Brussel, 25.6.2020

COM(2020) 263 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Jaarverslag 2018 over de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten in de Europese Unie









Inhoudsopgave

1.    INLEIDING    

2.    RECHTSGRONDSLAG    

3.    VAN DE LIDSTATEN ONTVANGEN METHODEN EN INFORMATIE    

4.    DE OFFSHORESECTOR VOOR OLIE EN GAS IN DE EUROPESE UNIE    

4.1 Installaties en productie    

4.2 Offshore-inspecties, -onderzoeken, -handhavingsacties en -regelgevingskader    

5.    GEGEVENS OVER INCIDENTEN EN VEILIGHEIDSPRESTATIES VAN OFFSHOREACTIVITEITEN    

6.    CONCLUSIES    

1.    INLEIDING

Evenals de voorgaande verslagen over de jaren 2016 en 2017 heeft dit verslag betrekking op de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten in de Europese Unie (EU) in 2018.

Richtlijn 2013/30/EU 1 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (“richtlijn offshoreveiligheid”) vormt de rechtsgrond voor dit verslag. Met deze wetgeving wordt gestreefd naar een hoog veiligheidsniveau bij offshore olie- en gasactiviteiten ten behoeve van werknemers, het milieu, offshoreplatformen en -uitrusting en economische activiteiten zoals visserij en toerisme. De bepalingen van de richtlijn, zoals door de lidstaten uitgevoerd, strekken tot i) het voorkomen van zware ongevallen, ii) het verminderen van het aantal incidenten en iii) het zorgen voor een doeltreffende follow-up van ongevallen en incidenten om de gevolgen ervan te beperken.

Evenals de voorgaande jaarverslagen heeft dit jaarverslag tot doel i) gegevens te verstrekken over het aantal en het type installaties in de EU en ii) informatie te verstrekken over incidenten met, en een beoordeling van de veiligheidsprestaties van, offshore olie- en gasactiviteiten. Met ieder bijkomend verslag zal de trendanalyse aan betekenis winnen. Bovendien zullen de jaarverslagen een reeks opleveren die zal fungeren als een inventaris van de veiligheidsprestaties van de offshore olie- en gasactiviteiten van de lidstaten.

Dit verslag is gebaseerd op de jaarverslagen en gegevens die door de lidstaten zijn ingediend op grond van de richtlijn offshoreveiligheid. De Commissie heeft gegevens ontvangen van Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Kroatië, Nederland, Polen, Roemenië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk, dat in 2018 nog een EU-lidstaat was. De meeste installaties bevinden zich in de Noordzee en de Atlantische Oceaan (380 installaties), terwijl er in de Middellandse Zee 166, in de Zwarte Zee 8 en in de Oostzee 2 zijn.

In 2018 hebben de bevoegde autoriteiten van de lidstaten 318 offshore-installaties in hun rechtsgebied geïnspecteerd. Naar aanleiding van bepaalde incidenten hebben drie lidstaten (het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Nederland) tijdens de verslagperiode onderzoek verricht. Het Verenigd Koninkrijk verrichtte 41 onderzoeken naar veiligheids- en milieugerelateerde problemen, en 5 onderzoeken naar zware ongevallen. Denemarken verrichtte 3 onderzoeken naar veiligheids- en milieugerelateerde problemen (geen onderzoeken naar zware ongevallen), en Nederland verrichtte 1 onderzoek naar een zwaar ongeval (geen onderzoeken naar veiligheids- en milieugerelateerde problemen).

Uit de door de lidstaten verstrekte cijfers, en met name die over het aantal en de ernst van de gemelde ongevallen in verhouding tot het aantal installaties, blijkt een merkelijk lager veiligheidsniveau in de Europese offshore-sector in vergelijking met de twee voorgaande jaren, waartoe een follow-up door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten is vereist.

2.    RECHTSGRONDSLAG

Overeenkomstig artikel 25 van de richtlijn offshoreveiligheid moet de Commissie een jaarverslag over de veiligheid en de milieueffecten van offshore olie- en gasactiviteiten publiceren op basis van de informatie die door de lidstaten is verstrekt. De lidstaten moeten jaarlijks uiterlijk op 1 juni bij de Commissie een jaarverslag indienen dat de in bijlage IX, punt 3, van de richtlijn offshoreveiligheid gespecificeerde informatie bevat.

De door de lidstaten overeenkomstig artikel 25 in te dienen jaarverslagen bevatten ten minste de volgende informatie:

a) het aantal, de leeftijd en de locatie van de installaties;

b) het aantal en het type uitgevoerde inspecties en onderzoeken, naast eventuele dwingende maatregelen of veroordelingen;

c) de gegevens over incidenten conform het overeenkomstig artikel 23 vereiste gemeenschappelijke rapporteringssysteem;

d) grote veranderingen in het offshoreregelgevingskader;

e) de prestaties van de offshore olie- en gasactiviteiten.

De lidstaten hebben tot 1 juni van het jaar volgend op de verslagperiode (bijv. 1 juni 2019 voor het jaar 2018) de tijd om de vereiste informatie bekend te maken.

Zij brengen verslag uit aan de hand van een gemeenschappelijk model dat is vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1112/2014 van de Commissie van 13 oktober 2014 2 . In deze uitvoeringsverordening wordt een gemeenschappelijk model voor de uitwisseling van informatie inzake grotegevarenindicatoren door de exploitanten en eigenaars van offshore olie- en gasinstallaties vastgelegd. Tevens wordt een gemeenschappelijk model vastgelegd voor de bekendmaking van informatie inzake grotegevarenindicatoren door de lidstaten. In een richtsnoer van de Commissie 3 van 25 november 2015 wordt nadere specifieke informatie over de uitvoeringsverordening verstrekt en wordt uitgelegd hoe het rapporteringsmodel moet worden gebruikt.

3.    VAN DE LIDSTATEN ONTVANGEN METHODEN EN INFORMATIE

Overeenkomstig bijlage IX, punt 3, van de richtlijn offshoreveiligheid zijn de lidstaten verplicht duidelijk omschreven informatie te verstrekken over incidenten in hun offshore olie- en gassector, met gebruikmaking van de modellen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1112/2014. De verstrekte gegevens moeten informatie bevatten over de offshore olie- en gasinstallaties in de EU, zoals aantal, type, locatie en leeftijd. In de verslagen van de lidstaten moet ook informatie worden verstrekt over het aantal: i) offshore-inspecties, -onderzoeken en -handhavingsacties; ii) incidenten per categorie; en iii) letsels.

Naast gegevens over de afzonderlijke lidstaten heeft de Commissie ook de veiligheidsprestaties van offshoregebieden beoordeeld. In dit verband beschouwt de Commissie i) Duitsland, Denemarken, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Nederland als het gebied “Noordzee en Atlantische Oceaan”, ii) Spanje, Griekenland, Kroatië, Cyprus, Italië en Malta als het gebied “Middellandse Zee”, iii) Bulgarije en Roemenië als het gebied “Zwarte Zee” en iv) Letland en Polen als het gebied “Oostzee”.

Voor haar jaarverslag voor 2018 heeft de Commissie gebruikgemaakt van informatie die is verstrekt door Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Kroatië, Nederland, Polen, Roemenië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Andere lidstaten waren niet actief in de offshore olie- en gassector of hebben geen voor dit verslag relevante informatie ingediend.

Met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk hebben alle lidstaten met offshore olie- en gasactiviteiten volledige gegevens over al hun installaties verstrekt. Het Verenigd Koninkrijk daarentegen heeft delen van zijn verslag beperkt tot installaties die onderworpen waren aan een overeenkomstig de regelgeving geplande toetsing van de risicobeoordelingsdocumentatie (cf. artikel 42, lid 2, van de richtlijn offshoreveiligheid). Dit betekent dat de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie over onderzoeken, handhavingsacties, gegevens over incidenten en de veiligheidsprestaties van offshoreactiviteiten een reeks installaties omvat die in de eerste helft van 2018 steeds toenam. Het geraamde aantal betrokken installaties begon met 139 in januari 2018 en eindigde met 191 op 19 juli 2018. Dat was de einddatum voor de overgangsperiode voor alle installaties.

4.    DE OFFSHORESECTOR VOOR OLIE EN GAS IN DE EUROPESE UNIE

4.1 Installaties en productie

Verreweg de meeste offshore-installaties 4 in EU-wateren bevinden zich in de Noordzee (tabel 1), met name in de exclusieve economische zones van het Verenigd Koninkrijk en Nederland (respectievelijk ongeveer 34 % en 28 % van de offshore-installaties in de EU-wateren). In het Middellandse Zeegebied is Italië de actiefste lidstaat (25 % van alle installaties in de EU-wateren), gevolgd door Kroatië. In het Zwarte Zeegebied heeft Roemenië een offshore olie- en gasindustrie tot ontwikkeling gebracht, terwijl Bulgarije de exploratie van offshorekoolwaterstoffen heeft voortgezet, hoewel de productie met één installatie nog zeer bescheiden is. Volgens de verslagen die zijn ontvangen van lidstaten aan de Oostzee heeft alleen Polen offshore-installaties in dit gebied. In totaal waren er in 2018 556 productie- en niet-productie-installaties in de EU-wateren. Dit zijn twee installaties meer dan in 2017, ondanks de ontmanteling van verscheidene installaties 5 .



Tabel 1: Vaste installaties op 1 januari 2018: "Type installatie", per gebied en lidstaat

Regio/land

Type installatie (*)

FMI

FNP

FPI

NUI

Totaal

Oostzee

1

0

0

1

2

Polen

1

0

0

1

2

Zwarte Zee

7

0

0

1

8

Bulgarije

0

0

0

1

1

Roemenië

7

0

0

0

7

Middellandse Zeegebied

16

0

3

147

166

Kroatië

2

0

0

18

20

Griekenland

1

0

0

1

2

Italië

12

0

3

126

141

Spanje

1

0

0

2

3

Noordzee en Atlantische Oceaan

143

0

23

214

380

Denemarken

10

0

0

20

30

Duitsland

2

0

0

0

2

Ierland

1

0

0

1

2

Nederland

48

0

0

107

155

Verenigd Koninkrijk

82

0

23

86

191

Totaal

167

0

26

363

556

(*) FMI — Vaste bemande installatie; FNP — Vaste niet-productie-installatie; FPI — Drijvende productie-installatie; NUI — (Doorgaans) Onbemande installatie

Volgens de verstrekte gegevens zijn in 2018 13 installaties in de EU-wateren ontmanteld: 12 in het Verenigd Koninkrijk en 1 in Italië. Volgens de verstrekte informatie is 1 nieuwe vaste installatie in gebruik genomen in Nederland. Verder is de wijziging in het aantal gemelde installaties ten opzichte van het voorgaande jaar mede toe te schrijven aan wijzigingen in de rapporteringsmethoden van sommige lidstaten 6 .

Meer dan de helft van de offshore-installaties in de EU-wateren is tussen 1980 en 2000 in gebruik genomen. Sinds 2010 is de ontwikkeling van nieuwe productie-installaties aanzienlijk afgenomen in het gebied Noordzee en Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee (tabel 2).

Tabel 2: Aantal installaties in de EU-wateren, per decennium van ingebruikname en per gebied

Bouwjaar

Regio

Oostzee

Zwarte Zee

Middellandse Zeegebied

Noordzee en Atlantische Oceaan

EU Totaal

1950-1959

0

0

0

4

4

1960-1969

0

0

7

21

28

1970-1979

0

0

14

41

55

1980-1989

0

2

53

82

137

1990-1999

1

3

42

119

165

2000-2009

1

3

40

70

114

2010-2019

0

0

10

43

53

2020-2029

0

0

0

0

0

EU Totaal

2

8

166

380

556



Het grootste deel (ongeveer 94 %) van de olie- en gaswinning in de EU vindt plaats in het gebied Noordzee en Atlantische Oceaan (tabel 3). Het Verenigd Koninkrijk is veruit de grootste producent, gevolgd door Nederland en Denemarken. Italië en Kroatië zijn actieve producenten in de Middellandse Zee, terwijl in de Zwarte Zee alleen Roemenië momenteel een aanzienlijke olie- en gasproductie heeft.

Tabel 3: Offshore olie en -gasproductie in de EU in kiloton olie-equivalent (ktoe)

GEBIED

Land

ktoe

% van EU Totaal

Oostzee

210,98

0,19 %

Polen

210,98

0,19 %

Zwarte Zee

1138,87

1,01 %

Bulgarije

4,71

0,00 %

Roemenië

1134,16

1,01 %

Middellandse Zeegebied

4139,61

3,69 %

Kroatië

528,20

0,47 %

Griekenland

211,01

0,19 %

Italië

3311,00

2,95 %

Spanje

89,40

0,08 %

Noordzee en Atlantische Oceaan

106727,60

95,11 %

Denemarken

9589,00

8,55 %

Duitsland

915,00

0,82 %

Ierland

311,17

0,28 %

Nederland

11681,00

10,41 %

Verenigd Koninkrijk

84231,43

75,06 %

Totaal

112217,06

100,00 %

In vergelijking met het voorgaande jaar is de totale productie van offshore-olie- en -gas stabiel, met een daling van minder dan 1 %.

4.2 Offshore-inspecties, -onderzoeken, -handhavingsacties en -regelgevingskader

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten hebben de offshore-installaties in hun rechtsgebied regelmatig geïnspecteerd. In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van het aantal tijdens het verslagjaar verrichte offshore-inspecties. Het aantal inspecties neemt gewoonlijk toe naarmate het aantal installaties in de lidstaten toeneemt.

Net als in 2017 is het aantal inspecties opnieuw gedaald, ditmaal van 630 in 2017 tot 593 in 2018. In het bijzonder heeft Italië het aantal inspecties verlaagd van 289 tot 236, en Nederland van 60 tot 32, terwijl het Verenigd Koninkrijk het aantal inspecties heeft verhoogd van 232 naar 273. Roemenië heeft voor het eerst inspecties uitgevoerd. Tegenover het afgenomen aantal inspecties staan meer mandagen die per installatie aan inspectie zijn besteed (2817 mandagen in 2018 versus 2083 mandagen in 2017).

Tabel 4: Aantal offshore-inspecties per gebied en lidstaat in 2018*

GEBIED

Land

Inspecties

Mandagen op de installatie (reistijd niet inbegrepen)

Aantal geïnspecteerde installaties

Oostzee

3

6

2

Polen

3

6

2

Zwarte Zee

4

24

2

Roemenië

4

24

2

Middellandse Zeegebied

251

262

95

Kroatië

10

10

4

Cyprus

2

6

2

Griekenland

1

10

1

Italië

236

234

86

Spanje

2

2

2

Noordzee en Atlantische Oceaan

335

2525,5

219

Denemarken

19

66

19

Frankrijk

2

4

1

Duitsland

6

6

2

Ierland

3

30

3

Nederland

32

23

28

Verenigd Koninkrijk

273

2396,5

166

TOTAAL

593

2817,5

318

(*) De tabel bevat informatie van de lidstaten die in 2018 ten minste één offshore-installatie in hun rechtsgebied hadden.

Op grond van artikel 18 van de richtlijn offshoreveiligheid beschikken de bevoegde autoriteiten van de lidstaten over rechten en bevoegdheden betreffende activiteiten en installaties in hun rechtsgebied. Onder die rechten vallen het recht om activiteiten te verbieden en het recht om te verlangen dat maatregelen worden genomen om te voldoen aan de algemene beginselen van risicobeheer en om veilige activiteiten te waarborgen.

Drie lidstaten hebben tijdens de verslagperiode hiernaar onderzoek verricht: het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Nederland. Het Verenigd Koninkrijk verrichtte 41 onderzoeken naar veiligheids- en milieugerelateerde problemen 7 , en 5 onderzoeken naar zware ongevallen, Denemarken verrichtte 3 onderzoeken naar veiligheids- en milieugerelateerde problemen, en Nederland verrichtte 1 onderzoek naar een zwaar ongeval. Voornamelijk vanwege de toename in het Verenigd Koninkrijk lag het totale aantal onderzoeken in 2018 aanzienlijk hoger (50) dan in 2017 (20) en 2016 (23).

Ondanks de toename van het aantal onderzoeken was het totale aantal handhavingsacties in 2018 lager dan in 2017. In 2017 troffen de lidstaten nog 47 handhavingsmaatregelen (het Verenigd Koninkrijk 45), maar in 2018 heeft alleen het Verenigd Koninkrijk dergelijke maatregelen gerapporteerd, en dat aantal was met 34 zaken lager dan in 2017.

5.    GEGEVENS OVER INCIDENTEN EN VEILIGHEIDSPRESTATIES VAN OFFSHOREACTIVITEITEN

Overeenkomstig bijlage IX bij de richtlijn offshoreveiligheid rapporteerden de lidstaten de volgende, in totaal 124, incidenten voor 2018.

-    In het Verenigd Koninkrijk waren er 95 te melden gebeurtenissen, waaronder 5 zware ongevallen.

-    In Nederland waren er 14 te melden gebeurtenissen 8 , waaronder 1 zwaar ongeval. Er is niets gemeld over de oorzaken van dit ongeval, aangezien het onderzoek daarnaar nog liep op het moment van rapportering.

-In Denemarken waren er 9 te melden gebeurtenissen, en geen zware ongevallen.

-In elk van de lidstaten Frankrijk en Ierland was er één te melden gebeurtenis, en geen zware ongevallen.

Het aantal zware ongevallen omvat incidenten met een aanzienlijk potentieel om dodelijke slachtoffers te maken of ernstig lichamelijk letsel te veroorzaken, ook al hebben ze niet tot dit resultaat geleid.

De meeste defecten (80 %) in de categorie te melden gebeurtenissen vielen onder de categorie van ongewilde lozingen; 13,7 % betrof het verlies van controle over de boorput (activering van een blow-outpreventie/divertorsysteem); 1,6 % had betrekking op een defect van een veiligheids- en milieukritisch element (SECE); en 1,6 % had betrekking op een vermindering van de structurele integriteit (minder vaste verankering). Er waren twee incidenten waarbij personeel moest worden geëvacueerd.

Tabel 5: Incidenten per categorie (bijlage IX bij de richtlijn offshoreveiligheid, EU-niveau)

Bijlage IX-categorieën

Aantal gebeurtenissen

Percentage van het totale aantal gebeurtenissen in de categorie

Percentage van het totale aantal gebeurtenissen

a)

Ongewilde lozingen - totaal

99

100,0 %

79,8 %

Lozingen van olie/gas, ontvlamd - branden

1

1,06 %

0,8 %

Lozingen van olie/gas, ontvlamd - explosies

0

0,0 %

0,0 %

Lozing van niet-ontvlamd gas

56

56,5 %

45,2 %

Lozing van niet-ontvlamde olie

31

31,3 %

25,0 %

Lozing van gevaarlijke stoffen

11

11,1 %

8,9 %

b)

Verlies van controle over de boorput — totaal

17

100,0 %

13,7 %

Blow-outs

0

0,0 %

0,0 %

Activering van BOP-/divertorsysteem

8

47,1 %

6,4 %

Defect aan boorputbarrière

9

52,9 %

7,3 %

c)

Defecten van veiligheids- en milieukritische elementen

2

100,0 %

1,6 %

d)

Vermindering van structurele integriteit — totaal

2

100,0 %

1,6 %

Vermindering van structurele integriteit

0

0,0 %

0,0 %

Vermindering van stabiliteit/drijfvermogen

0

0,0 %

0,0 %

Minder vaste verankering

2

100,0 %

1,6 %

e)

Botsingen met vaartuigen

0

0,0 %

0,0 %

f)

Helikopterongevallen

0

0,0 %

0,0 %

g)

Dodelijke ongevallen(*)

0

0,0 %

0,0 %

h)

Ernstig letsel bij 5 of meer personen in hetzelfde ongeval

0

0,0 %

0,0 %

i)

Evacuatie van personeel

2

100,0 %

1,6 %

j)

Milieu-ongevallen(**)

2

100,0 %

1,6 %

Totaal 9

124

100,0 %

100,0 %

(*) Uitsluitend indien in verband met een zwaar ongeval

(**) Volgens de verslagen van de lidstaten werden de zware ongevallen niet als milieuongevallen beschouwd

Voornamelijk als gevolg van een groter aantal “ongewilde lozingen” is het totale aantal incidenten in de EU toegenomen van 42 in 2016 tot 59 in 2017, en verder tot 124 in 2018. Het aantal incidenten in verband met “verlies van controle over de boorput” is toegenomen tot 17, na een daling van het aantal gevallen van 11 in 2016 tot 8 in 2017. Het aantal “defecten van een veiligheids- en milieukritisch element” bedroeg 2, (tegenover 3 in 2016 en 1 in 2017). Nadat er in 2016 sprake was van 2 gemelde defecten en in 2017 van geen enkel gemeld defect, zijn er in 2018 2 meldingen geweest van defecten op het vlak van structurele integriteit. Verder waren er 2 evacuaties van personeel in 2018, terwijl er in 2016 één melding van de evacuatie van personeel was, en geen in 2017.

Er zijn voor 2018 geen botsingen met vaartuigen gemeld, tegenover 3 voor 2017 en geen voor 2016; er waren 9 defecten aan boorputbarrières, tegenover 2 meldingen voor 2017 en geen voor 2016. In 2018 zijn in totaal 6 incidenten aangemerkt als zware ongevallen 10 , die dodelijke slachtoffers of ernstig lichamelijk letsel hadden kunnen veroorzaken. In 2017 gebeurden 4 zware ongevallen en in 2016 zijn 2 zware ongevallen gemeld.

Met het oog op de toename van het aantal ongevallen werkt de Commissie nauw samen met de bevoegde autoriteiten om de oorzaken van deze ontwikkeling vast te stellen en een mogelijke follow-up te bespreken om de veiligheidsprestaties zo snel mogelijk op een hoger niveau te brengen. De samenwerking vindt bilateraal plaats in het kader van de EU-groep van offshore-autoriteiten (EUOAG).

6.    CONCLUSIES

Met 556 installaties in de EU (in 2018 nog inclusief het Verenigd Koninkrijk) is het aantal installaties redelijk stabiel gebleven. Het aantal nam vorig jaar af van 586 in 2016 tot 554 in 2017. Het totale niveau van de olie- en gasproductie is licht gedaald van 113 051 kiloton olie-equivalent tot 112 217 kiloton olie-equivalent in 2018.

De Commissie beoordeelt de veiligheid van de offshore olie- en gasactiviteiten in de EU op basis van de gegevens die de lidstaten overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsverordening inzake rapportering hebben verstrekt. De nauwkeurigheid van de beoordeling door de Commissie hangt daarmee af van de door de lidstaten verstrekte informatie.

Het aantal uitgevoerde inspecties en onderzoeken was iets lager (min 6 %) dan in het voorgaande jaar. Ten opzichte van 2017 hebben de lidstaten een kleiner aantal handhavingsmaatregelen getroffen.

Het aantal incidenten is sterk gestegen van 59 in 2017 tot 124 in 2018. De invoering van alle offshore-installaties van het Verenigd Koninkrijk in het rapporteringssysteem kan slechts een klein deel van de toename van het aantal ongevallen verklaren 11 . Het aantal incidenten in het Verenigd Koninkrijk steeg van 30 naar 99 en in Nederland van 13 naar 52. Het aantal voor Denemarken daalde daarentegen van 14 naar 9. Tussen 2017 en 2018 nam het aantal zware ongevallen toe van 4 tot 6.

Net als in 2016 en 2017 werden er in 2018 geen dodelijke slachtoffers gemeld, maar er vielen 10 gewonden en 17 zwaargewonden. Volgens de verslagen van de bevoegde autoriteiten nam het aantal ongevallen in het Verenigd Koninkrijk en in Nederland sterk toe, hetgeen noopt tot een grondige analyse van de oorzaken en tot follow-upmaatregelen door de bevoegde autoriteiten. De Commissie zal met de lidstaten samenwerken en streven naar samenwerking met het Verenigd Koninkrijk om de veiligheidsprestaties terug te dringen tot het niveau van de laatste jaren.

(1)

PB L 178 van 28.6.2013, blz. 66.

(2)

PB L 302 van 22.10.2014, blz. 1.

(3)

https://euoag.jrc.ec.europa.eu/files/attachments/2015_11_25_implementing_regulation_guidance_document_final.pdf.

(4)

Mobiele offshorebooreenheden (MODU's, mobile offshore drilling units) vormen geen onderdeel van de analyse in punt 4.1.

(5)

Zie hoofdstuk 4.1. voor meer details.

(6)

Ondanks de ontmanteling van 13 installaties en het begin van de exploitatie van slechts één nieuwe installatie is het totale aantal installaties toegenomen met twee installaties. Als alle gegevens juist waren gerapporteerd, had het aantal met 12 installaties moeten afnemen.

(7)

Veiligheids- en milieugerelateerde problemen worden door werknemers gemeld als zij problemen op de werkvloer zien die volgens hen in strijd zijn met de wetgeving inzake gezondheid en veiligheid en die schade kunnen berokkenen.

(8)

Een enkele te melden gebeurtenis kan leiden tot verscheidene incidenten; een onbedoelde lekkage van gas kan bijvoorbeeld leiden tot de evacuatie van personeel.

(9)

Een enkel incident kan meer dan één keer terugkomen, bijvoorbeeld: de evacuatie van personeel wegens verlies van controle over een boorput telt voor het totaal als twee punten.

(10)

PB L 178 van 28.6.2013, blz. 73: Artikel 2, punt 1: “zwaar ongeval”: met betrekking tot een installatie of verbonden infrastructuur:

a) een incident met daarbij een explosie, brand of verlies van controle over de boorput; of lekkage van olie, gas of gevaarlijke stoffen, waarbij sprake is van of een aanzienlijke kans bestaat op slachtoffers of ernstig lichamelijk letsel;

b) een incident dat tot ernstige schade aan de installatie of de verbonden infrastructuur leidt, waarbij sprake is van of een aanzienlijke kans bestaat op slachtoffers of ernstig lichamelijk letsel;

c) elk ander incident leidend tot de dood of ernstige verwonding van vijf of meer personen die aanwezig zijn op de offshore-installatie waar het gevaar zijn oorsprong vindt of die betrokken zijn bij een offshore olie- of gasactiviteit in verband met de installatie of de verbonden infrastructuur; of

d) ieder zwaar milieu-incident dat voortvloeit uit de incidenten als bedoeld onder a), b) en c).

Met het oog op het vaststellen of een incident een groot ongeval vormt als bedoeld onder a), b) of d), wordt een installatie die normaliter onbemand is, beschouwd als een bemande installatie.

(11)

Het effect van de invoering kan een geraamde toename met 10 incidenten rechtvaardigen, bij ongewijzigde veiligheidsprestaties per installatie.