2.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 150/3


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

T-Mobile NL/Tele2 NL

(Zaak M.8792)

(2019/C 150/03)

Inleiding

1.

Op 2 mei 2018 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van de concentratieverordening ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Deutsche Telekom AG („DT”), via haar indirecte volle dochteronderneming T-Mobile Netherlands Holding B.V. („TMNL”), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening (2) uitsluitende zeggenschap verkrijgt over Tele2 Netherlands Holding N.V. („Tele2 NL”) (de „voorgenomen transactie”). In dit verslag worden DT, TMNL en Tele2 NL gezamenlijk de „partijen” genoemd.

2.

Tijdens het eerste onderzoek van de Commissie zijn ernstige twijfels gerezen over de verenigbaarheid van de voorgenomen transactie met de interne markt met betrekking tot de retailmarkt voor mobieletelecommunicatiediensten en de markt voor wholesalediensten voor toegang en gespreksopbouw in Nederland. Op 12 juni 2018 heeft de Commissie besloten een procedure overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c), van de concentratieverordening in te leiden. DT heeft op 27 juni 2018 haar schriftelijke opmerkingen over dat besluit ingediend.

Mededeling van punten van bezwaar

3.

Op 12 september 2018 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar vastgesteld, waarvan DT op dezelfde dag in kennis is gesteld. Tele2 NL heeft een (bewerkte) kopie van de mededeling ontvangen. In de mededeling van punten van bezwaar nam de Commissie het voorlopige standpunt in dat de voorgenomen transactie daadwerkelijke mededinging op een wezenlijk deel van de interne markt in de zin van artikel 2, lid 3, van de concentratieverordening op een significante wijze zou belemmeren vanwege horizontale niet-gecoördineerde effecten op de totale retailmarkt voor mobieletelecommunicatiediensten in Nederland en op het marktsegment voor de levering van retailmobieletelecommunicatiediensten aan particuliere klanten in Nederland.

4.

Het directoraat-generaal Concurrentie („DG Concurrentie”) heeft de termijn om op de mededeling van punten van bezwaar te reageren vastgesteld op 26 september 2018 en verlengd tot 28 september 2018. De partijen hebben op 28 september 2018 gereageerd op de mededeling van punten van bezwaar. In hun reactie hebben de partijen verzocht om hun standpunten mondeling toe te lichten.

Toegang tot het dossier

5.

De partijen hebben op 13 september 2018 toegang tot het dossier gekregen. Vervolgens heeft DT enkele vragen gesteld met betrekking tot verdere toegang tot het dossier van de Commissie. DT klaagde ook dat het voor bepaalde documenten niet mogelijk was om te controleren of en in hoeverre er bewerkingen waren ten opzichte van de overeenkomstige vertrouwelijke documenten, waardoor zij niet kon vaststellen of er redenen waren om te verzoeken om verdere toegang tot de onderliggende informatie.

6.

Zowel op mijn aandringen als op eigen initiatief heeft het DG Concurrentie op voortschrijdende basis verdere toegang tot het dossier verleend wat betreft betere of minder bewerkte versies van relevante documenten en door de beperkte openbaarmaking van bepaalde informatie aan de externe adviseurs van DT in een dataroom.

7.

In een besluit van 12 oktober 2018 heb ik geoordeeld dat DT (rechtstreeks of via haar externe adviseurs) toegang had gekregen tot alle materialen waarop DT naar mijn mening recht had overeenkomstig artikel 7 van Besluit 2011/695/EU.

Belanghebbende derden

8.

Ik heb vier concurrenten van de partijen als belanghebbende derden tot deze procedure toegelaten. Zij werden voorzien van een niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar en kregen een termijn waarbinnen zij hun opmerkingen konden indienen. Zij hebben hun schriftelijke opmerkingen ingediend en verzocht om hun standpunten tijdens de hoorzitting mondeling toe te lichten, welke verzoeken ik heb ingewilligd.

Formele hoorzitting

9.

De formele hoorzitting werd op 8 oktober 2018 gehouden. Deze werd bijgewoond door de partijen, hun externe juridisch en economisch adviseurs, de belanghebbende derden, relevante diensten van de Commissie en mededingingsautoriteiten van zeven lidstaten (België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, Finland en het Verenigd Koninkrijk). De partijen hebben voor delen van hun presentaties verzocht om gesloten zittingen en deze toegekend gekregen. Er zijn geen procedurele problemen of klachten aangevoerd met betrekking tot de hoorzitting.

Besluit

10.

Na haar onderzoek constateert de Commissie in het besluit dat de voorgenomen transactie niet tot gevolg zal hebben dat de daadwerkelijke mededinging op de interne markt of op een wezenlijk deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. In het besluit wordt de voorgenomen transactie derhalve verenigbaar verklaard met de interne markt en de werking van de EER-overeenkomst.

Conclusie

11.

Naar mijn mening is de daadwerkelijke uitoefening van procedurele rechten gedurende de gehele procedure geëerbiedigd.

Brussel, 16 november 2018.

Joos STRAGIER


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29) („Besluit 2011/695/EU”).

(2)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de „EG-concentratieverordening”) (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1) (de „concentratieverordening”).