Brussel, 31.1.2019

COM(2019) 36 final

ADVIES VAN DE COMMISSIE

over het verzoek tot wijziging van Protocol nr. 5 betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank, ingediend door de Europese Investeringsbank op 11 oktober 2018


ADVIES VAN DE COMMISSIE

over het verzoek tot wijziging van Protocol nr. 5 betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank, ingediend door de Europese Investeringsbank op 11 oktober 2018

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 308,

1.Op 11 oktober 2018 heeft de Europese Investeringsbank bij de Raad een verzoek tot wijziging van haar statuten op grond van artikel 308 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ("VWEU") ingediend. Ten eerste stelt de Europese Investeringsbank voor haar statuten te wijzigen om rekening te houden met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie waardoor het niet langer lid zal zijn van de Europese Investeringsbank. Ten tweede stelt de Europese Investeringsbank voor de werking van haar Raad van Bewind te versterken door te voorzien in de mogelijkheid om meer plaatsvervangers te benoemen. Ten derde stelt de Europese Investeringsbank voor om de stemmingen met gekwalificeerde meerderheid uit te breiden tot het besluit inzake het werkprogramma, de benoeming van de leden van de directie en de goedkeuring van het reglement van orde.

2.De bedoeling is dat alle door de Europese Investeringsbank voorgestelde wijzigingen in haar statuten van kracht worden onmiddellijk na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie. In een overweging van het verzoek wordt ook verwezen naar een geplande verhoging van het kapitaal dat door de resterende lidstaten is geplaatst, die gepaard moet gaan met een verdere versterking van de governance van de Europese Investeringsbank.

I.    Betreffende het verband tussen het verzoek en de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk    uit de Europese Unie

3.De Commissie vraagt zich af of het wenselijk is de inwerkingtreding van het hele besluit te koppelen aan de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. Er is hoe dan ook geen juridische noodzaak om de voorgenomen wijzigingen van Protocol nr. 5 in werking te laten treden op de datum waarop het Verenigd Koninkrijk geen lidstaat meer is.

4.Het verzoek van de Europese Investeringsbank bevat namelijk twee verschillende categorieën van wijzigingen. Bij de eerste categorie worden slechts de consequenties getrokken uit de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie door de verwijzing naar de deelneming van het Verenigd Koninkrijk in artikel 4, lid 1, te schrappen, het aantal leden van de Raad van Bewind in artikel 9, lid 2, eerste zin, te verminderen en de verwijzing naar de benoeming van plaatsvervangers door het Verenigd Koninkrijk in artikel 9, lid 2, derde alinea, te schrappen. De Commissie kan zich vinden in deze wijzigingen, maar wenst te benadrukken dat ze slechts een declaratief karakter zullen hebben. De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU vereist namelijk geen voorafgaande wijziging van de Verdragen en protocollen om alle verwijzingen naar het Verenigd Koninkrijk te schrappen. Deze verwijzingen zullen op de terugtrekkingsdatum automatisch overbodig zijn. De andere door de Europese Investeringsbank aangevraagde wijzigingen daarentegen, die veranderingen op governancegebied inhouden, hebben een constitutief karakter. De Raad kan oordelen dat deze veranderingen wenselijk zijn los van de terugtrekking.

5.De Commissie vraagt zich dan ook af of het besluit van de Raad niet in werking dient te treden op een datum die geen verband houdt met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk, bijvoorbeeld bij de bekendmaking in het Publicatieblad van de EU. In dat geval zou alleen de inwerkingtreding van de declaratieve wijzigingen van de eerste categorie gekoppeld zijn aan de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk. Deze alternatieve benadering zou een aantal technische herformuleringen van het besluit vereisen.

II.    Betreffende het verzoek tot schrapping van verwijzingen naar door het Verenigd Koninkrijk aangehouden kapitaal

6.De Europese Investeringsbank stelt voor de vermelding van de deelneming van het Verenigd Koninkrijk van 39 195 022 000 EUR in artikel 4, lid 1, van de statuten te schrappen.

7.Zoals hierboven aangegeven zouden alle verwijzingen naar het Verenigd Koninkrijk in de Verdragen en protocollen juridisch gesproken automatisch overbodig worden en is een expliciete wijziging van de statuten in deze zin derhalve niet nodig. De tekst van de Verdragen en protocollen zal hoe dan ook worden afgestemd op de nieuwe situatie door middel van een formele wijziging overeenkomstig artikel 48 VEU om overbodige bepalingen te schrappen en overeenkomstige aanpassingen aan te brengen. Niettemin lijkt het aanvaardbaar om de voorgestelde wijzigingen aan te brengen naar aanleiding van de wijzigingen in de governance van de Europese Investeringsbank (punten III en IV). Deze wijziging kan bijgevolg worden ondersteund ter wille van de duidelijkheid.

8.De Europese Investeringsbank stelt ook voor dat het in datzelfde artikel vermelde bedrag van het totale geplaatste kapitaal dienovereenkomstig wordt verlaagd tenzij vóór de terugtrekkingsdatum wordt besloten tot een verhoging van het kapitaal waarin "door de resterende lidstaten" wordt deelgenomen. De Commissie meent te begrijpen dat dit laatste besluit door de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank op basis van artikel 4, lid 3, van zijn statuten zou worden aangenomen.

9.De Commissie staat achter het doel achter dit voorstel, maar wil de aandacht vestigen op onderstaande juridische aspecten. Het in artikel 4, lid 1, van Protocol nr. 5 vermelde kapitaal van de Europese Investeringsbank is het totaal van de in die bepaling gespecificeerde aandelen van de lidstaten. Als de Raad alleen de verwijzing naar het Verenigd Koninkrijk schrapt, moet hij het totale kapitaal dienovereenkomstig verlagen. De Raad kan in zijn besluit geen rekening houden met een mogelijk besluit van de Europese Investeringsbank om het kapitaal te verhogen en met de daaruit voortvloeiende nieuwe verdeling tussen de lidstaten. In het besluit van de Raad moet derhalve het totale kapitaal worden vermeld zoals verlaagd als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk. De Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank kan parallel besluiten het kapitaal te verhogen (en het pro rata over de lidstaten te verdelen), maar dat is een afzonderlijk besluit.

III.    Betreffende de benoeming van extra plaatsvervangers in de Raad van bewind

10.De Europese Investeringsbank stelt voor het aantal plaatsvervangers in de Raad van bewind te verhogen van 18 tot 31. Duitsland, Frankrijk en Italië, die elk reeds twee plaatsvervangers hadden, zullen dat aantal behouden. De lidstaten die voordien minder plaatsvervangers dan aandeelhouders hadden, zullen na de wijziging even veel plaatsvervangers als aandeelhouders hebben. De Commissie behoudt één plaatsvervanger.

11.Aangezien de Europese Investeringsbank dankzij een groter aantal plaatsvervangers in de Raad van bewind zal kunnen profiteren van een ruimere ervaring op het niveau van de raad van bewind, in het bijzonder gelet op het voornemen om beter gebruik te maken van de plaatsvervangers in het besluitvormingsproces van de Raad van bewind, met name voor de analyse van financieringsvoorstellen, kan de Commissie zich in dit voorstel vinden.

IV.    Betreffende de uitbreiding van de stemming met gekwalificeerde meerderheid in plaats van stemming met eenvoudige meerderheid

12.De Europese Investeringsbank stelt verder voor het toepassingsgebied van de stemming met gekwalificeerde meerderheid uit te breiden op drie belangrijke gebieden waar momenteel een eenvoudige meerderheid is vereist. Het betreft met name:

I)besluiten inzake het werkprogramma (artikel 9, lid 1, van de statuten),

II)besluiten inzake de benoemingen van de leden van het directiecomité door de Raad van gouverneurs en desbetreffende voorstellen van de Raad van bewind (artikel 11, lid 1, eerste alinea, van de statuten),

III)besluiten inzake het reglement van orde van de Europese Investeringsbank (artikel 7, lid 3, onder h), van de statuten).

13.De Commissie onderschrijft de doelstellingen die met dit voorstel tot wijziging van de statuten worden beoogd.

V. Betreffende de overwegingen

14.De achtste, negende en tiende overweging, voor zover die zouden worden ingevoegd in het besluit van de Raad, betreffen geen toelichting of rechtvaardiging van het dispositief van het besluit, maar hebben betrekking op kwesties die geen veranderingen in de statuten van de Europese Investeringsbank vereisen. De Commissie vindt dat deze overwegingen enigszins anders moeten worden geformuleerd om duidelijk te maken dat ze geen betrekking hebben op een specifiek dispositief.

VI. Conclusie

Gezien het voorafgaande geeft de Commissie hierbij een gunstig advies over de voorgestelde wijzigingen in de statuten van de Europese Investeringsbank, onder voorbehoud van de overwegingen in dit advies.