28.10.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 364/67


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Europees klimaatpact

(verkennend advies)

(2020/C 364/10)

Rapporteur:

Dimitris DIMITRIADIS

Corapporteur:

Peter SCHMIDT

Raadpleging

Europese Commissie, 11.3.2020

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Goedkeuring door de afdeling

29.6.2020

Goedkeuring door de voltallige vergadering

16.7.2020

Zitting nr.

553

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

206/4/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

We bevinden ons in een noodsituatie op klimaatgebied. In het licht van de wereldwijde gezondheidscrisis en de dreigende economische crisis ten gevolge van de COVID-19-pandemie moet de EU opnieuw bevestigen dat zij zich inzet voor de overgang naar een duurzame, veerkrachtige, klimaatneutrale en hulpbronnenefficiënte welzijnseconomie. Wat we nu nodig hebben, zijn ingrijpende veranderingen in de cultuur, de infrastructuur, het gedrag, de participatie en de levenswijze die de burgers op meerdere manieren zullen beïnvloeden, maar ook mogelijkheden zullen bieden.

1.2.

De klimaatverandering bedreigt ons allemaal, en net als bij de pandemie heeft zij de schadelijkste gevolgen voor de meest kwetsbare en gemarginaliseerde bevolkingsgroepen. Het is cruciaal dat niemand wordt uitgesloten bij deze transitie.

1.3.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) onderstreept dat de actieve deelname van alle geledingen van de samenleving — ondernemingen, werknemers, onderzoekers, consumenten, gemeenschappen en burgers en hun organisaties — van cruciaal belang is om de transitie naar klimaatneutraliteit op gang te brengen.

1.4.

Het EESC steunt dan ook de oproep aan de Europese Unie om ernaar te streven in 2050 koolstofneutraal te zijn en de reductiedoelstelling voor broeikasgassen voor 2030 dienovereenkomstig aan te passen. Het rapport over de emissiekloof voor 2019 van het Milieuprogramma van de VN geeft aan dat de wereldwijde uitstoot vanaf nu met 7,6 % per jaar moet worden teruggedrongen om de opwarming van de aarde tot 1,5 oC te beperken. Dit komt neer op een reductiedoelstelling van ten minste 68 % voor 2030.

1.5.

Op alle schaalniveaus is een omslag naar een participatiemodel nodig. De Commissie heeft met de uitvoering van het klimaatpact een belangrijke kans en plicht in handen om een innovatieve modelaanpak te hanteren die de actie weerspiegelt die al gaande is in het maatschappelijk middenveld, de gemeenschappen, steden en regio’s, en die deze ondersteunt en stimuleert.

1.6.

Participatiemodellen die een te nauwe focus hebben of zo zijn afgebakend dat de schaal van de te verkennen veranderingen wordt ingeperkt of die genegeerd kunnen worden door de instelling die ze heeft opgezet, komen alleen neer op tijdverspilling en ontgoocheling voor degenen die ermee aan de slag gaan.

1.7.

Europa moet systemische verandering voor klimaatactie door middel van (technologische en sociale) innovatie bespoedigen, namelijk door een brug te slaan tussen het innovatieaanbod en de actoren aan de vraagkant, degenen die een oplossing zoeken voor hun problemen en degenen die een ambitieuze drang naar verandering hebben. De digitale transformatie moet op de SDG’s worden gebaseerd om risico’s te vermijden, waaronder risico’s met betrekking tot de rechten van werknemers (1). De uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, in combinatie met de Europese Green Deal (EGD), biedt de mogelijkheid om een rechtvaardige transitie te waarborgen, gericht op de doelstelling van kwaliteitsbanen voor iedereen.

1.8.

De algehele uitdagingen waar actoren uit het maatschappelijk middenveld zich vooral voor gesteld zien wanneer ze in actie willen komen voor het klimaat, zijn: te weinig toegang tot financiering, te weinig expertise, te weinig mensen, te weinig erkenning en een inconsistente boodschap van de EU en de nationale regeringen.

1.9.

Het behalen van de EU- en internationale klimaatdoelstellingen vergt aanzienlijke financiële middelen. De begroting van de EGD (openbare en particuliere middelen), de 750 miljard EUR van het herstelfonds, met inbegrip van de toewijzing van middelen voor het Europees Semester, moeten gericht zijn op duurzaam herstel, met inbegrip van klimaatmaatregelen.

1.10.

Duurzame praktijken als financieringsvoorwaarde voor alle sectoren moet de norm zijn Bij het opstellen van plannen voor het herstel na de COVID-19-pandemie moet de financiering op alle gebieden standaard worden gekoppeld aan duurzaamheidsvereisten, om te zorgen voor afstemming op de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN en de Overeenkomst van Parijs. Na COVID-19 moeten we niet streven naar een terugkeer naar de oude status quo, maar juist vooruitkijken naar een nieuwe, betere toekomst.

1.11.

Capaciteitsopbouw en technische ondersteuning zijn noodzakelijk voor alle belanghebbenden om de transitie naar een veerkrachtigere en duurzamere toekomst gestalte te geven. De oprichting van een EU-forum voor klimaatfinanciering zou de toegang tot financiering stimuleren en belemmeringen wegnemen.

1.12.

Het EESC stelt voor een Europees stakeholdersplatform voor het klimaatpact op te zetten, gestoeld op de beginselen van inclusiviteit, transparantie en concrete participatie door klimaatactoren op alle niveaus.

1.13.

De nadruk van het klimaatpact moet liggen op het bieden van mogelijkheden aan mensen om systemen te veranderen door verkenning, experimenten en demonstratie. Meervoudige perspectieven, vooruit en achteruit kijken en het vertellen van een overtuigend verhaal zijn allemaal van cruciaal belang. Een grote verscheidenheid aan klimaatinitiatieven moet worden gestimuleerd en vergemakkelijkt.

2.   Inleiding

2.1.

Het aanpakken van klimaat- en milieu-uitdagingen wordt almaar dringender, en vereist een drastische herziening van de huidige niet-duurzame sociaal-economische modellen. De wereldwijde COVID-19-pandemie heeft aangetoond dat een paar eenvoudige aanpassingen van onze levensstijl en systemen niet voldoende zijn. Fundamentele veranderingen in de productiemethoden, die van invloed zijn op ondernemingen, werknemers en de arbeidsorganisatie, zijn reeds vóór de pandemie doorgevoerd en kunnen daardoor worden versneld. De Europese Commissie heeft de Europese Green Deal (EGD) gepresenteerd als nieuwe strategie voor sociaaleconomische en financiële modellen in de EU die duurzaam, schoner, veiliger en gezonder zijn.

2.2.

In de nasleep van de COVID-19-crisis moeten klimaatmaatregelen en toezeggingen inzake duurzaamheid prioriteit krijgen bij herstel- en wederopbouwplannen, en bij de bijbehorende begrotingen om de EU niet verder te laten verzanden in een koolstofafhankelijke toekomst. De maatregelen die na de crisis worden genomen, moeten gericht zijn op een veerkrachtig bestel dat voorziet in de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en dat prioriteit geeft aan de volksgezondheid. Op deze weg naar een welzijnsgerichte economie mag bovendien niemand worden uitgesloten. In deze context mag de EGD niet worden losgelaten of op een lager pitje worden gezet, maar zou deze juist moeten worden aangescherpt.

2.3.

Het welslagen van de EGD zal in hoge mate afhankelijk zijn van het vermogen van de EU om in dialoog te treden met haar burgers. Vanuit deze gedachte werkt de Commissie aan een Europees klimaatpact waarin diverse actoren worden samengebracht, waaronder regio’s, lokale overheden, lokale gemeenschappen, het maatschappelijk middenveld, scholen, bedrijven en particulieren.

3.   Participatie door het maatschappelijk middenveld en burgers aan de klimaatdiscussie

3.1.

We worden geconfronteerd met een wereldwijde noodsituatie op klimaatgebied. regeringen hebben tot nu toe onvoldoende op de klimaatcrisis gereageerd en de wereld ligt niet op schema om de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG’s) te halen. Jeugdige klimaatstakers en anderen uit het maatschappelijk middenveld dringen krachtig aan op veel ambitieuzere en urgente klimaatmaatregelen. De besluitvormers die zich hebben aangesloten bij de Agenda 2030 en de Overeenkomst van Parijs hebben de verantwoordelijkheid om met spoed aan deze eisen te voldoen, beslissende en ambitieuze beleidsbeslissingen te nemen en toe te werken naar een nieuw model van inclusieve klimaatactie, waarbij alle belanghebbenden actief betrokken zijn.

3.2.

Het EESC steunt dan ook de oproep aan de Europese Unie om ernaar te streven in 2050 koolstofneutraal te zijn en de reductiedoelstelling voor broeikasgassen voor 2030 dienovereenkomstig aan te passen (2). Het EESC verwacht dat de nieuwe emissiedoelstelling voor 2030 gebaseerd zal zijn op een brede herziening en een solide effectbeoordeling. Volgens het EESC zijn er ook doorslaggevende argumenten om te streven naar een reductie van ten minste 55 % tegen 2030, zodat de EU van haar kant kan inspelen op de enorme wereldwijde behoefte aan een vermindering van de uitstoot. Zo geeft het rapport over de emissiekloof voor 2019 (3) van het Milieuprogramma van de VN aan dat er wereldwijd een nog ambitieuzere emissiereductiedoelstelling voor 2030 nodig is om de 1,5 oC-doelstelling van de Overeenkomst van Parijs te halen (4).

3.3.

Uit de Eurobarometer van 2019 is gebleken dat 93 % van alle EU-burgers klimaatverandering als een ernstig probleem beschouwt en 79 % als een zeer ernstig probleem. Het leeuwendeel van de respondenten vindt het belangrijk dat hun nationale overheid ambitieuze doelstellingen vaststelt om het aandeel hernieuwbare energie te verhogen (92 %) en de energie-efficiëntie te verbeteren (89 %).

3.4.

In het klimaatpact moeten de krachten van de Europeanen worden gebundeld om samen de visie van de EGD voor 2050 te verwezenlijken, te weten een welvarende, inclusieve, klimaatveerkrachtige samenleving met een circulaire economie die broeikasgasneutraal is. In het IPCC-rapport wordt expliciet aangegeven dat “met betrekking tot alle aspecten van de samenleving snelle drastische en nieuwe aanpassingen moeten worden doorgevoerd”. Incrementele aanpassingen zullen niet volstaan. Een te grote focus op het terugdringen van de CO2-uitstoot werkt in de basis contraproductief, want dit perkt de betrokkenheid en het denken in, en in nog grotere mate de veranderingen die worden bedacht en doorgevoerd. Wat we nu nodig hebben, is een fundamentele omslag van economische, maatschappelijke en financiële stelsels die een exponentiële verandering in de decarbonisatiegraad teweegbrengt en de klimaatveerkracht versterkt. Hiervoor zijn inspirerende, brede en diverse verhalen nodig die duidelijk maken waarom de wereld moet veranderen.

3.5.

De huidige wereldwijde crisis als gevolg van de COVID-19-pandemie heeft laten zien dat regeringen in staat zijn om drastische maatregelen te nemen om een existentiële dreiging af te wenden, en dat burgers in staat zijn, althans op korte termijn, om zich aan te passen aan een nieuwe levensstijl met de restricties die uit deze maatregelen voortvloeien. Voor gemeenschappen, bedrijven, sociale partners en andere niet-overheidsactoren is een cruciale rol weggelegd bij de respons op de pandemie. In vergelijking met een top-downaansturing kunnen zij namelijk sneller, effectiever en creatiever behoeften signaleren en gerichte oplossingen bedenken en implementeren.

3.6.

Nu de volgende fase in onze respons op COVID-19 aanbreekt, dient zich een enorme kans én een enorm risico aan. De economische maatregelen en fiscale pakketten die worden opgetuigd om de Europese economie overeind te houden en weer op gang te brengen moeten zich conformeren aan de EU-taxonomie voor duurzame investeringen en directe financiering voor degenen die al duurzaam zijn of duurzaam willen worden en de toezegging doen (en daarop worden gecontroleerd) om de nodige veranderingen zo snel mogelijk in kaart te brengen en door te voeren.

3.7.

Uit de tragische ontwrichting die door COVID-19 is veroorzaakt en die in de opschorting van de begrotingsregels resulteerde, is gebleken dat een andere visie wel degelijk mogelijk is wanneer mensenlevens, de economie en het voortbestaan van het leven op aarde op het spel staan. Een visie op sociale vooruitgang die alleen berust op het streven naar groei van het bruto binnenlands product (bbp) gaat voorbij aan fundamentele aspecten van individueel en maatschappelijk welbevinden en houdt onvoldoende rekening met sociale en milieuoverwegingen. Het is dan ook hoog tijd om de omslag van een bbp-gerichte naar een welzijnsgerichte economie te maken (5) (6).

3.8.

Een van de manieren om onze klimaatambities op te schroeven, is een klimaat te scheppen dat niet-overheidsactoren meer mogelijkheden biedt om zelf in actie te komen. Denk aan verschillende soorten bedrijven (zoals micro-, kleine en middelgrote ondernemingen), investeerders, sociale partners, coöperaties, steden en regio’s, vakbonden, lokale gemeenschappen en burgergroeperingen, landbouwers, scholen, op geloof gebaseerde organisaties, jongerenverenigingen en andere ngo’s.

3.9.

Een dergelijk klimaat vereist een omslag van raadpleging en top-downbetrokkenheid naar samen denken, samen maken en empowerment. Standaardmodellen voor raadpleging reiken zelden verder dan zeer beperkte, bevoorrechte maatschappelijke geledingen. Particulieren, organisaties en bedrijven die het meeste profijt hebben van en het meeste kunnen bijdragen aan drastische veranderingen, moeten concrete kansen krijgen om mee te beslissen. Alleen dan zullen ze bereid zijn om hier tijd en energie in te steken.

3.10.

In 2018 pleitte het EESC voor een “Europese dialoog over klimaatmaatregelen van niet-overheidsactoren” (7). Deze dialoog moet niet alleen maatregelen opleveren en uitlichten, maar ook inspelen op de behoeften van niet-overheidsactoren door de aanzet voor nieuwe partnerschappen tussen hen en verschillende overheidsniveaus te geven, door trainingen en de onderlinge uitwisseling van kennis en adviezen te vergemakkelijken en door financiering bereikbaar te maken.

3.11.

Het EESC stelde voor (8) om een permanente dialoog met de burgers in te voeren als verplicht onderdeel van de voorbereiding van alle belangrijke politieke besluiten en alle relevante initiatieven op alle niveaus.

3.12.

Tot nu toe heeft de Europese Commissie geen gehoor gegeven aan deze aanbevelingen (9). Het Klimaatpact biedt de instellingen een kans om in nauwe samenwerking een kader uit te werken dat ruim baan geeft aan de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en burgers, een kader dat niet simpelweg voortborduurt op bestaande raadplegingsprocessen maar een stuk verder gaat.

4.   Lessen uit bestaande participatiepraktijken voor het maatschappelijk middenveld en burgers

4.1.

Op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau bestaan genoeg voorbeelden van burgerpanels, dialogen met burgers en soortgelijke overlegvormen (10) die aantonen dat er genoeg enthousiaste burgers zijn die hun verantwoordelijkheid willen nemen en willen meedenken over oplossingen voor de klimaatcrisis. Indien zorgvuldig afgebakend, blijken breder opgezette participatievormen vaak meer resultaten op het gebied van duurzaamheid op te leveren dan wanneer ze alleen over de klimaatcrisis zouden gaan. Ze vormen het bewijs dat er niet alleen veel behoefte is aan participatiedemocratie, maar dat overheden ook in staat zijn om die ruimte te bieden en hun voorstellen politiek op te volgen.

4.1.1.

Sinds oktober 2019 buigen 150 willekeurig geselecteerde Franse burgers zich over de vraag “Hoe kunnen we er, in een geest van sociale rechtvaardigheid, voor zorgen dat de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minimaal 40 % is verlaagd?” De bijeeenkomsten van deze burgerconventie vinden plaats bij de Franse Sociaal-Economische Raad. De Franse regering is voornemens de voorstellen in het openbaar te behandelen en een voorlopige planning voor de uitvoering te publiceren (11).

4.1.2.

Het Ierse burgerpanel dat in 2016 in het leven was geroepen, bestond uit 100 burgers die willekeurig geselecteerd waren en een afspiegeling van het Ierse electoraat vormden. Zij moesten zich buigen over onderwerpen, uiteenlopend van het grondwettelijke verbod op abortus tot Ierland als potentiële voorloper in het bestrijden van de klimaatverandering. De parlementaire commissie die aan de slag ging met de aanbevelingen over klimaatverandering van dit panel, heeft een grote hand gehad in het historische Ierse klimaatactieplan dat in juni 2019 werd gepresenteerd.

4.1.3.

In de twee grootste steden van Spanje zijn burgerdialogen en lokale forums ingesteld om de burgers en organisaties uit het maatschappelijk middenveld meer te betrekken bij de besluitvorming over delen van de lokale begroting en hen te laten meedenken over de toekomst van de stad.

4.1.4.

De jeugdraad voor het klimaat van het Deense Ministerie van Energie en Klimaat is ingesteld om het klimaatbeleid vanuit nieuwe invalshoeken te bezien en de minister input over toekomstige klimaatoplossingen te geven.

4.1.5.

De Poolse stad Gdańsk heeft drie burgerpanels georganiseerd over de onderwerpen aanpassing aan extreme weersverschijnselen, terugdringing van de luchtvervuiling en verbetering van de burgerparticipatie.

4.1.6.

In Finland hebben ongeveer 500 Finnen in het eerste burgerpanel gepraat over duurzame ontwikkeling. De resultaten worden door de Finse regering en het Finse parlement meegenomen bij hun werkzaamheden met betrekking tot deze materie.

4.1.7.

In Italië hebben na COP 25 een aantal vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld een wetgevingsvoorstel ingediend voor het instellen van een burgerpanel naar het Franse model. In het Verenigd Koninkrijk is een soortgelijk proces in gang gezet onder de naam Climate Assembly UK: the path to net zero.

4.1.8.

Het gemeentebestuur van de Italiaanse stad Bologna heeft een “dienst voor burgerlijke verbeelding” (Ufficio Immaginazione Civica) in het leven geroepen in het kader van haar inspanningen om de stadsbewoners opnieuw bij een en ander te betrekken. Deze dienst heeft zes “laboratoria” opgezet en organiseert regelmatig visiebepalingsbijeenkomsten met behulp van Open Space en andere tools. Bij goede projectideeën zegt de gemeente in een pact met de burgers toe om deze te verwezenlijken. De afgelopen vijf jaar zijn ruim 500 pacten gesloten, variërend van nieuw straatmeubilair tot grotere en ambitieuzere projecten. Dit is inmiddels ook het kanaal voor het invullen van de participatiebegroting.

4.2.

Uit de gemeenschap komen vele andere initiatieven voort om lokaal in actie te komen voor een duurzame toekomst, met opmerkelijk en inspirerend succes. Enkele voorbeelden zijn de participatieve duurzame wijken in Brussel, het Schotse Communities Climate Action Network met zo’n 120 lokale groepen, de Portugese coöperatie voor hernieuwbare energie Coopérnico (RESCoop) en de Transitie-beweging met burgerinitiatieven in meer dan 50 landen om meer veerkracht op te bouwen. Stuk voor stuk proberen ze mensen ertoe te brengen om anders te denken, anders te handelen en anders in de wereld te staan. Het actieprogramma “Communities for Future”, dat deze zomer wordt gepresenteerd, kan een institutioneel kader voor burgerparticipatie vormen.

4.3.

Op Europees niveau moet het maatschappelijk middenveld op structurele wijze worden betrokken en er moet een duidelijk mandaat worden geboden voor de deelname van het maatschappelijk middenveld aan de ontwikkeling en de uitvoering van en het toezicht op beleidsinstrumenten en strategieën voor klimaatneutraliteit.

4.3.1.

Het multistakeholderplatform inzake de SDG’s heeft een belangrijke rol gespeeld, maar liet op een aantal punten te wensen over, bijvoorbeeld de middelentoewijzing, de frequentie van de bijeenkomsten, het bepalen van de agenda, kansen voor bredere discussies en participatie en openbare raadplegingen die vaker, transparanter en toegankelijker hadden gekund.

4.3.2.

Het Europees stakeholdersplatform voor de circulaire economie, dat het EESC en de Europese Commissie samen leiden, is een centrale plaats waar allerlei belanghebbenden goede praktijken en ideeën kunnen uitwisselen en waardevolle netwerken kunnen vormen. Het belangrijkste verschil met het multistakeholderplatform inzake de SDG’s is dat dit platform in handen is van de belanghebbenden zelf, een goed voorbeeld dat navolging verdient.

4.4.

De doelstellingen van Parijs zullen niet worden gehaald zonder een ruime inbreng van de sociale partners op alle niveaus en met name in industrieën en sectoren die zwaar getroffen worden door decarbonisatie en digitalisering. De uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, in combinatie met de EGD, biedt de mogelijkheid om een rechtvaardige transitie te waarborgen, gericht op de doelstelling van kwaliteitsbanen voor iedereen. De sociale dialoog onder leiding van vakbonden en werkgevers is een van de beste middelen om het bewustzijn van de klimaatcrisis te vergroten. Willen we de sociaal rechtvaardige, productieve en commerciële transformatie tot stand brengen die de EGD nastreeft, dan zijn zij de hoofdrolspelers. Deze scenario’s variëren van Europese topconferenties over de sociale dialoog tot grensoverschrijdende dialogen die de Europese sociale integratie de nodige handen en voeten geven, en collectieve arbeidsovereenkomsten binnen sectoren en ondernemingen. De betrokkenheid van de werknemers maakt integraal deel uit van de democratie op de werkplaats en geeft hun de kans om actief deel te nemen aan de besluitvorming over de werkplaats, wat een positieve bijdrage kan leveren aan de klimaatmaatregelen.

4.5.

De Klimaat-KIG van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) houdt zich bezig met het bedenken, uitvoeren en verbinden van experimenten binnen ondernemingen. Door middel van zogeheten Deep Demonstrations wordt het effect op aanjagers van systemische veranderingen aangetoond. De Klimaat-KIG van het EIT heeft een portefeuille met experimenten die nieuwe manieren van denken moeten genereren, de exponentiële effecten van nieuwe technologieën, netwerken en gemeenschapsbewegingen moeten benutten en ons sneller van kennis moeten voorzien zodat we veranderingen voor kunnen zijn (12).

5.   Lessen uit de respons van bedrijven

5.1.

Innovatie heeft te maken met het toevoegen van extra stappen bij de ontwikkeling van al dan niet commerciële nieuwe diensten en producten die inhaken op behoeften of problemen waarvoor nog geen oplossing bestond. Bij technologische innovatie draait het om de technologische aspecten van een product of dienst. Sociale innovatie heeft betrekking op nieuwe sociale praktijken die beter inspelen op sociale behoeften dan bestaande oplossingen. Denk bijvoorbeeld aan werkomstandigheden, onderwijs, gemeenschapsontwikkeling of gezondheid. Digitale technologie speelt een belangrijke rol bij sociale innovatie, zoals de toepassing van ICT voor onlinenetwerken en andere digitale tools.

5.2.

Het systemische-innovatieproces moet op een betaalbare manier beschikbaar zijn voor alle belanghebbenden die meedenken over oplossingen die de overgang naar een duurzame wereld mogelijk maken. Financiële haalbaarheid is een randvoorwaarde voor sociale samenhang en voor de gedachte dat we niemand mogen uitsluiten bij de uitvoering van de Europese Green Deal. Om die reden moeten aspecten van systemische verandering met goede publieke kenmerken ook uit publieke middelen worden gefinancierd of gesubsidieerd. Vandaaruit kan ook een beroep worden gedaan op private fondsen voor klimaatveranderinggerelateerde investeringen.

5.3.

Gemeenschappen die een geslaagde systeeminnovatie willen doorvoeren, moeten het probleem goed doorgronden, oplossingen verzamelen en die oplossingen toespitsen op de specifieke behoeften en middelen van elke plaats en context. We moeten de gemeenschappen in Europa deze vaardigheden aanreiken en een passend klimaat scheppen waarin niet-overheidsactoren nog meer zelf actie kunnen ondernemen.

5.4.

Er is dringend behoefte aan innovatieve financieringsmechanismen die het potentieel en de uitdagingen van door de gemeenschap geleide systeeminnovatie erkennen en daarop inspelen, wat flexibele, fundamentele steun vereist om te worden opgericht en in stand te worden gehouden, en risicodragend startkapitaal voor grotere projecten, alsmede professionele begeleiding en ondersteuning. Het klimaatpact kan een zeer vruchtbaar traject vormen voor sociale innovatoren om hun feedback te geven over beleids- en economische obstakels waarmee ze te kampen hebben en die broodnodige transformatieprojecten vaak onhaalbaar maken.

5.5.

De respons van bedrijven is een zeer belangrijke indicator, zoals deze voorbeelden laten zien:

Kledingmultinationals die een verkoopkanaal voor tweedehandskleding promoten als recyclingstrategie;

Mentoring van grote olieproducenten en verzekeringsmaatschappijen om hun bedrijf een andere koers te laten varen.

5.6.

Enkele voorbeelden van de respons uit de financiële wereld:

Het besluit van beleggingsfondsen om niet meer te beleggen in projecten die geen rekening houden met het klimaat;

Het Netwerk voor de vergroening van het financiële systeem, opgericht door acht centrale banken en toezichthouders, voor groene financiering.

6.   Informatie uitwisselen en publiek draagvlak voor klimaatactie

6.1.

Door een directe dialoog aan te gaan met burgers kunnen we hen doordringen van het belang van de overgang naar een duurzamere samenleving en gezondere lokale gemeenschappen. Dergelijke dialogen hebben de meeste toegevoegde waarde wanneer ze op lokaal, regionaal of nationaal niveau worden georganiseerd. Dat neemt echter niet weg dat richtsnoeren, coördinatie en steun van de EU belangrijk blijven.

6.2.

Het is in de eerste plaats aan de afzonderlijke landen om een systeem van milieuregelgeving te ontwikkelen dat is gebaseerd op hun lokale omgeving en de behoeften daarvan, en dat is afgestemd op de duurzame ontwikkeling van dat land. Erkenning van de rechten van de natuur is een belangrijk element hiervan (13).

6.3.

Elke interventie op EU-niveau moet met inbreng van de gebruikers zijn samengesteld. Zo leren we van elkaar, kunnen we goede voorbeelden navolgen en een inspiratiebron zijn voor een participatieve aanpak op niveaus van een andere schaal. Er moet een beroep worden gedaan op expertise en middelen ter ondersteuning van het ontwerp en het faciliteren van innovatieve samenwerkingsruimten, overtuigende argumenten en het gebruik van innovatieve technologie. Het welslagen van het klimaatpact hangt er sterk vanaf in hoeverre de betrokken gemeenschappen hun boodschap effectief uit weten te dragen, in hoeverre zij de andere toekomst die hun voor ogen staat gestalte kunnen geven, de bestaande behoeften en wensen verkennen en daarop aansluiten en mensen in staat stellen om te handelen..

6.4.

Een netwerkomgeving waar klimaatactie wordt aangemoedigd en gesteund vereist een onlineplatform voor het uitwisselen van praktijken en van de lering die uit projecten en benaderingen is getrokken. Op een dergelijk participatieplatform kunnen de actoren van elkaar leren en elkaar advies geven over bijvoorbeeld het nemen van horden betreffende de wet- en regelgeving. Daar kunnen ook onlinecursussen, webinars en workshops worden gegeven die de informatievoorziening en innovatie in de hand werken.

6.5.

Erkenning en een geloofwaardige communicatie van bestaande acties kunnen sterke prikkels zijn om in actie te komen voor het klimaat. Financiering en andere middelen, specialistische ondersteuning en de macht om mee te beslissen over zaken die hun werk raken, stimuleren een bredere toepassing van beproefde benaderingen.

6.6.

Ambassadeurs voor klimaatactie kunnen de opdracht krijgen om de samenwerking tussen de verschillende actoren te faciliteren, strategische/thematische prioriteiten te stellen, evenementen te organiseren en nieuwe klimaatacties te stimuleren.

6.7.

Deze klimaatpactambassadeurs kunnen als aanspreekpunt voor diverse economische sectoren fungeren. Verder moeten speciale ambassadeurs voor jongeren, lokale gemeenschappen, steden en regio’s worden benoemd. EU-ambassadeurs hebben een andere rol dan nationale/regionale/lokale ambassadeurs. Ook moeten de verschillende niveaus met elkaar worden gecoördineerd.

6.8.

Door leden van het EESC en het CvdR te benoemen tot ambassadeurs van de EU voor de kiesdistricten die zij vertegenwoordigen, wordt voortgebouwd op hun uitgebreide netwerken onder maatschappelijke organisaties, lokale en regionale overheden, en zou de samenwerking tussen de adviesorganen en de Commissie worden versterkt.

6.9.

Vakbonden en werkgeversorganisaties bijvoorbeeld zitten dicht bij de bron en zijn de democratische vertegenwoordiging van werknemers in diverse sectoren. Zij spelen een cruciale rol bij het uitwerken van maatregelen, het inspelen op de behoeften van werknemers en werkgevers en het signaleren van de uitdagingen. Klimaatambassadeurs op diverse niveaus van vakbonden en bedrijven kunnen voortborduren op de sterke punten van de sociale dialoog, het delen van informatie stimuleren en aanzetten tot klimaatmaatregelen. Deze taken vereisen een institutionele omgeving die rekening houdt met de rechten op de werkplek.

6.10.

De digitale omslag heeft gevolgen voor de structuur en productie van bedrijven en veel kleine en middelgrote ondernemingen worstelen met zeer grote tekortkomingen in de digitalisering. Veel werknemers maken zich zorgen over de gevolgen van digitalisering voor hun baan, want dit kan tot meer werkloosheid en een grote ongelijkheid leiden.

6.11.

Om in de Europese Green Deal financiering en groene investeringen te stimuleren en een rechtvaardige overgang te waarborgen heeft de Commissie een taxonomie ontwikkeld voor het stimuleren van investeringen in acht grote economische groepen en 70 activiteitssectoren die de productie en de kwantiteit en kwaliteit van de banen ingrijpend zullen veranderen. In dit document, de hoeksteen van het investeringsplan voor de Europese Green Deal, staat maar één verwijzing naar de rechten van werknemers conform de fundamentele IAO-normen.

7.   Echte en virtuele ruimten voor het uitwisselen van klimaatinformatie

7.1.

De nadruk van het klimaatpact moet liggen op het bieden van mogelijkheden aan mensen om systemen te veranderen door verkenning, experimenten en demonstratie. We hebben voorlichtings- en trainingsprogramma’s nodig die het hele spectrum van het maatschappelijk middenveld en andere niet-overheidsactoren bestrijken. Het is van cruciaal belang om de kennis over en het inzicht in de klimaatuitdaging te verbeteren door deze dieper en breder te bekijken en door de kwaliteit van de discussies en gesprekken over dit probleem onder belanghebbenden te verhogen.

7.2.

Daarvoor zijn kant-en-klare tools nodig om de uitdagingen te structureren en te beheren en innovatiekansen op het gebied van duurzaamheid te benutten. In het kader van het Horizon 2020-programma zijn veel van dat soort tools gemaakt en getest. In een multidisciplinaire setting bestaat de aanbevolen aanpak uit “al doende leren” door de tools in gebruikersscenario’s uit te proberen.

7.3.

Het aansturen van de belanghebbenden, een meervoudig perspectief, vooruit en achteruit kijken en nichebeheer zijn van cruciaal belang voor de mobilisering via het klimaatpact. Deze structuur is bedoeld om het probleemoplossingsproces te faciliteren door een koers uit te stippelen voor systeeminnovatie in het verlengde van klimaatverandering en de uitvoering van de Europese Green Deal.

7.4.

Het welslagen van het klimaatpact wordt deels bepaald door de mate waarin ondernemerschap en bedrijven subsidies en financiering weten aan te trekken uit publieke, filantropische en private bronnen. Die financiering moet worden aangetrokken vanuit de ambitie om tekortkomingen in de markt aan te pakken die de klimaatverandering hebben veroorzaakt en vanuit de drang naar disruptieve verandering, en kan een aanzienlijk volume aannemen. Voor het aanboren van miljarden aan innovatieve klimaatacties kunnen het multilaterale financieringskader van de EU alsook missiegerichte Europese en internationale publieke en private fondsen worden aangewend die systemische veranderingen op het gebied van inperking van en aanpassing aan klimaatverandering voorstaan. Het overkoepelende doel is het genereren van middelen, ervaringen en capaciteiten omtrent gerichte uitkomsten voor het terugdringen van emissies en het verhogen van de klimaatveerkracht die kunnen worden verveelvoudigd om verandering te bespoedigen en hoop te bieden. Het klimaatpact moet de betrokkenheid van de nationale en internationale financiële sector verwelkomen, inclusief relevante multilaterale en private fondsen. Bovendien moet het belastingstelsel het beginsel van de maximalisering en instandhouding van de welzijnseconomie weerspiegelen.

7.5.

Wat ook in overweging moet worden genomen, is het integreren van fysieke en virtuele ruimten voor het uitwisselen van klimaatinformatie in bestaande verenigingen uit het maatschappelijk middenveld, waarbij de interactie via het stakeholdersplatform voor het klimaatpact kan lopen.

7.5.1.

Wat het werk betreft zou het raadzaam zijn waarnemingscentra in te stellen voor het prognosticeren, analyseren en interpreteren van arbeidsgebonden, organisatorische en technologische veranderingen binnen de acht taxonomiegroepen, met deelname van vakbonden, werkgevers en bestuur op EU- en lidstaatniveau en met de nodige steun van de Commissie.

8.   Capaciteitsopbouw om lokale initiatieven te faciliteren

8.1.

Het algemene kader moet duidelijk worden afgebakend om inconsistenties met de Europese Green Deal te voorkomen.

8.2.

De algehele uitdagingen waar actoren uit het maatschappelijk middenveld zich vooral voor gesteld zien wanneer ze in actie willen komen voor het klimaat, zijn: te weinig toegang tot financiering, te weinig expertise, te weinig personeel, te weinig erkenning (14) en een inconsistente boodschap van de EU en de nationale regeringen.

8.3.

Meerdere belanghebbenden hebben de complexe regelgevende en bestuurlijke omgevingen genoemd als obstakel voor klimaatactie. Organisaties uit het maatschappelijk middenveld en de gemeenschap kunnen baat hebben bij mogelijkheden voor capaciteitsopbouw zodat ze de weg kunnen vinden in die regelgevende en bestuurlijke omgeving.

8.4.

Het bieden van zowel materiële (technische hulp, capaciteitsopbouw, financiering enz.) als immateriële (erkenning, meer zichtbaarheid enz.) ondersteuning alsook het faciliteren van netwerkmogelijkheden binnen specifieke beleidsterreinen en -processen moeten essentiële elementen zijn van een Europees stakeholdersplatform voor het klimaatpact dat lokale klimaatactie beoogt te stimuleren.

8.5.

Niet-overheidsactoren kunnen zich voor diverse uitdagingen gesteld zien wanneer zij op zoek gaan naar financiering voor hun klimaatinitiatief, zoals: onwerkbare eisen voor de projectomvang, private investeerders die huiverig zijn om deze projecten te financieren en ingewikkelde procedures en eisen voor het aanvragen van financiering (15). Andere obstakels zijn onwetendheid over financieringsopties voor klimaatacties, onvoldoende administratieve capaciteit en technische kennis voor het aantrekken van financiers, budgettaire en wettelijke beperkingen, ervoor zorgen dat potentiële investeringen aan de eisen van banken voldoen, politieke beperkingen en moeite om te voldoen aan de al te strenge criteria om in aanmerking te komen voor EU- en internationale fondsen (16).

8.6.

Het EESC heeft de oprichting van een forum voor klimaatfinanciering voorgesteld. Daar kunnen alle belangrijke belanghebbenden zich over de belangrijkste problemen buigen, obstakels signaleren, oplossingen bedenken en de efficiëntste mechanismen voor een betere verdeling van de financiering bepalen, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Er wordt een studie (17) uitgevoerd teneinde een actieplan voor te stellen en uiteindelijk niet-overheidsactoren die klimaatactie willen ondernemen een betere toegang tot financiering te geven.

9.   Op weg naar een Europees stakeholdersplatform voor het klimaatpact

9.1.

Gezien de positieve ervaringen met het Europees stakeholdersplatform voor de circulaire economie stelt het EESC voor een soortgelijk Europees stakeholdersplatform voor het klimaatpact op te zetten.

9.2.

Inclusiviteit, transparantie en concrete participatie door lokale klimaatactoren moeten de leidende beginselen voor dit platform zijn.

9.3.

Het EESC heeft gepleit voor de overgang naar een duurzame, koolstofneutrale en hulpbronnenefficiënte economie die rechtvaardig is en waarbij geen enkel(e) huishouden, gemeenschap, regio, sector of minderheid mag worden uitgesloten (18). Het Europees stakeholdersplatform voor het klimaatpact moet voorzien in een waarnemingscentrum voor de overgang naar klimaatneutraliteit om op de nationale en regionale uitvoering van het EU-klimaatbeleid toe te zien en gegevens te verzamelen om de beleidsvorming op alle niveaus te onderbouwen.

9.4.

Het EESC steunt de organisatie van burgerpanels in lidstaten om te informeren, te inspireren en inzicht te bieden, en om alle governanceniveaus te adviseren over klimaatbeleid. Het Europees stakeholdersplatform voor het klimaatpact kan bestaande geslaagde ervaringen onder de aandacht brengen en richtsnoeren en goede praktijken doorgeven aan landen, regio’s en steden die ook dergelijke panels willen opzetten.

9.5.

Het Europees stakeholdersplatform voor het klimaatpact kan de opdracht krijgen om een EU-burgerpanel te organiseren onder auspiciën van het EESC, het CvdR en het EP en met steun van de Commissie.

9.6.

Een essentieel element van het platform zou bestaan uit een hub voor capaciteitsopbouw en financiering met richtsnoeren, informatie en voorlichting over klimaatbeleid en -strategieën, alsook het faciliteren van de toegang tot financiering voor kleinschalige projecten. Deze EU-hub en nationale hubs kunnen samen met lokale en regionale overheden worden opgezet.

9.7.

Op het onlineplatform van het Europees stakeholdersplatform voor het klimaatpact kan worden voorzien in ruimten om informatie en kennis te delen teneinde het netwerken en het aangaan van verbintenissen te vergemakkelijken.

9.8.

Ten behoeve van het Europees stakeholdersplatform voor het klimaatpact moet een coördinatiegroep met vertegenwoordigers van alle actoren worden opgezet. De leden van deze coördinatiegroep moeten aan de hand van transparante, heldere criteria worden geselecteerd teneinde inclusiviteit en een brede vertegenwoordiging te verzekeren zonder dat dit ten koste gaat van een efficiënte aansturing van dit orgaan. De volgende belanghebbenden moeten vertegenwoordigd zijn: EU-instellingen, het maatschappelijk middenveld, waaronder ook het bedrijfsleven, vakbonden, lokale en regionale overheden, de wetenschap, de financiële wereld en jongeren. Belanghebbenden van instellingen en sectoren met minder middelen moeten de nodige middelen ter beschikking krijgen om mee te doen en mee te beslissen.

Brussel, 16 juli 2020.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  UN SDSN Six Transformations to achieve the Sustainable Development Goals.

(2)  De rapporteur van het Europees Parlement voor de Europese klimaatwet (COM(2020) 0080), Jytte Guteland, stelt voor “dat de klimaatdoelstelling van de Unie voor 2030 wordt verhoogd tot een emissiereductie van 65 % ten opzichte van de niveaus van 1990. Dit betekent dat de Commissie uiterlijk 30 juni 2021 moet onderzoeken in hoeverre de EU-wetgeving moet worden aangepast om dat hogere doel te halen.”

(3)  Emissions Gap Report 2019.

(4)  Het rapport over de emissiekloof voor 2019 van het Milieuprogramma van de VN geeft aan dat de wereldwijde uitstoot vanaf nu met 7,6 % per jaar moet worden teruggedrongen om de opwarming van de aarde tot 1,5 oC te beperken. Voor de EU komt dit neer op een reductiedoelstelling van ten minste 68 % voor 2030.

(5)  EESC-advies over de duurzame economie die we nodig hebben (PB C 106 van 31.3.2020, blz. 1).

(6)  Welzijnseconomie: tak van de economie die het economisch beleid probeert te evalueren op basis van de effecten ervan op het welzijn van de gemeenschap. In de loop van de 20e eeuw groeide zij uit tot een duidelijk omschreven tak van de economische theorie.

(7)  EESC-advies over de bevordering van klimaatmaatregelen van niet-overheidsactoren (PB C 227 van 28.6.2018, blz. 35).

(8)  EESC-advies over een langetermijnstrategie van de EU voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen (PB C 282 van 20.8.2019, blz. 51).

(9)  Reeds voorgesteld in het EESC-advies over de vorming van een coalitie van het maatschappelijk middenveld en subnationale overheden om de toezeggingen in de Overeenkomst van Parijs na te komen (PB C 389 van 21.10.2016, blz. 20).

(10)  https://www.thersa.org/discover/publications-and-articles/rsa-blogs/2018/07/our-call-for-action-on-deliberative-democracy

(11)  https://www.conventioncitoyennepourleclimat.fr/en/

(12)  De “Deep Demonstrations” van de Klimaat-KIG van het EIT vertegenwoordigen een potentiële economische groeicurve die ambitieuze Europese organisaties inzicht kan geven in hun uitdagingen. Zogenaamde designers brengen het systeem in kaart en maken een portefeuille met interventiemogelijkheden.

(13)  EESC-advies over de discussienota “Naar een duurzaam Europa in 2030 (PB C 14 van 15.1.2020, blz. 95); EESC-advies over klimaatrechtvaardigheid” (PB C 81 van 2.3.2018, blz. 22).

(14)  Studie van het EESC.

(15)  EESC-advies over een vlottere toegang tot klimaatfinanciering voor niet-overheidsactoren (PB C 110 van 22.3.2019, blz. 14).

(16)  Rossi, L., Gancheva, M. and O'Brien, S., 2017.

(17)  Forum voor klimaatfinanciering — Modaliteiten en eerste taken, een studie van Milieu Consulting SPRL in opdracht van het EESC.

(18)  EESC-advies over “Niemand uitsluiten bij de uitvoering van de agenda voor duurzame ontwikkeling 2030” (PB C 47 van 11.2.2020, blz. 30).