Brussel, 20.5.2019

COM(2019) 234 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Verslag van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van het programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)

{SWD(2019) 182 final}


Verslag van de Commissie

Tussentijdse evaluatie van het Europese programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie

1. Achtergrond van het EaSI

Het programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) 1 – dat onder direct en indirect beheer wordt uitgevoerd – heeft tot doel een hoog niveau van kwalitatief hoogwaardige en duurzame werkgelegenheid te bevorderen, toereikende en behoorlijke sociale bescherming te garanderen, langdurige werkloosheid, armoede en sociale uitsluiting te bestrijden, en de arbeidsomstandigheden in de lidstaten en andere deelnemende landen (de EVA/EER-landen 2 en de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten van de EU) te verbeteren.

De financiële middelen die in de EaSI-verordening voor 2014-2020 zijn vastgesteld, bedragen 919 469 000 EUR. Het programma heeft drie pijlers:

Progress ondersteunt de beleidsvorming en de uitvoering van beleid door: ten behoeve van het beleid feiten aan te dragen, activiteiten op het gebied van informatie-uitwisseling en wederzijds leren te organiseren, betere omstandigheden voor sociale innovatie te scheppen en te helpen capaciteit voor de EU en nationale organisaties op te bouwen.

Eures verschaft werkzoekenden en werkgevers informatie en diensten en beheert gerichte mobiliteitsregelingen om mensen te helpen in andere delen van de EU werk te vinden.

Microfinanciering en sociaal ondernemerschap bevordert de toegang tot microkrediet voor kwetsbare personen en micro-ondernemingen en institutionele capaciteitsopbouw voor microkredietverstrekkers.

Transversale doelen – zoals gendergelijkheid, non-discriminatie en de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting – worden op elk niveau ondersteund.

2.Toepassingsgebied van de tussentijdse evaluatie

Via de tussentijdse evaluatie werd – op grond van artikel 13, lid 1, van de EaSI-verordening en de richtsnoeren voor betere regelgeving 3 – beoordeeld welke voortgang er is geboekt bij het verwezenlijken van de doelstellingen van het programma en hoe het er voor staat met de blijvende relevantie en het doelmatige gebruik van de middelen door het programma, de beleidssamenhang ervan in relatie tot andere instrumenten en de meerwaarde ervan voor de EU. Tevens werd er onderzoek gedaan naar de bestuursstructuur van het EaSI. De evaluatie had tot doel aanbevelingen te doen voor aanpassingen in de wijze waarop het programma wordt aangestuurd, om de prestaties ervan in de toekomst te verbeteren en bij te dragen aan de voorbereidingen voor de periode na 2020.

De evaluatie had betrekking op EaSI-activiteiten van januari 2014 tot en met december 2016. Zij bestreek de volledige geografische reikwijdte en relevante belanghebbenden van het programma – met name het EaSI-comité, beleidscommissies, sociale partners, nationale autoriteiten en instanties en belangrijke maatschappelijke organisaties van de EU.

Bij het onderzoek werden zes hoofdmethoden gecombineerd om de evaluatievragen te beantwoorden: analyse van secundaire gegevens, een openbare raadpleging, semigestructureerde interviews, een focusgroep, casestudy's en een enquête onder begunstigden.

De tussentijdse evaluatie heeft de vorm van een werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD) en is gebaseerd op de uitkomsten van een extern evaluatieonderzoek 4 in opdracht van de Commissie en op ander bewijsmateriaal – vooral verslagen van het EaSI over prestatiebewaking, jaarlijkse beheersverslagen van het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale zaken en Inclusie van de Europese Commissie (DG EMPL) en andere relevante beoordelingen.

In overeenstemming met artikel 13 van de EaSI-verordening bevat dit verslag een overzicht van de belangrijkste resultaten van de tussentijdse evaluatie, bestemd voor het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's, en het publiek.

3.Belangrijkste resultaten en geleerde lessen

In de volgende paragrafen worden de conclusies gepresenteerd voor elk van de zes hoofdthema's van de evaluatie: relevantie, effectiviteit, efficiëntie, coherentie, meerwaarde voor de EU en programmabestuur.

Het is echter duidelijk dat de evaluatie beperkingen kent. In 2016 waren nog maar weinig projecten afgerond, wat voor een beperkt aantal beschikbare gegevens heeft gezorgd; bij andere opgestarte projecten was de tijd nog niet rijp voor een volledige reeks resultaten en effecten. Ook zijn er slechts weinig benchmarks beschikbaar, omdat geen enkel programma qua omvang en reikwijdte met het EaSI vergelijkbaar is. De prestaties van het EaSI moeten derhalve worden bezien in het kader van de rol die het programma speelt in de bredere steunregeling met beleidsinitiatieven op EU- en nationaal niveau. Om deze beperkingen te ondervangen of te verzachten, werden tijdens de tussentijdse evaluatie meerdere bronnen van bewijsmateriaal gecontroleerd en kwantitatieve en kwalitatieve methoden en instrumenten gecombineerd. Daartoe werd ervoor gezorgd dat de gegevensbronnen transparant waren, en werden de bevindingen ter controle stelselmatig met de inbreng van belanghebbenden vergeleken.

Eén belangrijke bevinding van deze exercitie luidde dat de in de EaSI-verordening vastgestelde datum voor de tussentijdse evaluatie te vroeg was. Toekomstige evaluaties moeten zodanig worden gepland dat er meer resultaten en bredere effecten ter ondersteuning van de analyse zichtbaar zijn.

3.1.Relevantie

De relevantie van het EaSI werd beoordeeld in relatie tot de algemene doelstellingen ervan, de specifieke doelstellingen voor de drie pijlers en de verdeling van de middelen daarover.

Uit de evaluatie kwam naar voren dat de gedachte achter het EaSI en de vijf algemene doelstellingen ervan nog steeds hoogst relevant zijn, vooral omdat de evaluatie tijdens de nasleep van de financiële en economische crisis plaatsvond – met een welkom maar langzaam herstel – en vanwege trends die vermoedelijk nog jaren hun sporen in de EU zullen nalaten. Zo is met de grote toestroom van vluchtelingen en immigranten in de EU-lidstaten het aantal kwetsbare personen drastisch gestegen, waardoor hun succesvolle integratie een topprioriteit van de EU is geworden.

Ondanks de beperkt beschikbare datasets wordt er vooruitgang geboekt bij het realiseren van alle algemene en specifieke doelstellingen van het EaSI. Mede dankzij het EaSI is er meer kennis van de beleidsmaatregelen van de EU op het gebied van sociale inclusie en armoedebestrijding, is er meer inzicht in de mogelijkheden van werkgelegenheid over de grens, kunnen innovatieve maatregelen snel worden getoetst en uitgevoerd en kunnen de toegang tot microkrediet en de steun voor ondernemerschap worden verbeterd. Het EaSI heeft tevens beleidswijzigingen gefaciliteerd via vergelijkend onderzoek, uitwisselingen en capaciteitsopbouw. Hierdoor konden verschillende belanghebbenden gemakkelijker invloed uitoefenen op de formulering en toepassing van sociaaleconomisch beleid in de landen die aan het programma deelnemen.

Toch kunnen de relevantie en de effecten van het EaSI verder worden versterkt. Analytische hulpmiddelen, verspreidingsactiviteiten en innovatieve projecten moeten zich meer richten op gendervraagstukken, jeugdwerkloosheid, ongelijkheid (inkomen, onderwijs, vaardigheden) en de bestrijding van sociale uitsluiting, met een grotere nadruk op de overdraagbaarheid van sociale innovaties en de mogelijkheid om zulke innovaties op grotere schaal toe te passen.

Progress en Microfinanciering en sociaal ondernemerschap kunnen in dit proces een belangrijke rol spelen door prioriteit te geven aan activiteiten op het vlak van sociale inclusie en toegang tot financiering voor kwetsbare groepen, dat wil zeggen personen die het risico lopen met sociale en financiële uitsluiting te maken te krijgen. Eures moet projecten blijven financieren die gericht zijn op groepen met een duidelijke economische behoefte (zoals het geval is met "Je eerste Eures-baan" en grensoverschrijdende partnerschappen).

De activiteiten op het gebied van wederzijds leren – bijvoorbeeld maatregelen met het oog op de arbeidsintegratie van jongeren, asielzoekers, vluchtelingen en langdurig werklozen, en de toekomstige behoeften aan vaardigheden – waren zorgvuldig afgestemd op de prioriteiten die zijn gesteld in de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de aanbevelingen per land als onderdeel van het Europees semester, de cyclus van economische coördinatie 5 . Het Europees semester werd ook ondersteund door andere door het EaSI gefinancierde analytische activiteiten, met name het verslag over werkgelegenheid en sociale ontwikkeling en de enquête over arbeidskrachten. Wat betreft zijn analytische activiteiten moet het programma voorrang geven aan de uitwisseling van goede praktijken tussen beleidsmakers in de deelnemende landen via activiteiten op het gebied van wederzijds leren, bewustwording en verspreiding.

Evenzo geldt dat door goede praktijken uit verschillende landen – inclusief sociale experimenten – breder op operationeel niveau te verspreiden, innovatieve praktijken meer bekendheid krijgen en nationale en lokale actoren betere diensten en producten kunnen leveren. In stand houden van de EU-netwerken is dus cruciaal om de verschillende beleidsagenda's op verschillende overheidsniveaus en van de diverse deelnemende landen op elkaar af te stemmen.

In de praktijk zou er meer armslag komen om indien nodig begrotingen tussen de drie programmapijlers over te dragen, wanneer meer flexibiliteit zou worden betracht bij het verdelen van de beschikbare middelen over deze pijlers (in plaats van de huidige minimale indicatieve percentages die in de EaSI-verordening worden genoemd). Dit zou vooral gunstig uitwerken voor de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap, waar de uitgaven door de vraag worden gestuurd. Een grotere flexibiliteit maakt het ook gemakkelijker in te spelen op nieuwe behoeften (bv. nieuwe initiatieven als het "Europees Solidariteitskorps" 6 , "Een nieuwe start voor de sociale dialoog" 7 , "Nieuwe vaardighedenagenda voor Europa" 8 of de Europese Arbeidsautoriteit - ELA 9 ).

3.2.Effectiviteit

De drie pijlers van het programma verschillen in hoe effectief ze uitkomsten genereren en doelstellingen verwezenlijken en wat betreft het teweegbrengen van verandering. Zo is Progress het effectiefst in het bevorderen van informatie-uitwisseling, wederzijds leren en dialoog en in het ontwikkelen en verspreiden van vergelijkende en analytische kennis. Een van de meest doeltreffende activiteiten van Eures was zijn bijdrage aan de ontwikkeling van een qua vraag en aanbod transparante arbeidsmarkt. Uit de gegevens voor Microfinanciering en sociaal ondernemerschap kan worden opgemaakt dat de beschikbaarheid van en toegang tot financiering in de deelnemende landen dankzij EaSI-gelden groter is geworden.

Financiële intermediairs hebben kwetsbare groepen in hun activiteiten opgenomen, maar er waren belangrijke verschillen tussen landen. Het is zelfs zo dat in de meeste gevallen kwetsbare groepen niet de voornaamste uiteindelijke begunstigden vormen. Bij de toegang tot financiering stuiten zij nog steeds op obstakels. Op grond van de laatste jaarlijkse gegevens over de effecten (september 2016) is gemiddeld 35 % van de microkredietnemers vrouw, is meer dan 40 % jonger dan dertig jaar of ouder dan vijftig jaar, is ongeveer 20 % werkloos (tegen 62 % zelfstandig/ondernemer) en heeft 10 % een migrantenachtergrond (niet-EU). Er is meer actie ten behoeve van kwetsbare groepen nodig en daarom moet er meer naar mogelijkheden worden gezocht om voor de resterende looptijd van het EaSI-programma minimumstreefcijfers voor deze groepen vast te stellen. De financiële instrumenten zijn vraaggestuurd en dus moet het mogelijk zijn deze met een zekere mate van flexibiliteit toe te passen om aan de marktvraag te voldoen. Allicht kunnen bij het ontwerpen van toekomstige instrumenten op het beleid gebaseerde stimulansen voor het EIF worden ingebouwd, om zo kwetsbare groepen beter te bereiken.

Tijdens de evaluatie werd een aantal manieren in kaart gebracht om de effectiviteit te verbeteren. Progress kan zich blijven richten op beleidsthema's die voor belanghebbenden relevant zijn en door hen worden gewaardeerd (werkgelegenheid en arbeidsomstandigheden), maar moet zich meer inspannen om experimenten op het gebied van sociaal beleid uit te voeren; hiertoe moet het programma zijn koers in die richting bijstellen en zijn procedures voor het beoordelen en selecteren van projecten herzien en het eenvoudiger maken om zulke projecten op grotere schaal toe te passen. Voor Eures moet een langere uitvoeringsperiode (ten minste twee jaar) worden overwogen, in combinatie met maatregelen om de administratieve belasting van het beheer van een oproep tot het indienen van voorstellen te verminderen, om belanghebbenden in staat te stellen projecten op adequate wijze te ontwikkelen, uit te voeren, de effectiviteit ervan te meten en de duurzaamheid ervan te waarborgen. Wat betreft Microfinanciering en sociaal ondernemerschap wordt voorgesteld het accent in de tweede uitvoeringsperiode van het EaSI meer op kwetsbare groepen te leggen, bijvoorbeeld door een streefcijfer te formuleren voor het percentage of aantal kwetsbare groepen in oproepen tot het indienen van voorstellen.

3.3.Efficiëntie

De evaluatie biedt inzicht in de verhouding tussen de beschikbare middelen en de doelstellingen van het programma. Hoewel er voldoende middelen beschikbaar waren om de activiteiten van Progress en Eures uit te voeren, was de begroting voor microfinanciering (derde pijler) te laag. Door de veelvuldige toepassing van het EaSI-garantie-instrument, onderdeel van de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap, kwam de begroting van die pijler onder druk te staan en werd het voor microfinanciering bestemde bedrag volledig benut. Omdat voor sociaal ondernemerschap gewoonlijk veel grotere leningen nodig zijn dan voor microfinanciering, werden er minder leningen verstrekt. Dit had gevolgen voor het aantal ondertekende contracten 10 .

De ontoereikende begroting van de derde pijler voor de eerste uitvoeringsperiode werd ondertussen aangevuld door een vervroegde financiering uit de EaSI-begroting voor de latere jaren 2017-2020 en door de middelen van deze begroting eerder beschikbaar te stellen om aan de grote marktvraag te voldoen. Deze vervroegde financiering werd mogelijk gemaakt dankzij een garantie op grond van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI 11 ). Als reactie op de grote vraag naar het EaSI-garantie-instrument heeft de pijler Microfinanciering en sociaal ondernemerschap in december 2017 namelijk een extra bedrag van 100 miljoen EUR uit het EFSI ontvangen. Hierdoor zal de totale omvang van de begrotingsmiddelen voor het EaSI-garantie-instrument toenemen en krijgt het EIF de mogelijkheid om een groot aantal extra verrichtingen uit te voeren.

De efficiëntie van Progress kan verder worden verbeterd door wijzigingen door te voeren en de administratieve belasting bij de gunning van het project en in de uitvoeringsfase te verminderen. Bovendien is het voor aanvragers niet altijd duidelijk of de medefinanciering betrekking moet hebben op de arbeidskosten of op de feitelijke contante waarde. Dit moet in de specificaties van de oproep tot het indienen van voorstellen worden opgehelderd.

Wat betreft Eures werden hogere bedragen voor de transparantie van vacatures toegewezen dan oorspronkelijk gepland, om nieuwe IT te introduceren; de ontwikkeling en levering van diensten bleven echter relatief stabiel.

Al met al geldt dat, hoewel de totale begroting van het programma toereikend is, er een meer flexibele herverdeling over de drie pijlers mogelijk moet worden om de verschillen tussen geplande en feitelijke vastleggingen zoveel mogelijk te beperken en waar nodig voor een optimale overdracht van begrotingen tussen de drie pijlers te zorgen.

3.4.Coherentie

Wat betreft de coherentie van het programma kwam uit de evaluatie naar voren dat de drie vorige programma's als reactie op een vereenvoudigingsoperatie onder de paraplu van het EaSI zijn samengevoegd. Daarbij werd echter ook vastgesteld dat de drie pijlers tamelijk zelfstandig blijven opereren ondanks pogingen om daartussen synergieën te realiseren. Bij alle programma-activiteiten moet meer worden gekeken naar de mogelijke voordelen van een coherente programmastructuur, waarbij interdisciplinaire oplossingen voor meervoudige uitdagingen worden bevorderd.

Vergeleken met andere EU-programma's is het EaSI het meest consistent met het ESF. Progress en andere EU-programma's als het ESF, Erasmus+, Horizon 2020 en Cosme vullen elkaar aan als het gaat om specifieke doelstellingen, activiteiten en begunstigden. Er werd ook geconcludeerd dat er sprake was van complementariteit tussen Eures en het programma voor Europese territoriale samenwerking (Interreg). Microfinanciering en sociaal ondernemerschap blijkt op EU-niveau eveneens consistent te zijn met andere microfinancieringsinstrumenten. Zij ondersteunen hetzij kleine en middelgrote ondernemingen (zoals de financiële garantie van Cosme) hetzij bedrijven tot en met large caps (InnovFin), terwijl het EaSI uitsluitend steun verleent aan micro-ondernemingen of sociale ondernemingen. Zij verstrekken ook grotere financieringsbedragen (InnovFin en Cosme) en een grotere verscheidenheid aan financiële producten (zoals het InnovFin-programma). Zij richten zich slechts op specifieke groepen begunstigden in bepaalde landen, terwijl Microfinanciering en sociaal ondernemerschap betrekking heeft op alle deelnemende landen.

Ondanks de complementariteit tussen het EaSI en andere EU-instrumenten wordt verdere coherentie evenwel belemmerd door de diversiteit aan interventielogica en regels die voor het fonds gelden. Dat er verschillende reglementen (het Financieel Reglement voor financiële instrumenten, en de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen voor structuurfondsen) naast elkaar bestaan, maakt het tot een uitdaging om van de complementariteit tussen verschillende fondsen gebruik te maken. Er moeten specifieke mechanismen worden ingesteld om synergieën tussen verschillende EU-fondsen te vergemakkelijken, bijvoorbeeld door mogelijk te maken dat de in het kader van het EaSI beproefde sociale experimenten met ESF-financiering worden opgeschaald of vermenigvuldigd. Stroomlijnen van de regels kan helpen het potentieel van zulke complementariteiten en synergieën te maximaliseren.

Op nationaal niveau is geen grote overlapping tussen de doelstellingen van het EaSI en die van nationale instrumenten/programma's vastgesteld. Uit de raadpleging van belanghebbenden bleek dat men het er in het algemeen over eens was dat elk type instrument op EU-niveau moest worden gehandhaafd, al waren er geringe overlappingen tussen de instrumenten op EU- en nationaal niveau zichtbaar. Deze overlappingen kunnen worden ondervangen door de betrokkenheid van nationale, regionale en lokale belanghebbenden bij EaSI-activiteiten verder te versterken en hun hulpmiddelen, overdraagbare/vergelijkende kennis en relevante ondersteuning te bieden voor het ontwikkelen en uitvoeren van interventies in verband met sociale vraagstukken.

3.5.Meerwaarde voor de EU

Qua reikwijdte en omvang heeft het EaSI geleid tot aantoonbare meerwaarde voor de EU in vergelijking met nationale en regionale steun. Als het EaSI zou worden beëindigd, zou dat zijn weerslag op vele sectoren hebben. Het is onwaarschijnlijk dat andere nationale of regionale financieringsregelingen beleidsexperimenten in de verschillende deelnemende landen en ngo-netwerken op EU-niveau op dezelfde wijze kunnen ondersteunen als het EaSI. Het EaSI is tevens het meest geschikte instrument om concrete resultaten ten behoeve van de hele EU tot stand te brengen, zoals vergelijkende databanken, onderzoeken en activiteiten op het gebied van wederzijds leren die op andere bestuursniveaus geen topprioriteit hebben.

Verder zijn er geen andere EU-middelen beschikbaar die specifiek voor grensoverschrijdende partnerschappen zijn bestemd, hoewel de Interreg-programma's van het EFRO in voorkomend geval het werkgelegenheidsbeleid van de betrokken lidstaten in grensoverschrijdende regio's kunnen ondersteunen. Zonder financiering uit het EaSI zou de steun voor de markt voor sociale investeringen waarschijnlijk ook worden verminderd, met als gevolg minder sociale bedrijven in de EU en minder arbeidskansen in deze sectoren. De EU-steun fungeert als een krachtig signaal om op nationaal niveau verandering te bewerkstelligen en helpt deskundigheid en kennis tussen landen over te dragen.

De werkzaamheden in het kader van het EaSI-programma gaan verder dan het beheer van de financiële instrumenten: ze stimuleren diverse maatregelen om een ecosysteem voor markten voor sociale financiering te ontwikkelen. Voorbeelden zijn subsidies om zowel de vraag naar als het aanbod aan sociale financiering te ontwikkelen, maar ook niet-financiële initiatieven als de Europese gedragscode voor de verstrekking van microkrediet, die helpt de normen in de sector microfinanciering aan te scherpen. Dit strookt met een van de doelen van de Commissie: het gebruik van financiële instrumenten bevorderen om particuliere financiering aan te trekken en nieuwe systemische ontwikkelingen op de markten voor sociale financiering te stimuleren.

Continue inspanningen zijn echter noodzakelijk – vooral wat betreft de communicatie over EaSI-activiteiten en de verspreiding van de resultaten daarvan. Belanghebbenden willen graag nadere informatie ontvangen en zijn van oordeel dat een betere verspreiding grote voordelen zou opleveren, met name als het gaat om de toegang tot financiering, resultaten, landenspecifieke voorbeelden en goede praktijken, bijgewerkte websites en databanken, een breder scala aan talen voor de communicatie, en inhoud die beter toegankelijk is voor een breed publiek.

3.6.Bestuursstructuur van het EaSI

Het EaSI wordt gecoördineerd door een eenheid binnen het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie van de Europese Commissie die belast is met het formuleren van de reikwijdte en de financiering van het programma, en met de bewaking en beoordeling van de voortgang ervan. Bij deze taak wordt de eenheid geassisteerd door coördinatoren van de operationele eenheden van het directoraat-generaal en het EaSI-comité, dat bestaat uit één vertegenwoordiger van elk deelnemend land.

Tijdens de evaluatie werd in het bijzonder de rol van het EaSI-comité onderzocht; de conclusie luidde dat de taken en verantwoordelijkheden van de belanghebbenden en hun betrokkenheid en communicatie moeten worden verbeterd. De leden van het comité waren van mening dat ze meer inspraak bij de besluitvorming en een grotere inbreng bij de toewijzing van gelden en de programmering/onderwerpen van de oproepen tot het indienen van voorstellen zouden moeten krijgen 12 .

Uit de evaluatie bleek ook dat thematische werkgroepen nuttig zouden zijn om de kennis van de comitéleden over technische zaken te verdiepen. Voor bepaalde onderwerpen wordt het occasioneel inwinnen van deskundig advies eveneens als mogelijk nuttig beschouwd. Uit de evaluatie kwam ook naar voren dat de comitéleden niet voldoende informatie hebben over de projecten die in hun land zijn geselecteerd en worden uitgevoerd, of over projecten die na de beoordelingsprocedure zijn afgewezen. Gegadigden moeten meer feedback over afgewezen aanvragen krijgen, zodat zij hun aanvragen in de toekomst kunnen verbeteren. Er moet tijdig meer informatie met het comité worden gedeeld, zodat deze gemakkelijk kan worden doorgegeven aan organisaties die wellicht op oproepen tot het indienen van voorstellen willen reageren.

Evenzo wordt het nodig geacht meer met andere comités samen te werken om informatie uit te wisselen en op meer regelmatige basis besprekingen tussen het EaSI-comité en de Commissie te houden.

4.Algemene conclusie

Op grond van de tussentijdse evaluatie werd vastgesteld dat er een aantal manieren zijn om voor het eind van het huidige meerjarig financieel kader (MFK) het EaSI beter uit te voeren, met name door een grotere interne begrotingsflexibiliteit te realiseren, zich te richten op groepen die specifieke ondersteuning nodig hebben, procedures te vereenvoudigen, de interne coherentie te verbeteren en het EaSI aan andere fondsen te koppelen. In het bijzonder kan een betere stroomlijning van de financiering merkbare gevolgen hebben voor de relevantie, efficiëntie, coherentie en effectiviteit en meerwaarde voor de EU van het EaSI. Dit kan in 2017-2020 plaatsvinden, via passende verbindingen of nieuwe mechanismen waarmee de verschillende EU-fondsen aan elkaar worden gekoppeld.

Na 2020 zal er een "overkoepelend fonds" genaamd Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) komen met daarin alle fondsen die door DG Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie – inclusief het EaSI 13 – worden beheerd. Dit nieuwe fonds zal zorgen voor een gebruiksvriendelijke interface met de begunstigden, minder versnippering en meer synergieën tussen de fondsen. Op die manier worden de voorwaarden geschapen voor een effectievere uitvoering van het beleid en een meerwaarde voor de EU.

(1)

  http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2013:347:0238:0252:NL:PDF

(2)

IJsland neemt deel aan alle drie pijlers, Noorwegen alleen aan Progress en Eures, Liechtenstein doet helemaal niet aan het EaSI mee en Zwitserland doet alleen mee aan Eures en uitsluitend voor eigen rekening.

(3)

  https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/better-regulation-guidelines.pdf

(4)

Het door ICF Consulting verrichte externe ondersteunende onderzoek werd gecoördineerd door het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie, onder rechtstreeks toezicht van een interdepartementale stuurgroep (ISSG) waarin andere diensten van de Commissie zitting hadden.

(5)

Zie Performance monitoring report 2015-2016 (verslag over prestatiebewaking 2015-2016).

(6)

  https://europa.eu/youth/solidarity_nl

(7)

  http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=88&langId=nl&eventsId=1028

(8)

https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=1223&langId=nl

(9)

https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=1414&langId=nl

(10)

In 2014 werd nog met het Europees Investeringsfonds (EIF) over de nieuwe financieringsinstrumenten onderhandeld; in september 2016 waren er 33 contracten met microfinancieringsintermediairs gesloten voor een bedrag van 50,3 miljoen EUR, wat resulteerde in 13 021 microleningen van in totaal 152 288 miljoen EUR. Er werd een hefboomfactor van driemaal de oorspronkelijke financiering bereikt. Naast het ondersteunen van de microkredietsector verschafte het EaSI in 2015-2016 ook voor het eerst middelen aan sociale ondernemingen en werden de eerste zeven contracten met financiële intermediairs gesloten, voor een bedrag van 9 miljoen EUR.

(11)

Het EFSI is een gezamenlijk initiatief van de EIB-groep – Europese Investeringsbank (EIB) en EIF – en de Europese Commissie om de huidige investeringskloof in de EU te helpen overbruggen door particuliere middelen voor strategische investeringen te mobiliseren. http://www.eif.org/what_we_do/efsi/index.htm  

(12)

De rol van het comité moet in overeenstemming zijn met de verdragen, de voorschriften van het Financieel Reglement voor uitgavenprogramma's en het rechtskader voor comitologie.

(13)

Uit de tussentijdse evaluatie bleek dat de interne coherentie van het programma moest worden verbeterd. Binnen het ESF+ zullen de doelstellingen van het EaSI en de financiering ervan beter op elkaar worden afgestemd. Als de doelstellingen en soorten acties die krachtens de huidige Progress-pijler worden gefinancierd, onveranderd blijven, zullen de financiële instrumenten die krachtens de huidige derde pijler van het EaSI worden uitgevoerd, worden overgeheveld naar het InvestEU-programma dat de talrijke financiële instrumenten van de EU die momenteel de investeringen in de EU ondersteunen, samenbrengt; tevens zullen de activiteiten in verband met het Eures-mobiliteitsportaal dan naar de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) worden overgebracht. Activiteiten onder direct beheer (andere dan leenactiviteiten en steun voor arbeidsmobiliteit) blijven onder ESF+/EaSI vallen.