bij de instelling gedetacheerde nationale ambtenaren

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

N.v.t.

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële
kader

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

Europees Agentschap voor chemische stoffen

09.10.01

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Jaar 
2028

Jaar 
2029

Totaal

Titel 1:    Personeelsuitgaven

Vastleggingen

(1)

0,358

0,365

0,372

0,306

0,312

0,319

0,325

2,357

Betalingen

(2)

0,358

0,365

0,372

0,306

0,312

0,319

0,325

2,357

Titel 2:    Infrastructuur

Vastleggingen

(1a)

0,086

0,088

0,089

0,074

0,075

0,076

0,078

0,566

Betalingen

(2a)

0,086

0,088

0,089

0,074

0,075

0,076

0,078

0,566

Titel 3:    Beleidsuitgaven

Vastleggingen

(3a)

0,158

0,158

0,158

0,025

0,025

0,025

0,025

0,575

Betalingen

(3b)

0,158

0,158

0,158

0,025

0,025

0,025

0,025

0,575

TOTAAL kredieten 
voor het Europees Agentschap voor chemische stoffen

Vastleggingen

=1+1a +3a

0,602

0,611

0,620

0,405

0,412

0,420

0,428

3,498

Betalingen

=2+2a

+3b

0,602

0,611

0,620

0,405

0,412

0,420

0,428

3,498

De vereiste verhoogde bijdrage van de EU aan het ECHA zal worden gecompenseerd met een daarmee overeenstemmende verlaging van de middelen voor het LIFE-programma.

Beheer van batterijstoffen: Er zullen in het totaal twee nieuwe voltijdsequivalente tijdelijke functionarissen (AD 5-7) nodig zijn bij het ECHA (gemiddelde kosten 144 000 EUR/jaar, gedurende 7 jaar en meer) om ervoor te zorgen dat er voldoende middelen worden voorbehouden voor het regelen van de nodige batterijgerelateerde stoffen zonder de REACH-prioriteiten in het gedrang te brengen. Dit omvat een gemiddelde van één aanvullende beperking (of andere risicobeheersmaatregel) per jaar. Daarnaast zal een voltijdsequivalente arbeidscontractant (CA FG III, gemiddelde kosten 69 000 EUR/jaar gedurende 2 jaar) nodig zijn voor het uitbreiden van de kennisbasis, het weloverwogen vaststellen van prioriteiten en een werkplan. Dit zal gebaseerd zijn op een studie om de huidige kennis van het ECHA over de manier waarop de batterijsector omgaat met zijn gevaarlijke chemische stoffen te vergroten, om te identificeren welke stoffen relevant zijn voor toekomstig risicobeheer uit hoofde van de regelgeving. De studie wordt geraamd op 400 000 EUR (op 2 jaar) om een gedeelte van de desbetreffende onderzoeksbehoeften uit te besteden. Deze studie zou ook bijdragen aan de werkzaamheden van de Commissie inzake de actualisering van de vermeldingen van batterijen in de lijst van afvalstoffen.

Voorts is een bedrag van 22 000 EUR nodig om de kosten te dekken van de rapporteurs (deskundigen van de lidstaat die de dossiers door het adviesproces van het Comité risicobeoordeling (RAC) en het Comité sociaaleconomische analyse ( SEAC) loodsen) voor elke beperking, naast 43 000 EUR om een evenredig deel van de volledige kosten voor de organisatie van RAC- en SEAC-vergaderingen te dekken (reis- en verblijfskosten en een dagvergoeding: kosten berekend op basis van de gemiddelde tijd/inspanningen die nodig zijn voor een beperkingsdossier in beide comités).

Bovengenoemde middelen zijn geraamd met behulp van een berekeningsmodel waarin rekening wordt gehouden met de relevante ervaring met taken die het ECHA uit hoofde van andere regelgevingskaders verricht (bv. Reach, CLP, biocidenverordening) en met de uitvoering van de bestaande nationale benaderingen, waar relevant. Er is beschreven welke middelen het ECHA in de periode 2021-2029 nodig zal hebben om de geplande taken op zich te nemen.



De financiële gevolgen van dit initiatief zullen niet leiden tot een verhoging van de geprogrammeerde uitgaven onder de rubrieken 1 en 3. De nodige middelen zullen in mindering worden gebracht op de LIFE-begroting en het GROW-instrument op basis van een verdeling van de taken in de administratieve overeenkomst: ongeveer 4 miljoen EUR kosten voor DG Milieu en 1,6 miljoen EUR kosten voor DG GROW. Daarnaast dekt het instrument van DG GROW de kosten van de open gegevensruimte en dekken beide instrumenten de behoefte van de diensten van de Commissie om bepaalde studies en gegevens aan te kopen teneinde een aantal van de uitvoerings- en gedelegeerde handelingen terdege voor te bereiden.



Rubriek van het meerjarige financiële
kader

1

XXX

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2021

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL 2021-2027

DG: GROW

03.020101 Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten

Vastleggingskredieten

1,026

1,774

2,075

2,083

2,150

0,928

0,688

10,723

Betalingskredieten

1,026

1,774

2,075

2,083

2,150

0,928

0,688

10,723

Het hierboven in begrotingsonderdeel 03.020101 vermelde bedrag zal nodig zijn om een gedeelte van de administratieve regelingen tussen DG ENV/DG GROW en het JRC te financieren en voor de aankoop van studies en gegevens met betrekking tot DG GROW-bepalingen. De AA zal voor DG GROW naar verwachting zo’n 2,669 miljoen EUR aan kosten vertegenwoordigen. De aankoop vertegenwoordigt voor DG GROW 50 000 EUR in 2023 voor technisch advies inzake de normalisatiewerkzaamheden in CEN/CENELEC.

Het omvat ook het bedrag dat is begroot voor de interne ondersteuning van de haalbaarheidsstudie voor de open gegevensruimte. Na deze eerste ontwikkelingsfase zullen mogelijk aanvullende middelen nodig zijn.

De IT-ontwikkelingskosten voor de elektronische informatie-uitwisseling voor batterijen zullen naar verwachting van DG GROW komen.

 



Rubriek van het meerjarige financiële
kader

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2021

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL 2021-2027

DG: ENV

09.02.02 Circulaire economie en levenskwaliteit

Vastleggingskredieten

1,053

0,982

1,835

1,286

0,948

0,622

0,530

7,256

Betalingskredieten

1,053

0,982

1,835

1,286

0,948

0,622

0,530

7,256

Het hierboven in begrotingsonderdeel 09.02.02 vermelde bedrag omvat de nodige compensatie uit de begroting van het LIFE-programma voor de stijging van de middelen voor het ECHA. Dit bedrag zal nodig zijn om de subsidie voor het ECHA te verhogen, administratieve regelingen tussen DG ENV/DG GROW en het JRC te financieren en om studies en gegevens aan te kopen met betrekking tot de DG ENV-bepalingen.

Het JRC zal een cruciale rol spelen in de ondersteuning van de Commissie bij sommige van de vereiste technische werkzaamheden. Het JRC heeft zijn beste raming van de nodige middelen gegeven op basis van zijn huidige kennis en van de door DG ENV en DG GROW verstrekte takenlijst. Deze ramingen kunnen derhalve nog worden bijgesteld, bijvoorbeeld tijdens de onderhandelingen over een AA. In het bijzonder met betrekking tot de gemeenschappelijke specificatie inzake draagbare batterijen voor algemene doeleinden werd de werkingssfeer in de laatste versie van de voorgestelde verordening verruimd en zullen de middelen dienovereenkomstig moeten worden herzien. De AA zal voor DG ENV naar verwachting zo’n 3,935 miljoen EUR aan kosten vertegenwoordigen. Er zijn verschillende taken waarbij het JRC de Commissie kan ondersteunen:

·de ontwikkeling van gemeenschappelijke specificaties voor de prestaties en degelijkheid voor batterijen voor algemeen gebruik en oplaadbare industriële/EV-batterijen;

·de vaststelling van geharmoniseerde berekeningsregels voor de koolstofvoetafdrukverklaring voor oplaadbare industriële/EV-batterijen;

·de vaststelling van geharmoniseerde berekeningsregels voor het gehalte aan gerecycled materiaal in batterijen, de recyclingrendementen en de teruggewonnen materialen;

·de analyse van de criteria met betrekking tot groene overheidsopdrachten (met inbegrip van de raadpleging van belanghebbenden bij overheidsopdrachten en de juridische toetsing van de voorgestelde regels voor overheidsopdrachten);

·de ondersteuning van de richtsnoeren over de verwijderbaarheid en vervangbaarheid van draagbare batterijen.

De gegunde activiteiten omvatten een aankoop van gegevens voor batterijen in 2021 teneinde de PEFCR voor batterijen te herzien, de ontwikkeling van de onlinetool voor de PEFCR uit te besteden in 2022, het verzoek om een technisch advies inzake de normalisatiewerkzaamheden in CEN/CENELEC in 2023 en een marktstudie naar de beschikbaarheid van secundaire grondstoffen in 2027. Deze uitgaven belopen 300 000 EUR in 2021, 80 000 EUR voor 2022 en 100 000 EUR in 2027.





Rubriek van het meerjarige financiële
kader

7

Europees openbaar bestuur

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2021

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

TOTAAL 2021-2027

DG: ENV, DG GROW en EUROSTAT

• Personele middelen

0,475

0,515

0,515

0,555

0,555

0,230

0,230

3,075

 Andere administratieve uitgaven

TOTAAL DG ENV, DG GROW en EUROSTAT

0,475

0,515

0,515

0,555

0,555

0,230

0,230

3,075

TOTAAL kredieten 
onder RUBRIEK 7 
van het meerjarige financiële kader 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,475

0,515

0,515

0,555

0,555

0,230

0,230

3,075

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2021

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Jaar 
2028

Jaar 
2029

TOTAAL

2021-2029

TOTAAL kredieten 
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 
van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

2,554

3,271

4,476

3,924

3,653

1,780

1,447

0,420

0,428

21,953

Betalingen

2,554

3,271

4,476

3,924

3,653

1,780

1,447

0,420

0,428

21,953



3.2.2.Geraamde gevolgen voor de kredieten van het ECHA 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 72

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 73

- Output

- Output

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

TOTALE KOSTEN



3.2.3.Geraamde gevolgen voor personele middelen 

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Personeelsbehoeften bij het ECHA (in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen))

Jaar 
2021

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Jaar 
2028

Jaar 
2029

TOTAAL

Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

0,289

0,294

0,300

0,306

0,312

0,319

0,325

2,145

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

Arbeidscontractanten

0,069

0,070

0,072

0,211

Gedetacheerde nationale deskundigen

TOTAAL

0,358

0,365

0,372

0,306

0,312

0,319

0,325

2,357



Personeelsbehoeften bij het ECHA (vte):

Jaar 
2021

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Jaar 
2028

Jaar 
2029

Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

0

0

2

2

2

2

2

2

       2

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

Arbeidscontractanten

0

0

1

1

1

Gedetacheerde nationale deskundigen

TOTAAL

0

0

3

3

3

2

2

2

2



3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften voor DG ENV, DG GROW en EUROSTAT

Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in een geheel getal (of met hoogstens één decimaal)

Jaar 
2021

Jaar 
2022

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

·Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

1

1

1

1

1

1

1

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 74

20 02 02 01/03 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

4,0

4,5

4,5

5,0

5,0

1,0

1,0

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

XX 01 04 jj 75

- zetel 76  

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT — onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, INT — eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

5,0

5,5

5,5

6,0

6,0

2,0

2,0

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Er zijn AD-functies nodig voor de onderhandelingen en de algemene uitvoering van de verordening en voor de diverse voorbereidende werkzaamheden en het opstellen van secundaire regelgeving volgens de in de batterijenverordening voorgestelde termijnen.

Extern personeel

De END-functie en de CA zijn nodig om de technische werkzaamheden te verrichten, waaronder:

·het volgen van de normalisatiewerkzaamheden in CEN/CENELEC;

·de voortdurende evaluatie van de beschikbaarheid van materialen om de streefdoelen voor het gehalte aan gerecycled materiaal in lijn te houden met de ontwikkelingen op de markt;

·de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen inzake de prestatie- en degelijkheidseisen voor oplaadbare en niet-oplaadbare batterijen, inzake gelijkwaardige voorwaarden voor verwerking buiten de EU (met inbegrip van het volgen van de voorbereidende werkzaamheden van het JRC);

·de voorbereiding van uitvoeringshandelingen inzake het formulier voor de registratie van producenten en inzake de parameters voor de conditie;

·het vaststellen van uitvoeringshandelingen tot vaststelling van formats voor de rapportage aan de bevoegde autoriteiten en aan de Commissie;

·het ontwikkelen van systemen om de gerapporteerde gegevens te ontvangen en de juistheid en volledigheid ervan te analyseren en te communiceren en om het IT-personeel in staat te stellen de gegevens te verspreiden (Eurostat);

·het vaststellen van software en formats voor indieningen in verband met de open gegevensruimte;

·de herziening van de PEFCR-categorieregels voor batterijen (met inbegrip van het volgen van de voorbereidende werkzaamheden van het JRC);

·het ontwikkelen van richtsnoeren inzake de verwijderbaarheid en vervangbaarheid van draagbare batterijen;

·een mogelijke evaluatie van de verordening om doelstellingen voor gescheiden inzameling vast te stellen.

De omschrijving van de kostenberekening voor vte-eenheden moet worden opgenomen in bijlage V, punt 3.

 



3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader 

   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader.

×Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader.

De aanvullende taken die de Commissie op zich moet nemen, brengen aanvullende behoeften aan middelen met zich wat de hoogte van de bijdrage van de Unie en de posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten van het Europees Agentschap voor chemische stoffen betreft.

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader 77 .

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

  Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 78

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Vermeld voor diverse toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

3.4.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

  Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 79

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Vermeld voor diverse toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

(1)

   Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de bevordering van schone wegvoertuigen ter ondersteuning van emissiearme mobiliteit (PB L 120 van 15.5.2009, blz. 5).

(2)    World Economic Forum and Global Batteries Alliance, A vision for a sustainable battery value chain in 2030: Unlocking the potential to power sustainable development and climate change mitigation, 2019.
(3)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De Europese Green Deal (COM(2019) 640 final).
(4)    Bijlage bij COM(2018) 293 final.
(5)    COM(2020) 98 final.
(6)    COM(2020) 102 final.
(7)    COM(2020) 789.
(8)    https://www.eib.org/en/press/all/2020-121-eib-reaffirms-commitment-to-a-european-battery-industry-to-boost-green-recovery
(9)    Een “gelijk speelveld” verwijst naar een gemeenschappelijke reeks regels en normen op basis waarvan situaties worden voorkomen waarin bedrijven in het ene land een concurrentievoordeel hebben ten opzichte van bedrijven in een ander land.
(10)    Elk wetgevingsvoorstel dat nieuwe lasten schept, moet mensen en bedrijven bevrijden van een gelijkwaardige bestaande last op EU-niveau op hetzelfde beleidsterrein. Mededeling van de voorzitter aan de Commissie: “The Working Methods of the European Commission” (P(2019) 2).
(11)    PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34.
(12)    PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.
(13)    PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38.
(14)    PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88.
(15)    PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.
(16)    PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(17)    SWD(2015) 111 final.
(18)    COM(2017) 312 final.
(19)    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 9 april 2019 betreffende de uitvoering en de effecten op het milieu en de werking van de interne markt van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (COM(2019) 166 final) en het werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van Richtlijn 2006/66/EG inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (SWD(2019) 1300).
(20)    COM(2020) 98 final, https://eur-lex.europa.eu/resource.html?uri=cellar:9903b325-6388-11ea-b735-01aa75ed71a1.0023.02/DOC_1&format=PDF
(21)    2000/532/EG: Beschikking van de Commissie van 3 mei 2000 tot vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, punt a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3).
(22)    PB C van , blz. .
(23)    PB C van , blz. […
(24)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — De Europese Green Deal (COM(2019) 640 final).
(25)    Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1).
(26)    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 9 april 2019 betreffende de uitvoering en de effecten op het milieu en de werking van de interne markt van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (COM(2019) 166 final) en het werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van Richtlijn 2006/66/EG inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (SWD(2019) 1300 final).
(27)    Bijlage 2 bij Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 17 mei 2018 — “EUROPA IN BEWEGING - Duurzame mobiliteit voor Europa: veilig, geconnecteerd en schoon” (COM(2018) 293 final).
(28)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 11 maart 2020, Een nieuw actieplan voor een circulaire economie — Voor een schoner en concurrerender Europa (COM(2020) 98 final).
(29)    Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(30)    Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34).
(31)    Product Environmental Footprint — Category Rules for High Specific Energy Rechargeable Batteries for Mobile Applications https://ec.europa.eu/environment/eussd/smgp/pdf/PEFCR_Batteries.pdf  
(32)    Overeenkomst van Parijs (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4) en het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, beschikbaar op https://unfccc.int/resource/docs/convkp/conveng.pdf  
(33)    Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10).
(34)    Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (PB L 158 van 14.6.2019, blz. 125).
(35)    Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).
(36)    Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(37)    Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82).
(38)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Veerkracht op het gebied van kritieke grondstoffen: de weg naar een grotere voorzieningszekerheid en duurzaamheid uitstippelen (COM(2020) 474 final).
(39)    Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (PB L 130 van 19.5.2017, blz. 1).
(40)    Tien Principes van het Global Compact van de Verenigde Naties, beschikbaar op https://www.unglobalcompact.org/what-is-gc/mission/principles  
(41)    Guidelines for Social Life Cycle Assessment of Products van het UNEP; beschikbaar op https://www.lifecycleinitiative.org/wp-content/uploads/2012/12/2009%20-%20Guidelines%20for%20sLCA%20-%20EN.pdf
(42)    Tripartiete verklaring van de IAO betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid, beschikbaar op https://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/---ed_emp/---emp_ent/---multi/documents/publication/wcms_094386.pdf
(43)    OECD(2018), OESO Due Diligence Handreiking voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, beschikbaar op http://mneguidelines.oecd.org/OECD-Due-Diligence-Guidance-for-Responsible-Business-Conduct.pdf
(44)    OESO (2016), OECD Due Diligence Guidance for Responsible Supply Chains of Minerals from Conflict-Affected and High-Risk Areas: Third Edition, OECD Publishing, Parijs, https://doi.org/10.1787/9789264252479-en  
(45)    OESO-richtsnoeren voor passende zorgvuldigheid, blz. 15.
(46)    OESO (2011), OECD Guidelines for Multinational Enterprises, OECD, Parijs; OESO (2006), OECD Risk Awareness Tool for Multinational Enterprises in Weak Governance Zones, OECD, Parijs; en de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten: Implementing the United Nations “Protect, Respect and Remedy” Framework, (verslag van John Ruggie, de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor de mensenrechtenproblematiek in het kader van transnationale ondernemingen en andere bedrijven, A/HRC/17/31, 21 maart 2011).
(47)    Met inbegrip van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten , het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten , het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen , het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.
(48)    De acht fundamentele verdragen zijn: 1. Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948 (nr. 87), 2. Verdrag betreffende het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen, 1949 (nr. 98), 3. Verdrag betreffende de gedwongen arbeid, 1930 (nr. 29) (en het protocol van 2014), 4. Verdrag betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid, 1957 (nr. 105), 5. Verdrag betreffende de minimumleeftijd, 1973 (nr. 138), 6. Verdrag betreffende de ergste vormen van kinderarbeid, 1999 (nr. 182), 7. Verdrag betreffende gelijke beloning, 1951 (nr. 100), 8. Verdrag betreffende discriminatie (arbeid en beroep), 1958 (nr. 111).
(49)    Zoals uiteengezet in het Verdrag inzake biologische diversiteit, beschikbaar op https://www.cbd.int/convention/text/ en met name COP-besluit VIII/28 “Voluntary guidelines on Biodiversity-Inclusive impact assessment”, beschikbaar op https://www.cbd.int/decision/cop/?id=11042
(50)    Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(51)    Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38).
(52)    Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).
(53)    Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).
(54)    Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1).
(55)    Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
(56)    Verordening (EU) nr. 493/2012 van de Commissie van 11 juni 2012 houdende nadere bepalingen voor de berekening van de recyclingrendementen van de recyclingprocessen van afgedankte batterijen en accu’s, overeenkomstig Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 151 van 12.6.2012, blz. 9).
(57)    Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).
(58)    Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen. (PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1).
(59)    Verordening (EG) nr. 1418/2007 van de Commissie van 29 november 2007 betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde in bijlage III of III A bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad genoemde afvalstoffen naar bepaalde landen waarop het OESO-besluit betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen niet van toepassing is (PB L 316 van 4.12.2007, blz. 6).
(60)    2000/532/EG: Beschikking van de Commissie van 3 mei 2000 tot vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, punt a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3).
(61)    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52020PC0767&from=NL
(62)    Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).
(63)    Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(64)    Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
(65)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(66)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(67)    Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(68)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(69)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(70)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(71)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(72)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(73)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)…”.
(74)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(75)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(76)    Voornamelijk voor de structuurfondsen, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Visserijfonds (EVF).
(77)    Zie de artikelen 11 en 17 van Verordening (EU, Euratom) van de Raad nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014‑2020.
(78)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(79)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.

Brussel, 10.12.2020

COM(2020) 798 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel voor een
verordening van het Europees Parlement en de Raad

inzake batterijen en afgedankte batterijen, tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020

{SEC(2020) 420 final} - {SWD(2020) 334 final} - {SWD(2020) 335 final}




BIJLAGE I Beperkingen ten aanzien van gevaarlijke stoffen

Bijlage II Koolstofvoetafdruk

BIJLAGE III Elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters van draagbare batterijen voor algemeen gebruik

BIJLAGE IV Vereisten met betrekking tot de elektrochemische prestaties en de degelijkheid van oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen

BIJLAGE V Veiligheidsparameters

BIJLAGE VI Etiketteringsvoorschriften

BIJLAGE VII Parameters voor het bepalen van de conditie van batterijen en hun verwachte levensduur

Bijlage VIII Conformiteitsbeoordelingsprocedures

BIJLAGE IX EU-conformiteitsverklaring nr. ...

BIJLAGE X Lijst van grondstoffen en risicocategorieën

BIJLAGE XI Berekening van de inzamelingspercentages voor afgedankte draagbare batterijen

BIJLAGE XII Verwerkings- en recyclingvoorschriften

BIJLAGE XIII Informatie voor opslag in het Europees elektronisch uitwisselingssysteem

BIJLAGE XIV Concordantietabel

BIJLAGE I
Beperkingen ten aanzien van gevaarlijke stoffen

Benaming van de stof of de groepen van stoffen

Beperkingsvoorwaarden

1. Kwik

CAS-nr. 7439-97-6

EG-nr. 231-106-7 en de verbindingen daarvan

1.Batterijen, ongeacht of zij in apparaten zijn ingebouwd, mogen maximaal 0,0005 gewichtsprocent kwik bevatten (uitgedrukt in metallisch kwik).

2.Batterijen in voertuigen die onder Richtlijn 2000/53/EG vallen, mogen maximaal 0,1 gewichtsprocent kwik bevatten (uitgedrukt in metallisch kwik) in homogeen materiaal.

2. Cadmium

CAS-nr. 7440-43-9

EG-nr. 231-152-8 en de verbindingen daarvan

1.Draagbare batterijen, ongeacht of zij in apparaten zijn ingebouwd, mogen maximaal 0,002 gewichtsprocent cadmium bevatten (uitgedrukt in metallisch cadmium).

2.De in punt 1 bedoelde beperking is niet van toepassing op draagbare batterijen die zijn bestemd voor gebruik in:

a)nood- en alarmsystemen, met inbegrip van noodverlichting;

b)medische apparatuur.

3.Batterijen in voertuigen die onder Richtlijn 2000/53/EG vallen, mogen maximaal 0,01 gewichtsprocent cadmium bevatten (uitgedrukt in metallisch cadmium) in homogeen materiaal.

4.De in punt 3 bedoelde beperking is niet van toepassing op voertuigen die uit hoofde van bijlage II bij Richtlijn 2000/53/EG zijn vrijgesteld.



Bijlage II 
Koolstofvoetafdruk

1.Definities

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

a)“activiteitsgegevens”: gegevens die betrekking hebben op de processen die samengaan met het modelleren van de levenscyclusinventarisaties (LCI). De samengevoegde LCI-resultaten van de procesketens die de activiteiten van een proces vertegenwoordigen, worden vermenigvuldigd met de bijbehorende activiteitsgegevens en vervolgens gecombineerd om de milieuvoetafdruk van het betreffende proces te berekenen;

b)“materiaalstaat”: de lijst van grondstoffen, delen van samenstellen, tussenproducten, subcomponenten, onderdelen, en de hiervan benodigde hoeveelheden voor de vervaardiging van het product dat wordt onderzocht;

c)“bedrijfsspecifieke gegevens”: de direct bij een of meer inrichtingen gemeten of verzamelde gegevens (locatiespecifieke gegevens) die representatief zijn voor de activiteiten van het bedrijf. Synoniem van “primaire gegevens”;

d)“functionele eenheid”: de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de functie(s) en/of dienst(en) van het te beoordelen product;

e)“levenscyclus”: de reeks van opeenvolgende en onderling verbonden fasen van een productsysteem, van de verwerving van grondstoffen of de opwekking uit natuurlijke hulpbronnen tot de definitieve verwijdering (ISO 14040:2006);

f)“levenscyclusinventarisatie (LCI)”: de verzameling elementaire, afval- en productstromen in een gegevensverzameling voor de levenscyclusinventarisatie;

g)“gegevensverzameling voor de levenscyclusinventarisatie (LCI)”: een document of bestand met informatie over de levenscyclus van een bepaald product of een andere referentiebron (bijvoorbeeld een website of een proces) met beschrijvende metagegevens en kwantitatieve levenscyclusinventarisatiegegevens. Een gegevensverzameling voor de levenscyclusinventarisatie kan een gegevensverzameling over een eenheidsproces, een deels samengevoegde of een geheel samengevoegde gegevensverzameling betreffen;

h)“referentiestroom”: de maat van de outputs van processen in een gegeven productsysteem die vereist is om de door de functionele eenheid uitgedrukte functie te vervullen (naar ISO 14040:2006);

i)“secundaire gegevens”: gegevens die niet afkomstig zijn uit een specifiek proces binnen de toeleveringsketen van het bedrijf dat het koolstofvoetafdrukonderzoek uitvoert. Dit zijn gegevens die niet rechtstreeks door het bedrijf zijn verzameld, gemeten of geschat, maar die afkomstig zijn van een levencyclusinventarisdatabank van een derde partij of een andere bron. Secundaire gegevens bestrijken onder meer gemiddelde sectorgegevens (zoals gepubliceerde productiegegevens, overheidsstatistieken en gegevens van bedrijfsverenigingen), literatuuronderzoek, technische studies en octrooien, en kunnen ook gebaseerd zijn op financiële gegevens en proxy-gegevens en andere generieke gegevens bevatten. Primaire gegevens die een horizontale samenvoegingsstap doorlopen worden als secundaire gegevens beschouwd;

j)“systeemgrens”: de aspecten die worden opgenomen in of worden uitgesloten van het levenscyclusonderzoek.

Daarnaast moeten de geharmoniseerde regels voor de berekening van de koolstofvoetafdruk van batterijen aanvullende definities omvatten die nodig zijn voor de interpretatie ervan.

2.Reikwijdte

Deze bijlage bevat essentiële elementen over de methode voor de berekening van de koolstofvoetafdruk.

De in artikel 7 bedoelde geharmoniseerde berekeningsregels bouwen voort op de in deze bijlage opgenomen essentiële elementen, moeten voldoen aan de recentste versie van de door de Commissie ontwikkelde methode voor de milieuvoetafdruk van producten (Product Environmental Footprint, PEF) 1 en de desbetreffende regels voor de milieuvoetafdruk van een productcategorie (Product Environmental Footprint Category Rules, PEFCR’s) 2 , en ze moeten in overeenstemming zijn met de internationale overeenkomsten en technische/wetenschappelijke vorderingen op het gebied van levenscyclusanalyse 3 .

De berekening van de koolstofvoetafdruk gedurende de levenscyclus is gebaseerd op de materiaalstaat en de energie en hulpstoffen die in een specifieke productiefaciliteit worden gebruikt voor het vervaardigen van een specifiek batterijmodel. Met name de elektronische componenten (waaronder de batterijmanagement- en veiligheidssystemen) en de kathodematerialen moeten nauwkeurig worden geïdentificeerd aangezien deze verantwoordelijk kunnen zijn voor de belangrijkste bijdrage aan de koolstofvoetafdruk van de batterij.

3.Functionele eenheid en referentiestroom

De functionele eenheid is vastgesteld als 1 kWh (kilowattuur) van de totale energie die tijdens de levensduur van het batterijsysteem wordt geleverd, uitgedrukt in kWh. De totale energie is gebaseerd op het aantal cycli vermenigvuldigd met de hoeveelheid geleverde energie per cyclus.

De referentiestroom is de hoeveelheid product die nodig is om de desbetreffende functie te vervullen en wordt gemeten in kilogram batterij per kWh van de totale hoeveelheid energie die de toepassing tijdens haar levensduur nodig heeft. Alle kwantitatieve input- en outputgegevens die door de fabrikant worden verzameld voor het bepalen van de koolstofvoetafdruk, worden aan de hand van deze referentiestroom berekend.

4.Systeemgrens

De volgende levenscyclusfasen en processen vallen binnen de systeemgrenzen:

Levenscyclusfase

Korte beschrijving van de hieronder vallende processen

Verwerving en voorbewerking van grondstoffen

Dit omvat de winning en voorbewerking, tot aan de vervaardiging van de batterijcellen en batterijcomponenten (actieve materialen, separator, elektrolyt, behuizingen, actieve en passieve batterijcomponenten), en de elektrische/elektronische componenten)

Vervaardiging van het hoofdproduct

Assemblage van batterijcellen en assemblage van batterijen met de batterijcellen en de elektrische/elektronische componenten

Distributie

Vervoer naar het verkooppunt

Recycling aan het einde van de levensduur

Inzameling, demontage en recycling

De volgende processen vallen niet binnen de systeemgrenzen:

·de productie van apparatuur voor de assemblage en recycling van batterijen, aangezien de effecten volgens de PEFCR’s voor oplaadbare batterijen met een hoog specifiek vermogen voor mobiele toepassingen te verwaarlozen zijn;

·het assemblageproces van batterijen waarbij gebruik wordt gemaakt van systeemonderdelen van de fabrikant van de originele uitrusting (OEM). Dit valt grotendeels samen met de mechanische assemblage en behoort tot de OEM-uitrusting of wordt uitgevoerd aan de voertuigassemblagelijn. Het specifieke energie- of materiaalverbruik voor dit proces is verwaarloosbaar in vergelijking met het productieproces van OEM-onderdelen.

De gebruiksfase mag niet worden meegenomen bij de berekening van de koolstofvoetafdruk aangezien fabrikanten hier geen rechtstreekse invloed op kunnen uitoefenen, tenzij kan worden aangetoond dat zij in de ontwerpfase keuzen maken als gevolg waarvan zij alsnog een niet te verwaarlozen bijdrage aan de koolstofvoetafdruk leveren.

5.Het gebruik van bedrijfsspecifieke en secundaire gegevensverzamelingen

Vanwege het hoge aantal batterijcomponenten en de complexiteit van de bijbehorende processen, beperkt de marktdeelnemer, voor zover gerechtvaardigd, het gebruik van bedrijfsspecifieke gegevens tot de analyse van processen en componenten die betrekking hebben op batterijspecifieke onderdelen.

Met name de activiteitsgegevens die betrekking hebben op de anode, kathode, de elektrolyt, de separator en de behuizing moeten naar een specifiek batterijmodel verwijzen dat in een specifieke productiefaciliteit is vervaardigd (er worden dus geen gestandaardiseerde activiteitsgegevens gebruikt). De batterijspecifieke activiteitsgegevens worden gebruikt in combinatie met de desbetreffende secundaire gegevensverzamelingen conform de milieuvoetafdrukmethode voor producten (PEF).

Aangezien de koolstofvoetafdrukverklaring specifiek verwijst naar een bepaald batterijmodel dat in een bepaalde productiefaciliteit is vervaardigd, is het niet toegestaan steekproeven te nemen van gegevens die zijn verzameld in andere productiefaciliteiten die hetzelfde batterijmodel produceren.

In het geval van een wijziging van de materiaalstaat of energiemix die voor het produceren van een batterijmodel wordt gebruikt, is een nieuwe berekening van de koolstofvoetafdruk voor dat batterijmodel nodig.

De middels een gedelegeerde handeling uit te werken geharmoniseerde regels omvatten de gedetailleerde modellering van de volgende levenscyclusfasen:

·de fase van verwerving en voorbewerking van grondstoffen,

·de productiefase,

·de distributiefase,

·de fase van eigen elektriciteitsproductie,

·de eindfase van de levenscyclus.

6.Koolstofvoetafdruk-effectbeoordeling

De koolstofvoetafdruk van een batterij wordt berekend aan de hand van de levenscyclus-effectbeoordeling in de categorie “klimaatverandering” conform de aanbeveling in het verslag uit 2019 van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC), te raadplegen op https://eplca.jrc.ec.europa.eu/permalink/PEF_method.pdf .

De resultaten worden als karakteriseringsresultaten weergegeven (zonder normalisatie en weging). De lijst van te gebruiken karakteriseringsfactoren vindt u op https://eplca.jrc.ec.europa.eu/EnviromentalFootprint.html .

7.Compensaties

Compensaties worden berekend ten opzichte van een referentiepunt dat het hypothetische scenario vertegenwoordigt voor wat de emissies zouden zijn geweest zonder de mitigatiemaatregelen die de compensaties genereren.

Compensaties worden niet opgenomen in de koolstofvoetafdrukverklaring, maar mogen wel apart worden vermeld als aanvullende milieu-informatie en voor communicatiedoeleinden worden gebruikt.

8.Koolstofvoetafdrukprestatieklassen

Afhankelijk van de verdeling van de waarden van de koolstofvoetafdrukverklaringen voor op de interne EU-markt in de handel gebrachte batterijen en met het oog op het mogelijk maken van marktdifferentiatie, wordt er een zinvol aantal prestatieklassen vastgesteld, waarbij categorie A de beste klasse is met de laagste koolstofvoetafdruk gedurende de gehele levenscyclus.

Bij de vaststelling van de drempelwaarde voor iedere prestatieklasse, evenals de bandbreedte van elke prestatieklasse, wordt uitgegaan van de verdeling van de geleverde prestaties van de batterijen die in de voorgaande drie jaar in de handel zijn gebracht, de verwachte technologische vorderingen en andere vast te stellen technische factoren.

De Commissie zal het aantal prestatieklassen en de bijbehorende drempelwaarden om de drie jaar opnieuw beoordelen teneinde te waarborgen dat ze gelijke tred houden met de realiteit van de markt en de verwachte marktontwikkelingen.

9.Maximale koolstofdrempelwaarden

Op basis van de gegevens die aan de hand van de koolstofvoetafdrukverklaringen zijn verzameld en de relatieve distributie van de koolstofvoetafdrukprestatieklassen van in de handel gebrachte batterijmodellen, en rekening houdend met de wetenschappelijke en technische vooruitgang op dit gebied, stelt de Commissie maximale drempelwaarden vast voor de koolstofvoetafdruk tijdens de levensduur van oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen, in aanvulling op een specifieke effectbeoordeling om die waarden te bepalen.

Bij het voorstellen van maximale drempelwaarden voor de koolstofvoetafdruk houdt de Commissie rekening met de relatieve verdeling van de waarden van de koolstofvoetafdruk van in de handel gebrachte batterijen, de mate van voortgang bij het terugdringen van de koolstofvoetafdruk van in de Unie in de handel gebrachte batterijen, en de effectieve en potentiële bijdrage van deze maatregel aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken, alsook met haar doelstellingen inzake duurzame mobiliteit.

BIJLAGE III
Elektrochemische prestatie- en degelijkheidsparameters van draagbare batterijen voor algemeen gebruik

1.Batterijcapaciteit: de elektrische lading die een batterij onder specifieke omstandigheden kan leveren.

2.Minimale gemiddelde duur: de minimale gemiddelde duur van ontlading bij gebruik in specifieke toepassingen, afhankelijk van het type batterij.

3.Levensduur bij opslag (vertraagde ontlading): de relatieve afname van de minimale gemiddelde duur na een bepaalde periode en onder specifieke omstandigheden.

4.Cyclusvastheid (voor oplaadbare batterijen): de capaciteit van de batterij na een vooraf ingesteld aantal laad- en ontlaadcycli.

5.Lekbestendigheid: bestendigheid tegen het onbedoeld vrijkomen van elektrolyt, gas of andere materialen (slecht, goed of uitstekend).



BIJLAGE IV 
Vereisten met betrekking tot de elektrochemische prestaties en de degelijkheid van oplaadbare industriële batterijen en batterijen voor elektrische voertuigen

Deel A

Parameters met betrekking tot de elektrochemische prestaties en degelijkheid

1.Nominale capaciteit (in Ah) en capaciteitsverlies (in %).

2.Vermogen (in W) en vermogensverlies (in %).

3.Interne weerstand (in ꭥ) en toename van de interne weerstand (in %).

4.Round-tripefficiëntie en verlies daarvan (in %).

5.Een indicatie van de verwachte levensduur onder de omstandigheden waar de batterijen voor zijn ontworpen.

 “Nominale capaciteit”: het totale aantal ampère-uren (Ah) dat een volledig opgeladen batterij kan leveren onder bepaalde omstandigheden.

“Capaciteitsverlies”: de afname die zich in de loop van de tijd en als gevolg van gebruik voordoet van de hoeveelheid lading die een batterij op basis van de nominale spanning kan leveren ten opzichte van de oorspronkelijk door de fabrikant aangegeven capaciteit.

Vermogen”: de hoeveelheid energie die een batterij gedurende een bepaalde periode kan leveren.

Vermogensverlies”: de afname die zich in de loop van de tijd en als gevolg van gebruik voordoet van de hoeveelheid vermogen die een batterij op basis van de nominale spanning kan leveren.

Interne weerstand”: de weerstand die de elektrische stroom binnen een cel of een batterij ondervindt. Deze bestaat uit twee componenten, namelijk de elektrische weerstand en de ionische weerstand. De som van beide is de totale effectieve weerstand, met inbegrip van de inductieve/capacitieve eigenschappen.

Round-tripefficiëntie”: de verhouding tussen de netto-energieopbrengst van een batterij tijdens een ontlaadcyclustest en de hoeveelheid energie die nodig is om het oorspronkelijke laadniveau te herstellen met behulp van een standaardoplaadbeurt.

Deel B

Elementen ter toelichting van de metingen ten behoeve van de in deel A vermelde parameters

1.Toegepaste ontlaadsnelheid en laadsnelheid.

2.Verhouding tussen het maximaal toegestane batterijvermogen (W) en de energie van de batterij (Wh).

3.Ontladingsdiepte tijdens de ontladingscyclustest.

4.Vermogen van 80 % bij een laadstatus van 20 %.

5.Alle met de gemeten parameters uitgevoerde berekeningen, indien van toepassing.

BIJLAGE V
Veiligheidsparameters 

1.Thermische schokwisseltest

Het doel van deze test is de veranderingen van de staat van de batterij te beoordelen als gevolg van het krimpen en uitzetten van celcomponenten bij blootstelling aan extreme temperaturen en plotselinge temperatuursveranderingen, alsook de mogelijke gevolgen van dergelijke veranderingen. Tijdens een thermische schokwisseltest wordt de batterij blootgesteld aan twee temperatuuruitersten waarbij elk uiterste gedurende een bepaalde tijd wordt aangehouden.

2.Externe beveiliging tegen kortsluiting

Het doel van deze test is de veiligheidsprestaties van de batterij te beoordelen bij een externe kortsluiting. De test kan de activering van de kortsluitbeveiliging beoordelen alsook de mate waarin de cellen bestand zijn tegen de spanning, zonder dat zich een gevaarlijke situatie voordoet (zoals thermische wegloop (thermal runaway), explosies, brand). De belangrijkste risicofactoren zijn warmteontwikkeling op celniveau en elektrische vonkvorming, die het schakelsysteem of de isolatieweerstand kunnen aantasten.

3.Overlaadbeveiliging

Het doel van deze test is de veiligheidsprestaties van de batterij bij overladen te beoordelen. De belangrijkste veiligheidsrisico’s die zich voordoen bij het overbeladen zijn de ontleding van het elektrolyt, de kathode en de anode, exothermische ontleding van de vaste elektrolytlaag, beschadiging van de separator en de afzetting van lithiummetaal, waardoor er zelfverhitting in de batterij kan ontstaan en thermische wegloop. De factoren die van invloed zijn op de resultaten van de test omvatten in ieder geval de laadcapaciteit en het uiteindelijk behaalde laadniveau. De beveiliging kan bestaan uit een spanningsregelaar (onderbreking bij overschrijding van de maximale laadspanning) of laadstroomregelaar (onderbreking bij overschrijding van de maximale laadstroom).

4.Overontlaadbeveiliging

Het doel van deze test is de veiligheidsprestaties van de batterij bij overontlading te beoordelen. Veiligheidsrisico’s die samengaan met overontlading bestaan onder meer uit ompolen met oxidatie van de stroomcollector aan de anode tot gevolg (koper) en afzettingen op de kathode. Zelfs een geringe mate van overontlading kan tot de vorming van dendrieten en uiteindelijk tot kortsluiting leiden.

5.Beveiliging tegen te hoge temperaturen

Deze test heeft tot doel de gevolgen van het uitvallen van de temperatuurregeling te beoordelen alsook de uitval van andere beveiligingsfuncties bij interne oververhitting tijdens het gebruik.

6.Thermische kettingreactie (thermal propagation)

Het doel van deze test is de veiligheidsprestaties van de batterij bij een thermische kettingreactie te beoordelen. Thermische wegloop in één cel kan een kettingreactie veroorzaken binnen de hele batterij die uit talrijke cellen kan bestaan. Dit kan ernstige gevolgen hebben, onder meer in de vorm van het vrijkomen van grote hoeveelheden gas. De test is mede gebaseerd op de tests met betrekking tot vervoerstoepassingen door ISO en UN GTR die zich in de ontwikkelingsfase bevinden.

7.Mechanische schade als gevolg van externe invloeden (valtest)

Voor deze test worden één of meer situaties nagebootst om na te gaan in welke mate een batterij blijft werken voor het doel waarvoor ze is ontworpen wanneer de batterij per ongeluk een val doormaakt of door een zware last wordt geraakt. Als criteria voor het nabootsen van deze situaties geldt dat realistische gebruiksscenario’s moeten worden gebruikt.

8.Interne beveiliging tegen kortsluiting

Het doel van deze test is de veiligheidsprestaties van de batterij te beoordelen bij een interne kortsluiting. Het zich voordoen van interne kortsluitingen, een van de grootste punten van zorg voor fabrikanten van batterijen, kan leiden tot het vrijkomen van gassen, thermische wegloop en vonkvorming, waardoor de uit de cel vrijgekomen dampen van het elektrolyt kunnen ontbranden. Deze interne kortsluitingen kunnen worden veroorzaakt door fabrieksfouten, de aanwezigheid van onzuiverheden in de cellen of de dendritische afzetting van lithium, en zijn de oorzaak van de meeste veiligheidsincidenten in de praktijk. Er zijn verschillende scenario’s mogelijk waarin interne kortsluiting een rol speelt (zoals het elektrisch contact van de kathode/anode, de aluminium stroomcollector/koperen stroomcollector, de aluminium stroomcollector/anode) die ieder een andere contactweerstand hebben.

9.Thermische blootstelling

Tijdens deze test wordt de batterij blootgesteld aan verhoogde temperaturen (bij IEC 62619 een temperatuur van 85 °C) die exotherme ontleding en thermische wegloop van de cel tot gevolg kunnen hebben.

Voor alle veiligheidsparameters onder de punten 1 tot en met 9 geldt dat naar behoren rekening moet worden gehouden met het risico op het vrijkomen van giftige gassen uit niet-waterige elektrolyten.



BIJLAGE VI
Etiketteringsvoorschriften

Deel A 
Algemene informatie over batterijen

Informatie op het batterij-etiket:

1.de naam, de geregistreerde handelsnaam of de merknaam van de fabrikant;

2.het type-, partij- of serienummer van de batterij, dan wel een ander middel ter eenduidige identificatie;

3.de modelaanduiding van de batterij;

4.datum van fabricage;

5.datum van het in de handel brengen;

6.chemisch symbool;

7.andere in de batterij aanwezige gevaarlijke stoffen dan kwik, cadmium of lood;

8.in de batterij aanwezige kritieke grondstoffen.

Deel B 
Symbool voor de gescheiden inzameling van batterijen

Deel C 
QR-code

De QR-code wordt in 100 % zwart weergegeven en is van een zodanige afmeting dat de code goed leesbaar is met algemeen beschikbare QR-lezers, zoals die welke in draagbare apparaten zijn geïntegreerd.


BIJLAGE VII
Parameters voor het bepalen van de conditie van batterijen en hun verwachte levensduur

Parameters voor het bepalen van de conditie van batterijen:

1.resterende capaciteit;

2.algemeen capaciteitsverlies;

3.resterend vermogen en vermogensverlies;

4.resterende round-tripefficiëntie;

5.actuele koelvraag;

6.veranderende zelfontlaadsnelheden;

7.weerstand in ohm en/of elektrochemische impedantie.

Parameters voor het bepalen van de verwachte levensduur van batterijen:

1.de datum van fabricage van de batterij en de datum van ingebruikneming;

2.energierendement;

3.capaciteitsrendement.



Bijlage VIII
Conformiteitsbeoordelingsprocedures

Deel A

MODULE A — INTERNE PRODUCTIECONTROLE

1.Beschrijving van de module

Met “interne productiecontrole” wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij de fabrikant de verplichtingen in de punten 2, 3 en 4 nakomt en garandeert en verklaart dat de batterij aan de in de artikelen 6, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 genoemde toepasselijke vereisten voldoet.

2.Technische documentatie

De fabrikant stelt de technische documentatie op. Aan de hand van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of de batterij aan de in punt 1 bedoelde vereisten voldoet.

In de technische documentatie worden de toepasselijke vereisten vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de beoordeling, betrekking op het ontwerp, de vervaardiging en het beoogde gebruik van de batterij. De technische documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste de volgende elementen:

a)een algemene beschrijving van de batterij en van het beoogde gebruik;

b)conceptuele ontwerp- en productietekeningen en schema’s van componenten, delen van samenstellen, circuits;

c)de beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van de in punt b) bedoelde tekeningen en schema’s en van de werking van de batterij;

d)een lijst met:

i)de in artikel 15 bedoelde geharmoniseerde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast,

ii)de in artikel 16 bedoelde gemeenschappelijke specificaties die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast,

iii)andere relevante technische specificaties die voor meet- of berekeningsdoeleinden zijn toegepast,

iv)een indicatie van welk deel van de in i) bedoelde geharmoniseerde normen en de in ii) bedoelde gemeenschappelijke specificaties zijn toegepast,

v)indien de in i) bedoelde geharmoniseerde normen en de in ii) bedoelde gemeenschappelijke specificaties niet zijn toegepast, een beschrijving van de oplossingen die zijn vastgesteld om te voldoen aan de in punt 1 genoemde vereisten;

e)testverslagen.

3.Vervaardiging

De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces en het toezicht daarop de conformiteit van de batterij met de in punt 2 bedoelde technische documentatie en met de in punt 1 bedoelde toepasselijke vereisten waarborgen.

4.CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

De fabrikant brengt de CE-markering aan op elke afzonderlijke verpakking van het batterijmodel dat voldoet aan de in punt 1 bedoelde vereisten, of, indien de batterij onverpakt wordt geleverd, in een bij het batterijmodel gevoegd document.

De fabrikant stelt overeenkomstig artikel 18 voor ieder batterijmodel een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring, samen met de technische documentatie, tot tien jaar na het in de handel brengen van de laatste batterij van het betreffende model ter beschikking van de nationale autoriteiten.

Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten van de lidstaten verstrekt.

5.Gemachtigde

De in punt 4 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat deze verplichtingen in het mandaat zijn gespecificeerd.

Deel B

MODULE A1 — INTERNE PRODUCTIECONTROLE PLUS VERIFICATIE ONDER TOEZICHT

1.Beschrijving van de module

Met “interne productiecontrole plus verificatie onder toezicht” wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij de fabrikant de verplichtingen in de punten 2, 3, 4 en 5 nakomt en garandeert en verklaart dat de batterij aan de in de artikelen 7, 8 en 39 genoemde toepasselijke vereisten voldoet.

2.Technische documentatie

De fabrikant stelt de technische documentatie op. Aan de hand van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of de batterij aan de in punt 1 bedoelde vereisten voldoet; zij omvat een adequate analyse en beoordeling van de risico’s.

In de technische documentatie worden de in punt 1 bedoelde toepasselijke vereisten vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de beoordeling, het ontwerp, de vervaardiging en het beoogde gebruik van de batterij. De technische documentatie bevat, in voorkomend geval, ten minste de volgende elementen:

a)een algemene beschrijving van de batterij;

b)conceptuele ontwerp- en productietekeningen en schema’s van componenten, delen van samenstellen, circuits;

c)de beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van de in punt b) bedoelde tekeningen en schema’s en van de werking van de batterij; de testverslagen.

3.Vervaardiging

De fabrikant of de importeur die de batterij in de Unie in de handel brengt, neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces en het toezicht daarop de conformiteit van de vervaardigde producten met de in punt 2 bedoelde technische documentatie en met de in punt 1 bedoelde toepasselijke vereisten waarborgen.

4.Product- en informatiecontroles

Voor ieder batterijmodel en, waar van toepassing, voor iedere partij die de fabrikant of importeur in de Unie in de handel brengt, voert de betreffende marktdeelnemer een of meer tests uit met betrekking tot een of meer specifieke aspecten van het batterijmodel of de partij batterijen teneinde de conformiteit met de in punt 1 bedoelde vereisten te verifiëren. Voor grote partijen batterijen selecteert de fabrikant, de gemachtigde of de importeur een statistisch representatieve steekproef.

De fabrikant of de importeur die het batterijmodel in de Unie in de handel brengt, dient de in de artikelen 7, 8 en 39 van deze verordening bedoelde informatie en documenten in bij de aangemelde instantie met het oog op de verificatie van de conformiteit met de in die artikelen toepasselijke vereisten en verplichtingen, evenals die in de toepasselijke uitvoeringsmaatregelen.

5.CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

De fabrikant brengt de CE-markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 4 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elke batterij of de verpakking hiervan die aan de toepasselijke vereisten van deze verordening voldoet.

De fabrikant stelt overeenkomstig artikel 18 voor ieder batterijmodel een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring, samen met de technische documentatie, tot tien jaar na het in de handel brengen van de laatste batterij van het betreffende model ter beschikking van de nationale autoriteiten.

Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten van de lidstaten verstrekt.

6.Gemachtigde

De in de punten 4 en 5 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat deze verplichtingen in het mandaat zijn gespecificeerd.

BIJLAGE IX
EU-conformiteitsverklaring nr. ...

1.Batterijmodel (product-, type-, partij- of serienummer):

2.Naam en adres van de fabrikant en, indien van toepassing, zijn gemachtigde.

3.Deze conformiteitsverklaring wordt afgegeven onder volledige verantwoordelijkheid van de fabrikant.

4.Voorwerp van de verklaring (beschrijving aan de hand waarvan de batterij kan worden getraceerd): beschrijving van de batterij.

5.Het in punt 4 beschreven voorwerp is in overeenstemming met de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie: … (verwijzing naar de andere toegepaste regelgeving van de Unie).

6.Vermelding van de toegepaste relevante geharmoniseerde normen of van de gebruikte gemeenschappelijke specificaties of van de andere technische specificaties waarop de conformiteitsverklaring betrekking heeft:

7.De aangemelde instantie … (naam, adres, nummer) heeft … (werkzaamheden beschrijven) uitgevoerd en het certificaat/de certificaten verstrekt: ... (details, inclusief de datum en, waar van toepassing, gegevens over de geldigheidsduur en -voorwaarden van het certificaat).

8.Aanvullende informatie

Ondertekend voor en namens:

(plaats en datum van afgifte):

(naam, functie) (handtekening)



BIJLAGE X
Lijst van grondstoffen en risicocategorieën 

1.Grondstoffen:

a)kobalt;

b)natuurlijk grafiet;

c)lithium;

d)nikkel;

e)op in de punten a) tot en met f) genoemde grondstoffen gebaseerde chemische verbindingen die nodig zijn voor de vervaardiging van de actieve materialen in batterijen.

2.Categorieën van sociale en milieurisico’s:

a)lucht;

b)water;

c)bodem;

d)biodiversiteit;

e)menselijke gezondheid;

f)gezondheid en veiligheid op het werk;

g)arbeidsrechten, met inbegrip van kinderarbeid;

h)mensenrechten;

i)gemeenschapsleven.

3.De internationale instrumenten ter dekking van de in punt 2 bedoelde risico’s omvatten:

a)tien beginselen van het Global Compact van de Verenigde Naties;

b)Guidelines for Social Life Cycle Assessment of Products van het UNEP;

c)Verdrag inzake biologische diversiteit. COP-besluit VIII/28 — Voluntary guidelines on Biodiversity-Inclusive impact assessment;

d)tripartiete beginselverklaring van de IAO betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid; 

e)OESO Due Diligence Handreiking voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen; en

f)OESO-richtsnoeren inzake de zorgvuldigheidseisen voor verantwoorde bevoorradingsketens van bodemschatten uit door conflicten getroffen gebieden en risicogebieden.



BIJLAGE XI
Berekening van de inzamelingspercentages voor afgedankte draagbare batterijen

1.Producenten of, indien aangewezen overeenkomstig artikel 47, lid 2, organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, en de lidstaten, berekenen het inzamelingspercentage als het percentage dat wordt verkregen door het gewicht van de afgedankte draagbare batterijen, met uitzondering van afgedankte batterijen uit lichte voertuigen, die respectievelijk overeenkomstig artikel 48 en artikel 55 in een bepaald kalenderjaar in een lidstaat zijn ingezameld, te delen door het gemiddelde gewicht van die batterijen die producenten hetzij rechtstreeks verkopen aan de eindgebruiker, hetzij leveren aan derde partijen om ze te verkopen aan de eindgebruiker in die lidstaat gedurende dat kalenderjaar en de voorafgaande twee kalenderjaren.

2.Producenten of, indien aangewezen overeenkomstig artikel 47, lid 2, organisaties voor producentenverantwoordelijkheid die namens hen optreden, en de lidstaten, berekenen de jaarlijkse verkoop van draagbare batterijen, met uitzondering van batterijen uit lichte voertuigen, aan eindgebruikers in een bepaald jaar als het gewicht van de op hun grondgebied in het betreffende jaar voor de eerste keer op de markt aangeboden draagbare batterijen, met uitzondering van de draagbare batterijen die het grondgebied van die lidstaat dat jaar vóór hun verkoop aan eindgebruikers hebben verlaten.

3.Voor iedere batterij geldt dat slechts de eerste keer dat de batterij in een lidstaat op de markt is aangeboden, wordt meegeteld.

4.De in de punten 2 en 3 bedoelde berekening wordt gebaseerd op verzamelde gegevens of statistisch significante ramingen op basis van verzamelde gegevens.

BIJLAGE XII
Verwerkings- en recyclingvoorschriften

Deel A
Verwerkingsvoorschriften

1.De verwerking houdt minimaal het wegnemen in van alle vloeistoffen en zuren.

2.Verwerking en opslag, tijdelijke opslag daaronder begrepen, in verwerkingsinrichtingen vinden plaats op locaties met ondoorlaatbare oppervlakken en passende weerbestendige afdekkingen of in hiervoor geschikte containers.

3.Afgedankte batterijen in verwerkingsinrichtingen moeten zodanig worden opgeslagen dat ze niet worden gemengd met geleidende of brandbare materialen.

4.Er moeten speciale voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen worden getroffen voor de verwerking van afgedankte lithiumbatterijen die moeten worden beschermd tegen blootstelling aan overmatige hitte, water of het risico op breken of andere fysieke schade tijdens de verwerking, sortering en opslag.

Deel B:
Recyclingrendementen

1.Uiterlijk vanaf 1 januari 2025 moeten de recyclingprocessen de volgende minimale recyclingrendementen bereiken:

a)recycling van 75 % van het gemiddelde gewicht van lood-zuurbatterijen;

b)recycling van 65 % van het gemiddelde gewicht van lithiumbatterijen;

c)recycling van 50 % van het gemiddelde gewicht van andere afgedankte batterijen.

2.Uiterlijk vanaf 1 januari 2030 moeten de recyclingprocessen de volgende minimale recyclingrendementen bereiken:

a)recycling van 80 % van het gemiddelde gewicht van lood-zuurbatterijen;

b)recycling van 70 % van het gemiddelde gewicht van lithiumbatterijen.

Deel C:
Niveau van door nuttige toepassing verkregen materialen

1.Uiterlijk vanaf 1 januari 2026 moeten de recyclingprocessen de volgende niveaus van door nuttige toepassing verkregen materialen bereikten:

a)90 % voor kobalt;

b)90 % voor koper;

c)90 % voor lood;

d)35 % voor lithium;

e)90 % voor nikkel.

2.Uiterlijk vanaf 1 januari 2030 moeten de recyclingprocessen de volgende niveaus van door nuttige toepassing verkregen materialen bereiken:

a)95 % voor kobalt;

b)95 % voor koper;

c)95 % voor lood;

d)70 % voor lithium;

e)95 % voor nikkel.

BIJLAGE XIII 
Informatie voor opslag in het Europees elektronisch uitwisselingssysteem 

Informatie en gegevens worden verwerkt overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie 4 . De specifieke regelingen in verband met cyberveiligheid van Besluit (EU, Euratom) 2017/46 5 van de Commissie en de uitvoeringsbepalingen daarvan zijn van toepassing. Het vertrouwelijkheidsniveau is afhankelijk van de gevolgschade die mogelijk voortvloeit uit de openbaarmaking van de gegevens aan onbevoegden.

1.HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE DEEL VAN HET SYSTEEM

Informatie die door de marktdeelnemer die een batterij in de handel brengt in het publiek toegankelijke deel van het systeem moet worden opgeslagen en beschikbaar moet worden gemaakt:

a)batterijfabrikant;

b)batterijtype;

c)een algemene beschrijving van het model, waardoor het eenduidig en gemakkelijk te herkennen is, met inbegrip van de datum van het in de handel brengen;

d)datum en plaats van vervaardiging;

e)samenstelling van de batterij, met inbegrip van de kritieke grondstoffen;

f)informatie over de koolstofvoetafdruk in de eenheden die zijn aangegeven in de desbetreffende uitvoeringsmaatregel(en);

g)informatie over het op verantwoorde wijze betrekken van grondstoffen zoals aangegeven in de desbetreffende uitvoeringsmaatregel(en);

h)informatie over het gehalte aan gerecycled materiaal zoals aangegeven in de desbetreffende uitvoeringsmaatregel(en);

i)Nominale capaciteit (in Ah)

(j)minimale spanning, nominale spanning en maximale spanning, in voorkomend geval met temperatuurbereik;

k)oorspronkelijk vermogen (in watt) en grenswaarden, in voorkomend geval met temperatuurbereik;

l)verwachte levensduur van de batterij uitgedrukt in cycli, alsook de gebruikte referentietest;

m)capaciteitsdrempel voor volledige ontlading (uitsluitend voor EV-batterijen);

n)de temperaturen waartegen de batterij bestand is wanneer zij niet in gebruik is (referentietest);

o)Periode gedurende welke de commerciële garantie voor de kalenderlevensduur van toepassing is;

p)initiële round-tripefficiëntie en bij 50 % van de levenscyclus;

q)interne weerstand van de batterijcellen en het batterijpak;

r)de “C-rate” (constante laadstroom) van de betreffende ontladingscyclustest.

2.VEREISTEN MET BETREKKING TOT HET DEEL VAN HET SYSTEEM DAT UITSLUITEND TOEGANKELIJK IS VOOR ERKENDE MARKTDEELNEMERS EN DE COMMISSIE

Het deel van het systeem dat uitsluitend toegankelijk mag zijn voor erkende bedrijven die zich bezighouden met herproductie, exploitanten van batterijen voor hergebruik en recyclers, moet het volgende omvatten:

a)gedetailleerde gegevens met betrekking tot de samenstelling, met inbegrip van de in de kathode, anode en elektrolyt gebruikte materialen;

b)de onderdeelnummers van de onderdelen en de contactgegevens voor het verkrijgen van vervangende onderdelen;

c)demontage-informatie, met in ieder geval:

een explosietekening van het batterijsysteem/batterijpak met de locatie van de batterijcellen,

de demontagevolgorde,

het soort en aantal ongedaan te maken bevestigingen,

het voor demontage vereiste gereedschap,

waarschuwingen indien sprake is van risico op beschadiging van onderdelen,

het aantal gebruikte cellen en de indeling;

d)veiligheidsmaatregelen.

3.VEREISTEN MET BETREKKING TOT HET DEEL VAN HET SYSTEEM DAT UITSLUITEND TOEGANKELIJK IS VOOR AANGEMELDE INSTANTIES, MARKTTOEZICHTAUTORITEITEN EN DE COMMISSIE

a)De gerapporteerde resultaten van de tests waaruit conformiteit blijkt met de in deze verordening en de in de bijbehorende uitvoerings- of gedelegeerde maatregelen vastgelegde vereisten.



BIJLAGE XIV
Concordantietabel

Richtlijn 2006/66/EG

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 1, eerste alinea, punt 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, eerste alinea, punt 2

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, tweede alinea

---

Artikel 2

Artikel 1, leden 2 en 3

Artikel 2, lid 1

Artikel 1, lid 2

Artikel 2, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 2, lid 2, punt a)

Artikel 1, lid 3, punt a)

Artikel 2, lid 2, punt b)

Artikel 1, lid 3, punt b)

Artikel 3

Artikel 2

Artikel 3, punt 1

Artikel 2, punt 1

Artikel 3, punt 2

---

Artikel 3, punt 3

Artikel 2, punt 7

Artikel 3, punt 4

---

Artikel 3, punt 5

Artikel 2, punt 10

Artikel 3, punt 6

Artikel 2, punt 11

Artikel 3, punt 7

Artikel 2, punt 39

Artikel 3, punt 8

Artikel 2, punt 49

Artikel 3, punt 9

---

Artikel 3, punt 10

Artikel 2, punt 42

Artikel 3, punt 11

Artikel 2, punt 23

Artikel 3, punt 12

Artikel 2, punt 37

Artikel 3, punt 13

Artikel 2, punt 55

Artikel 3, punt 14

Artikel 2, punt 14

Artikel 3, punt 15

Artikel 2, punt 19

Artikel 3, punt 16

---

Artikel 3, punt 17

---

Artikel 4

Artikel 6

Artikel 4, lid 1

Bijlage I

Artikel 4, lid 1, punt a)

Bijlage I, eerste vermelding, punt 1

Artikel 4, lid 1, punt b)

Bijlage I, tweede vermelding, punten 1 tot en met 3

Artikel 4, lid 2

---

Artikel 4, lid 3

Bijlage I, tweede vermelding, punt 2

Artikel 4, lid 3, punt a)

Bijlage I, tweede vermelding, punt 2, a)

Artikel 4, lid 3, punt b)

Bijlage I, tweede vermelding, punt 2, b)

Artikel 4, lid 3, punt c)

---

Artikel 4, lid 4

---

Artikel 5

---

Artikel 6

Artikel 3

Artikel 6, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 6, lid 2

---

Artikel 7

---

Artikel 8

Artikel 48, artikel 49, artikel 50, artikel 51, artikel 52, artikel 53, artikel 54

Artikel 8, lid 1

Artikel 48

Artikel 8, lid 1, punt a)

Artikel 48, lid 1, punt a)

Artikel 48, lid 1, punt b)

Artikel 8, lid 1, punt b)

Artikel 50

Artikel 8, lid 1, punt c)

Artikel 49, lid 1

Artikel 50, lid 1

Artikel 8, lid 1, punt d)

Artikel 48, lid 2, punt a), ii)

Artikel 49, lid 1, punt b)

Artikel 8, lid 1, tweede alinea

Artikel 48, lid 5

Artikel 8, lid 2

Artikel 48, lid 1

Artikel 48, lid 2

Artikel 8, lid 2, punt a)

Artikel 48, lid 1

Artikel 48, lid 2

Artikel 8, lid 2, punt b)

Artikel 48, lid 2

Artikel 8, lid 2, punt c)

---

Artikel 8, lid 3

Artikel 49

Artikel 8, lid 4

Artikel 49

Artikel 9

---

Artikel 10

Artikel 55

Artikel 10, lid 1

---

Artikel 10, lid 1, tweede alinea

Artikel 61, lid 3

Artikel 10, lid 2

Artikel 55, lid 1

Artikel 10, lid 2, punt a)

---

Artikel 10, lid 2, punt b)

Artikel 55, lid 1, punt a)

Artikel 10, lid 3

Artikel 55, lid 2; artikel 62, lid 1, tweede alinea

Artikel 10, lid 4

---

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 11, eerste alinea

Artikel 11, lid 1

Artikel 11, tweede alinea

Artikel 11, lid 2

Artikel 12

Artikel 56

Artikel 12, lid 1

Artikel 56, lid 2

Artikel 12, lid 1, punt a)

Artikel 48, lid 1, punt e); artikel 49, lid 3, punt c)

Artikel 12, lid 1, punt b)

Artikel 57, lid 1

Artikel 12, lid 1, tweede alinea

---

Artikel 12, lid 1, derde alinea

---

Artikel 12, lid 2

Artikel 57, lid 2

Artikel 12, lid 3

Artikel 51, lid 3; artikel 56, lid 3

Artikel 12, lid 4

Artikel 57, lid 2; artikel 57, lid 3

Artikel 12, lid 5

Artikel 61, lid 4, punt c); artikel 62, lid 1, punt c)

Artikel 12, lid 6

Artikel 57, lid 4

Artikel 13

---

Artikel 13, lid 1

---

Artikel 13, lid 2

Overweging 78

Artikel 14

Artikel 56, lid 1

Artikel 15

Artikel 58

Artikel 15, lid 1

Artikel 58, lid 1

Artikel 15, lid 2

Artikel 58, lid 2

Artikel 15, lid 3

Artikel 58, lid 3

Artikel 16

Artikel 47

Artikel 16, lid 1

Artikel 47, lid 1

Artikel 16, lid 1, punt a)

Artikel 47, lid 1, punt a)

Artikel 16, lid 1, punt b)

Artikel 47, lid 1, punt a)

Artikel 16, lid 2

---

Artikel 16, lid 3

Artikel 47, lid 1, punten d) en e)

Artikel 16, lid 4

Artikel 60, lid 5

Artikel 16, lid 5

---

Artikel 16, lid 6

---

Artikel 17

Artikel 46

Artikel 18

Artikel 47, lid 4, punt c)

Artikel 18, lid 1

---

Artikel 18, lid 2

---

Artikel 18, lid 3

---

Artikel 19

Artikel 48, lid 1; artikel 49, lid 1; artikelen 50 tot en met 54

Artikel 19, lid 1

Artikel 48, lid 2; artikel 49, lid 1; artikel 50; artikelen 52 tot en met 54

Artikel 19, lid 2

Artikel 47, lid 4, punt c)

Artikel 20

Artikel 60

Artikel 20, lid 1

Artikel 60, lid 1

Artikel 20, lid 1, punt a)

Artikel 60, lid 1, punt f)

Artikel 20, lid 1, punt b)

Artikel 60, lid 1, punt b)

Artikel 20, lid 1, punt c)

Artikel 60, lid 1, punt c)

Artikel 20, lid 1, punt d)

Artikel 60, lid 1, punt b)

Artikel 20, lid 1, punt e)

Artikel 60, lid 1, punt e)

Artikel 20, lid 2

Artikel 60

Artikel 20, lid 3

Artikel 60, lid 4

Artikel 21

Artikel 20 Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering;

Artikel 13; bijlage VI, delen A, B, C

Artikel 21, lid 1

Artikel 13, lid 3

Artikel 21, lid 2

Artikel 13, lid 2

Artikel 21, lid 3

Artikel 13, lid 4

Artikel 21, lid 4

Artikel 13, lid 3

Artikel 21, lid 5

Artikel 13, lid 3

Artikel 21, lid 6

---

Artikel 21, lid 7

---

Artikel 22 bis

---

Artikel 23 Evaluatie

Artikel 55, lid 3; artikel 77

Artikel 23, lid 1

Artikel 77, lid 1

Artikel 23, lid 2

Artikel 77, lid 2

Artikel 23, lid 2, punt a)

---

Artikel 23, lid 2, punt b)

Artikel 55, lid 3; artikel 77, lid 2, punt d)

Artikel 23, lid 2, punt c)

Artikel 56, lid 4

Artikel 23, lid 3

Artikel 77, lid 2, tweede alinea

Artikel 23 bis

Artikel 73

Artikel 23 bis, lid 1

Artikel 73, lid 1

Artikel 23 bis, lid 2

Artikel 73, lid 2

Artikel 23 bis, lid 3

Artikel 73, lid 3

Artikel 23 bis, lid 4

Artikel 73, lid 5

Artikel 23 bis, lid 5

Artikel 73, lid 6

Artikel 24

Artikel 74

Artikel 24, lid 1

Artikel 74, lid 1

Artikel 24, lid 2

Artikel 74, lid 3

Artikel 24, lid 2, tweede alinea

Artikel 74, lid 3, tweede alinea

Artikel 25

Artikel 76

Artikel 26

---

Artikel 27

---

Artikel 28

Artikel 78

Artikel 29

Artikel 79

Artikel 30

--

Bijlage I

Bijlage XI

Bijlage II

Bijlage VI, deel B

Bijlage III

Bijlage XII

Bijlage III, deel A

Bijlage XII, deel A

Bijlage III, deel B

Bijlage XII, deel B

Bijlage IV Procedurele vereisten voor registratie

---

(1)    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32013H0179&from=EN
(2)    https://ec.europa.eu/environment/eussd/smgp/pdf/PEFCR_guidance_v6.3.pdf
(3)    Zie https://ec.europa.eu/environment/eussd/smgp/dev_methods.htm
(4)    Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie(PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).
(5)    Besluit (EU, Euratom) 2017/46 van de Commissie van 10 januari 2017 over de beveiliging van communicatie- en informatiesystemen binnen de Europese Commissie (PB L 6 van 11.1.2017, blz. 40).