10.12.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 414/33 |
Bekendmaking van een mededeling van de goedkeuring van een standaardwijziging van een productdossier voor een naam in de wijnsector als bedoeld in artikel 17, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie
(2019/C 414/11)
Deze mededeling wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (1).
MEDEDELING VAN DE GOEDKEURING VAN EEN STANDAARDWIJZIGING
“COUR-CHEVERNY”
PDO-FR-A0304-AM02
Datum van de mededeling: 18.9.2019
BESCHRIJVING VAN EN REDENEN VOOR DE GOEDGEKEURDE WIJZIGING
1. Snoeiregels
In deel VI, punt 1, onder b), van het productdossier voor de benaming “Cour Cheverny” wordt de zin “Het aantal vruchtdragende takken na de bloei (fenologische fase 23 van Lorenz) is kleiner dan of gelijk aan 11.” geschrapt.
Deze schrapping heeft tot doel meer rekening te houden met de klimaatverandering door de regels voor de snoei flexibeler te maken zodat men zich kan aanpassen in geval van ongunstige weersomstandigheden.
Punt 5.1 van het enig document wordt dienovereenkomstig gewijzigd.
2. Verkeer tussen erkende entrepothouders
In hoofdstuk I, deel IX, punt 5, wordt punt b) in verband met de datum van het in verkeer brengen van de wijnen tussen erkende entrepothouders geschrapt.
Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.
3. Voornaamste te controleren punten
Hoofdstuk III werd herzien om de controlemethoden voor de voornaamste te controleren punten te vereenvoudigen.
Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.
4. INAO-referentie
In hoofdstuk III, deel II, wordt de gemeente “Montreuil-sous-bois” vervangen door de gemeente “Montreuil”.
Deze wijziging heeft tot doel rekening te houden met de gewijzigde naam van de gemeente.
Deze wijziging heeft geen gevolgen voor het enig document.
ENIG DOCUMENT
1. Naam van het product
Cour-Cheverny
2. Type geografische aanduiding
BOB — Beschermde oorsprongsbenaming
3. Categorieën wijnbouwproducten
1. Wijn
4. Beschrijving van de wijn(en)
Droge stille witte wijnen
De droge wijnen hebben een natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste 10,5 %.
Na verpakking bedraagt het gehalte aan fermenteerbare suikers (glucose + fructose) bij de droge wijnen niet meer dan 4 gram per liter, terwijl het totaalgehalte aan zuren, uitgedrukt in gram wijnsteenzuur per liter, hoogstens 2 gram per liter minder bedraagt dan het gehalte aan fermenteerbare suikers (glucose + fructose).
Bij de wijnen met een minimaal natuurlijk alcoholvolumegehalte van 13,5 % bedraagt het gehalte aan fermenteerbare suikers (glucose + fructose) na verpakking niet meer dan 6 gram per liter.
Het totaal alcoholvolumegehalte na verrijking ligt bij de wijnen niet hoger dan 12,5 %. Het gehalte aan vluchtige zuren, het totale zuurgehalte en het totale gehalte aan zwaveldioxide komen overeen met de in de Europese regelgeving vastgestelde gehalten. De wijnen zijn stille witte wijnen die heel levendig zijn tijdens de eerste jaren.
De overige criteria sluiten aan bij de geldende regelgeving.
De neus van deze wijnen bestaat vaak uit aroma’s van citrusvruchten, vruchten met geel vruchtvlees of witte bloemen. Soms kunnen toetsen van rabarber, kruiden of menthol ontdekt worden. De originaliteit van deze wijnen komt echter pas na verloop van tijd volledig tot uiting, en enkele jaren rijping brengen vaak aroma’s van honing, citroen, was of pruimen aan het licht, evenals enkele zachte toetsen van oxidatie, die kenmerkend zijn voor het druivenras romorantin B. Wanneer ze fermenteerbare suikers bevatten, zijn hun complexiteit en hun houdbaarheid algemeen genomen nog groter.
Algemene analytische kenmerken |
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
Minimale totale zuurgraad |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
Zoete en zachte stille witte wijnen
De zoete en zachte wijnen hebben een natuurlijk alcoholvolumegehalte van ten minste 13,5 %.
Na verpakking bedraagt het gehalte aan fermenteerbare suikers (glucose + fructose) bij de zoete en zachte wijnen minstens 20 gram per liter, maar niet meer dan 45 gram per liter.
De wijnen met een gehalte aan fermenteerbare suikers (glucose + fructose) van 20 gram per liter of meer worden bereid zonder verrijking. Het gehalte aan vluchtige zuren, het totale zuurgehalte en het totale gehalte aan zwaveldioxide komen overeen met de in de Europese regelgeving vastgestelde gehalten.
De overige criteria sluiten aan bij de geldende regelgeving.
De neus van deze wijnen bestaat vaak uit aroma’s van citrusvruchten, vruchten met geel vruchtvlees of witte bloemen. Soms kunnen toetsen van rabarber, kruiden of menthol ontdekt worden. De originaliteit van deze wijnen komt echter pas na verloop van tijd volledig tot uiting, en enkele jaren rijping brengen vaak aroma’s van honing, citroen, was of pruimen aan het licht, evenals enkele zachte toetsen van oxidatie, die kenmerkend zijn voor het druivenras romorantin B. Wanneer ze fermenteerbare suikers bevatten, zijn hun complexiteit en hun houdbaarheid algemeen genomen nog groter.
Algemene analytische kenmerken |
|
Maximaal totaal alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
Minimaal effectief alcoholgehalte (in volumeprocent) |
|
Minimale totale zuurgraad |
|
Maximaal gehalte aan vluchtige zuren (in milli-equivalent per liter) |
|
Maximaal totaalgehalte aan zwaveldioxide (in milligram per liter) |
|
5. Wijnbouwpraktijken
a. Essentiële oenologische procedés
Specifiek oenologisch procedé
De wijnen met een gehalte aan fermenteerbare suikers (glucose + fructose) van meer dan 20 gram per liter worden bereid zonder verrijking. Het gebruik van stukjes hout is verboden. Het totaal alcoholvolumegehalte na verrijking ligt bij de wijnen niet hoger dan 12,5 %. Naast de bovengenoemde bepalingen moeten de wijnen wat oenologische procedés betreft voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgesteld op communautair niveau en in het wetboek landbouw en zeevisserij.
Teeltwijze
a) —Beplantingsdichtheid. De minimale beplantingsdichtheid van de wijngaarden bedraagt 4 500 wijnstokken per hectare. De afstand tussen de rijen van deze wijngaarden mag niet meer dan 2,10 meter bedragen. De vrije ruimte tussen de planten op eenzelfde rij bedraagt minstens 0,90 meter en hoogstens 1,20 meter. b) — Snoeiregels. De wijnstokken worden gesnoeid met maximaal 13 ogen per wijnstok; daarbij worden de volgende technieken gebruikt: — Guyot-snoei met één lange scheut en hooguit twee korte vruchttakken; — snoei tot twee halve vruchttakken; — snoei met korte vruchttakken (in waaier of “cordon de Royat”).
b. Maximale opbrengsten
Droge wijn
72 hectoliter per hectare
Zoete en zachte wijn
60 hectoliter per hectare
6. Afgebakend geografisch gebied
De druivenoogst, de vinificatie, de bereiding en de verzorging van de wijn vinden plaats op het grondgebied van de volgende gemeenten in het departement Loir-et-Cher: Cellettes, Cheverny, Chitenay, Cormeray, Cour-Cheverny, Huisseau-sur-Cosson, Montlivault, Mont-près-Chambord, Saint-Claude-de-Diray, Tour-en-Sologne, Vineuil.
7. Voornaamste wijndruivenras(sen)
Romorantin B — Daner
8. Beschrijving van het (de) verband(en)
Beschrijving van de natuurlijke factoren die bijdragen tot het verband
Het geografische gebied ligt op de linkeroever van de Loire en strekt zich uit tussen de oevers van de rivier in het noorden en de gemeenten Cheverny en Cour-Cheverny in het zuiden. In het noordwesten wordt het begrensd door de Loire en het bos van Russy, en in het oosten en het zuiden door de Grande Sologne (in het bijzonder de continue bebossing van het park van Chambord en het bos van Cheverny). Het bos is zeer belangrijk binnen het geografische gebied, en als de wijngaard niet vlak bij de Loire ligt, bevindt hij zich midden in open plekken tussen de talrijke bosgebieden, waarvan de ene al groter zijn dan de andere.
Het geografische gebied ligt op een zacht glooiend plateau dat van oost naar west afwatert via de twee zijrivieren van de Loire, de Cosson en de Beuvron, en enkele van hun zijrivieren. Het geologische substraat bestaat hoofdzakelijk uit klei-siliciumformaties uit het senonien, met daarboven kalksteen van Beauce (Aquitanië), op zijn beurt weer overdekt door klei-zandformaties van Sologne (Burdigalien). Het geheel is op sommige plaatsen overdekt met hoge terrassen van de Loire en stuifzandgronden.
De nauwkeurig afgebakende percelen voor de druivenoogst bestaan uit: — gronden met een overwegende zand- tot klei-zandtextuur, in de diepte steunend op een kleihoudende aardlaag (formaties van Sologne) — bruine kalkhoudende tot bruine calciumhoudende gronden (kalksteen van Beauce).
Het sub-oceaanklimaat vertoont een iets sterkere continentale nuance dan het klimaat van de gecontroleerde oorsprongsbenamingen die stroomafwaarts liggen langs de Loire-oevers in Touraine: iets droger (25 mm tot 50 mm minder jaarlijkse neerslag), en gevoelig frisser (gedurende de vegetatieve periode liggen de gemiddelde temperaturen 0,5 °C tot 1 °C lager, en de minima 1 °C lager). Dit klimaat wordt beïnvloed door de plaatselijke bosgebieden en de valleien van de Beuvron, de Cosson en hun kleine zijrivieren.
Beschrijving van de menselijke factoren die bijdragen tot het verband
In 1519 zou François I 80 000 stuks plantgoed van een wit druivenras uit Bourgogne hebben aangeplant in zijn residentie in Romorantin. Deze stad, gelegen op een veertigtal kilometer ten zuidoosten van Cour-Cheverny, heeft vervolgens haar naam gegeven aan het druivenras. Uit recente genetische studies blijkt dat dit druivenras het resultaat is van een kruising tussen de druivenrassen gouais B en pinot noir N, zoals andere Bourgondische druivenrassen (aligoté B, auxerrois B, chardonnay B, gamay N en melon B), waardoor de Bourgondische oorsprong zeer aannemelijk is.
In 1577 kondigde het Parlement van Parijs een verbod aan waarin het de Parijzenaars werd verboden wijnen aan te kopen die op minder dan twintig mijl (88 kilometer) afstand van de hoofdstad geproduceerd werden. Om aan de vraag te voldoen, worden in eerste instantie aanplantingen uitgebreid rond Orléans, en daarna steeds verder stroomafwaarts, richting Blois en Tours. De ingebruikname in de zeventiende eeuw van het kanaal dat de Loire met de Seine verbindt, vergemakkelijkt vervolgens het transport van de wijn. Het aantal aanplantingen van druivenrassen met hoog rendement neemt toe, en in de achttiende eeuw is op de kaart van Cassini een doorlopende wijngaard op de beide oevers van de Loire te zien. In tegenstelling tot de voormalige wijnbouw van Beauce (gelegen op de andere oever van de Loire), waar zich vooral de aanplantingen van teinturier N hadden ontwikkeld (lokaal “gros noir” genoemd, een uiterst krachtig en productief teinturier-druivenras), behoudt het geografische gebied “Cour-Cheverny” echter een kwalitatief hoogstaande wijnbouwtraditie en blijven de wijnbouwers trouw aan de teelt van het druivenras romorantin B, een vroegrijp druivenras waarvan het rustieke karakter goed is aangepast aan het natuurlijke milieu. Wanneer deze druiven overrijp zijn, kan men er wijnen mee produceren met meer of minder fermenteerbare suikers. Dit druivenras wordt nergens anders op significante wijze geteeld, noch in Frankrijk, noch wereldwijd. In 2008 telt de wijngaard van “Cour-Cheverny” 60 hectaren die worden geëxploiteerd door een dertigtal producenten, die iets meer dan 1 500 hectoliter produceren. De wijnen zijn stille witte wijnen die heel levendig zijn tijdens de eerste jaren. De neus van deze wijnen bestaat vaak uit aroma’s van citrusvruchten, vruchten met geel vruchtvlees of witte bloemen. Soms kunnen toetsen van rabarber, kruiden of menthol ontdekt worden. De originaliteit van deze wijnen komt echter pas na verloop van tijd volledig tot uiting, en enkele jaren rijping brengen vaak aroma’s van honing, citroen, was of pruimen aan het licht, evenals enkele zachte toetsen van oxidatie, die kenmerkend zijn voor het druivenras romorantin B. Wanneer ze fermenteerbare suikers bevatten, zijn hun complexiteit en hun houdbaarheid algemeen genomen nog groter. De aanwezigheid van arme, moeilijk te bewerken gronden die weinig rendement gaven bij de graanteelt, maar wel geschikt waren voor de wijnbouw, was een doorslaggevende factor voor de aanplant van wijngaarden. De geologie van het geografische gebied, die sterk wordt gekenmerkt door de inwerking van de Loire (erosie en afzetting van terrassen), is origineel in vergelijking met die van de andere gecontroleerde oorsprongsbenamingen langs de Loire-oevers.
In aansluiting op de lokale gebruiken bestaat het afgebakende perceelgebied uit percelen die een overwegend zanderige, ondiepe, weinig vruchtbare bodem hebben, met een goede drainagecapaciteit en geringe waterreserves. Deze percelen zorgen voor een goede rijpheid van de druif.
Door observatie en analyse van het gedrag van hun wijngaarden kunnen de wijnbouwers een correcte locatie voor de wijngaard bepalen, wat ten goede komt aan de aanplanting van het zeldzame en bijzondere druivenras romorantin B, dat aanzienlijk bijdraagt tot de originaliteit van het aromatische profiel van de wijnen. Het rustieke karakter van dit druivenras, dat als enige kan worden gebruikt voor de productie van de wijnen met een gecontroleerde oorsprongsbenaming, alsook zijn vermogen om zich aan te passen aan de moeilijke natuurlijke omgeving van het geografische gebied, hebben de wijnbouwers ertoe gebracht om deze druiven langer te laten hangen totdat ze overrijp zijn, waarna ze gebruikt kunnen worden voor de productie van kwalitatief hoogstaande zoete wijnen.
Door hun gehechtheid, gedurende vijf eeuwen, aan dit druivenras konden de producenten de erkende originele kenmerken van hun producten valoriseren, en wel door een optimaal beheer van de plant en van haar productiepotentieel, wat tot uiting komt in de leimethoden en de strikte snoeiregels.
De in 1993 erkende gecontroleerde oorsprongsbenaming “Cour-Cheverny” is vandaag de dag een van de pareltjes van de wijnen van de Val de Loire. Om deze wijnen bekend te maken, hebben de producenten een origineel wijnhuis opgestart in het kasteel van Cheverny, dat jaarlijks meer dan 300 000 bezoekers over de vloer krijgt.
9. Andere essentiële voorwaarden (verpakking, etikettering, andere vereisten)
Rechtskader:
Nationale wetgeving
Soort aanvullende voorwaarde:
Afwijking betreffende de productie in het afgebakende geografische gebied
Beschrijving van de voorwaarde:
Het gebied in de onmiddellijke nabijheid waarin de wijnen bij wijze van uitzondering mogen worden gevinifieerd, bereid en verzorgd, bestaat uit het grondgebied van de volgende gemeenten van het departement Loir-et-Cher: Candé-sur-Beuvron, Feings, Fougères-sur-Bièvre, Fresnes, Maslives, Les Montils, Muides-sur-Loire, Ouchamps, Saint-Dyé-sur-Loire, Saint-Laurent-Nouan, Sambin, Seur en het kadastraal gebied E van de gemeente Monthou-sur-Bièvre.
Rechtskader:
Nationale wetgeving
Soort aanvullende voorwaarde:
Aanvullende bepalingen met betrekking tot de etikettering
Beschrijving van de voorwaarde:
a) |
De aanduiding van het druivenras wordt op de etiketten niet onder de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming vermeld. |
b) |
Wijnen met een gehalte aan fermenteerbare suikers (glucose en fructose) van ten minste 20 gram per liter moeten verplicht de omschrijvingen “zacht” of “zoet” vermelden overeenkomstig het gehalte aan fermenteerbare suikers (glucose en fructose) in de wijn, zoals gedefinieerd in de communautaire regelgeving. |
c) |
De facultatieve vermeldingen staan op de etiketten in lettertekens die niet groter of breder zijn dan het dubbele van de lettertekens van de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming. |
d) |
De lettertekens van de vermelding van de geografische benaming “Val de Loire” mogen niet groter of breder zijn dan twee derde van de lettertekens van de naam van de gecontroleerde oorsprongsbenaming. |
e) |
Op het etiket van de wijnen met gecontroleerde oorsprongsbenaming mag de naam van een kleinere geografische eenheid worden vermeld op voorwaarde dat: — het gaat om een plaatsnaam die is opgenomen in het kadaster; — die naam vermeld staat op de oogstaangifte. |
Link naar het productdossier
https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-449162c2-914f-4ae7-a61a-51f9e03d691b