Brussel, 2.4.2020

COM(2020) 170 final

ONTWERP VAN GEWIJZIGDE BEGROTING NR. 2
BIJ DE ALGEMENE BEGROTING 2020

Verstrekking van noodhulp aan de lidstaten en verdere versterking van het Uniemechanisme voor civiele bescherming/rescEU als antwoord op de COVID-19-uitbraak


Gezien:

het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 314, in samenhang met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (...) 1 , en met name artikel 44,

de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020, zoals vastgesteld op 27 november 2019 2 ,

ontwerp van gewijzigde begroting nr. 1/20 3 , vastgesteld op 27 maart 2020,

dient de Europese Commissie bij het Europees Parlement en de Raad het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2 bij de begroting 2020 in.

WIJZIGINGEN IN DE STAAT VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN PER AFDELING

De wijzigingen in de algemene staat van ontvangsten en afdeling III zijn beschikbaar via EUR-Lex ( http://eur-lex.europa.eu/budget/www/index-nl.htm ).

Inhoudsopgave

1.    Inleiding    

2.    Verstrekking van noodhulp aan de lidstaten door heractivering van het instrument voor noodhulp binnen de Unie    

2.1.    Achtergrond    

2.2.    Via het ESI te financieren acties    

3.    Verdere versterking van het Uniemechanisme voor civiele bescherming (binnen de Unie)(UCPM)    

4.    Financiering    

5.    Samenvatting per MFK-rubriek    

TOELICHTING

1.    Inleiding

Het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 2 voor 2020 heeft tot doel te voorzien in 3 000,0 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 1 530,0 miljoen EUR aan betalingskredieten voor rubriek 3 Veiligheid en burgerschap ter financiering van de verstrekking van noodhulp binnen de Unie via het instrument voor noodhulp. Er wordt voorgesteld dit instrument te heractiveren om bij te dragen tot het aanpakken van de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en het Uniemechanisme voor civiele bescherming/rescEU verder te versterken om het aanleggen van grotere voorraden van essentiële hulpmiddelen en de coördinatie van de verdeling ervan in Europa mogelijk te maken 4 .

2.    Verstrekking van noodhulp aan de lidstaten door heractivering van het instrument voor noodhulp binnen de Unie

2.1.    Achtergrond

Gelet op de diepe crisis als gevolg van de COVID-19-uitbraak en de omvang en de aard van de behoeften waarvoor in de onmiddellijke toekomst steun uit de EU-begroting nodig is, stelt de Commissie parallel aan dit OGB voor dat de Raad Verordening 2016/369 van de Raad betreffende de verstrekking van noodhulp binnen de Unie heractiveert en wijzigt 5 om de EU de beschikking te geven over een ruimer instrumentarium dat in verhouding staat tot de schaal van de huidige COVID-19-pandemie.

Het instrument voor noodhulp (ESI) is in maart 2016 in het leven geroepen en was gedurende drie jaar actief in verband met de noodsituatie die was ontstaan na de massale instroom van vluchtelingen in Griekenland. Het was bedoeld als instrument voor algemene doeleinden ter bestrijding van crisissen binnen de EU en wordt enkel ingezet in uitzonderlijke omstandigheden waarbij sprake is van ernstige problemen. Het kan worden gemobiliseerd voor elke crisis waarbij humanitaire hulp nodig is en bestrijkt een breed scala van subsidiabele acties: “De noodhulp ... kan bestaan uit een van de acties op het vlak van humanitaire hulpverlening ... en kan bijgevolg betrekking hebben op bijstand, hulpverlening en in voorkomend geval beschermingsoperaties teneinde levens te redden en te sparen bij rampen of in de onmiddellijke nasleep daarvan 6 .

De maatregelen in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming (rescEU), het investeringsinitiatief Coronavirusrespons om de Europese structuur- en investeringsfondsen in te zetten en nog andere instrumenten van de Unie leveren een bijdrage om de noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid mede te helpen lenigen. Vanwege de enorme omvang van de uitdaging is een krachtig antwoord op de volksgezondheidsgerelateerde humanitaire gevolgen van de uitbraak in de Unie evenwel nodig. Bij de verstrekking van noodhulp middels het ESI wordt gestreefd naar complementariteit en samenhang met de acties van de getroffen lidstaten, alsook naar synergie met acties die op EU-niveau uit andere fondsen en instrumenten worden gefinancierd.

Dit alles in aanmerking genomen, wordt voorgesteld om hulp overeenkomstig de verordening inzake noodhulp binnen de Unie (Verordening 2016/369) te activeren en zo snel mogelijk te voorzien in de nodige kredieten. Dit zal de Unie in staat stellen maatregelen uit te rollen die gericht zijn op preventie en matiging van de ernstige gevolgen in een of meer lidstaten, en op een gecoördineerde manier op te treden met betrekking tot de COVID-19-ramp, door hulp die via andere EU-instrumenten wordt verstrekt aan te vullen.

2.2.    Via het ESI te financieren acties

Gezien de door de situatie vereiste urgentie en de ernst van de door de COVID-19-uitbraak veroorzaakte volksgezondheidscrisis in alle lidstaten, stelt de Commissie voor 2 700,0 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 1 380,0 miljoen EUR aan betalingskredieten ter beschikking te stellen van het ESI.

De hulp kan onder andere worden gebruikt ter financiering van de volgende acties:

het versneld aanleggen van grotere voorraden van essentiële hulpmiddelen en de coördinatie van de verdeling ervan in Europa;

het voorzien in vervoer van beschermingsmiddelen die worden betrokken van internationale partners en moeten worden ingevoerd, en in vervoer binnen de EU;

het grensoverschrijdend vervoer van ernstig zieke patiënten naar ziekenhuizen die capaciteit vrij hebben;

grensoverschrijdende samenwerking om de druk op de gezondheidssystemen in de hardst getroffen regio’s van de EU te verlichten;

het centraal aanschaffen en verdelen van essentiële medische hulpmiddelen aan ziekenhuizen en van noodvoorraden van beschermingsmiddelen voor ziekenhuispersoneel, bijvoorbeeld ademhalingsmaskers, beademingstoestellen, persoonlijke beschermingsmiddelen, herbruikbare mondkapjes, geneesmiddelen, therapeutische middelen en laboratoriumbenodigdheden, en ontsmettingsmiddelen;

het opvoeren en omschakelen van productiecapaciteiten van ondernemingen in de EU met het oog op het versneld produceren en inzetten van apparatuur en uitrusting om tekorten van essentiële producten en geneesmiddelen op te vangen;

het verhogen van het aantal zorgvoorzieningen en -middelen, zoals tijdelijke en semi-permanente veldhospitalen en steun voor omgebouwde faciliteiten;

het opvoeren van de productie van testkits en steun voor het aanschaffen van essentiële grondstoffen;

het stimuleren van een versnelde ontwikkeling van geneesmiddelen en testmethoden;

het ontwikkelen, aankopen en verdelen van testbenodigdheden (testkits, reagentia, apparatuur).

De Commissie zal voor optimale coördinatie zorgen met het oog op complementariteit van via het ESI gefinancierde acties met die van andere bestaande instrumenten zoals rescEU of het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) op bepaalde terreinen (bijvoorbeeld in de opvang van migranten). Het inzetten van het instrument zal worden afgestemd op de ontwikkeling van de uitbraak en worden gecoördineerd met door de lidstaten genomen maatregelen om het effect ervan te maximaliseren.

EUR

Begrotingsonderdeel

Omschrijving

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Afdeling III – Commissie

18 01 04 05

Ondersteunende uitgaven voor noodhulp binnen de Unie

54 000 000

54 000 000

18 07 01

Noodhulp binnen de Unie

2 646 000 000

1 326 000 000

Totaal    

2 700 000 000

1 380 000 000



3.    Verdere versterking van het Uniemechanisme voor civiele bescherming (binnen de Unie)(UCPM)

Als onderdeel van de reactie van de EU op de uitbraak van COVID-19 faciliteert het UCPM de samenwerking tussen de lidstaten. Naast de gezamenlijke aanbesteding en als aanvullend vangnet heeft de Commissie in het kader van UCPM/rescEU een nieuwe uitvoeringshandeling vastgesteld om de lidstaten te ondersteunen bij de aankoop van een deel van de benodigde uitrusting (zoals therapeutische hulpmiddelen, medische apparatuur, persoonlijke beschermingsmiddelen, laboratoriumbenodigdheden), waardoor er via de gezamenlijke aanbesteding in complementariteit meer en andere prioritaire items worden aangekocht. De directe toewijzing voor rescEU betekent 100% financiering uit de EU-begroting en omvat volledige financiering van de ontwikkeling van deze capaciteiten en volledige financiering van het inzetten ervan. De aangekochte uitrusting zal in een of meer lidstaten worden opgeslagen en de besluitvorming zal op EU-niveau worden georganiseerd. Hiermee zullen noodvoorraden worden verstrekt bovenop de nationale voorraden. Zij zullen voor alle lidstaten beschikbaar zijn en worden gebruikt in geval van onvoldoende nationale capaciteit.

Zoals bij ontwerp van gewijzigde begroting nr. 1/2020 7 is meegedeeld, heeft de Commissie 10,0 miljoen EUR aan vastleggingskredieten herschikt ter ondersteuning van medische tegenmaatregelen en uitrusting betreffende COVID-19 uit het bestaande UCPM/rescEU-budget voor 2020 (Rampenpreventie en rampenparaatheid binnen de Unie) en heeft zij een versterking met 70,0 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 40,0 miljoen EUR aan betalingskredieten voorgesteld.

Gelet op de snelle ontwikkeling van de crisis en de daarmee samenhangende behoeften in de lidstaten, moeten onze inspanningen om voorraden aan te leggen verder worden opgeschaald. rescEU kan bijdragen tot het aanleggen van grotere voorraden, de coördinatie en de verdeling van essentiële medische hulpmiddelen waaraan grote behoefte bestaat in de ziekenhuizen, zoals beschermingsmiddelen voor het ziekenhuispersoneel (mondkappen en beschermingsmaskers, brillen, pakken, nanomaterialen voor medisch gebruik, ontsmettingsmiddelen), beademingstoestellen (voor intubatie en andere), welke nodig zijn voor een effectieve respons. De voorraden moeten worden gebruikt om op korte termijn successievelijk de nodige medische uitrusting te verzenden naar de lidstaten en regio’s die met uitbraken en pieken van infecties op epidemieschaal worden geconfronteerd, zodat herbruikbare uitrusting op een doelmatige en effectieve manier kan worden ingezet waar zij het hardst nodig is.

Een verdere versterking met 300,0 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 150,0 miljoen EUR aan betalingskredieten wordt daarom voorgesteld.

Het versterkte rescEU en het geheractiveerde ESI zullen complementair zijn en zorgen voor de meest doeltreffende voorziening met de benodigde medische uitrusting.

EUR

Begrotingsonderdeel

Omschrijving

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Afdeling III – Commissie

23 03 01 01

Rampenpreventie en rampenparaatheid binnen de Unie

300 000 000

150 000 000

Totaal    

300 000 000

150 000 000

4.    Financiering

Omdat er in rubriek 3 van het meerjarig financieel kader (MFK) geen marges en geen ruimte voor herschikking zijn, stelt de Commissie voor de volgende speciale instrumenten te mobiliseren voor een totaal bedrag van 3 000,0 miljoen EUR:

·de resterende overkoepelende marge voor vastleggingskredieten voor een bedrag van 2 042,4 miljoen EUR 8 ; Parallel aan deze gewijzigde begroting wordt een wijziging van de MFK-verordening voorgesteld om de beperkingen inzake de werkingssfeer van dit instrument op te heffen 9 ;

·het flexibiliteitsinstrument voor een bedrag van 243,0 miljoen EUR 10 ; en

·de marge voor onvoorziene uitgaven voor het saldo (714,6 miljoen EUR), verrekend met de marge die in 2020 beschikbaar is in rubriek 5 Administratie 11 .

5.    Samenvatting per MFK-rubriek

In EUR

Rubriek

Begroting 2020

Ontwerp van gewijzigde begroting 2/2020

Begroting 2020

(incl. OGB 1/2020)

(incl. OGB 1-2/2020)

VK

BK

VK

BK

VK

BK

1.

Slimme en inclusieve groei

83 930 597 837

72 353 828 442

83 930 597 837

72 353 828 442

Maximum

83 661 000 000

 

 

83 661 000 000

 

Marge

 

 

 

 

1a

Concurrentievermogen voor groei en banen

25 284 773 982

22 308 071 592

 

 

25 284 773 982

22 308 071 592

waarvan in het kader van de overkoepelende marge voor vastleggingen

93 773 982

 

 

 

93 773 982

 

Maximum

25 191 000 000

 

 

 

25 191 000 000

 

Marge

 

 

 

 

1b

Economische, sociale en territoriale samenhang

58 645 823 855

50 045 756 850

 

 

58 645 823 855

50 045 756 850

waarvan in het kader van de overkoepelende marge voor vastleggingen

175 823 855

 

 

 

175 823 855

 

Maximum

58 470 000 000

 

 

 

58 470 000 000

 

Marge

 

 

 

 

2.

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

59 907 021 051

57 904 492 439

 

 

59 907 021 051

57 904 492 439

Maximum

60 421 000 000

 

 

 

60 421 000 000

 

Marge

513 978 949

 

 

 

513 978 949

 

waarvan: Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) — marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

43 410 105 687

43 380 031 798

 

 

43 410 105 687

43 380 031 798

Submaximum

43 888 000 000

 

 

 

43 888 000 000

 

Afrondingsverschil uitgesloten voor de berekening van de marge

888 000

 

 

 

888 000

 

ELGF-marge

477 006 313

 

 

 

477 006 313

 

3.

Veiligheid en burgerschap

4 152 374 489

3 748 527 141

3 000 000 000

1 530 000 000

7 152 374 489

5 278 527 141

waarvan flexibiliteitsinstrument

851 374 489

 

243 039 699

 

1 094 414 188

 

waarvan in het kader van de overkoepelende marge voor vastleggingen

350 000 000

 

2 042 402 163

 

2 392 402 163

 

waarvan in het kader van de marge voor onvoorziene uitgaven

 

714 558 138

 

714 558 138

 

Maximum

2 951 000 000

 

 

 

2 951 000 000

 

Marge

 

 

 

 

4.

Europa als wereldspeler

10 406 572 239

8 944 061 191

 

 

10 406 572 239

8 944 061 191

Maximum

10 510 000 000

 

 

 

10 510 000 000

 

Marge

103 427 761

 

 

 

103 427 761

 

5.

Administratie

10 271 193 494

10 274 196 704

 

 

10 271 193 494

10 274 196 704

Maximum

11 254 000 000

 

 

 

11 254 000 000

 

waarvan verrekend met de marge voor onvoorziene uitgaven

- 252 000 000

 

- 714 558 138

 

- 966 558 138

 

Marge

730 806 506

 

 

 

16 248 368

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

7 955 303 132

7 958 306 342

 

 

7 955 303 132

7 958 306 342

Submaximum

9 071 000 000

 

 

 

9 071 000 000

 

waarvan verrekend met de marge voor onvoorziene uitgaven

- 252 000 000

 

- 714 558 138

 

- 966 558 138

 

Marge

863 696 868

 

 

 

149 138 730

 

Totaal

168 667 759 110

153 225 105 917

3 000 000 000

1 530 000 000

171 667 759 110

154 755 105 917

waarvan flexibiliteitsinstrument

851 374 489

893 079 197

243 039 699

123 950 247

1 094 414 188

1 017 029 444

waarvan in het kader van de overkoepelende marge voor vastleggingen

619 597 837

 

2 042 402 163

 

2 662 000 000

 

waarvan in het kader van de marge voor onvoorziene uitgaven

 

714 558 138

 

714 558 138

 

Maximum

168 797 000 000

172 420 000 000

 

168 797 000 000

172 420 000 000

waarvan verrekend met de marge voor onvoorziene uitgaven

- 252 000 000

 

- 714 558 138

 

- 966 558 138

 

Marge

1 348 213 216

20 087 973 280

 

 

633 655 078

18 681 923 527

 

Andere speciale instrumenten

587 763 000

418 500 000

587 763 000

418 500 000

Totaal-generaal

169 255 522 110

153 643 605 917

3 000 000 000

1 530 000 000

172 255 522 110

155 173 605 917

(1)      PB L 193 van 30.7.2018.
(2)      PB L 57 van 27.2.2020.
(3)      COM(2020) 145 van 27.3.2020.
(4)      Bovenop de in OGB nr. 1/2020 (COM(2020) 145 van 27.3.2020) opgenomen versterking (80,0 miljoen EUR, waarvan 10,0 miljoen EUR door herschikking binnen het Uniemechanisme voor civiele bescherming).
(5)      COM(2020) 175 van 2.4.2020.
(6)      Artikel 3, lid 2, van Verordening 2016/369 van de Raad.
(7)    COM(2020) 145 final van 27.3.2020.
(8)    In dit bedrag is rekening gehouden met de resterende marge van 2019 (1 316,9 miljoen EUR) die voor 2020 beschikbaar is gesteld via de “Technische aanpassing voor speciale instrumenten” die de Commissie vandaag heeft goedgekeurd (COM(2020) 173 van 2.4.2020).
(9)    COM(2020) 174 van 2.4.2020. Deze wijziging van Verordening nr. 1311/2013 moet uiterlijk op dezelfde dag als die waarop dit OGB definitief wordt goedgekeurd, in werking treden.
(10)      COM(2020) 171 van 2.4.2020.
(11)      COM(2020) 172 van 2.4.2020.