Brussel, 8.3.2019

COM(2019) 115 final

2019/0064(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn en de Vergadering van de partijen bij de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen en tot intrekking van Besluit 10126/14


TOELICHTING

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie voor de periode 2019-2023 in de vergaderingen van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) en de Vergadering van de partijen bij de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen moet worden ingenomen in verband met de voorgenomen vaststelling van maatregelen.

2.Achtergrond van het voorstel

2.1.Verdrag van Antigua en Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen

Het Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica (het Verdrag van Antigua) heeft tot doel, door de oprichting van de IATTC, de instandhouding op lange termijn en het duurzame gebruik van de onder het Verdrag van Antigua vallende visbestanden te waarborgen. Het Verdrag van Antigua is op 10 oktober 2008 in werking getreden.

De Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen (Agreement on the International Dolphin Conservation Programme – AIDCP) heeft tot doel, door de oprichting van de Vergadering van de partijen bij de AIDCP, de incidentele dolfijnsterfte in het onder het Verdrag van Antigua vallende gebied geleidelijk te reduceren tot een niveau dat nagenoeg gelijk is aan nul. Krachtens artikel XIV van het Verdrag van Antigua speelt de IATTC een wezenlijke rol bij de coördinatie van de uitvoering van de overeenkomst en bij de uitvoering van de in het kader van de AIDCP vastgestelde maatregelen. De overeenkomst is op 15 februari 1999 in werking getreden.

De Unie is partij bij de IATTC en de AIDCP, aangezien zij het Verdrag van Antigua en de AIDCP heeft goedgekeurd uit hoofde van respectievelijk de Besluiten 2006/539/EG 1 en 2005/938/EG 2 van de Raad.

2.2.Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn en Vergadering van de partijen bij het programma voor het behoud van dolfijnen

De IATTC is het lichaam dat is opgericht bij het Verdrag van Antigua en dat belast is met het beheer en de instandhouding van de visbestanden in het onder het Verdrag van Antigua vallende gebied. Zij stelt instandhoudings- en beheersmaatregelen vast om de instandhouding op lange termijn en het duurzame gebruik van de onder het verdrag vallende visbestanden te waarborgen.

De Vergadering van de partijen bij de AIDCP is het lichaam dat bij de AIDCP is opgericht ter waarborging van de langetermijnduurzaamheid van de levende mariene hulpbronnen van de zee die gevolgen ondervinden van de tonijnvisserij met de ringzegen in het onder het Verdrag van Antigua vallende gebied. De IATTC heeft aanzienlijke bevoegdheden voor de uitvoering van maatregelen die zijn goedgekeurd door de Vergadering van de partijen bij de AIDCP, en verzorgt het secretariaat van de AIDCP.

Door de IATTC en de Vergadering van de partijen bij de AIDCP vastgestelde maatregelen kunnen bindend worden voor de Unie.

Als lid van de IATTC en van de Vergadering van de partijen bij de AIDCP heeft de Unie inspraak en stemrecht. De IATTC en de Vergadering van de partijen bij de AIDCP nemen hun besluiten bij consensus.

2.3.Door de IATTC en de Vergadering van de partijen bij de AIDCP vastgestelde besluiten

De IATTC heeft de bevoegdheid om instandhoudings- en beheersmaatregelen ("resoluties") voor de onder haar bevoegdheid vallende visserijen vast te stellen, die bindend zijn voor de verdragsluitende partijen.

Overeenkomstig artikel IX.7 van het Verdrag van Antigua treden de resoluties in werking 45 dagen na de datum waarop de IATTC de verdragsluitende partijen ervan in kennis heeft gesteld.

De Vergadering van de partijen bij de AIDCP heeft de bevoegdheid om besluiten vast te stellen met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de AIDCP. Dergelijke besluiten zijn na goedkeuring bindend voor de overeenkomstsluitende partijen.

3.Standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de jaarvergaderingen van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's), wordt momenteel bepaald volgens een tweeledige aanpak. In een besluit van de Raad worden de leidende beginselen en richtsnoeren voor het standpunt van de Unie voor meerdere jaren vastgelegd, waarna het standpunt vóór elke jaarvergadering wordt aangepast via non-papers van de Commissie, die in de groep van de Raad worden besproken.

Voor de IATTC is deze aanpak ten uitvoer gelegd bij Besluit 10126/14 van de Raad van 23 mei 2014, waarin het standpunt is vastgesteld dat namens de Unie in de IATTC en de Vergadering van de partijen bij de AIDCP moet worden ingenomen voor de periode 2014-2018. Het besluit bevat algemene beginselen en richtsnoeren, maar houdt ook zoveel mogelijk rekening met de specifieke kenmerken van de IATTC en de AIDCP. Daarnaast bevat het de standaardprocedure om elk jaar overeenkomstig het verzoek van de lidstaten het standpunt van de Unie vast te stellen.

In Besluit 10126/14 is bepaald dat het standpunt van de Unie moet worden herzien vóór de jaarvergadering van 2019. Dit voorstel strekt er dan ook toe het standpunt van de Unie in de IATTC voor de periode 20192023 vast te stellen, en vervangt Besluit 10126/14.

In Besluit 10126/14 zijn de beginselen en richtsnoeren van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 3 , opgenomen, met inachtneming van de doelstellingen van de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het GVB 4 . Voorts is bij dat besluit het standpunt van de Unie in overeenstemming gebracht met het Verdrag van Lissabon.

Bij de huidige herziening wordt, in verband met de impact van de visserij, rekening gehouden met de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s inzake een Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie 5 , met de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie over internationale oceaangovernance: en agenda voor de toekomst van onze oceanen 6 en met de conclusies van de Raad over die gezamenlijke mededeling 7 .

4.Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van "de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst".

"Handelingen met rechtsgevolgen" omvatten handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de regels van het internationale recht die op het betrokken lichaam van toepassing zijn, en instrumenten die internationaalrechtelijk niet bindend zijn, maar "een beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 8 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De IATTC en de Vergadering van de partijen bij de AIDCP zijn lichamen die zijn opgericht bij een overeenkomst, namelijk het Verdrag van Antigua en de AIDCP.

De door de IATTC en de Vergadering van de partijen bij de AIDCP vast te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen zijn bindend uit hoofde van het internationaal recht overeenkomstig artikel IX van het Verdrag van Antigua en artikel VII van de AIDCP en kunnen een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-wetgeving, waaronder:

·Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen 9 ;

·Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen 10 ; en

·Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten 11 .

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het Verdrag van Antigua of de AIDCP.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een krachtens artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer die handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het krachtens artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de visserij. Verordening (EU) nr. 1380/2013 vormt de rechtsgrondslag voor de beginselen die in dit standpunt moeten worden weerspiegeld.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43, lid 2, VWEU. Dit besluit strekt tot vervanging van Besluit 10126/14, dat betrekking heeft op de periode 2014-2018.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 43, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

2019/0064 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn en de Vergadering van de partijen bij de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen en tot intrekking van Besluit 10126/14

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Bij Besluit 2006/539/EG van de Raad 12 heeft de Europese Unie het "Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica" (het Verdrag van Antigua) gesloten, waarbij de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) is opgericht.

(2)De IATTC is het lichaam dat is opgericht bij het Verdrag van Antigua en dat belast is met het beheer en de instandhouding van de visbestanden in het onder het Verdrag van Antigua vallende gebied. De IATTC stelt instandhoudings- en beheersmaatregelen vast om de instandhouding op lange termijn en het duurzame gebruik van de onder dit verdrag vallende visbestanden te waarborgen. Dergelijke maatregelen kunnen voor de Unie bindend worden.

(3)Bij Besluit 2005/938/EG van de Raad 13 heeft de Europese Unie haar goedkeuring gehecht aan de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen (AIDCP), waarbij de Vergadering van de partijen bij het internationale programma voor het behoud van dolfijnen is opgericht. In artikel XIV van het Verdrag van Antigua is bepaald dat de IATTC een wezenlijke rol heeft bij de coördinatie van de uitvoering van de AIDCP en bij de uitvoering van de in het kader van de AIDCP vastgestelde maatregelen. Het secretariaat van de AIDCP wordt verzorgd door de IATTC.

(4)De Vergadering van de partijen bij de AIDCP is het lichaam dat bij de AIDCP is opgericht om ervoor te zorgen dat de incidentele dolfijnsterfte in de tonijnvisserij met de ringzegen in het onder het Verdrag van Antigua vallende gebied geleidelijk wordt gereduceerd tot een niveau dat nul benadert. De Vergadering van de partijen bij de AIDCP neemt besluiten aan ter waarborging van de langetermijnduurzaamheid van de levende mariene hulpbronnen van de zee die gevolgen ondervinden van de tonijnvisserij met de ringzegen in het onder het Verdrag van Antigua vallende gebied. Dergelijke maatregelen kunnen voor de Unie bindend worden.

(5)In Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 14 is bepaald dat de Unie er borg voor moet staan dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Die verordening bepaalt eveneens dat de Unie de voorzorgsbenadering moet toepassen bij het visserijbeheer en ernaar moet streven dat de levende biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Voorts is in die verordening bepaald dat de Unie maatregelen inzake beheer en instandhouding moet nemen op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, steun moet verlenen aan de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies, teruggooi geleidelijk moet uitbannen en vangstmethoden moet bevorderen die bijdragen tot selectievere visserij, tot het zoveel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden. Daarnaast is in Verordening (EU) nr. 1380/2013 specifiek bepaald dat de Unie deze doelstellingen en beginselen moet toepassen bij haar externe betrekkingen op visserijgebied.

(6)Zoals is verklaard in de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen 15 en de conclusies van de Raad over die gezamenlijke mededeling 16 , is het stimuleren van maatregelen die de doeltreffendheid van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) ondersteunen en versterken en die, indien van toepassing, hun governance verbeteren, cruciaal bij de werkzaamheden van de Unie in deze fora.

(7)In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over een Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie 17 wordt verwezen naar specifieke maatregelen om kunststoffen en mariene verontreiniging terug te dringen en het verlies of achterlaten van vistuig op zee tegen te gaan.

(8)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de IATTC en de Vergadering van de partijen bij de AIDCP voor de periode 2019-2023, aangezien de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de IATTC en de besluiten van de Vergadering van de partijen bij de AIDCP bindend zullen zijn voor de Unie en een beslissende invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van het recht van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad 18 , Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad 19 en Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad 20 .

(9)Momenteel is het standpunt dat namens de Unie in de vergaderingen van de IATTC moet worden ingenomen, vastgesteld bij Besluit 10126/14 van de Raad 21 . Het is passend Besluit 10126/14 in te trekken en te vervangen door een nieuw besluit voor de periode 2019-2023.

(10)In het licht van de steeds veranderende aard van de visbestanden in het onder het Verdrag van Antigua vallende gebied en de daaruit volgende noodzaak voor de Unie om in haar standpunt rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen zoals nieuwe wetenschappelijke of andere relevante informatie die voor of tijdens de vergaderingen van de IATTC en de Vergadering van de partijen bij de AIDCP wordt gepresenteerd, moeten voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie voor de periode 2019-2023 procedures worden vastgesteld overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie zoals dat in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is neergelegd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) en de Vergadering van de partijen bij de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen (AIDCP) is opgenomen in bijlage I.

Artikel 2

De jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie in de vergaderingen van de IATTC en de Vergadering van de partijen bij de AIDCP moet innemen, verloopt overeenkomstig bijlage II.

Artikel 3

Het in bijlage I uiteengezette standpunt van de Unie wordt uiterlijk vóór de jaarvergadering van de IATTC in 2024 door de Raad getoetst en, waar passend, op voorstel van de Commissie door hem herzien.

Artikel 4

Besluit 10126/14 van 23 mei 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Besluit 2006/539/EG van de Raad van 22 mei 2006 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica (PB L 224 van 16.8.2006, blz. 22).
(2)    Besluit 2005/938/EG van de Raad van 8 december 2005 betreffende de goedkeuring namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen (PB L 348 van 30.12.2005, blz. 26).
(3)    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(4)    COM(2011) 424 van 13.7.2011.
(5)    COM(2018) 28 final van 16.1.2018.
(6)    JOIN(2016) 49 final van 10.11.2016.
(7)    7348/1/17 REV 1 van 24.3.2017.
(8)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
(9)    PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.
(10)    PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(11)    PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81.
(12)    Besluit van de Raad van 22 mei 2006 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica (PB L 224 van 16.8.2006, blz. 22).
(13)    Besluit 2005/938/EG van de Raad van 8 december 2005 betreffende de goedkeuring namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen (PB L 348 van 30.12.2005, blz. 26).
(14)    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(15)    JOIN(2016) 49 final van 10.11.2016.
(16)    7348/1/17 REV 1 van 24.3.2017.
(17)    COM(2018) 28 final van 16.1.2018.
(18)    Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).
(19)    Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
(20)    Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).
(21)    Besluit van de Raad van 23 mei 2014 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC).

Brussel, 8.3.2019

COM(2019) 115 final

BIJLAGEN

bij

voorstel voor een besluit van de Raad

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn en de Vergadering van de partijen bij de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen en tot intrekking van Besluit 10126/14


BIJLAGE I

Standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) en de Vergadering van de partijen bij de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen (AIDCP)

1.BEGINSELEN

In het kader van de IATTC en de Vergadering van de partijen bij de AIDCP moet de Unie:

a) handelen in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen die zij in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) nastreeft, met name door middel van de voorzorgsbenadering en de doelstellingen in verband met de maximale duurzame opbrengst, zoals neergelegd in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, om de uitvoering van een op het ecosysteem gebaseerde aanpak van het visserijbeheer te bevorderen, om ongewenste vangsten zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken en de teruggooi geleidelijk uit te bannen, om het effect van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen en de habitats ervan zoveel mogelijk te beperken en om door het bevorderen van een economisch levensvatbare en concurrerende visserijsector in de Unie te zorgen voor een redelijke levensstandaard voor degenen die van visserijactiviteiten afhankelijk zijn en rekening te houden met de belangen van de consumenten;

b) werken aan een passende betrokkenheid van de belanghebbenden in de voorbereidingsfase van de IATTC- en de AIDCP-maatregelen en waarborgen dat de in de IATTC en de Vergadering van de partijen bij de AIDCP vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met respectievelijk het Verdrag van Antigua en de AIDCP;

c) waarborgen dat de in de IATTC en de Vergadering van de partijen bij de AIDCP vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met het internationaal recht en met name met de bepalingen van het VN-verdrag inzake het recht van de zee van 1982, de VN-overeenkomst betreffende de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 1995, de Overeenkomst om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen van 1993 en de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van 2009;

d) standpunten uitdragen die in overeenstemming zijn met de beste praktijken van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) in hetzelfde gebied;

e) streven naar consistentie en synergie met het beleid dat de Unie voert in het kader van haar bilaterale visserijrelaties met derde landen, en zorgen voor coherentie met haar ander beleid, met name inzake buitenlandse betrekkingen, werkgelegenheid, milieu, handel, ontwikkeling, onderzoek en innovatie;

f)waarborgen dat de internationale verbintenissen van de Unie worden nagekomen;

g) handelen in overeenstemming met de conclusies van de Raad van 19 maart 2012 over een mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid 1 ;

h) ernaar streven dat voor de vloot van de Unie binnen het IATTC-verdragsgebied gelijke voorwaarden gelden, op basis van de beginselen en normen die ook uit hoofde van het recht van de Unie worden gehanteerd, en zich inzetten voor de eenvormige uitvoering van die beginselen en normen;

i) handelen in overeenstemming met de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen 2 en in overeenstemming met de conclusies van de Raad over die gezamenlijke mededeling 3 , en maatregelen stimuleren die de doeltreffendheid van de IATTC en de AIDCP ondersteunen en versterken en die, zo nodig, hun governance en prestaties verbeteren (met name op het gebied van wetenschap, naleving, transparantie en besluitvorming), als bijdrage aan duurzaam oceaanbeheer in al zijn aspecten;

j) ijveren voor coördinatie tussen ROVB's en regionale zeeverdragen (RZV's) en samenwerking met mondiale organisaties, naargelang van het geval, binnen hun mandaten, waar passend;

k)ijveren voor coördinatie en samenwerking met andere ROVB's met betrekking tot aangelegenheden van gemeenschappelijk belang, met name via de reactivering van het zogeheten proces van Kobe voor tonijn-ROVB's en de uitbreiding ervan tot alle ROVB's.

2.RICHTSNOEREN

De Unie zet zich waar passend in om ervoor te zorgen dat de IATTC en de AIDCP de volgende maatregelen vaststellen:

a) instandhoudings- en beheersmaatregelen voor visbestanden in het onder het Verdrag van Antigua vallende gebied op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, met inbegrip van totaal toegestane vangsten (TAC's – total allowable catches) en quota of regulering van de visserijinspanning voor de levende biologische rijkdommen van de zee die door de IATTC worden gereguleerd, waarmee die bestanden op basis van een geleidelijke toename uiterlijk in 2020 op het exploitatieniveau voor maximale duurzame opbrengst worden gebracht. Indien nodig omvatten die instandhoudings- en beheersmaatregelen specifieke maatregelen voor bestanden die te lijden hebben onder overbevissing, om de visserijinspanning te laten sporen met de beschikbare vangstmogelijkheden;

b) maatregelen ter voorkoming, afschrikking en uitbanning van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten (IOO) in het verdragsgebied, met inbegrip van plaatsing op de IOO-vaartuigenlijst;

c) monitoring-, controle- en bewakingsmaatregelen in het onder het Verdrag van Antigua vallende gebied, met inbegrip van de vaststelling van havenstaatmaatregelen en de versterking van het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS), ter waarborging van een efficiënte controle en naleving van de in de IATTC goedgekeurde maatregelen;

d) maatregelen om de negatieve impact van visserijactiviteiten op de mariene biodiversiteit en mariene ecosystemen en de habitats ervan te minimaliseren, met inbegrip van maatregelen om verontreiniging van de zee te verminderen en de lozing van plastic op zee te voorkomen en de impact van het in zee aanwezige plastic op de biodiversiteit en ecosystemen van de zee te verminderen, beschermende maatregelen voor kwetsbare mariene ecosystemen in het onder het Verdrag van Antigua vallende gebied in overeenstemming met de resoluties van de AVVN, en maatregelen om ongewenste vangsten zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken, met name als het om kwetsbare mariene soorten gaat, en om teruggooi geleidelijk uit te bannen;

e)maatregelen voor het beheer van het gebruik van visaantrekkende voorzieningen (FAD's), met name voor de verbetering van gegevensverzameling, voor het nauwkeurig kwantificeren, volgen en monitoren van het gebruik van FAD's, voor het verminderen van de impact op kwetsbare tonijnbestanden, voor het mitigeren van de potentiële effecten ervan op doelsoorten en niet-doelsoorten en op het ecosysteem, en voor het verminderen van de bijdrage aan het afval in zee;

f)maatregelen om de impact van achtergelaten, verloren of op een andere manier verwijderd vistuig in de oceaan te verkleinen en om de identificatie en het terughalen van zulk tuig te faciliteren;

g) maatregelen ter versterking van het systeem van nalevingscontrole van de organisatie en ter waarborging van een doeltreffende follow-up van de maatregelen die door de vlaggenstaten worden genomen om niet-nalevingskwesties aan te pakken;

h) maatregelen die visserij verbieden die zuiver is bedoeld om haaienvinnen te verkrijgen, en die voorschrijven dat alle vinnen bij de aanlanding nog op natuurlijke wijze aan het lichaam van de haaien moeten vastzitten;

i)gemeenschappelijke benaderingen met andere ROVB's, waar passend, met name die welke betrokken zijn bij visserijbeheer in hetzelfde gebied;

j) aanvullende technische maatregelen op basis van advies van de organen en werkgroepen van de IATTC en van de Vergadering van de partijen bij de AIDCP;

k)de geleidelijke vermindering van de incidentele dolfijnsterfte bij de tonijnvisserij met ringzegens tot op een niveau dat nul benadert, en regelmatige beoordelingen van de dolfijnpopulatie;

l)aanbevelingen, waar passend en voor zover toegestaan krachtens de desbetreffende oprichtingsdocumenten, tot aanmoediging van de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO);

m)maatregelen ter waarborging van de efficiëntie van de organisatie, met inbegrip van de verrichting van regelmatige beoordelingen van de prestaties van de organisatie.

BIJLAGE II

Jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie moet innemen in de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn en de Vergadering van de partijen bij de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen

Vóór elke vergadering van de IATTC en de Vergadering van de partijen bij de AIDCP worden, wanneer die lichamen besluiten dienen te nemen met rechtsgevolgen voor de Unie, de nodige stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat in het namens de Unie in te nemen standpunt rekening wordt gehouden met de meest recente wetenschappelijke en andere relevante, aan de Commissie toegezonden informatie, overeenkomstig de in bijlage I vastgestelde beginselen en richtsnoeren.

Daartoe zendt de Commissie, tijdig vóór elke vergadering van de IATTC en de Vergadering van de partijen bij de AIDCP, een op bovengenoemde gegevens gebaseerd schriftelijk document met de voorgestelde nadere bepaling van het namens de Unie in te nemen standpunt toe aan de Raad of zijn voorbereidende instanties, teneinde deze in staat te stellen de nadere bijzonderheden van dit standpunt te bespreken en goed te keuren.

Indien tijdens een vergadering van de IATTC of de Vergadering van de partijen bij de AIDCP, ook ter plaatse, geen overeenstemming kan worden bereikt over het verwerken van nieuwe elementen in het door de Unie in te nemen standpunt, wordt de zaak voorgelegd aan de Raad of zijn voorbereidende instanties.

(1)    7087/12 REV 1 ADD 1 COR 1.
(2)    JOIN (2016) 49 final van 10.11.2016.
(3)    7348/1/17 REV 1 van 24.3.2017.