3.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 219/8


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 16 mei 2019

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.40135 — Forex-Essex Express)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 3521)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2020/C 219/07)

Op 16 mei 2019 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

De adressaten van het besluit hebben deelgenomen aan één voortgezette inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst. De inbreuk strekte ertoe de mededinging te beperken en/of te vervalsen in de sector contante valutahandel (FX of Forex) in G10-valuta (2).

(2)

De G10-valuta zijn de USD en CAD, JPY, AUD, NZD, GBP, EUR, CHF, SEK, NOK en DKK (d.w.z. in totaal elf valuta, hetgeen overeenstemt met de marktconventie voor valuta die als G10 worden aangeduid). De belangrijkste cliënten van valutahandelaren zijn onder meer assetmanagers, pensioenfondsen, hedgefondsen, bedrijven en andere banken.

(3)

De contante valutahandel omvat zowel i) market-making: de uitvoering van orders van cliënten om een bedrag in een bepaalde valuta om te wisselen in het equivalent in een andere valuta, en ii) handel voor eigen rekening: de uitvoering van andere valutawisselingen om de blootstelling als gevolg van de market-makingtransacties te beheren.

(4)

De handelsdesks voor contante G10-valutahandel van de betrokken ondernemingen waren beschikbaar voor de handel in die valuta, afhankelijk van de vraag op de markt. Hoewel de betrokken handelaren zelf in hoofdzaak verantwoordelijk waren voor market-making in specifieke valuta of valutaparen, mochten zij volgens hun mandaat namens hun eigen onderneming verdere handelsactiviteiten verrichten voor in hun boeken beschikbare G10-valuta — hetgeen zij in de betrokken periode in uiteenlopende mate ook deden — om zo de waarde van hun respectieve posities te maximaliseren.

(5)

De volgende drie soorten orders die kenmerkend zijn voor de cliëntgedreven handelsactiviteit (market-making) van de deelnemende handelaren, zijn voor de inbreuk relevant:

marktorders van cliënten: orders om onmiddellijk transacties aan te gaan voor een bepaald volume van een valuta op basis van de geldende marktkoers;

voorwaardelijke orders van cliënten: orders die worden geactiveerd wanneer een bepaald koersniveau wordt bereikt en de risicoblootstelling van handelaren worden geopend. Deze kunnen alleen worden uitgevoerd wanneer de markt een bepaald niveau bereikt (bijv. een stop-loss- of take-profit-order);

orders van cliënten om een bepaalde transactie uit te voeren tegen een bepaalde valutabenchmarkkoers of “fixing” voor bepaalde valutaparen; in deze zaak ging het alleen om de WM/Reuters Closing Spot Rates (hierna “WMR-fixes” genoemd) en de referentiekoersen van de Europese Centrale Bank (hierna “ECB-fixes” genoemd) (3).

(6)

Het besluit is gericht tot de volgende rechtspersonen (hierna “de adressaten” genoemd):

UBS AG (hierna “UBS” genoemd);

The Royal Bank of Scotland Group plc en NatWest Markets Plc (4) (hierna tezamen “RBS” genoemd)

Barclays PLC, Barclays Services Limited, Barclays Capital Inc en Barclays Bank Plc (hierna tezamen “Barclays” genoemd), en

Mitsubishi UFJ Financial Group Inc. en MUFG Bank, Ltd (hierna tezamen “BOTM” genoemd).

(7)

Het besluit is gebaseerd op het bewijsmateriaal in het dossier van de Commissie, alsmede op de duidelijke en ondubbelzinnige erkenning van de feiten en de juridische kwalificatie daarvan in de schikkingsverklaringen die de adressaten van dit besluit hebben ingediend, en op hun uitdrukkelijke en ondubbelzinnige bevestiging dat de mededeling van punten van bezwaar de inhoud van hun schikkingsverklaringen weergeeft.

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   De procedure

(8)

Het onderzoek is ingeleid op grond van een immuniteitsverzoek dat UBS op 27 september 2013 had ingediend. De Commissie heeft nadien initiële clementieverklaringen ontvangen van Barclays (op 11 oktober 2013) en van RBS (op 14 oktober 2013). De Commissie heeft UBS op 2 juli 2014 voorwaardelijke immuniteit toegekend.

(9)

Op 27 oktober 2016 is de procedure ingeleid ten aanzien van de partijen, ten einde schikkingsgesprekken aan te gaan. Tussen november 2016 en februari 2018 heeft de Commissie bilaterale bijeenkomsten en contacten gehad met elk van de partijen in drie schikkingsrondes, in overeenstemming met de mededeling betreffende schikkingsprocedures.

(10)

Op 24 januari 2018 heeft het College goedkeuring verleend voor de bandbreedtes van de naar verwachting op te leggen geldboeten. Alle partijen hebben nadien hun schikkingsverklaringen ingediend, waarin zij hun aansprakelijkheid voor de inbreuk hebben erkend (met inbegrip van de rol van de betrokken partij en de duur van haar deelname aan de inbreuk) en hebben ingestemd met het maximumbedrag van de geldboeten die de Commissie naar verwachting zou opleggen.

(11)

Op 24 juli 2018 heeft de Commissie de mededeling van punten van bezwaar vastgesteld en alle partijen hebben ondubbelzinnig bevestigd dat deze overeenstemde met de inhoud van hun schikkingsverklaringen en dat het daarom hun vaste wil bleef om de schikkingsprocedure te volgen. Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities heeft op 6 mei 2019 een gunstig advies uitgebracht. Op 7 mei 2019 heeft de raadadviseur-auditeur zijn eindverslag uitgebracht. Op 16 mei 2019 heeft de Commissie het besluit vastgesteld.

2.2.   Beschrijving van de gedragingen

(12)

Het besluit betreft het “Essex Express”-kartel (genoemd naar de professionele Bloomberg-chatroom die het bewijsmateriaal voor de betrokken gedraging bevat) tussen UBS, Barclays, RBS en BOTM. Dit kartel liep tussen 14 december 2009 en 31 juli 2012. De deelname van de verschillende ondernemingen verschilt wat betreft looptijd (zie punt (16)). Het kartel is gedocumenteerd in communicaties uit twee Bloomberg-chatrooms die aanvankelijk parallel functioneerden: i) “Essex Express “n Jimmy”, waarbij handelaren van UBS, Barclays en RBS betrokken waren, en ii) “Grumpy Semi Old Men”, tussen handelaren van BOTM, Barclays en RBS. In januari 2011 is de “Grumpy Semi Old Men”-chatroom opgegaan in “Essex Express “n Jimmy”, die tot juli 2012 is blijven functioneren. De personen die aan de chatrooms deelnamen, waren handelaren die in de betrokken periode in dienst waren bij de desbetreffende ondernemingen, en elk van hen was gemachtigd om G10-valuta te verhandelen in spottransacties namens en voor rekening van de respectieve onderneming waarbij zij werkten op de desbetreffende specifieke handelsdesk voor contante valutahandel.

(13)

Het kartel behelsde één voortgezette inbreuk die werd gekenmerkt door de uitwisseling tussen de handelaren — in deze meestal multilaterale privéchatrooms en op uitgebreide en recurrente basis — van bepaald actuele of toekomstige commercieel gevoelige informatie over hun handelsactiviteiten. Deze informatie-uitwisseling vond plaats volgens een stilzwijgende, impliciete afspraak dat: i) die informatie kon worden gebruikt in het voordeel van de betrokken handelaren en om gelegenheden te bepalen waarop zij hun handelsactiviteiten konden coördineren; ii) die informatie zou worden gedeeld binnen de privéchatrooms; iii) de handelaren de gedeelde informatie die zij van andere deelnemers aan de chatroom hadden ontvangen, niet zouden delen met partijen buiten de privéchatrooms, en iv) die gedeelde informatie niet zou worden gebruikt tegen de handelaren die deze hadden gedeeld (hierna “de impliciete afspraak” genoemd). Voorts hebben de handelaren, volgens diezelfde impliciete afspraak, incidenteel hun handelsactiviteiten gecoördineerd met betrekking tot contante valutatransacties in G10-valuta. De informatie-uitwisseling was bedoeld om twee basisparameters van concurrentie in de professionele valutahandel te beïnvloeden: koers en deskundig risicobeheer.

(14)

In plaats van op eigen kracht op die parameters te concurreren, waren de marktbeslissingen van de deelnemende handelaren gebaseerd op de posities, voornemens en restricties van hun concurrenten. Bij de problematische informatie-uitwisseling ging het om:

informatie-uitwisselingen waaruit de openstaande risicoposities van handelaren konden worden afgeleid, hetgeen hun een inzicht kon geven in elkaars potentiële hedginggedragingen. Hiermee werd de handelaren informatie verschaft die nadien relevant kon zijn voor hun handelsbeslissingen voor een aantal minuten of totdat deze was achterhaald door de volgende informatie-uitwisseling;

informatie-uitwisselingen waaruit de bestaande of beoogde bid-ask spreads konden worden afgeleid. Hiermee werd vrijgegeven welke koers de handelaren voor specifieke valutaparen en transactievolumes wilden vragen, en kon ook de totale koers die cliënten voor transactievaluta betaalden, worden beïnvloed. Afhankelijk van de volatiliteit van de markt op het betrokken tijdstip kon die informatie nuttig blijven voor de andere handelaren voor een periode die tot een paar uur kon oplopen;

informatie-uitwisselingen waaruit de actuele of geplande handelsactiviteiten en uitstaande orders van cliënten (stop-orders, orders voor de fix en marktorders) konden worden afgeleid. Een en ander hielp de deelnemende handelaren nadien bij hun beslissingen en stelde hen in staat om te zien welke kansen zich aanboden voor handelcoördinatie.

(15)

Daarnaast hebben de deelnemende handelaren, in hun pogingen om een voordeel te behalen op concurrenten die niet aan de chatrooms deelnamen, incidenteel handelsposities gecoördineerd om de WMR- of ECB-fixes te beïnvloeden.

2.3.   Individueel aandeel in de gedragingen

(16)

UBS, Barclays, RBS en BOTM waren bij voornoemde gedragingen betrokken gedurende de in onderstaande tabel genoemde perioden:

Tabel 1: Betrokkenheid van de partijen in de chatrooms

BANK

ESSEX EXPRESS  (*1)

GRUMPY SEMI OLD MEN  (*1)

UBS

14.12.2009-31.7.2012

 

BARCLAYS

14.12.2009-31.7.2012

8.9.2010-12.1.2011

6.1.2011-31.7.2012

 

RBS

14.9.2010-8.11.2011

16.9.2010-12.1.2011

BOTM

12.1.2011-12.9.2011

8.9.2010-12.1.2011

2.4.   Geografische reikwijdte

(17)

De geografische reikwijdte van de inbreuk bestreek ten minste de hele EER.

2.5.   Sancties

(18)

In het besluit worden de richtsnoeren boetetoemeting van de Commissie van 2006 (5) toegepast. In het besluit worden geldboeten opgelegd aan de in punt (6) vermelde entiteiten van Barclays, RBS en BOTM.

2.5.1.   Basisbedrag van de geldboete

(19)

De Commissie acht het passend om als uitgangspunt voor de vaststelling van de geldboeten een alternatieve maatstaf te hanteren voor de waarde van de verkopen, omdat contante G10-valutatransacties geen waarde van de verkopen genereren die rechtstreeks in de boekhouding van de partijen valt terug te vinden.

(20)

De Commissie stelt de alternatieve maatstaf voor de betrokken waarde van de verkopen als volgt vast:

allereerst hanteert de Commissie als ijkpunt de geannualiseerde nominale bedragen die door de betrokken ondernemingen zijn verhandeld met de contante G10-valuatransacties die zijn aangegaan met een in de EER gevestigde tegenpartij. In dat verband acht de Commissie het beter passend om de alternatieve waarde van de verkopen rechtstreeks te baseren op de inkomsten die de partijen hebben behaald in de maanden die overeenstemmen met hun rechtstreekse deelname aan de inbreuk, en die vervolgens te annualiseren;

in tweede instantie vermenigvuldigt de Commissie die bedragen met een — voor alle partijen eenvormige — passende aanpassingsfactor, die de toepasselijke bid-ask spreads in contante G10-valutatransacties tot uiting brengt. Deze factor is de som van twee elementen: een element houdt verband met market-makingactiviteiten en een tweede element houdt verband met handel voor eigen rekening.

(21)

Voor de ondernemingen die in het kader van zaak AT.40135 — Forex verdere schikkingsverklaringen hebben ingediend (die niet in dit besluit aan bod komen), heeft de Commissie van haar beoordelingsbevoegdheid gebruikgemaakt om een objectieve correctiefactor toe te passen waarin de mate van temporele overlapping tot uiting komt, om zodoende een potentieel onevenredige uitkomst te vermijden. In dit besluit levert een en ander correctiefactoren op voor de bevestigde waarde van verkopen van UBS, Barclays en RBS.

2.5.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

2.5.2.1.   Verzwarende omstandigheden

(22)

In deze zaak zijn geen verzwarende omstandigheden van toepassing.

2.5.2.2.   Verzachtende omstandigheden

(23)

Verzachtende omstandigheden zijn, wegens hun beperkte deelname, van toepassing voor zowel UBS als BOTM, hetgeen elk van hen een boetekorting van 5 % oplevert. Beide ondernemingen waren niet op de hoogte van het bestaan van, respectievelijk, de “Grumpy Semi Old Men”-chatroom en de “Essex Express “n Jimmy”-chatroom in de periode voordat beide chatrooms werden gefuseerd.

2.5.2.3.   Specifieke verhoging met het oog op afschrikking

(24)

Om ervoor te zorgen dat geldboeten een voldoende afschrikkende werking hebben, kan de Commissie de geldboeten verhogen die zij oplegt aan ondernemingen die een bijzonder hoge omzet hebben boven het volume van hun verkopen van goederen of diensten buiten die waarop de inbreuk betrekking heeft (6).

(25)

In dit geval is het passend om een vermenigvuldigingsfactor voor afschrikking toe te passen op de geldboeten die aan BOTM worden opgelegd.

2.5.2.4.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(26)

In overeenstemming met artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 bedraagt in deze zaak geen van de geldboeten meer dan 10 % van de totale omzet van de ondernemingen die in het aan de datum van dit besluit voorafgaande boekjaar is behaald (7).

2.5.2.5.   Toepassing van de clementieregeling van 2006: boetekorting

(27)

UBS heeft immuniteit tegen geldboeten gekregen. Ook heeft de Commissie een boetekorting van 50 % toegekend aan Barclays en van 25 % aan RBS.

2.5.2.6.   Toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures

(28)

Als gevolg van de toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures is het bedrag van de aan alle ondernemingen op te leggen geldboeten met 10 % verminderd. Deze vermindering kwam bovenop eventuele clementiekortingen.

3.   CONCLUSIE

(29)

Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 zijn de volgende geldboeten opgelegd.

(30)

Tabel 2: Boetebedragen voor de inbreuk

Onderneming

Geldboete (in EUR)

UBS

0

Barclays

94 217 000

RBS

93 715 000

BOTM

69 750 000


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  Deze zaak betreft niet de elektronische contante valutahandel, d.w.z. contante valutatransacties die worden geboekt door of uitgevoerd op of door eigen elektronische handelsplatforms of computeralgoritmen van de betrokken banken.

(3)  De WMR-fix en de ECB-fix zijn gebaseerd op contante valutahandel door marktdeelnemers op of rond het tijdstip van de betrokken WMR-fix of ECB-fix.

(4)  Op 30 april 2018 heeft The Royal Bank of Scotland plc haar naam veranderd in NatWest Markets plc.

(*1)  De datum van het begin en het einde van de deelname aan Essex Express is voor elke bank in vet aangegeven.

(5)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.

(6)  Punt 30 van de richtsnoeren boetetoemeting van 2006.

(7)  De Commissie heeft de banken verzocht hun totale omzet op zowel bruto- als nettobasis mee te delen. De geldboeten bedragen niet meer dan 10 % van de totale omzet voor de betrokken ondernemingen, ongeacht de gehanteerde (bruto of netto) totale omzet.