Brussel, 24.8.2020

COM(2020) 463 final

2020/0216(NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

tot toekenning van tijdelijke steun op grond van Verordening (EU) 2020/672 van de Raad aan Litouwen om het risico op werkloosheid in een noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In Verordening (EU) 2020/672 van de Raad (“SURE-verordening”) is het rechtskader vastgesteld waarbinnen de Unie aan een lidstaat die een ernstige economische verstoring ondervindt of dreigt te ondervinden als gevolg van de COVID-19-uitbraak, financiële bijstand kan verlenen. Steun in het kader van SURE dient voor het financieren van hoofdzakelijk werktijdverkortingsregelingen of soortgelijke maatregelen ter bescherming van werknemers en zelfstandigen, en zodoende voor het verminderen van werkloosheid en inkomensverlies, alsook, in aanvulling daarop, voor de financiering van sommige maatregelen op gezondheidsgebied, met name op de werkplek.

Op 7 augustus 2020 heeft Litouwen de Unie om financiële bijstand op grond van de SURE-verordening verzocht. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de SURE-verordening heeft de Commissie de Litouwse autoriteiten geraadpleegd om de plotse en sterke stijging te verifiëren van de werkelijke en geplande uitgaven die rechtstreeks verband houden met regelingen voor werktijdverkorting en soortgelijke maatregelen. Met name gaat het om:

(1)een subsidieregeling voor werkgevers die het geraamde loon dekt van elke werknemer die op non-actief wordt gesteld. De werkgever zou de keuze hebben tussen een subsidie van 70 % van het loon, tot een maximum van anderhalve keer het minimumloon, of een subsidie van 90 % van het loon (100 % voor werknemers van 60 jaar en ouder), tot maximaal het minimumloon. Werkgevers die gebruikmaken van de regeling, moeten ten minste 50 % van hun werknemers in dienst houden tot minstens drie maanden na het einde van de loonsubsidie;

(2)steun voor werknemers die terugkeren na inactiviteit, tot zes maanden na hun terugkeer naar het werk. Met een begrenzing tot het minimumloon of twee keer het minimumloon afhankelijk van de economische activiteit van de werkgever, kan de steun in de eerste en tweede maand na de terugkeer tot 100 %, in de derde en vierde maand tot 50 % en in de vijfde en de zesde maand tot 30 % van het werknemersloon bedragen;

(3)uitkeringen voor zelfstandigen, met inbegrip van zelfstandigen met een landbouwbedrijf of een boerderij van minstens vier economische grootte-eenheden, ten bedrage van 257 EUR per maand, betaald tijdens de periode van quarantaine en de daaropvolgende twee maanden;

(4)uitkeringen voor zelfstandigen, met inbegrip van zelfstandigen met een landbouwbedrijf of een boerderij van minder dan vier economische grootte-eenheden, die niet onder de voorgaande maatregel vallen. De maatregel bestaat uit een eenmalige betaling van 200 EUR voor de kleine landbouwers zonder andere beroepsbezigheid, of van 200 EUR voor elk van de drie maanden van de quarantaine en de noodtoestand indien de betrokkene naast de zelfstandige landbouwbedrijvigheid in loondienst was en niet meer dan het minimumloon verdiende.

Litouwen heeft de Commissie de nodige informatie verschaft.

Rekening houdende met het beschikbare bewijsmateriaal stelt de Commissie de Raad voor om een uitvoeringsbesluit vast te stellen waarbij op grond van de SURE-verordening ten behoeve van de bovengenoemde maatregelen financiële bijstand aan Litouwen wordt verleend.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorliggende voorstel is volledig verenigbaar met Verordening (EU) 2020/672 van de Raad, op grond waarvan het voorstel wordt gedaan.

Dit voorstel vormt een aanvulling op een ander wetgevingsinstrument van de Unie om steun te verlenen aan lidstaten in noodsituaties, namelijk Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (“Verordening (EG) nr. 2012/2002”). Op 30 maart is Verordening (EU) 2020/461 van het Europees Parlement en de Raad vastgesteld; bij die verordening wordt het toepassingsgebied van het bovengenoemde instrument uitgebreid tot grote volksgezondheidscrises en wordt bepaald welke specifieke acties in aanmerking komen voor financiering.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel maakt deel uit van een reeks maatregelen die zijn genomen in respons op de huidige COVID-19-pandemie, zoals het corona-investeringsinitiatief, en vormt een aanvulling op andere instrumenten die de werkgelegenheid ondersteunen, zoals het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)/InvestEU. Aangezien dit instrument gebruik maakt van het opnemen en verstrekken van leningen om de lidstaten in dit specifieke geval van de COVID-19-uitbraak te ondersteunen, fungeert dit voorstel als tweede verdedigingslinie voor de financiering van regelingen voor werktijdverkorting en soortgelijke maatregelen, die banen en dus ook werknemers en zelfstandigen helpen te beschermen tegen het risico van werkloosheid.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit instrument is Verordening (EU) 2020/672 van de Raad.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel komt er na een verzoek van een lidstaat en is een blijk van Europese solidariteit, doordat financiële bijstand van de Unie in de vorm van tijdelijke leningen wordt verstrekt aan een lidstaat die zwaar door de COVID-19-uitbraak wordt getroffen. Deze financiële bijstand vormt een tweede verdedigingslinie voor een overheid die wordt geconfronteerd met een tijdelijke toename van de overheidsuitgaven voor werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen om banen te beschermen, en dus ook om werknemers en zelfstandigen te beschermen tegen het risico op werkloosheid en inkomstenverlies.

Deze steun helpt de getroffen bevolking en draagt bij tot het beperken van de directe maatschappelijke en economische gevolgen van de COVID-19-crisis.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het gaat niet verder dan wat nodig is om de met het instrument beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel moest dringend worden voorbereid zodat het tijdig kan worden aangenomen door de Raad. Daardoor kon geen raadpleging van de belanghebbenden worden uitgevoerd.

Effectbeoordeling

Gezien de urgentie van het voorstel heeft geen effectbeoordeling plaatsgevonden.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De Commissie moet leningen op de financiële markten kunnen aangaan en deze vervolgens kunnen gebruiken om zelf leningen te verstrekken aan de lidstaten die financiële bijstand vragen in het kader van het SURE-instrument.

Naast de garanties van de lidstaten worden ook andere waarborgen in het systeem ingebouwd om de financiële soliditeit van de regeling te garanderen:

·een strikte en conservatieve benadering van financieel beheer;

·een leningenportefeuille die zodanig is opgebouwd dat het concentratierisico, het jaarlijkse risico en de buitensporige blootstelling aan risico’s van individuele lidstaten beperkt blijven en die er tegelijkertijd voor zorgt dat voldoende middelen kunnen worden toegekend aan de meest behoeftige lidstaten; en

·de mogelijkheid om schulden door te rollen.

2020/0216 (NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

tot toekenning van tijdelijke steun op grond van Verordening (EU) 2020/672 van de Raad aan Litouwen om het risico op werkloosheid in een noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak  1 , en met name artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Op 7 augustus 2020 heeft Litouwen de Unie om financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn nationale inspanningen om aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers het hoofd te bieden.

(2)De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die Litouwen heeft getroffen om de uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, zullen naar verwachting een dramatisch effect op de overheidsfinanciën hebben. Volgens de voorjaarsprognose 2020 van de Commissie zou Litouwen tegen het einde van 2020 een overheidstekort van 6,9 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een schuld van 48,5 % van het bbp hebben. Volgens de tussentijdse zomerprognose van de Commissie zou het bbp van Litouwen in 2020 met 7,1 % krimpen.

(3)Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Litouwen inactief geworden. Dit heeft geleid tot een plotse en sterke stijging van de overheidsuitgaven in Litouwen in verband met loonsubsidies tijdens en na de periode van inactiviteit en uitkeringen voor zelfstandigen, met inbegrip van zelfstandigen met een landbouwbedrijvigheid, zoals toegelicht in de overwegingen 4 tot en met 7.

(4)Bij de “Arbeidswet nr. XII-2470” waarnaar in het verzoek van Litouwen van 7 augustus 2020 wordt verwezen, is een subsidieregeling voor werkgevers ingesteld die het geraamde loon dekt van werknemers die inactief zijn geworden. De werkgever zou de keuze hebben tussen een subsidie van 70 % van het loon, tot een maximum van anderhalve keer het minimumloon, of een subsidie van 90 % van het loon (100 % voor werknemers van 60 jaar en ouder), tot maximaal het minimumloon. Werkgevers die gebruikmaken van de regeling, moeten ten minste 50 % van hun werknemers in dienst houden tot minstens drie maanden na het einde van de loonsubsidie;

(5)Er wordt ook subsidie betaald voor werknemers die terugkeren na inactiviteit, tot zes maanden na hun terugkeer naar het werk. Met een begrenzing tot het minimumloon of twee keer het minimumloon afhankelijk van de economische activiteit van de werkgever, kan de steun in de eerste en tweede maand na de terugkeer tot 100 %, in de derde en vierde maand tot 50 % en in de vijfde en de zesde maand tot 30 % van het werknemersloon bedragen. Deze subsidies kunnen worden beschouwd als een soortgelijke maatregel als een werktijdverkortingsregeling in de zin van Verordening (EU) 2020/672 omdat zij ertoe strekken inkomenssteun te verstrekken aan werknemers en bestaande banen in stand te houden.

(6)De overheid heeft ook uitkeringen ingevoerd voor zelfstandigen, met inbegrip van zelfstandigen met een landbouwbedrijf of een boerderij van minstens vier economische grootte-eenheden, ten bedrage van 257 EUR per maand, betaald tijdens de periode van quarantaine en de daaropvolgende twee maanden. De uitkeringen voor zelfstandigen kunnen worden beschouwd als een soortgelijke maatregel als een werktijdverkortingsregeling in de zin van Verordening (EU) 2020/672 omdat zij ertoe strekken de zelfstandigen of daarmee gelijkgestelde categorieën van werkenden te beschermen tegen inkomensderving of -verlies.

(7)Tot slot zijn uitkeringen ingevoerd voor zelfstandigen, met inbegrip van zelfstandigen met een landbouwbedrijf of een boerderij van minder dan vier economische grootte-eenheden, die niet onder de in overweging 6 beschreven maatregel vallen. De maatregel bestaat uit een eenmalige betaling van 200 EUR voor kleine landbouwers zonder andere beroepsbezigheid. Voor kleine landbouwers die naast de zelfstandige landbouwbedrijvigheid in loondienst waren en niet meer dan het minimumloon verdienden, bestaat de maatregel uit een betaling van 200 EUR voor elk van de drie maanden van de quarantaine en de noodtoestand. De maatregel kan worden beschouwd als een soortgelijke maatregel als een werktijdverkortingsregeling in de zin van Verordening (EU) 2020/672 omdat hij ertoe strekt de zelfstandigen of daarmee gelijkgestelde categorieën van werkenden te beschermen tegen inkomensderving of -verlies.

(8)Litouwen voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. Litouwen heeft de Commissie het nodige bewijsmateriaal verschaft dat de werkelijke en geplande overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 746 660 000 EUR zijn gestegen als gevolg van de nationale maatregelen om de sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak het hoofd te bieden. Dit vormt een plotselinge en sterke stijging omdat de nieuwe maatregelen betrekking hebben op een aanzienlijk deel van de ondernemingen en de werkende bevolking in Litouwen. Litouwen is voornemens om 144 350 000 EUR van de stijging van het uitgavenbedrag uit Uniemiddelen te financieren.

(9)De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, Litouwen geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen.

(10)Daarom moet financiële bijstand worden verleend om Litouwen te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische gevolgen van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak.

(11)Dit besluit laat de uitkomst onverlet van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name op grond van de artikelen 107 en 108 VWEU. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, overeenkomstig artikel 108 VWEU, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

(12)Litouwen moet de Commissie op regelmatige basis informeren over de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven, zodat de Commissie kan beoordelen in hoeverre Litouwen die uitgaven ten uitvoer heeft gelegd.

(13)Bij het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met bestaande en verwachte behoeften van Litouwen en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Litouwen voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672.

Artikel 2

1.De Unie stelt Litouwen een lening van maximaal 602 310 000 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.

2.De periode waarin de overeenkomstig dit besluit verleende financiële bijstand beschikbaar is, bedraagt 18 maanden te rekenen vanaf de eerste dag na de inwerkingtreding van dit besluit.

3.De Commissie stelt de financiële bijstand van de Unie in maximaal acht tranches beschikbaar aan Litouwen. Een tranche kan in één of meer deeltranches worden uitbetaald. De looptijden van de deeltranches in het kader van de eerste tranche kunnen langer zijn dan de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd. In dergelijke gevallen worden de looptijden van verdere deeltranches zodanig vastgesteld dat de in lid 1 genoemde maximale gemiddelde looptijd in acht is genomen als alle tranches zijn uitbetaald.

4.De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst.

5.Litouwen betaalt de in artikel 4 van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde financieringskosten van de Unie voor elke tranche, vermeerderd met alle vergoedingen, kosten en uitgaven van de Unie die uit financiering voortvloeien.

6.De Commissie beslist over de omvang en de vrijgave van de tranches, alsmede over de omvang van de deeltranches.

Artikel 3

Litouwen mag de volgende maatregelen financieren:

(a)loonsubsidies gedurende en na de periode van inactiviteit, zoals voorzien bij artikel 41 van Arbeidswet nr. XII-2470;

(b)uitkeringen aan zelfstandigen, zoals voorzien bij artikel 5-1 van Arbeidswet nr. XII-2470;

(c)uitkeringen aan zelfstandigen met een landbouwbedrijvigheid, zoals voorzien bij artikel 5-2 van Arbeidswet nr. XII-2470.

Artikel 4

Litouwen stelt de Commissie tegen [DATUM: 6 maanden na de bekendmakingsdatum van dit besluit], en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de Republiek Litouwen.

Artikel 6

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1.