5.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 189/23


Conclusies van de Raad over de uitvoering van de aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen

(2019/C 189/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

1.

ONDER VERWIJZING NAAR de politieke achtergrond van dit onderwerp, zoals deze in de bijlage bij deze conclusies wordt toegelicht, en meer bepaald naar hetgeen volgt:

a)

de sociale dimensie van onderwijs komt tot uiting in het eerste beginsel van de Europese pijler van sociale rechten, dat luidt dat iedereen recht heeft op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen (1);

b)

de vierde VN-doelstelling voor duurzame ontwikkeling houdt in dat wordt gestreefd naar inclusief en gelijkwaardig kwaliteitsonderwijs en kansen voor een leven lang leren voor iedereen. Zoals in de discussienota van de Commissie „Naar een duurzaam Europa in 2030” is opgemerkt, „[…] verandert [alles] voor iedereen. […] Onderwijs, wetenschap, technologie, onderzoek en innovatie zijn voorwaarden om een duurzame EU-economie te bereiken, die aan de SDG’s [de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de VN] voldoet.”;

c)

de Raad heeft op 22 mei 2018 conclusies aangenomen over toewerken naar een visie op een Europese onderwijsruimte (2), waarin hij stelt dat een Europese onderwijsruimte moet worden geschraagd door het continuüm van een leven lang leren en beklemtoont dat initiatieven in het kader van een Europese onderwijsruimte betrekking moeten hebben op alle niveaus en soorten van onderwijs en opleiding, met inbegrip van volwassenenonderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding.

d)

de vergrijzing van de bevolking in Europa, de toenemende levensverwachting in de maatschappij en de noodzaak intergenerationele samenwerking te stimuleren, de steeds snellere veranderingen op de arbeidsmarkt, opkomende vormen van werk en het doordringen van digitale technologieën in alle aspecten van het dagelijks leven resulteren in een toenemende vraag naar nieuwe vaardigheden en vaardigheden, kennis en competenties van een hoger niveau; dat maakt het des te dringender te voorzien in de bij- of omscholing van alle mensen die de basisvaardigheden niet beheersen of geen kwalificatie hebben behaald die hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en actief burgerschap kan waarborgen;

e)

in het licht van de grootscheepse veranderingen die zich thans op de arbeidsmarkten voordoen, hebben inclusief en hoogwaardig onderwijs en inclusieve en hoogwaardige opleiding — in alle levensfasen — nog meer aan belang gewonnen, en de Unie wordt geconfronteerd met een dwingende noodzaak tot bij- en omscholing waarvoor strategische benaderingen van een leven lang leren en ontwikkelen van vaardigheden nodig zijn; uit bepaalde gegevens blijkt dat reeds in 2022 54 % van alle werknemers aanzienlijke bij- en omscholing nodig zal hebben (3);

f)

het volwassenenonderwijs in het kader van onderwijs en opleiding 2020 (ET 2020) is de laatste tien jaar op hetzelfde niveau gebleven ten opzichte van de benchmark: in 2017 had 10,9 % van de volwassenen recentelijk een of andere vorm van leeractiviteit ondernomen, terwijl de benchmark voor 2020 15 % bedraagt (4);

g)

in de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester gelden bijscholing, omscholing en een leven lang leren als een cruciale uitdaging die verscheidene lidstaten in de toekomst moeten opnemen;

h)

in 2017 waren er in de Unie 61 miljoen volwassenen van 25 tot 64 jaar die hun officiële onderwijsprogramma hebben stopgezet voordat zij het hoger secundair onderwijs hadden voltooid (5); tegelijk bedroeg het percentage voortijdige verlaters van onderwijs en opleiding 10,6 % in 2017 en ligt het nu dicht bij het streefcijfer voor 2020, namelijk minder dan 10 %, met dien verstande dat de percentages grote onderlinge verschillen tussen landen vertonen; 43 % van de bevolking van de Unie heeft onvoldoende digitale vaardigheden, en 17 % van de bevolking heeft er helemaal geen (6); en ongeveer 20 % van de volwassen bevolking in landen die deelnemen aan het onderzoek naar de vaardigheden van volwassenen („PIAAC”) (7) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft het moeilijk met basisvaardigheden zoals geletterdheid en rekenvaardigheid. Bijgevolg moet dringend worden voorzien in opleiding voor deze volwassenen;

i)

voor dit probleem zijn er geen kant-en-klare oplossingen; werkenden, werklozen en inactieven en de vele verschillende subgroepen hebben alle specifieke behoeften; het is zaak de vaardigheden en competenties van legaal verblijvende migranten en vluchtelingen te beoordelen en te valideren, en hun bij- en omscholing zal hun intrede op de arbeidsmarkt en hun vlotte integratie in hun nieuwe gemeenschappen bespoedigen;

j)

investeren in bij- en omscholing kan een krachtig economisch effect hebben, waaronder een hogere productiviteit en een hogere economische groei, een beter geschoolde en meer competente bevolking die in staat is innovatie en technologische vooruitgang te stimuleren (8), hogere belastinginkomsten en lagere overheidsuitgaven, wegens een betere gezondheid en een grotere maatschappelijke betrokkenheid en burgerzin van individuen, alsook een geringere mate van betrokkenheid bij criminele activiteiten (9);

k)

voor individuen kan bij- en omscholing resulteren in een grotere inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, een hoger inkomen, een betere gezondheid en meer welbevinden, een actiever burgerschap en meer sociale inclusie. Het is evenwel mogelijk dat individuen en werkgevers deze effecten onvoldoende onderkennen en daarom te weinig investeren in bij- en omscholing, hetgeen noopt tot een oproep om te voorzien in de juiste bewustmakingsmaatregelen en stimuleringsmaatregelen voor het bevorderen van vervolgonderwijs en -opleiding;

l)

in het licht hiervan heeft de Raad op 19 december 2016 de aanbeveling aangenomen tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen („de aanbeveling”) (10), waarin wordt opgeroepen tot een strategische en gecoördineerde aanpak voor het aanbieden van geïntegreerde leermogelijkheden aan de 61 miljoen (11) laaggeschoolde en/of laaggekwalificeerde volwassenen in de Unie, die erop gericht is volwassenen met weinig vaardigheden en een laag opleidingsniveau ondersteuning te bieden voor het verbeteren van hun basisvaardigheden, namelijk geletterdheid, rekenvaardigheid en digitale competenties, en/of voor het verwerven van een breder scala van vaardigheden, kennis en competenties en aldus te evolueren naar een hoger opleidingsniveau;

m)

in de aanbeveling tot invoering van bijscholingstrajecten wordt de lidstaten aanbevolen laaggeschoolde en/of laaggekwalificeerde volwassenen toegang te verlenen tot laagdrempelige bijscholingstrajecten die gebaseerd zijn op drie elementen: het beoordelen van vaardigheden om de bestaande vaardigheden en de behoeften aan bijscholing in kaart te brengen, een leer- en mentoringaanbod op maat, om hen in staat te stellen hun vaardigheden bij te spijkeren en leemtes aan te vullen, en het valideren en erkennen van verworven vaardigheden, kennis en competenties, zodat zij een kwalificatie kunnen verwerven of toegang kunnen krijgen tot werk.

2.

NEEMT NOTA VAN het werkdocument van de Commissie (12) waarin de balans wordt opgemaakt van de uitvoeringsmaatregelen, dat conform de aanbeveling is bekendgemaakt.

3.

NEEMT NOTA van de gemaakte vorderingen, en neemt met name nota van het volgende:

a)

in sommige lidstaten is in het verlengde van de goedkeuring van de aanbeveling een nationaal debat gehouden en werden de bestaande programma’s aan een kritische evaluatie onderworpen;

b)

sommige lidstaten zetten nieuwe beleidsagenda’s in de steigers ter ondersteuning van de bij- en omscholing van de volwassen bevolking, zulks in overeenstemming met de doelstellingen van de aanbeveling;

c)

bij de meeste gerapporteerde maatregelen ligt de klemtoon weliswaar op werkloze volwassenen, maar enkele lidstaten richten hun aandacht ook op laaggeschoolde werkenden, die een belangrijk aandeel van de doelgroep vertegenwoordigen;

d)

vele lidstaten doen hun voordeel met de verschillende vormen van door de Unieprogramma’s geboden steun.

4.

ONDERSTREEPT dat hij vastbesloten is naar de in de aanbeveling opgenomen doelstelling toe te werken en ROEPT de lidstaten ertoe OP om, in het licht van de aanbeveling en in overeenstemming met de nationale wetgeving, omstandigheden en beschikbare middelen, en in nauwe samenwerking met de sociale partners en aanbieders van onderwijs en opleiding, indien mogelijk:

a)

duurzame langetermijnmaatregelen voor bij- en omscholing van volwassenen vast te stellen als onderdeel van een bredere strategische aanpak van het ontwikkelen van vaardigheden, een leven lang;

b)

een samenhangende strategische aanpak vast te stellen voor het aanbieden van basisvaardigheden aan laaggeschoolde en/of laaggekwalificeerde volwassenen, op basis van coördinatie en partnerschappen tussen alle relevante actoren die daar in het kader van holistische strategieën of actieplannen inzake vaardigheden bij zijn betrokken;

c)

partnerschappen te bevorderen teneinde een holistische benadering te kunnen volgen, waarbij relevante actoren, waaronder sociale partners, uit alle beleidsgebieden (sociale zaken, werkgelegenheid en onderwijs en opleiding) worden betrokken, zodat het aanbod van basisvaardigheden geïntegreerd wordt in het geheel van op laaggeschoolde en/of laaggekwalificeerde volwassenen gerichte diensten;

d)

de werkgevers — met name kleine en middelgrote ondernemingen — bewuster te maken van het belang van bij- en omscholing en van de beschikbare steunmechanismen voor de ontwikkeling van vaardigheden bij volwassenen, en hen aan te moedigen de opleidingsmogelijkheden bij hun werknemers bekend te maken en hun werknemers die mogelijkheden aan te bieden;

e)

het aanbod specifiek te richten op het helpen van de begunstigden bij het verwerven van ten minste een minimumniveau van de drie basisvaardigheden, namelijk geletterdheid, rekenvaardigheid en digitale competentie, alsmede andere kerncompetenties die relevant zijn voor actieve deelname aan een duurzame samenleving en voor duurzame werkgelegenheid;

f)

er in voorkomend geval voor te zorgen dat dat aanbod drie elementen omvat: het beoordelen van vaardigheden, een toegesneden en flexibel opleidingsaanbod en het valideren en erkennen van vaardigheden, kennis en competenties;

g)

een leeraanbod aan te bieden dat specifiek is toegesneden op de individuele leerbehoeften van de begunstigden, zoals deze uit de beoordeling van de vaardigheden naar voren zijn gekomen, en dat is vormgegeven op grond van informatie over de kansen op de arbeidsmarkt;

h)

te zorgen voor outreach-, bewustmakings-, sturings- en steunmaatregelen, inclusief stimuleringsmaatregelen om te waarborgen dat het initiatief een succes wordt;

i)

te overwegen synergieën te ontwikkelen tussen doeltreffende beleidsmaatregelen en acties waarmee beoogd wordt voortijdig schoolverlaten terug te dringen en het percentage laaggeschoolde en/of laaggekwalificeerde volwassenen te verminderen, bijvoorbeeld synergieën tussen de maatregelen in het kader van de jongerengarantie en de bijscholingstrajecten;

j)

een evaluatie te maken van het effect van hun acties op vorderingen die de doelgroep heeft gemaakt in de richting van het behalen van de in de aanbeveling omschreven vaardigheden en kwalificaties.

5.

VERZOEKT de Commissie:

a)

door te gaan met het ondersteunen van de uitvoering van de Aanbeveling tot invoering van bijscholingstrajecten, onder meer middels wederzijds leren tussen de lidstaten en de relevante belanghebbenden, alsook middels gerichte oproepen tot het indienen van voorstellen, waarmee met name beoogd wordt de lidstaten te helpen de uitdagingen aan te gaan die uit het overzichtsverslag naar voren komen en het potentieel van een sterkere en innovatieve rol voor de nationale coördinatoren voor volwassenenonderwijs te verkennen;

b)

de sectordoorsnijdende samenwerking en coördinatie op Europees niveau te vergemakkelijken door te voorzien in koppelingen met andere initiatieven en financieringsprogramma’s van de Unie en door het uitwisselen van goede praktijken in het kader van georganiseerde activiteiten van wederzijds leren en via instrumenten zoals het elektronisch platform voor volwassenenonderwijs in Europa (EPALE) en/of Europass;

c)

bij het formuleren van beleidsvoorstellen, onder meer voor een kader voor samenwerking voor de periode na 2020, ook rekening te houden met de langetermijnuitdaging van het volwassenenonderwijs en het probleem van de volwassenen wier vaardigheden of kwalificaties verouderd of ontoereikend zijn en die dus toegang moeten krijgen tot bijscholingstrajecten;

d)

samen te werken met en voort te bouwen op de deskundigheid van instanties van de Unie (Cedefop, ETF) en internationale organisaties zoals de OESO, VN en Unesco om de uitdaging van de bij- en omscholing aan te gaan, mede door relevant onderzoek en relevante analyses over volwasseneneducatie en de beoordeling van vaardigheden (bijvoorbeeld PIAAC).


(1)  Doc. 13129/17.

(2)  PB C 195 van 7.6.2018, blz. 7.

(3)  World Economic Forum: Future of Jobs Report 2018.

(4)  Arbeidskrachtenenquête, 2018.

(5)  Arbeidskrachtenenquête, 2018.

(6)  Verslag over digitale inclusie en vaardigheden, Europese Commissie, gegevens 2017.

(7)  Oostenrijk, België (Vlaanderen), Tsjechië, Duitsland, Denemarken, Estland, Griekenland, Spanje, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Litouwen, Nederland, Polen, Zweden, Slovenië, Slowakije, Verenigd Koninkrijk en Hongarije.

(8)  OESO, PIAAC, 2016.

(9)  „Skills Matter”, OESO, 2016.

(10)  PB C 484 van 24.12.2016, blz. 1.

(11)  In 2017 hadden 61,3 miljoen mensen van 25 tot 64 jaar ten hoogste lager secundair onderwijs genoten (Eurostat, Arbeidskrachtenenquête, 2018). In 2012, het jaar waarin de PIAAC-gegevens werden verzameld, kwam uit de Arbeidskrachtenenquête naar voren dat 70 miljoen mensen van 25 tot 64 jaar ten hoogste lager secundair onderwijs hadden genoten. Dat cijfer is sindsdien elk jaar gedaald, met name omdat: a) het opleidingsniveau van de personen die de leeftijd van 25 jaar bereiken, hoger is, aangezien meer jongeren hoger secundair onderwijs of een equivalent onderwijsniveau voltooien, en b) personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, algemeen gesproken een lager onderwijsniveau hebben, met dien verstande dat enkele Oost-Europese landen daarop een uitzondering vormen.

(12)  „Aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen: balans van de uitvoeringsmaatregelen”, werkdocument van de Commissie SWD(2019) 89 final.


BIJLAGE

Politieke achtergrond

1.

Aanbeveling 2008/867/EG van de Commissie van 3 oktober 2008 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten (1)

2.

Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen op 21 november 2008, over betere integratie van levenslange begeleiding in de strategieën voor een leven lang leren (2)

3.

Aanbeveling van de Raad van 28 juni 2011 inzake beleid ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten (3)

4.

Resolutie van de Raad betreffende een vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie (4)

5.

Aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren (5)

6.

Aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (6)

7.

Gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) (7)

8.

Aanbeveling van de Raad van 15 februari 2016 betreffende de integratie van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt (8)

9.

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa: samenwerken ter versterking van het menselijk kapitaal, de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en het concurrentievermogen (10 juni 2016).

10.

Aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen (9)

11.

Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017 inzake het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren en tot intrekking van de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (10)

12.

Besluit (EU) 2018/646 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verstrekken van betere diensten voor vaardigheden en kwalificaties (Europass) en houdende intrekking van Beschikking nr. 2241/2004/EG (11)

13.

Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2018 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (12)

14.

Conclusies van de Raad over toewerken naar een visie op een Europese onderwijsruimte (13)

(1)  PB L 307 van 18.11.2008, blz. 53.

(2)  PB C 319 van 13.12.2008, blz. 1.

(3)  PB C 191 van 1.7.2011, blz. 1.

(4)  PB C 372 van 20.12.2011, blz. 1.

(5)  PB C 398 van 22.12.2012, blz. 1.

(6)  PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1.

(7)  PB C 417 van 15.12.2015, blz. 25.

(8)  PB C 67 van 20.2.2016, blz. 1.

(9)  PB C 484 van 24.12.2016, blz. 1.

(10)  PB C 189, 15.6.2017, blz. 2.

(11)  PB L 112 van 2.5.2018, blz. 42.

(12)  PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1.

(13)  PB C 195 van 7.6.2018, blz. 1.