Brussel, 2.4.2020

COM(2020) 172 final

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de mobilisering van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2020 om noodhulp te verstrekken aan de lidstaten en het Uniemechanisme voor civiele bescherming/rescEU verder te versterken als antwoord op de COVID-19-uitbraak


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 1 (hierna de "MFK-verordening" genoemd) voorziet in de mobilisering van de marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de EU-28 als laatste redmiddel om op onvoorziene omstandigheden te reageren. In de technische aanpassing van het MFK voor 2020 2 , die gebaseerd is op artikel 6 van de MFK-verordening, is het absolute maximum van de marge voor onvoorziene uitgaven voor het jaar 2020 vastgesteld op 5 096,8 miljoen EUR.

De Commissie dient vandaag het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 2/2020 in 3 . Het omvat een verhoging van de vastleggingskredieten voor rubriek 3 Veiligheid en burgerschap met in totaal 3 000,0 miljoen EUR ter dekking van de heractivering van het instrument voor noodhulp (ESI) binnen de Unie om de lidstaten te helpen de gevolgen van de COVID-19-uitbraak op te vangen en het Uniemechanisme voor civiele bescherming/rescEU verder te versterken om het aanleggen van grotere voorraden van essentiële middelen en de coördinatie van de verdeling ervan in Europa te faciliteren. Deze verhoging komt bovenop andere verhogingen voor dezelfde rubriek ten bedrage van in totaal 423,3 miljoen EUR die de Commissie met OGB nr. 1/2020 4 had voorgesteld.

Omdat er geen ruimte is voor herschikkingen binnen rubriek 3, stelt de Commissie, in lijn met het eveneens vandaag ingediende voorstel tot wijziging van de MFK-verordening om de beperkingen inzake de werkingssfeer van dit instrument op te heffen 5 , in OGB nr. 2/2020 voor om de overkoepelende marge voor vastleggingen te gebruiken voor het volle bedrag van 2 042,4 miljoen EUR 6 dat in het kader van dit speciale instrument beschikbaar is.

Daarnaast gaat OGB nr. 2/2020 vergezeld van een voorstel 7 tot wijziging van Besluit (EU) 2020/265 betreffende de terbeschikkingstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument in 2020 8 . Met dit voorstel, waardoor het totale voorgestelde beschikbaar te stellen bedrag wordt verhoogd met 316,3 miljoen EUR, komt de totale beschikbaarstelling in 2020 uit op 1 094,4 miljoen EUR en is het voor dit speciale instrument beschikbare bedrag volledig opgebruikt.

Tot slot stelt de Commissie als laatste redmiddel voor om de marge voor onvoorziene uitgaven voor 2020 te mobiliseren ten bedrage van 714,6 miljoen EUR om de vastleggingskredieten in verband met uitgaven van rubriek 3 in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020 volledig te kunnen financieren boven het vastleggingenplafond.

2.RECHTVAARDIGING VAN DE MOBILISERING VAN DE MARGE

2.1.INLEIDING

Verordening (EU) 2016/369 bepaalt dat bij een door de mens of de natuur veroorzaakte ramp die zich voordoet of kan voordoen noodhulp kan worden verstrekt indien de omvang en de gevolgen van de ramp zo uitzonderlijk groot zijn dat er ernstige en verstrekkende humanitaire gevolgen zijn in een of meer lidstaten, en alleen in uitzonderlijke omstandigheden wanneer geen ander voor de lidstaten of de Unie beschikbaar instrument toereikend is.

Het “severe acute respiratory syndrome coronavirus 2” (SARS-CoV-2) en de erdoor veroorzaakte ziekte (COVID-19) zijn door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) successievelijk uitgeroepen tot noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid van internationaal belang 9 en wereldwijde pandemie 10 . De gevolgen van de uitbraak voor de volksgezondheid zijn zeer ernstig en wijdverspreid in de hardst getroffen lidstaten, en blijven verergeren naarmate ze zich in meer lidstaten doen gevoelen.

Het Uniemechanisme voor civiele bescherming/rescEU 11 is zowel bij OGB nr. 1/2020 als OGB nr. 2/2020 versterkt, er is een investeringsinitiatief Coronavirusrespons gelanceerd om de Europese structuur- en investeringsfondsen in te zetten 12 , en nog andere instrumenten van de Unie leveren een bijdrage om de noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid mede te helpen lenigen. Vanwege de enorme omvang van de uitdaging is een krachtig antwoord op de humanitaire gevolgen met betrekking tot de volksgezondheid van de uitbraak in de Unie evenwel nodig.

Dit alles in aanmerking genomen, stelt de Commissie voor het instrument voor noodhulp waarin Verordening (EU) 2016/369 voorziet, te heractiveren en te wijzigen in verband met de COVID-19-uitbraak 13 .

2.2.DE MARGE VOOR ONVOORZIENE UITGAVEN ALS LAATSTE REDMIDDEL

In artikel 13, lid 1, van de MFK-verordening wordt de marge voor onvoorziene uitgaven omschreven als laatste redmiddel om op onvoorziene omstandigheden te reageren. Overeenkomstig punt 14 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 14 heeft de Commissie de mogelijkheid onderzocht om aanzienlijke bedragen binnen de bestaande begroting te herschikken. In de begroting voor 2020 had de Commissie reeds voorgesteld om de niet toegewezen marge onder het maximum voor vastleggingen van rubriek 3 volledig te gebruiken. Voorts is 778,1 miljoen EUR van het flexibiliteitsinstrument aangesproken in de goedgekeurde begroting. Er is bijgevolg geen ruimte meer voor herschikkingen binnen deze rubriek.

Bij OGB nr. 1/2020 en nr. 2/2020 is voorgesteld het resterende bedrag van het flexibiliteitsinstrument te mobiliseren om tot een bedrag van in totaal 1 094,4 miljoen EUR te komen. Het aanspreken van de overkoepelende marge voor vastleggingskredieten is nu gereserveerd voor groei en werkgelegenheid en migratie en veiligheid, en omvat dus geen mobilisering voor maatregelen in verband met de COVID-19-uitbraak. Daarom stelt de Commissie vandaag voor de MFK-verordening te wijzigen om de beperking van het toepassingsgebied van de overkoepelende marge voor vastleggingskredieten 15 op te heffen en het volledige beschikbare bedrag bij OGB nr. 2/2020 te mobiliseren voor het instrument voor noodhulp en een verdere versterking van rescEU. Aangezien het gecombineerde bedrag van de overkoepelende marge voor vastleggingskredieten en het flexibiliteitsinstrument ontoereikend is om de voorgestelde verhoging van de vastleggingskredieten te financieren, is de marge voor onvoorziene uitgaven als laatste redmiddel het enige instrument dat ter beschikking staat om de resterende extra uitgaven boven het maximum van rubriek 3 te financieren.

2.3.BUDGETTAIRE GEVOLGEN VAN ONVOORZIENE OMSTANDIGHEDEN IN 2020

De Commissie stelt voor 714,6 miljoen EUR te mobiliseren via de marge voor onvoorziene uitgaven om de extra behoeften in verband met de reactivering van het ESI te dekken.

In de overeenkomstige betalingskredieten zal worden voorzien binnen het maximum voor betalingen van 2020 (en verder). Het is bijgevolg niet nodig om de marge voor onvoorziene uitgaven voor betalingen te mobiliseren.

3.VERREKENING VAN DE MARGE VOOR ONVOORZIENE UITGAVEN MET MFK-MAXIMA

Volgens artikel 13, lid 3, van de MFK-verordening moeten de uit de marge voor onvoorziene uitgaven beschikbaar gestelde middelen volledig worden verrekend met de marges voor het lopende begrotingsjaar of voor toekomstige begrotingsjaren.

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de MFK-verordening mogen de aldus verrekende middelen niet verder binnen het MFK worden aangewend opdat de totale maxima die in het MFK voor de vastleggings- en betalingskredieten voor het lopende begrotingsjaar en voor toekomstige begrotingsjaren zijn vastgesteld, niet worden overschreden. Derhalve moet bij de gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven voor vastleggingskredieten onder rubriek 3 en de daarmee samenhangende verrekening, het totale vastleggingenplafond voor 2020, het laatste jaar van de lopende MFK-periode, worden gerespecteerd.

De Commissie stelt voor de voorgestelde verhoging van de uitgaven onder rubriek 3 te verrekenen met de niet toegewezen marge die beschikbaar is onder het uitgavenmaximum van rubriek 5 Administratie.

Na verrekening zouden marges ten bedrage van in totaal 633,7 miljoen EUR overblijven onder de uitgavenmaxima voor de volgende rubrieken, als volgt verdeeld:

·514,0 miljoen EUR in rubriek 2 Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen; 

·103,4 miljoen EUR in rubriek 4 Europa als wereldspeler;

·16,2 miljoen EUR in rubriek 5 Administratie.

Onder de andere uitgavenmaxima zou geen marge resteren.

Het algemene vastleggingenmaximum voor het gehele MFK zou ongewijzigd blijven.

4.AANVULLENDE ELEMENTEN

Het Europees Parlement en de Raad worden eraan herinnerd dat dit besluit niet later in het Publicatieblad van de Europese Unie mag worden gepubliceerd dan de gewijzigde begroting nr. 2/2020, overeenkomstig artikel 13, lid 1, laatste zin, van de MFK-verordening.

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de mobilisering van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2020 om noodhulp te verstrekken aan de lidstaten en het Uniemechanisme voor civiele bescherming/rescEU verder te versterken als antwoord op de COVID-19-uitbraak

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 16 , en met name punt 14,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Artikel 13 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad 17 voorziet in een marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie.

(2) Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 heeft de Commissie het absolute bedrag van deze marge voor onvoorziene uitgaven voor 2020 berekend in haar Mededeling van 15 mei 2019 over de technische aanpassing van het financieel kader voor 2020 in overeenstemming met de ontwikkeling van het bni 18 .

(3) De Commissie heeft alle andere financiële mogelijkheden onderzocht om op onvoorziene omstandigheden te reageren met inachtneming van het in het meerjarig financieel kader (MFK) vastgestelde maximum voor uitgaven van rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap) in 2020. De Commissie heeft voorgesteld om voor rubriek 3 van het MFK in 2020 de overkoepelende marge voor vastleggingskredieten te gebruiken voor een totaal bedrag van 2 392 402 163 EUR en het flexibiliteitsinstrument te mobiliseren voor een totaal bedrag van 1 094 414 188 EUR. Om de behoeften in verband met de COVID-19-uitbraak te dekken, is het evenwel noodzakelijk de marge voor onvoorziene uitgaven te mobiliseren ter verhoging van de vastleggingskredieten van rubriek 3 van het MFK, bovenop het maximum van deze rubriek, in de algemene begroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2020, zoals wordt voorgesteld in het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2020 19 .

(4) Gezien deze zeer uitzonderlijke situatie, is aan de voorwaarde inzake het laatste redmiddel van artikel 13, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad voldaan.

(5) Dit besluit moet in werking treden op dezelfde dag als de wijziging van de begroting 2020 aangezien de marge voor onvoorziene uitgaven toestaat bepaalde acties te financieren bovenop het maximum dat voor de begroting 2020 in het MFK is vastgesteld,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020 wordt de marge voor onvoorziene uitgaven gebruikt om 714 558 138 EUR aan vastleggingskredieten te verstrekken bovenop het maximum voor vastleggingen van rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap) van het meerjarig financieel kader.

Artikel 2

Het in artikel 1 genoemde bedrag van 714 558 138 EUR wordt verrekend met de marge voor het begrotingsjaar 2020 van rubriek 5 (Administratie).

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)    PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
(2)    COM(2019) 310 van 15.5.2019.
(3)    COM(2020) 170 van 2.4.2020.
(4)    COM(2020) 145 van 27.3.2020.
(5)    COM(2020) 174 van 2.4.2020.
(6)    In dit bedrag is rekening gehouden met de van 2019 resterende marge (1 316,9 miljoen EUR) die voor 2020 beschikbaar is gesteld via de “Technische aanpassing voor speciale instrumenten” die de Commissie vandaag heeft goedgekeurd (COM(2020) 173 van 2.4.2020).
(7)    Een eerste voorstel tot wijziging van dit besluit vergezelde OGB nr. 1/2020; het wordt vervangen door dit tweede voorstel.
(8)    COM(2020) 171 van 2.4.2020.
(9)    Op 30 januari 2020.
(10)    Op 11 maart 2020.
(11)    Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).
(12)    Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013, Verordening (EU) nr. 1301/2013 en Verordening (EU) nr. 508/2014 wat betreft specifieke maatregelen om investeringen in de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten en in andere sectoren van hun economieën vrij te maken als antwoord op de COVID-19-uitbraak [Investeringsinitiatief Coronavirusrespons], COM(2020) 113 final van 13.3.2020.
(13)    COM(2020) 175 van 2.4.2020.
(14)

   PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

(15)    COM(2020) 174 van 2.4.2020.
(16)    PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(17)    Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
(18)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2019 betreffende de technische aanpassing van het financieel kader voor 2020 in overeenstemming met de ontwikkeling van het bni (COM(2019) 310).
(19)    COM(2020) 170 van 2.4.2020.