10.10.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 342/18 |
Bericht van inleiding van een antisubsidieprocedure betreffende de invoer van bepaalde warmgewalste platen en rollen van roestvrij staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Indonesië
(2019/C 342/09)
De Europese Commissie (“de Commissie”) heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 10 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), volgens welke de bedrijfstak van de Unie schade (2) lijdt door de invoer met subsidiëring van bepaalde warmgewalste platen en rollen van roestvrij staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Indonesië.
1. Klacht
De klacht werd op 26 augustus 2019 ingediend door Eurofer, de European Steel Association (“de klager”), namens vier producenten in de Unie die de totale productie van bepaalde warmgewalste platen en rollen van roestvrij staal in de Unie voor hun rekening nemen.
Een openbare versie van de klacht en de analyse van de mate van steun van de producenten in de Unie voor de klacht zijn beschikbaar in het dossier dat door de belanghebbenden kan worden ingezien. Punt 5.6 van dit bericht bevat informatie over de toegang tot het dossier voor belanghebbenden.
2. Onderzocht product
Dit onderzoek heeft betrekking op gewalste platte producten van roestvrij staal, ook indien opgerold (waaronder op maat gesneden producten en producten uit “bandstaal”), niet verder bewerkt dan warmgewalst (“het onderzochte product”).
De volgende producten blijven buiten beschouwing:
— |
producten, niet opgerold, met een breedte van 600 mm of meer en met een dikte van meer dan 10 mm. |
Belanghebbenden die informatie willen verstrekken over de productomschrijving, moeten dit uiterlijk tien dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht doen (3).
3. Bewering dat er sprake is van subsidiëring
Het product dat met subsidiëring zou worden ingevoerd, is het onderzochte product, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7219 11, 7219 12, 7219 13, 7219 14, 7219 22, 7219 23, 7219 24, 7220 11 en 7220 12, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Indonesië (“de betrokken landen”). De GN-codes worden ter informatie vermeld.
3.1 De Volksrepubliek China
De vermeende subsidiepraktijken bestaan onder meer in i) de rechtstreekse overdracht van middelen, ii) inkomsten waarvan de overheid afstand doet of die de overheid niet int, en iii) de verstrekking van goederen of diensten door de overheid tegen een ontoereikende prijs. In de klacht werd gesteld dat er bijvoorbeeld sprake was van preferentiële leningen en de verstrekking van kredietlijnen door staatsbanken, exportkredietsubsidieprogramma’s, uitvoergaranties en -verzekeringen en subsidieprogramma’s, belastingverlagingen voor hoogtechnologische en in nieuwe technologieën gespecialiseerde ondernemingen, belastingverrekening voor onderzoek en ontwikkeling, versnelde afschrijving van apparatuur die hightechondernemingen gebruiken voor hoogtechnologische ontwikkeling en productie, vrijstelling van dividend tussen gekwalificeerde binnenlandse ondernemingen, vermindering van de bronbelasting voor dividenden die Chinese ondernemingen waarin door buitenlandse ondernemingen is geïnvesteerd uitkeren aan hun niet-Chinese moedermaatschappijen, vrijstelling van de belasting op grondgebruik en belastingteruggave bij uitvoer, alsmede verstrekking van grond en elektriciteit door de overheid tegen een ontoereikende prijs.
De klager voert voorts aan dat de bovengenoemde maatregelen neerkomen op subsidies, aangezien in het kader daarvan door de Chinese overheid of door andere regionale en lokale overheden (met inbegrip van publieke organen) een financiële bijdrage wordt verstrekt waardoor de producenten-exporteurs van het onderzochte product een voordeel verkrijgen. De subsidies zouden beperkt zijn tot bepaalde ondernemingen, een bepaalde bedrijfstak of een bepaalde groep van ondernemingen en/of afhankelijk zijn van uitvoerprestaties, en derhalve specifiek zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding geven. De vermeende subsidiebedragen blijken voor de Volksrepubliek China aanzienlijk te zijn.
Gezien artikel 10, leden 2 en 3, van de basisverordening heeft de Commissie een memorandum opgesteld over de toereikendheid van het bewijsmateriaal, dat haar beoordeling bevat van alle bewijzen waarover zij beschikt en op basis waarvan zij het onderzoek opent. Belanghebbenden vinden dat memorandum in het dossier.
Volgens de Commissie bevat de klacht derhalve voldoende bewijs dat de producenten van het onderzochte product van oorsprong uit de Volksrepubliek China een aantal tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies hebben ontvangen.
De Commissie behoudt zich het recht voor een onderzoek in te stellen naar andere relevante subsidiepraktijken die uit het onderzoek zouden blijken.
3.2 Indonesië
De vermeende subsidiepraktijken bestaan onder meer in i) de rechtstreekse overdracht van middelen, ii) inkomsten waarvan de overheid afstand doet of die de overheid niet int, en iii) de verstrekking van goederen of diensten door de overheid tegen een ontoereikende prijs. In de klacht werd gesteld dat er bijvoorbeeld sprake was van beleidsgestuurde preferentiële leningen en belastingvoordelen krachtens de Indonesische wetgeving, en van vrijstelling van invoerrechten op de invoer van grondstoffen en productieapparatuur.
De klager voert voorts aan dat de bovengenoemde maatregelen neerkomen op subsidies, aangezien in het kader daarvan door de Indonesische overheid (met inbegrip van publieke organen) een financiële bijdrage wordt verstrekt waardoor de producenten-exporteurs van het onderzochte product een voordeel verkrijgen. De subsidies zouden beperkt zijn tot bepaalde ondernemingen, een bepaalde bedrijfstak of een bepaalde groep van ondernemingen en/of afhankelijk zijn van uitvoerprestaties, en derhalve specifiek zijn en tot compenserende maatregelen aanleiding geven. De vermeende subsidiebedragen blijken voor Indonesië aanzienlijk te zijn.
Verder stelt de klager dat sommige subsidies rechtstreeks door de Indonesische overheid en andere door de Chinese overheid worden verstrekt. Volgens de klacht is een Indonesische producent-exporteur, die is gevestigd in een industriegebied, in Chinese handen. In de klacht wordt gesteld dat er sprake is van leningen van Chinese overheidsentiteiten of van door de overheid gecontroleerde Chinese entiteiten aan deze Indonesische producent-exporteur. In het licht van de doelstellingen van die leningen stelt de klager dat die leningen ten goede komen aan de in Chinese handen zijnde producent-exporteur in Indonesië.
Gezien artikel 10, leden 2 en 3, van de basisverordening heeft de Commissie een memorandum opgesteld over de toereikendheid van het bewijsmateriaal, dat haar beoordeling bevat van alle bewijzen waarover zij beschikt en op basis waarvan zij het onderzoek opent. Belanghebbenden vinden dat memorandum in het dossier.
Volgens de Commissie bevat de klacht derhalve voldoende bewijs dat de producenten van het onderzochte product van oorsprong uit Indonesië een aantal tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies hebben ontvangen.
De Commissie behoudt zich het recht voor een onderzoek in te stellen naar andere relevante subsidies die uit het onderzoek zouden blijken.
4. Bewering dat er sprake is van schade en oorzakelijk verband
De klager heeft bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit de betrokken landen zowel absoluut als qua marktaandeel is gestegen.
Uit het door de klager verstrekte bewijsmateriaal blijkt dat de hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het onderzochte product wordt ingevoerd, onder meer een ongunstige invloed hebben gehad op de door de bedrijfstak van de Unie verkochte hoeveelheden, waardoor de financiële situatie, de werkgelegenheidssituatie en de algemene economische prestaties van de bedrijfstak van de Unie gedurende langere tijd onafgebroken zijn verslechterd. Volgens de klacht zijn er aanwijzingen dat deze situatie, waarin de hoeveelheden en de prijzen onder druk staan, tot verdere schade zal leiden.
5. Procedure
Daar de Commissie na kennisgeving aan de lidstaten heeft vastgesteld dat de klacht is ingediend door of namens de bedrijfstak van de Unie en dat er voldoende bewijsmateriaal is om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen, opent zij hierbij een onderzoek op grond van artikel 10 van de basisverordening.
Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het onderzochte product van oorsprong uit de betrokken landen met subsidiëring wordt ingevoerd en of hierdoor aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie is ontstaan of dreigt te ontstaan.
Als de conclusies bevestigend zijn, zal in het onderzoek worden nagegaan of het instellen van maatregelen niet in strijd zou zijn met het belang van de Unie in de zin van artikel 21 van de basisverordening.
De Chinese en de Indonesische overheid zijn uitgenodigd voor overleg.
Bij Verordening (EU) 2018/825 van het Europees Parlement en de Raad (4), die op 8 juni 2018 in werking is getreden (“het moderniseringspakket voor de handelsbeschermingsinstrumenten”), zijn de tevoren in het kader van antisubsidieprocedures geldende tijdschema’s en uiterste termijn gewijzigd. Met name moet de Commissie informatie over de beoogde instelling van voorlopige rechten drie weken vóór de instelling daarvan ter beschikking stellen. De termijnen waarbinnen belanghebbenden, met name in een vroeg stadium van het onderzoek, contact kunnen opnemen, worden ingekort. Derhalve verzoekt de Commissie de belanghebbenden de in dit bericht alsmede in latere mededelingen van de Commissie vastgelegde procedurele stappen en termijnen in acht te nemen.
5.1 Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode
Het onderzoek naar subsidiëring en schade heeft betrekking op de periode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019 (“het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling heeft betrekking op de periode van 1 januari 2016 tot het einde van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”).
5.2 Opmerkingen over de klacht en de opening van het onderzoek
Belanghebbenden die opmerkingen wensen te maken over de klacht (onder meer in verband met schade en oorzakelijk verband) of over aspecten in verband met de opening van het onderzoek (onder meer over de mate van steun voor de klacht), moeten dit uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht doen.
Verzoeken om te worden gehoord met betrekking tot de opening van het onderzoek moeten uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend.
5.3 Procedure voor het vaststellen van subsidiëring
Producenten-exporteurs (5) van het onderzochte product uit de betrokken landen wordt verzocht aan het onderzoek van de Commissie mee te werken. Andere partijen waarbij de Commissie informatie zal inwinnen die voor haar van belang is om te bepalen of en voor welk bedrag tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies voor het onderzochte product zijn toegekend, worden eveneens uitgenodigd zo veel mogelijk met de Commissie samen te werken.
5.3.1 Onderzoek van producenten-exporteurs
5.3.1.1
a) Steekproef
Gezien het mogelijk grote aantal bij deze procedure betrokken producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten-exporteurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening worden samengesteld.
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle producenten-exporteurs of hun vertegenwoordigers verzocht de Commissie uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht de in bijlage I bij dit bericht verlangde informatie over hun ondernemingen te verstrekken.
Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van producenten-exporteurs nodig acht, heeft de Commissie bovendien contact opgenomen met de autoriteiten van de Volksrepubliek China en zal zij mogelijk ook contact opnemen met haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs.
Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de producenten-exporteurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van de uitvoer naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van de Volksrepubliek China en de verenigingen van producenten-exporteurs — indien nodig via de autoriteiten van de Volksrepubliek China — meedelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de voor de steekproef geselecteerde producenten-exporteurs, aan de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de autoriteiten van de Volksrepubliek China.
Zodra de Commissie de noodzakelijke informatie heeft ontvangen om een steekproef van producenten-exporteurs samen te stellen, deelt zij de betrokken partijen mee of zij in de steekproef zijn opgenomen. De in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 30 dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over hun opname in de steekproef indienen.
De Commissie zal een opmerking inzake de samenstelling van de steekproef toevoegen aan het dossier voor inzage door belanghebbenden. Opmerkingen over de samenstelling van de steekproef moeten uiterlijk drie dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over de steekproef worden ingediend.
Een exemplaar van de vragenlijst voor producenten-exporteurs is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (http://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2420).
De vragenlijst zal ook beschikbaar worden gesteld aan alle bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de autoriteiten van de Volksrepubliek China.
Producenten-exporteurs die bijlage I binnen de vastgestelde termijn hebben ingevuld en hebben ingestemd met opname in de steekproef maar uiteindelijk niet worden geselecteerd, worden onverminderd de mogelijke toepassing van artikel 28 van de basisverordening geacht mee te werken (“niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs”). Onverminderd punt 5.3.1, onder b), zal het compenserend recht dat wordt toegepast op de invoer van de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs niet hoger zijn dan de gewogen gemiddelde subsidiebedragen die zijn vastgesteld voor de producenten-exporteurs in de steekproef (6).
b) Individuele vaststelling van de hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies voor niet in de steekproef opgenomen ondernemingen
Overeenkomstig artikel 27, lid 3, van de basisverordening kunnen niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs de Commissie verzoeken voor hen de hoogte van de subsidies individueel vast te stellen. Producenten-exporteurs die in aanmerking willen komen voor een individuele vaststelling van de hoogte van de subsidies, moeten de vragenlijst invullen en deze, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 30 dagen na de datum van kennisgeving van de samenstelling van de steekproef naar behoren ingevuld terugzenden. Een exemplaar van de vragenlijst voor producenten-exporteurs is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (http://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2420).
De Commissie zal onderzoeken of aan niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs een individuele vaststelling van de hoogte van de subsidies overeenkomstig artikel 27, lid 3, van de basisverordening kan worden toegekend.
Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs die om een individuele vaststelling van de hoogte van de subsidies verzoeken, moeten zich er echter van bewust zijn dat de Commissie kan besluiten de hoogte van de subsidies niet individueel voor hen vast te stellen, bijvoorbeeld als het aantal niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs zo groot is dat individuele onderzoeken te belastend zijn en aan een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg staan.
5.3.1.2
Alle producenten-exporteurs en verenigingen van producenten-exporteurs in Indonesië wordt verzocht onmiddellijk — maar in elk geval uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht — bij voorkeur per e-mail contact op te nemen met de Commissie en een vragenlijst aan te vragen.
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de producenten-exporteurs nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de producenten-exporteurs, aan de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de Indonesische autoriteiten.
Producenten-exporteurs in Indonesië moeten uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht een vragenlijst invullen. De vragenlijst zal ook beschikbaar worden gesteld aan alle bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de Indonesische autoriteiten.
Een exemplaar van de bovengenoemde vragenlijst voor producenten-exporteurs is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (http://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2420).
5.3.2 Onderzoek van niet-verbonden importeurs (7) (8)
Niet-verbonden importeurs die het onderzochte product uit de betrokken landen in de Unie invoeren, wordt verzocht aan dit onderzoek mee te werken.
Gezien het mogelijk grote aantal bij deze procedure betrokken niet-verbonden importeurs kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening worden samengesteld.
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs of hun vertegenwoordigers verzocht de Commissie uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht de in bijlage II bij dit bericht verlangde informatie over hun ondernemingen te verstrekken.
Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet‑verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met haar bekende verenigingen van importeurs.
Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van hun verkoop van het onderzochte product in de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht.
Zodra de Commissie de noodzakelijke informatie heeft ontvangen om een steekproef samen te stellen, stelt zij de betrokken partijen in kennis van haar besluit met betrekking tot de steekproef van importeurs. Zij zal tevens een opmerking inzake de samenstelling van de steekproef toevoegen aan het dossier voor inzage door belanghebbenden. Opmerkingen over de samenstelling van de steekproef moeten uiterlijk drie dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over de steekproef worden ingediend.
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs. Die partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 30 dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over de steekproef indienen.
Een exemplaar van de vragenlijst voor importeurs is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (http://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2420).
5.4 Procedure voor het vaststellen van schade en onderzoek van producenten in de Unie
De vaststelling van de schade is gebaseerd op positief bewijsmateriaal en houdt een objectief onderzoek in van de omvang van de invoer met subsidiëring, de gevolgen daarvan voor de prijzen in de Unie en de gevolgen van deze invoer voor de bedrijfstak van de Unie. Teneinde vast te stellen of de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden, wordt de producenten van het onderzochte product in de Unie verzocht aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.
Gezien het grote aantal betrokken producenten in de Unie heeft de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, besloten haar onderzoek tot een redelijk aantal producenten in de Unie te beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef wordt overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening samengesteld.
De Commissie heeft een voorlopige steekproef van producenten in de Unie samengesteld. Belanghebbenden vinden nadere details in het dossier. De belanghebbenden wordt verzocht om opmerkingen over de voorlopige steekproef. Daarnaast moeten andere producenten in de Unie of hun vertegenwoordigers, die vinden dat er redenen zijn waarom zij in de steekproef zouden moeten worden opgenomen, uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht contact met de Commissie opnemen. Alle opmerkingen over de voorlopige steekproef moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk zeven dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend.
De Commissie zal alle haar bekende producenten in de Unie en/of verenigingen van producenten in de Unie mededelen welke ondernemingen uiteindelijk voor de steekproef zijn geselecteerd.
De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 30 dagen na de datum van kennisgeving van het besluit over hun opname in de steekproef indienen.
Een exemplaar van de vragenlijst voor producenten in de Unie is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (http://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2420).
5.5 Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie
Indien wordt vastgesteld dat er inderdaad invoer met subsidiëring plaatsvindt en dat daardoor schade wordt veroorzaakt, zal uit hoofde van artikel 31 van de basisverordening een beslissing worden genomen over de vraag of de instelling van antisubsidiemaatregelen niet in strijd zou zijn met het belang van de Unie. Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, representatieve consumentenorganisaties en vakbonden wordt verzocht de Commissie informatie te verstrekken over het belang van de Unie.
Informatie over de beoordeling van het belang van de Unie moet, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend. Deze informatie kan vormvrij worden opgesteld of er kan een vragenlijst van de Commissie worden ingevuld. Een exemplaar van de vragenlijsten, waaronder de vragenlijst voor gebruikers van het onderzochte product, is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden en op de website van DG Handel (http://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2420). Met de informatie die wordt verstrekt, wordt alleen rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.
5.6 Belanghebbenden
Om aan het onderzoek mee te werken, moeten belanghebbenden zoals producenten-exporteurs, producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, vakbonden en representatieve consumentenorganisaties eerst aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.
Producenten-exporteurs, producenten in de Unie, importeurs en representatieve verenigingen die informatie hebben verstrekt in overeenstemming met de procedures zoals beschreven in de punten 5.3, 5.4 en 5.5, worden als belanghebbenden beschouwd indien er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.
Andere partijen kunnen alleen als belanghebbende meewerken aan het onderzoek vanaf het moment waarop zij contact opnemen met de Commissie, en op voorwaarde dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product. Beschouwd worden als een belanghebbende laat de toepassing van artikel 28 van de basisverordening onverlet.
Het dossier voor inzage door belanghebbenden is toegankelijk via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/TDI). Volg de instructies op die pagina om toegang te krijgen.
5.7 Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord
Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord.
Het verzoek om te worden gehoord moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed, alsook een samenvatting bevatten van wat de belanghebbende tijdens de hoorzitting wenst te bespreken. De hoorzitting zal worden beperkt tot de punten die vooraf schriftelijk door de belanghebbenden zijn aangedragen.
Het tijdschema voor de hoorzittingen is als volgt:
— |
voor hoorzittingen die moeten plaatsvinden vóór de instelling van voorlopige maatregelen moet het verzoek uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend, en de hoorzitting zal normaliter uiterlijk 60 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht plaatsvinden; |
— |
na het voorlopige stadium moet het verzoek uiterlijk vijf dagen na de datum van de mededeling van de voorlopige bevindingen of van het informatiedocument worden ingediend, en de hoorzitting zal normaliter uiterlijk 15 dagen na de datum van kennisgeving van de mededeling van de voorlopige bevindingen of de datum van het informatiedocument plaatsvinden; |
— |
in het definitieve stadium moet het verzoek uiterlijk drie dagen na de datum van de mededeling van de definitieve bevindingen worden ingediend, en de hoorzitting zal normaliter plaatsvinden binnen de termijn die is toegekend voor het indienen van opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen. In geval van een aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen moet het verzoek onmiddellijk na ontvangst hiervan worden ingediend, en de hoorzitting zal normaliter plaatsvinden binnen de termijn voor het indienen van opmerkingen over deze mededeling. |
Bovenbedoeld tijdschema geldt onverminderd het recht van de diensten van de Commissie om in naar behoren gemotiveerde gevallen akkoord te gaan met hoorzittingen buiten dit tijdschema alsmede het recht van de Commissie om in naar behoren gemotiveerde gevallen hoorzittingen te weigeren. Wanneer de diensten van de Commissie een verzoek om te worden gehoord afwijzen, zal de betrokken partij in kennis worden gesteld van de redenen daarvoor.
In beginsel worden hoorzittingen niet gebruikt om feitelijke informatie te presenteren die nog niet in het dossier is opgenomen. Desalniettemin kan de belanghebbenden, uit het oogpunt van behoorlijk bestuur en om de diensten van de Commissie in staat te stellen vooruitgang in het onderzoek te boeken, na een hoorzitting worden opgedragen nieuwe feitelijke informatie te verstrekken.
5.8 Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie
Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken moet vrij zijn van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens, en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.
Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding “Limited” (9). Belanghebbenden die in de loop van dit onderzoek informatie indienen, wordt verzocht hun verzoek om vertrouwelijke behandeling met redenen te omkleden.
Belanghebbenden die informatie met de vermelding “Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 29, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding “For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte informatie.
Als een belanghebbende die vertrouwelijke informatie verstrekt, geen geldige redenen voor het verzoek om een vertrouwelijke behandeling aanvoert of geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan de Commissie deze informatie buiten beschouwing laten, tenzij aan de hand van geëigende bronnen aannemelijk wordt gemaakt dat de informatie juist is.
Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken, met inbegrip van gescande volmachten en certificaten, via het platform TRON.tdi (https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/TDI) in te dienen, met uitzondering van uitgebreide antwoorden, die persoonlijk of per aangetekend schrijven worden ingediend op een cd-rom of dvd. Door het platform TRON.tdi of e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, die zijn vervat in het document “CORRESPONDENTIE MET DE EUROPESE COMMISSIE IN HANDELSBESCHERMINGSZAKEN” op de website van het directoraat-generaal Handel (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2014/june/tradoc_152578.pdf). Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoonnummer en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat iedere dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend via het platform TRON.tdi of per e-mail, tenzij zij uitdrukkelijk verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op via het platform TRON.tdi of per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de hierboven genoemde instructies voor de communicatie met belanghebbenden raadplegen.
Correspondentieadres van de Commissie:
Europese Commissie |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat H |
Kamer CHAR 04/039 |
1049 Brussel |
BELGIË |
TRON.tdi: https://tron.trade.ec.europa.eu/tron/tdi
E-mail:
TRADE-AS660-SSHR-SUBSIDY@ec.europa.eu
TRADE-AS660-SSHR-INJURY@ec.europa.eu
6. Tijdschema voor het onderzoek
Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 11, lid 9, van de basisverordening normaliter binnen twaalf maanden, maar uiterlijk binnen 13 maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht afgesloten. Overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de basisverordening kunnen tot uiterlijk negen maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht voorlopige maatregelen worden ingesteld.
Overeenkomstig artikel 29 bis van de basisverordening zal de Commissie informatie over de beoogde instelling van voorlopige rechten drie weken vóór de instelling daarvan ter beschikking stellen. Belanghebbenden kunnen binnen vier maanden na de datum van bekendmaking van dit bericht schriftelijk om deze informatie verzoeken. Zij hebben dan 3 werkdagen de tijd om hun schriftelijke opmerkingen over de juistheid van de berekeningen kenbaar te maken.
Wanneer de Commissie besluit het onderzoek voort te zetten zonder voorlopige rechten in te stellen, worden de belanghebbenden er drie weken vóór het verstrijken van de in artikel 12, lid 1, van de basisverordening genoemde termijn schriftelijk van in kennis gesteld dat geen voorlopige rechten worden ingesteld.
Zij hebben dan, tenzij anders aangegeven, in beginsel 15 dagen de tijd om schriftelijke opmerkingen over de voorlopige bevindingen of het informatiedocument kenbaar te maken, en tien dagen de tijd om schriftelijke opmerkingen over de definitieve bevindingen kenbaar te maken. In voorkomend geval zal in aanvullende mededelingen van de definitieve bevindingen worden gespecificeerd binnen welke termijn de belanghebbenden schriftelijke opmerkingen kunnen indienen.
7. Indiening van informatie
In de regel kunnen belanghebbenden alleen binnen de in de punten 5 en 6 van dit bericht vermelde termijnen informatie indienen. Voor de indiening van alle overige informatie die niet onder die punten valt, geldt het volgende tijdschema:
— |
tenzij anders aangegeven, moet alle informatie met betrekking tot het stadium van de voorlopige bevindingen binnen 70 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend; |
— |
tenzij anders aangegeven, mogen belanghebbenden geen nieuwe feitelijke informatie indienen na het verstrijken van de termijn voor het kenbaar maken van opmerkingen over de mededeling van de voorlopige bevindingen of het informatiedocument in het voorlopige stadium van het onderzoek. Na afloop van deze termijn kunnen zij uitsluitend nieuwe feitelijke informatie indienen op voorwaarde dat zij kunnen aantonen dat deze nieuwe feitelijke informatie noodzakelijk is ter weerlegging van de door andere belanghebbenden gestelde feiten en dat deze nieuwe feitelijke informatie kan worden geverifieerd binnen de tijd die beschikbaar is om het onderzoek tijdig af te ronden; |
— |
teneinde het onderzoek binnen de voorgeschreven termijnen af te ronden, zal de Commissie geen opmerkingen van belanghebbenden meer aanvaarden na het verstrijken van de termijn voor het indienen van opmerkingen over de mededeling van de definitieve bevindingen of, in voorkomend geval, na het verstrijken van de termijn voor het indienen van opmerkingen over de aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen. |
8. Mogelijkheid om opmerkingen te maken over door andere belanghebbenden ingediende informatie
Om het recht van verweer te waarborgen, moeten belanghebbenden de mogelijkheid hebben om opmerkingen te maken over de door andere belanghebbenden ingediende informatie. Daarbij mogen zij alleen ingaan op kwesties die in de door andere belanghebbenden ingediende informatie worden vermeld en mogen zij geen nieuwe kwesties aan de orde stellen.
Deze opmerkingen moeten volgens het volgende tijdschema worden ingediend:
— |
alle opmerkingen over de informatie die door andere belanghebbenden is ingediend vóór de instelling van voorlopige maatregelen moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk binnen 75 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht worden ingediend; |
— |
opmerkingen over de informatie die door andere belanghebbenden is verstrekt naar aanleiding van de mededeling van de voorlopige bevindingen of het informatiedocument moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk zeven dagen na het verstrijken van de termijn voor het maken van opmerkingen over de voorlopige bevindingen of het informatiedocument worden ingediend; |
— |
opmerkingen over de informatie die door andere belanghebbenden is verstrekt naar aanleiding van de mededeling van de definitieve bevindingen moeten, tenzij anders aangegeven, uiterlijk drie dagen na het verstrijken van de termijn voor het maken van opmerkingen over de definitieve bevindingen worden ingediend. In geval van een aanvullende mededeling van de definitieve bevindingen moeten opmerkingen over de informatie die door andere belanghebbenden is verstrekt naar aanleiding van deze aanvullende mededeling, tenzij anders aangegeven, uiterlijk één dag na het verstrijken van de termijn voor het maken van opmerkingen over deze aanvullende mededeling worden ingediend. |
Bovenbedoeld tijdschema geldt onverminderd het recht van de Commissie de belanghebbenden in naar behoren gemotiveerde gevallen om aanvullende informatie te verzoeken.
9. Verlenging van de in dit bericht vermelde termijnen
Een verlenging van de in dit bericht vermelde termijnen kan worden verleend op met redenen omkleed verzoek van de belanghebbenden.
Een verlenging van de termijn voor het beantwoorden van de vragenlijsten en van andere termijnen als bedoeld in dit bericht alsmede van termijnen die de belanghebbenden specifiek zijn meegedeeld, is beperkt tot ten hoogste 3 extra dagen. Een dergelijke verlenging kan ten hoogste zeven dagen bedragen wanneer de verzoekende partij kan aantonen dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.
10. Niet-medewerking
Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de vereiste gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken aan de hand van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.
Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.
Als een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 28 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.
Als de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.
11. Raadadviseur-auditeur
Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en alle andere verzoeken betreffende het recht van verweer van belanghebbenden en van derden die tijdens de procedure kunnen worden ingediend.
De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting beleggen en bemiddelen tussen de belanghebbende(n) en de diensten van de Commissie om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen. Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. De raadadviseur-auditeur onderzoekt de redenen voor de verzoeken. Deze hoorzittingen mogen enkel plaatsvinden indien de kwesties niet tijdig zijn opgelost met de diensten van de Commissie.
Elk verzoek moet tijdig en snel worden ingediend, zodat het ordelijk verloop van de procedure niet in gevaar wordt gebracht. Daartoe moeten de belanghebbenden om de inschakeling van de raadadviseur-auditeur vragen zo spoedig mogelijk na de gebeurtenis die een dergelijke inschakeling rechtvaardigt. In beginsel gelden de in punt 5.7 vastgestelde termijnen voor verzoeken om door de diensten van de Commissie te worden gehoord, mutatis mutandis voor verzoeken om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord. Wanneer een verzoek om een hoorzitting niet binnen de desbetreffende termijn wordt ingediend, onderzoekt de raadadviseur-auditeur ook de redenen voor het laattijdige verzoek, de aard van de aan de orde gestelde kwesties en de gevolgen van die kwesties voor het recht van verweer, rekening houdend met het belang van behoorlijk bestuur en de tijdige voltooiing van het onderzoek.
Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de pagina’s van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/).
12. Verwerking van persoonsgegevens
Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (10).
Een privacyverklaring die alle particulieren op de hoogte brengt van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de handelsbeschermingsactiviteiten van de Commissie is beschikbaar op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade/policy/accessing-markets/trade-defence/).
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55.
(2) Overeenkomstig artikel 2, onder d), van de basisverordening wordt onder de algemene term “schade” verstaan aanmerkelijke schade voor een bedrijfstak van de Unie, dreiging van aanmerkelijke schade voor een bedrijfstak van de Unie of aanmerkelijke vertraging bij de vestiging van een dergelijke bedrijfstak.
(3) Verwijzingen naar de bekendmaking van dit bericht zijn verwijzingen naar de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie.
(4) Verordening (EU) 2018/825 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1036 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie en Verordening (EU) 2016/1037 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 143 van 7.6.2018, blz. 1).
(5) Onder producent-exporteur wordt verstaan een onderneming uit de betrokken landen die het onderzochte product produceert en naar de markt van de Unie uitvoert, hetzij rechtstreeks hetzij via derden, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het onderzochte product.
(6) Ingevolge artikel 15, lid 3, van de basisverordening wordt geen rekening gehouden met nihil- noch met minimale bedragen van subsidies waartegen compenserende maatregelen kunnen worden ingesteld noch met de bedragen van dergelijke subsidies die onder de in artikel 28 van de basisverordening bedoelde omstandigheden werden vastgesteld.
(7) Dit punt betreft uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met producenten-exporteurs. Importeurs die met producenten-exporteurs verbonden zijn, moeten bijlage I bij dit bericht voor deze producenten-exporteurs invullen. Overeenkomstig artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie, worden twee personen geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn in de onderneming van de andere persoon; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) een derde partij 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of de aandelen van beiden direct of indirect bezit, houdt of daarover zeggenschap heeft; e) één van hen direct of indirect zeggenschap over de ander heeft; f) een derde persoon direct of indirect zeggenschap over beiden heeft; g) beiden direct of indirect zeggenschap over een derde persoon hebben; of h) zij tot dezelfde familie behoren (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558). Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters. Overeenkomstig artikel 5, punt 4, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie wordt onder “persoon” verstaan een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit, maar krachtens het Unierecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
(8) Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van dit onderzoek dan het vaststellen van subsidiëring.
(9) Een “Limited”-document wordt beschouwd als vertrouwelijk in de zin van artikel 29 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antisubsidieovereenkomst). Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
(10) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
BIJLAGE I
BIJLAGE II