26.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 108/409


P8_TA(2019)0299

Instrument voor pretoetredingssteun (IPA III) ***I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 27 maart 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III) (COM(2018)0465 — C8-0274/2018 — 2018/0247(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

(2021/C 108/36)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0465),

gezien artikel 294, lid 2, en artikel 212, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0274/2018),

gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 12 december 2018 (1),

gezien het advies van het Comité van de Regio's van 6 december 2018 (2),

gezien artikel 59 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie internationale handel, de Begrotingscommissie, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A8-0174/2019),

1.

stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.

verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

(1)  PB C 110 van 22.3.2019, blz. 156.

(2)  PB C 86 van 7.3.2019, blz. 8.


P8_TC1-COD(2018)0247

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 27 maart 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4) verstrijkt op 31 december 2020. Teneinde ervoor te zorgen dat het externe optreden van de Unie effectief blijft, moet een kader voor de planning en uitvoering van de externe bijstand in stand worden gehouden.

(2)

Het instrument voor pretoetredingssteun heeft aanzienlijk andere doelstellingen dan het externe optreden van de Unie in het algemeen, aangezien dit instrument erop gericht is de in bijlage I genoemde begunstigden voor te bereiden op het toekomstige lidmaatschap van de Unie en het toetredingsproces te ondersteunen. Het is daarom van essentieel belang dat er als doelstelling om de in bijlage I genoemde begunstigden (“begunstigden”) voor te bereiden op het toekomstige lidmaatschap van de Unie en het toetredingsproces te ondersteunen, overeenkomstig de algemene doelstellingen van het externe optreden van de Unie, inclusief de eerbiediging van de grondrechten en -beginselen alsmede de bescherming en bevordering van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat zoals vastgelegd in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Hoewel de specifieke aard van het toetredingsproces een specifiek instrument bestaat vereist ter ondersteuning van de uitbreiding, met dien verstande dat dit een aanvulling dient te moeten de doelstellingen en de werking van dit instrument in overeenstemming zijn met en een aanvulling vormen op de algemene doelstellingen van het externe optreden van de Unie, en met name die van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI). [Am. 1]

(3)

In artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) wordt bepaald dat elke Europese staat die de waarden van eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de rechten van de mens, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, eerbiedigt en zich ertoe verbindt deze waarden uit te dragen, kan verzoeken lid te worden van de Unie. Een Europese staat die het lidmaatschap van de Unie heeft aangevraagd, kan alleen lid worden als vaststaat dat hij voldoet aan de lidmaatschapscriteria die de Europese Raad van Kopenhagen in juni 1993 heeft vastgesteld (de “criteria van Kopenhagen”), en op voorwaarde dat de Unie het vermogen heeft om het nieuwe lid op te nemen. De criteria van Kopenhagen hebben betrekking op stabiele instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden, het bestaan van een functionerende markteconomie, de capaciteit om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te kunnen bieden, garanderen en op het vermogen om niet alleen de rechten maar ook de plichten die uit de verdragen voortvloeien, op zich te nemen, zoals het nastreven van de doelstellingen van een politieke, economische en monetaire unie Dit zijn de gemeenschappelijke waarden van lidstaten in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid tussen vrouwen en mannen . [Am. 2]

(4)

Het uitbreidingsproces is gebaseerd op vaste criteria en eerlijke en consistente voorwaarden. Elke begunstigde wordt op de eigen verdiensten beoordeeld. Door de balans van de vorderingen op te maken en tekortkomingen te identificeren, worden de in bijlage I vermelde begunstigden aangespoord tot en begeleid bij de noodzakelijke ingrijpende hervormingen. Om het uitbreidingsperspectief tot een realiteit te maken, blijft de solide gehechtheid aan het beginsel van “eerst de basis” (5) van essentieel belang. Goede nabuurschapsbetrekkingen en regionale samenwerking gestoeld op de definitieve, inclusieve en bindende afhandeling van bilaterale geschillen zijn wezenlijke onderdelen van het uitbreidingsproces die tevens uiterst belangrijk zijn voor de veiligheid en de stabiliteit van de Unie in haar geheel.  Vooruitgang in de richting van toetreding hangt af van de vraag of elke verzoeker de waarden van de Unie eerbiedigt en van zijn vermogen om de hervormingen door te voeren die nodig zijn om zijn systemen op het vlak van beleid, instellingen, wetgeving, samenleving, administratie en economie af te stemmen op de regels, de normen, het beleid en de praktijken van de Unie. In het onderhandelingskader zijn vereisten opgenomen waartegen de vooruitgang in de toetredingsonderhandelingen met elke kandidaat-lidstaat wordt afgemeten . [Am. 3]

(4 bis)

Een Europese staat die het lidmaatschap van de Unie heeft aangevraagd, kan alleen lid worden van de Unie als vaststaat dat hij volledig voldoet aan de toetredingscriteria die de Europese Raad van Kopenhagen in juni 1993 heeft vastgesteld (de “criteria van Kopenhagen”) en op voorwaarde dat de Unie het vermogen heeft het nieuwe lid op te nemen. Die criteria hebben betrekking op stabiele instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden, het bestaan van een functionerende markteconomie, evenals de capaciteit om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te kunnen bieden, garanderen, en het vermogen om niet alleen de rechten maar ook de plichten die uit de Verdragen voortvloeien, aan te nemen, zoals het nastreven van de doelstellingen van een politieke, economische en monetaire unie. [Am. 4]

(5)

Het uitbreidingsbeleid maakt integraal deel uit van het externe optreden van de EU is een investering in Unie en draagt bij tot vrede, veiligheid , welvaart en stabiliteit in Europa , zowel binnen als buiten de grenzen van de Unie . Dit beleid leidt tot grotere economische en handelsmogelijkheden, tot wederzijds voordeel van de EU en de kandidaten voor het lidmaatschap van de Unie , terwijl het beginsel van geleidelijke integratie wordt geëerbiedigd om te zorgen voor een soepele overgang bij de begunstigden . Het vooruitzicht van het lidmaatschap van de Unie is een krachtige motor voor veranderingsprocessen en leidt tot democratische, politieke, economische en maatschappelijke veranderingen. [Am. 5]

(6)

De Europese Commissie heeft in haar recente mededeling “Een geloofwaardig vooruitzicht op toetreding en een grotere EU-betrokkenheid bij de Westelijke Balkan” (6) opnieuw het duidelijke, op verdiensten gebaseerde vooruitzicht op het EU-lidmaatschap voor de Westelijke Balkan bevestigd. Dit is een krachtige stimulans voor de hele Westelijke Balkan en een teken van de gehechtheid van de EU aan de Europese toekomst van de betrokken gebieden.

(7)

Steun dient tevens te worden verleend uit hoofde van de internationale overeenkomsten die de Unie heeft gesloten met de in bijlage I vermelde , onder andere met de begunstigden. De steun moet er voornamelijk op toegespitst zijn de in bijlage I vermelde begunstigden te helpen hun democratische instellingen en de rechtsstaat te versterken, hun justitiële stelsel en openbaar bestuur te hervormen, de grondrechten te eerbiedigen , waaronder die van minderheden, en gendergelijkheid, verdraagzaamheid, sociale inclusie , de eerbiediging van internationale arbeidsnormen inzake de rechten van werknemers en non-discriminatie van kwetsbare groepen, met inbegrip van kinderen en mensen met een handicap, te bevorderen. Bij de bijstand moeten moet ook de inachtneming door de begunstigden van de belangrijkste beginselen en rechten, zoals vastgesteld in het kader van de Europese pijler van sociale rechten (7), evenals van de sociale markteconomie en de convergentie naar het sociale acquis, worden ondersteund. De bijstand moet de inspanningen blijven ondersteunen die de begunstigden leveren om de regionale, macroregionale en grensoverschrijdende samenwerking alsmede de territoriale ontwikkeling te bevorderen, onder andere door uitvoering van de macroregionale strategieën van de Unie , met als doel om goed nabuurschap te ontwikkelen en verzoening te bevorderen . De bijstand moet . ook sectorale regionale samenwerkingsstructuren bevorderen en hun economische en sociale ontwikkeling en hun economische governance moeten worden gestimuleerd, stimuleren, de economische integratie met de interne markt van de Unie bevorderen, met inbegrip van douanesamenwerking, en bijdragen tot open en eerlijke handel, waarbij moet worden gestreefd naar een agenda voor slimme, duurzame en inclusieve groei, onder meer door uitvoering van beleid inzake regionale ontwikkeling , beleid inzake cohesie en inclusie , landbouw- en plattelandsontwikkelingsbeleid, sociaal en werkgelegenheidsbeleid en de ontwikkeling van de digitale economie en de digitale samenleving, ook in overeenstemming met het vlaggenschipinitiatief Digitale Agenda voor de Westelijke Balkan. [Am. 6]

(7 bis)

Rekening houdend met het transformerende karakter van het hervormingsproces tijdens het uitbreidingsproces in de kandidaat-lidstaten, moet de Unie haar inspanningen opvoeren om prioriteiten te stellen op belangrijke gebieden voor financiering van de Unie, zoals institutionele en veiligheidsopbouw, en haar steun versterken aan kandidaat-lidstaten bij de uitvoering van projecten met het oog op bescherming van die kandidaat-lidstaten tegen invloeden van buiten de EU. [Am. 7]

(7 ter)

De inspanningen van de Unie om de vooruitgang van de hervormingen in de kandidaat-lidstaten via IPA-financiering te ondersteunen, moeten goed worden gecommuniceerd in de kandidaat-lidstaten en in de lidstaten. De Unie moet wat dat betreft de communicatie- en campagne-inspanningen verbeteren om de IPA-financiering, als het belangrijkste EU-instrument voor vrede en stabiliteit in de uitbreidingszone, zichtbaar te maken. [Am. 8]

(7 quater)

Het belang van de facilitering en uitvoering van de begroting wordt erkend met betrekking tot de opbouw van instellingen, wat in ruil daarvoor zal helpen in het licht van mogelijke veiligheidskwesties, en mogelijke toekomstige illegale migratiestromen naar de lidstaten zal voorkomen. [Am. 9]

(8)

De Unie moet, op basis van de ervaringen van haar lidstaten, de transitie van alle in bijlage I vermelde begunstigden naar de toetreding ondersteunen. Deze samenwerking moet met name gericht zijn op het delen van de ervaringen die de lidstaten in het hervormingsproces hebben opgedaan.

(9)

Betere strategische en operationele samenwerking op het gebied van veiligheid en hervorming van de defensiesector tussen de Unie en de in bijlage I vermelde begunstigden is van cruciaal belang voor een doeltreffende aanpak van dreigingen op het gebied van veiligheid , georganiseerde criminaliteit en terrorisme. [Am. 10]

(9 bis)

Acties in het kader van het door deze verordening ingestelde instrument, moeten ook bijdragen aan de ondersteuning van de begunstigden bij de geleidelijke aanpassing aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), en de tenuitvoerlegging van beperkende maatregelen en het bredere externe beleid van de Unie in internationale instellingen en multilaterale fora. De Commissie moet de begunstigden aanmoedigen om deel te nemen aan een op regels en waarden gebaseerde wereldorde en aan de bevordering van het multilateralisme en de verdere versterking van het internationale handelssysteem, met inbegrip van WTO-hervormingen. [Am. 11]

(10)

Het is essentieel dat de Samenwerking inzake migratie, met inbegrip van grensbeheer, sterker wordt bevorderd, de en -toezicht, waarborging van toegang tot internationale bescherming wordt gewaarborgd, , uitwisseling van relevante informatie wordt uitgewisseld, , versterking van de voordelen van migratie voor de ontwikkeling worden versterkt, , facilitering van legale migratie en arbeidsmigratie worden vergemakkelijkt, verbetering van het grenstoezicht wordt verbeterd en de inspanningen in de strijd tegen ter voorkoming en ontmoediging van irreguliere migratie, en gedwongen ontheemding , en ter bestrijding van mensenhandel en migrantensmokkel worden voortgezet -smokkel, is een belangrijk aspect van de samenwerking tussen de Unie en de begunstigden . [Am. 12]

(11)

Het versterken van de rechtsstaat, waaronder met inbegrip van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de bestrijding van corruptie , witwassen en georganiseerde criminaliteit, en goed bestuur, met inbegrip van hervorming van het openbaar bestuur, blijven voor de meeste in bijlage I vermelde begunstigden het ondersteunen van mensenrechtenverdedigers, voortdurende aanpassing op het gebied van transparantie, openbare aanbestedingen, mededinging, staatssteun, intellectueel eigendom en buitenlandse investeringen, blijven belangrijke uitdagingen die voor de begunstigden van wezenlijk belang zijn om nader tot de Unie te kunnen komen en later volledig zich voor te bereiden op de volledige vervulling van de verplichtingen van het lidmaatschap van de Unie te kunnen vervullen. Gezien het langetermijnkarakter van de hervormingen die op die gebieden moeten worden doorgevoerd en de noodzaak om een staat van dienst op te bouwen, moet de financiële steun uit hoofde van deze verordening zo spoedig mogelijk worden ingezet voor de vereisten waaraan de in bijlage I vermelde begunstigden moeten voldoen geprogrammeerd om deze kwesties zo spoedig mogelijk aan te pakken . [Am. 13]

(12)

De parlementaire dimensie blijft een fundamenteel element van het toetredingsproces. Volgens het beginsel van de participatieve democratie moet de Commissie derhalve voor alle in bijlage I vermelde begunstigden aanmoedigen dat parlementair toezicht wordt uitgeoefend op de steun die die begunstigden ontvangen begunstigden de versterking van de parlementaire capaciteiten, het parlementaire toezicht, democratische procedures en eerlijke vertegenwoordiging, bevorderen . [Am. 14]

(13)

De in bijlage I vermelde begunstigden moeten beter voorbereid zijn op wereldwijde uitdagingen zoals duurzame ontwikkeling en klimaatverandering, en zich aansluiten bij de inspanningen van de Unie om die problemen aan te pakken. Gelet op het belang van de strijd tegen klimaatverandering in overeenstemming met de verplichting die de Unie is aangegaan om de overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) uit te voeren, moet dit programma bijdragen aan de integratie van klimaatactie in het beleid van de Unie en de verwezenlijking van het algemene streven dat 25 % van de uitgaven op de EU-begroting de klimaatdoelstellingen moet ondersteunen. Bij de acties in het kader van dit programma zal naar verwachting moet ernaar worden gestreefd dat ten minste 16 % van het totale budget van het programma bijdragen bijdraagt aan de klimaatdoelstellingen , met als doel dat klimaatgerelateerde uitgaven uiterlijk in 2027 30 % van de MFK-uitgaven bereiken. Prioriteit moet worden verleend aan milieuprojecten ter bestrijding van grensoverschrijdende vervuiling. De relevante acties zullen worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van het programma, en de totale bijdrage via dit programma zal worden geëvalueerd en getoetst. [Am. 15]

(14)

Acties in het kader van dit instrument moeten de uitvoering ondersteunen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties, een universele agenda waaraan de EU en haar lidstaten zich volledig hebben gecommitteerd en die alle in bijlage I vermelde begunstigden hebben onderschreven.

(15)

Deze verordening legt, voor de periode waarin zij van toepassing is, de financiële middelen vast die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [te actualiseren referentie overeenkomstig het nieuwe interinstitutionele akkoord: punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (8)].

(16)

De Commissie en de lidstaten moeten zorgen voor naleving, samenhang , consistentie en complementariteit van hun steun externe financieringssteun , met name door regelmatig overleg te plegen en frequent informatie uit te wisselen in de verschillende fasen van de steuncyclus. De noodzakelijke maatregelen moeten worden genomen om de coördinatie en de complementariteit te verbeteren, onder meer door regelmatig overleg met andere donoren. De rol van Verschillende onafhankelijke maatschappelijke organisaties moet worden versterkt, zowel in het kader van en verschillende typen en niveaus van lokale overheden moeten een betekenisvolle rol in het proces spelen. In overeenstemming met het beginsel van inclusief partnerschap moeten maatschappelijke organisaties deel uitmaken van zowel de opzet, uitvoering, monitoring als evaluatie van de programma’s die via overheidsinstanties worden uitgevoerd, als wanneer die organisaties direct begunstigde en directe begunstigden zijn van steun van de Unie. [Am. 16]

(17)

De prioritering van acties om de doelstellingen te bereiken Voor elke begunstigde moeten specifieke en meetbare doelstellingen op de betrokken beleidsterreinen die uit hoofde van deze verordening zullen worden ondersteund, moet door de Commissie worden vastgesteld worden vastgesteld, gevolgd door prioriteiten voor actie om deze doelstellingen te bereiken in een programmeringskader voor de duur van het meerjarig financieel kader van de Unie voor de periode van 2021 tot 2027, dat door de Commissie middels gedelegeerde handelingen wordt vastgesteld. Het programmeringskader moet worden opgesteld in partnerschap met de in bijlage I vermelde begunstigden, op basis van de uitbreidingsagenda en hun specifieke behoeften en in overeenstemming met de in deze verordening omschreven algemene en specifieke doelstellingen en de beginselen van het externe optreden van de Unie , met inachtneming van de nationale strategieën en resoluties van het Europees Parlement ter zake. Dit partnerschap moet, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteiten en maatschappelijke organisaties omvatten. De Commissie moet samenwerking tussen de relevante belanghebbenden en de coördinatie van donoren stimuleren. Het programmeringskader moet worden herzien na de tussentijdse evaluatie. Het programmeringskader moet bepalen op welke gebieden bijstand moet worden verleend, met een indicatieve toewijzing per steungebied, inclusief een schatting van de klimaatgerelateerde uitgaven. [Am. 17]

(18)

Het is in het algemeen belang van de Unie dat de in bijlage I vermelde begunstigden worden ondersteund bij hun inspanningen om hervormingen in hun beleids-, wettelijke en economische systemen door te voeren met het oog op het lidmaatschap van de Unie. Het beheer van de steun moet sterk resultaatgericht zijn en aanzienlijke prikkels bieden voor een doeltreffender en efficiënter gebruik van de middelen voor begunstigden stimuleren die hun blijk geven van hun hervormingsbereidheid door de pretoetredingssteun efficiënt uit te voeren en vorderingen te maken bij het vervullen van de lidmaatschapscriteria. De steun moet worden toegewezen overeenkomstig het beginsel van een eerlijke verdeling en er moeten duidelijke gevolgen verbonden worden aan gevallen waarin de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de vrijheid, de democratie, de gelijkheid, de rechtsstaat en de mensenrechten, ernstig achteruit gaat of niet voldoende vooruit gaat. [Am. 18]

(18 bis)

De Commissie moet duidelijke monitoring- en evaluatiemechanismen opzetten om ervoor te zorgen dat de doelstellingen en acties met betrekking tot verschillende begunstigden relevant en haalbaar blijven en om de voortgang regelmatig te meten. Daartoe dient elke doelstelling vergezeld te gaan van een of meer prestatie-indicatoren, waarmee de aanneming van hervormingen door de begunstigden en de concrete uitvoering ervan kan worden beoordeeld. [Am. 19]

(19)

De overgang van direct beheer van de pretoetredingsfondsen door de Commissie naar indirect beheer door de in bijlage I vermelde begunstigden moet geleidelijk verlopen en overeenstemmen met de capaciteit van elk van deze begunstigden. Die overgang moet worden teruggedraaid of opgeschort op specifieke beleids- of programmagebieden indien begunstigden de bijbehorende verplichtingen niet naleven of de middelen van de Unie niet beheren overeenkomstig de vastgestelde regels, beginselen en doelstellingen. Bij een dergelijke beslissing moet voldoende rekening worden gehouden met mogelijke negatieve economische en sociale gevolgen. De steun moet gebruik blijven maken van de structuren en instrumenten die hun waarde in het pretoetredingsproces al bewezen hebben. [Am. 20]

(20)

De Unie moet ervoor zorgen dat de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt, zodat haar externe optreden optimaal effect sorteert. Dat Om overlap met andere externe financieringsinstrumenten te voorkomen, moet dit doel worden bereikt door middel van samenhang , consistentie en complementariteit tussen de externe financieringsinstrumenten van de Unie, en door synergieën met andere beleidslijnen en programma’s van de Unie. Dit omvat in voorkomend geval ook de samenhang en complementariteit met de macrofinanciële bijstand. [Am. 21]

(21)

Met het oog op een maximaal effect van gecombineerde steunmaatregelen ten behoeve van een gemeenschappelijk doel moet in het kader van deze verordening kunnen worden bijgedragen aan acties in het kader van andere programma’s van de Unie, mits de bijdragen niet dezelfde kosten dekken.

(21 bis)

Onverminderd de begrotingsprocedure en de bepalingen inzake de opschorting van steun in internationale overeenkomsten met begunstigden, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van bijlage I bij deze verordening teneinde de bijstand van de Unie geheel of gedeeltelijk op te schorten. Deze bevoegdheid moet worden gebruikt in gevallen waarin consequent wordt getornd aan een of meerdere criteria van Kopenhagen of wanneer een begunstigde de beginselen van democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden niet eerbiedigt of de verbintenissen schendt die zijn aangegaan in de desbetreffende overeenkomsten met de Unie. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de redenen die de opschorting van de steun rechtvaardigen, niet langer van toepassing zijn, moet zij de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I om de steun van de Unie opnieuw in te stellen. [Am. 22]

(22)

De financiering in het kader van deze verordening moet worden ingezet voor het financieren van maatregelen in het kader van de internationale dimensie van Erasmus, die moeten worden uitgevoerd volgens Verordening (EU) …/… (“de Erasmusverordening”) (9).

(23)

De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 322 VWEU hebben vastgesteld, gelden ook voor dit besluit. Deze regels zijn vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (10) (“het Financieel Reglement”) en betreffen met name de procedure voor de vaststelling en uitvoering van de begroting door middel van subsidies, opdrachten, prijzen, indirecte uitvoering, financiële bijstand, begrotingssteun, trustfondsen, financiële instrumenten en begrotingsgaranties, en voorzien in de controle van de verantwoordelijkheid van de financiële actoren. De uit hoofde van artikel 322 VWEU vastgestelde regels betreffen ook de bescherming van de Uniebegroting in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in lidstaten en derde landen, omdat de eerbiediging van de rechtsstaat essentieel is voor degelijk financieel beheer en doeltreffende financiering van de Unie.

(24)

De financieringsvormen en uitvoeringswijzen voor deze verordening moeten worden gekozen op basis van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten te boeken, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de kosten van controles, de administratieve belasting en het verwachte risico van niet-naleving. Daarbij moet het gebruik van vaste bedragen, financiering volgens een vast percentage en eenheidskosten worden overwogen, alsmede niet aan de kosten gekoppelde financiering als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement. [Am. 23. Niet van toepassing op de Nederlandse versie]

(25)

De Unie moet voor de uitvoering van de externe acties gemeenschappelijke regels blijven toepassen. De regels en procedures voor de uitvoering toepassing van de instrumenten van de Unie voor het financieren van het externe optreden worden vastgelegd in Verordening (EU) …/… (“NDICI-Verordening”) van het Europees Parlement en de Raad. Er moeten nadere bepalingen worden vastgesteld betreffende de aanpak van specifieke situaties, met name in het geval van grensoverschrijdende samenwerking en betreffende het beleidsgebied landbouw en plattelandsontwikkeling. [Am. 24]

(26)

Externe acties worden vaak uitgevoerd in een zeer instabiele context die een snelle en voortdurende aanpassing vereist aan de veranderende behoeften van de Uniepartners en de mondiale uitdagingen op het gebied van mensenrechten, democratie en behoorlijk bestuur, veiligheid , defensie en stabiliteit, klimaatverandering en milieu en , economisch protectionisme, irreguliere migratie en gedwongen ontheemding en de dieperliggende oorzaken ervan. Om het beginsel van voorspelbaarheid te verzoenen met de noodzaak om snel te reageren op nieuwe behoeften moet de financiële uitvoering van de programma’s worden aangepast. Om de Unie beter in staat te stellen te reageren op onvoorziene behoeften, moet deze verordening, met inachtneming van het beginsel dat de begroting van de Unie jaarlijks wordt vastgesteld, de mogelijkheid openlaten om de door het Financieel Reglement reeds voor andere beleidsgebieden toegestane flexibiliteit toe te passen, namelijk overdracht en hervastlegging van vastgelegde middelen met inachtneming van de doelstellingen die in deze verordening zijn vastgelegd , zodat gezorgd wordt voor efficiënte benutting van de middelen van de Unie, zowel voor de burgers van de Unie als voor de in bijlage I vermelde begunstigden, waardoor optimaal gebruik wordt gemaakt van de middelen van de Unie die beschikbaar zijn voor het externe optreden van de Unie. Aanvullende vormen van flexibiliteit moeten worden toegestaan zoals herschikking van middelen tussen prioriteiten, de fasering van projecten en aanbesteding van contracten . [Am. 25]

(27)

Het nieuwe Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling+ (EFDO+), dat voortbouwt op de voorganger ervan, moet een geïntegreerd financieringspakket vormen dat wereldwijd, onder andere aan de in bijlage I vermelde begunstigden, financieringscapaciteit biedt in de vorm van de subsidies, begrotingsgaranties en financiële instrumenten. Het Investeringskader voor de Westelijke Balkan moet blijven zorgen voor de governance van de activiteiten die uit hoofde van deze verordening worden uitgevoerd.

(28)

De garantie voor extern optreden dient de EFDO+-verrichtingen te ondersteunen en IPA III dient bij te dragen tot de voorzieningsbehoeften in verband met de verrichtingen ten gunste van de in bijlage I vermelde begunstigden, met inbegrip van de voorzieningen en verplichtingen die voortvloeien uit de leningen voor macrofinanciële bijstand.

(29)

Het is van belang ervoor te zorgen dat de programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking worden toegepast in samenhang met het kader dat door de programma’s voor extern optreden en de verordening territoriale samenwerking tot stand is gekomen. Er moeten bij deze verordening specifieke bepalingen inzake medefinanciering worden vastgesteld.

(29 bis)

Grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma's zijn de meest zichtbare programma's van het instrument voor pretoetredingssteun en programma's die de burgers goed kennen. Deze programma's kunnen dan ook de zichtbaarheid van door de Unie gefinancierde projecten in de kandidaat-lidstaten aanzienlijk verbeteren; [Am. 26]

(30)

De in artikel 8 bedoelde jaarlijkse of meerjarige actieprogramma’s en maatregelen zijn werkprogramma’s in de zin van het Financieel Reglement. Jaarlijkse of meerjarige actieplannen bestaan uit een reeks maatregelen samengevoegd tot één document.

(31)

Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11), Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (12), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (13) en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (14) moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd met doeltreffende en evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (15). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EMO en de Europese Rekenkamer en ervoor zorgen dat derden die bij de uitvoering van Uniemiddelen betrokken zijn, gelijkwaardige rechten verlenen. De in bijlage I vermelde begunstigden dienen onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, waarover een eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal is opgesteld, onverwijld aan de Commissie te melden en haar op de hoogte te houden van het verloop van de administratieve en gerechtelijke procedures. Teneinde de werkwijze aan te passen aan de goede praktijken in de lidstaten dienen dergelijke meldingen te worden verricht langs elektronische weg, met behulp van het Irregularity Management System dat door de Commissie is ingesteld.

(31 bis)

Alle financieringstoewijzingen uit hoofde van deze verordening moeten op transparante, doeltreffende, verantwoordelijke, gedepolitiseerde en niet-discriminerende wijze worden uitgevoerd, onder andere door middel van een billijke verdeling die de behoeften van de regio's en lokale gemeenschappen weerspiegelt. De Commissie, de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (“VV/HV”), en in het bijzonder de delegaties van de Unie moeten nauwlettend in de gaten houden dat aan deze criteria wordt voldaan en dat de beginselen van transparantie, verantwoordingsplicht en non-discriminatie in acht worden genomen bij de toewijzing van de middelen. [Am. 27]

(31 ter)

De Commissie, de VV/HV en in het bijzonder de delegaties van de Unie en de begunstigden moeten de zichtbaarheid van de pretoetredingssteun van de Unie vergroten om de toegevoegde waarde van de steun van de Unie kenbaar te maken. De ontvangers van EU-financiering moeten de oorsprong van de financiering van de Unie erkennen en ervoor zorgen dat deze goed zichtbaar is. IPA moet bijdragen aan de financiering van communicatieacties voor de promotie van de resultaten van de steun van de Unie bij meerdere doelgroepen onder de begunstigden. [Am. 28]

(32)

Teneinde rekening te houden met wijzigingen in het beleidskader van de toetredingen of met significante ontwikkelingen in de in bijlage I vermelde begunstigden, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot aanpassing en actualisering van de in de bijlagen II en III vermelde thematische steunprioriteiten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 (16). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

(33)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, in het bijzonder wat betreft de specifieke voorwaarden en structuren voor indirect beheer met de in bijlage I vermelde begunstigden en de uitvoering van de steun voor plattelandsontwikkeling, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig [Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (17) ]. Bij het vaststellen van de eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening moet rekening worden gehouden met de lessen die zijn getrokken uit het beheer en de uitvoering van in het verleden verleende pretoetredingssteun. Die eenvormige voorwaarden moeten worden gewijzigd indien ontwikkelingen dat vergen. [Am. 29]

(34)

Het bij die verordening ingestelde comité moet bevoegd zijn voor rechtshandelingen en vastleggingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1085/2006 (18) en Verordening (EU) nr. 231/2014 en voor de uitvoering van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 389/2006 van de Raad (19). [Am. 30]

(34 bis)

Het Europees Parlement moet ten volle worden betrokken bij de opzet, programmering, monitoring en evaluatie van de instrumenten om politieke en democratische controle en verantwoording van de Unie-financiering op het gebied van het externe optreden te waarborgen. Er dient een betere dialoog tussen de instellingen tot stand te worden gebracht teneinde te waarborgen dat het Europees Parlement op structurele en soepele wijze politieke controle kan uitoefenen gedurende de toepassing van deze verordening, als gevolg waarvan zowel de efficiëntie als de legitimiteit wordt versterkt. [Am. 31]

(35)

Om ervoor te zorgen dat de in deze verordening opgenomen maatregelen onmiddellijk kunnen worden toegepast, dient deze verordening in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt het programma “Instrument voor pretoetredingssteun (IPA III)” vastgesteld.

Deze verordening bepaalt de doelstellingen ervan, de begroting voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie en de regels voor de verstrekking van die financiering.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

“grensoverschrijdende samenwerking”: samenwerking tussen lidstaten van de EU en in bijlage I vermelde begunstigden, tussen twee of meer van de in bijlage I  bij deze verordening vermelde begunstigden of tussen de in die bijlage I vermelde begunstigde landen en landen en gebieden die zijn vermeld in bijlage I bij de NDICI-verordening als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt b), van Verordening (EU) …/… (“de ETS-verordening”) (20).

b)

“Het beginsel van de eerlijke verdeling van steun”: aanvulling van de op prestaties gebaseerde benadering met een corrigerend toewijzingsmechanisme in gevallen waarin de aan de begunstigde verstrekte steun in vergelijking met andere begunstigden anders onevenredig laag of hoog zou zijn, rekening houdend met de behoeften van de betrokken bevolking en de relatieve vooruitgang bij hervormingen die verband houden met de opening van toetredingsonderhandelingen of de vooruitgang bij deze onderhandelingen. [Am. 32]

Artikel 3

Doelstellingen van IPA III

1.   De algemene doelstelling van IPA III is het verlenen van steun aan de in bijlage I vermelde begunstigden ten behoeve van de vaststelling en tenuitvoerlegging van de politieke, institutionele, juridische, administratieve, sociale en economische hervormingen die voor die begunstigden noodzakelijk zijn om te voldoen aan de waarden en het acquis van de Unie en zich, met het oog op het lidmaatschap van de Unie, geleidelijk aan te passen aan de regels, de normen, het beleid en de praktijken van de Unie en aldus bij te dragen tot hun vrede, stabiliteit, veiligheid en welvaart , evenals tot de strategische belangen van de Unie . [Am. 33]

2.   IPA III heeft de volgende specifieke doelstellingen:

a)

versterking van de rechtsstaat, de democratie, de eerbiediging van de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van minderheden en kinderen, gendergelijkheid, de grondrechten en het internationaal recht, het maatschappelijk middenveld, en de academische vrijheid, vrede en veiligheid, alsmede verbetering van het migratiebeheer, met inbegrip van grensbeheer de eerbiediging van culturele diversiteit , non-discriminatie en tolerantie ; [Am. 34]

a bis)

bestrijding van gedwongen ontheemding en irreguliere migratie, waarbij ervoor wordt gezorgd dat migratie op veilige, ordelijke en reguliere manier plaatsvindt en toegang tot internationale bescherming wordt gewaarborgd; [Am. 35]

b)

versterking van de effectiviteit van het openbaar bestuur en ondersteuning van transparantie, structurele hervormingen , rechterlijke onafhankelijkheid, corruptiebestrijding en goed bestuur op alle niveaus , onder andere op het gebied van openbare aanbestedingen, staatssteun, mededinging, buitenlandse investeringen en intellectuele eigendom ; [Am. 36]

c)

aanpassing van de regels, de normen, het beleid en de praktijken van de in bijlage I vermelde begunstigden aan die van de Unie en , onder andere op het gebied van het GBVB, versterking van de op regels gebaseerde multilaterale internationale orde, evenals van interne en externe verzoeningsprocessen en goede nabuurschapsbetrekkingen, alsook vredesopbouw en conflictpreventie, onder andere door vertrouwensopbouw en bemiddeling, inclusief en geïntegreerd onderwijs, persoonlijke contacten , mediavrijheid en communicatie; [Am. 37]

d)

versterking van de economische , sociale en sociale territoriale ontwikkeling en cohesie , onder meer door verbetering van de connectiviteit en stimulering van regionale ontwikkeling, landbouw en plattelandsontwikkeling, sociaal beleid en werkgelegenheidsbeleid, versterking van de milieubescherming, verbetering van de bestendigheid tegen klimaatverandering, versnelling van de overgang naar een koolstofarme economie en ontwikkeling van de digitale economie en samenleving vermindering van armoede en regionale onevenwichtigheden, bevordering van sociale bescherming en inclusie door versterking van de regionale samenwerkingsstructuren op staatsniveau, van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en van het vermogen van gemeenschapsgebaseerde initiatieven, ondersteuning van investeringen in plattelandsgebieden en verbetering van het ondernemings- en investeringsklimaat ; [Am. 38]

d bis)

versterking van de milieubescherming, verbetering van de bestendigheid tegen klimaatverandering, versnelling van de overgang naar een koolstofarme economie en ontwikkeling van de digitale economie en samenleving, waardoor er nieuwe banen worden geschapen, in het bijzonder voor jongeren; [Am. 39]

e)

ondersteuning van territoriale en grensoverschrijdende samenwerking , mede over de zeegrenzen heen, en versterking van handels- en economische betrekkingen door de volledige tenuitvoerlegging van bestaande overeenkomsten met de Unie, waarbij regionale ongelijkheden worden verminderd . [Am. 40]

3.   In overeenstemming met de specifieke doelstellingen zijn in bijlage II thematische prioriteiten opgenomen voor de steunverlening, afgestemd op de behoeften en capaciteiten van de in bijlage I vermelde begunstigden. Thematische prioriteiten voor grensoverschrijdende samenwerking tussen de in bijlage I vermelde begunstigden zijn opgenomen in bijlage III. Elk van deze thematische prioriteiten kan bijdragen tot de verwezenlijking van meer dan één specifieke doelstelling.

Artikel 4

Begroting

1.   De beschikbare financiële middelen voor de uitvoering van IPA III in de periode 2021–2027 bedragen 14 500 000 000 13 009 976 000 EUR, uitgedrukt in prijzen van 2018 (14 663 401 000 EUR in lopende prijzen). [Am. 41]

2.   Het Een vastgesteld percentage van het in lid 1 genoemde bedrag kan worden wordt gebruikt voor technische en administratieve bijstand ten behoeve van de uitvoering van het programma, zoals dat voorbereidende activiteiten en activiteiten op het gebied van monitoring, controle, audit en evaluatie omvat, evenals steun voor institutionele versterking en vergroting van de bestuurlijke capaciteit , ook met betrekking tot informatietechnologiesystemen, en alle activiteiten die verband houden met de voorbereiding van het vervolgprogramma voor pretoetredingssteun in overeenstemming met artikel 20 van [de NDICI-verordening]. [Am. 42]

Artikel 5

Programmaoverschrijdende bepalingen

1.   Bij de uitvoering toepassing van deze verordening wordt gezorgd voor samenhang, synergieën en complementariteit met andere gebieden van het externe optreden van de Unie en met andere relevante beleidslijnen en programma’s van de Unie, evenals voor beleidscoherentie op het gebied van ontwikkeling. [Am. 43]

2.   De NDICI-verordening is van toepassing op in het kader van deze verordening uitgevoerde activiteiten wanneer daarnaar in deze verordening wordt verwezen. [Am. 44]

3.   Deze verordening draagt bij aan acties uit hoofde van de Erasmusverordening (21). De Erasmusverordening is van toepassing op het gebruik van de desbetreffende middelen. Daartoe wordt de bijdrage van IPA III opgenomen in het indicatieve programmeringsdocument zoals bedoeld in artikel 11, lid 7, van de NDICI-verordening en vastgesteld overeenkomstig de in die verordening omschreven procedures.

4.   De bijstand in het kader van IPA III kan worden verstrekt voor acties van het type waarin is voorzien in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (22), het Europees Sociaal Fonds Plus (23), en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (24) en het Fonds voor justitie, rechten en waarden, op nationaal niveau, alsmede in grensoverschrijdende, transnationale, interregionale of macroregionale context . [Am. 45]

4 bis.     De Commissie kent een percentage IPA III-middelen toe om de in bijlage I vermelde begunstigden voor te bereiden op de deelname aan de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), met name aan het Europees Sociaal Fonds (ESF). [Am. 46]

5.   Het EFRO (25) draagt bij aan programma’s en maatregelen die voor grensoverschrijdende samenwerking (“CBC”) tussen de in bijlage I vermelde begunstigden en begunstigden en een of meerdere lidstaten zijn vastgesteld. Die programma’s en maatregelen worden door de Commissie vastgesteld volgens artikel 16. Het bedrag van de bijdrage uit hoofde van IPA-CBC wordt bepaald overeenkomstig artikel 10, lid 3, van de ETS-verordening , met een maximumdrempel voor een IPA III-bijdrage die op 85 % is vastgesteld . IPA-programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking worden beheerd overeenkomstig de ETS-verordening. [Am. 47]

6.   IPA III kan bijdragen aan programma’s of maatregelen voor transnationale en interregionale samenwerking die zijn vastgesteld en ten uitvoer worden gelegd uit hoofde van de ETS-verordening en waaraan wordt deelgenomen door de in bijlage I bij deze verordening vermelde begunstigden.

7.   Waar passend kunnen andere programma’s van de Unie overeenkomstig artikel 8 bijdragen aan acties die in het kader van deze verordening zijn vastgesteld, mits de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. Deze verordening kan ook bijdragen aan maatregelen die in het kader van andere programma’s van de Unie zijn vastgesteld, mits de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. In dergelijke gevallen wordt in het desbetreffende werkprogramma bepaald welk pakket regels van toepassing is.

8.   Om de coherentie en de effectiviteit van de financiering van de Unie te waarborgen en regionale samenwerking te bevorderen, kan de Commissie in naar behoren gemotiveerde gevallen besluiten dat niet in bijlage I vermelde landen, gebieden en regio’s toch in aanmerking komen voor actieprogramma’s en maatregelen als bedoeld in artikel 8, lid 1, wanneer het uit te voeren toe te passen programma of de uit te voeren toe te passen maatregel een mondiaal, regionaal of grensoverschrijdend karakter heeft. [Am. 48]

HOOFDSTUK II

STRATEGISCHE PLANNING

Artikel 6

Beleidskader en algemene beginselen

1.   Het beleidskader voor de uitbreiding dat de Europese Raad en de Raad hebben vastgesteld, de overeenkomsten die juridisch bindende betrekkingen met de in bijlage I vermelde begunstigden tot stand brengen, alsmede de desbetreffende resoluties van het Europees Parlement en mededelingen van de Commissie dan wel gezamenlijke mededelingen van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, vormen het algemene alomvattende beleidskader voor de tenuitvoerlegging van deze verordening. De Commissie zorgt voor samenhang tussen de steun en het algemene uitbreidingsbeleidskader.

De VV/HV en de Commissie zorgen voor de coördinatie tussen het externe optreden van de Unie en het uitbreidingsbeleid in het kader van de beleidsdoelstellingen van artikel 3.

De Commissie coördineert de programmering in het kader van deze verordening met passende betrokkenheid van de EDEO.

Het uitbreidingsbeleidskader vormt de basis op grond waarvan de steun wordt verleend. [Am. 49]

2.   Klimaatverandering, milieubescherming , mensenrechten, het voorkomen en oplossen van conflicten, migratie en gedwongen ontheemding, veiligheid, sociale en regionale cohesie, armoedebestrijding en gendergelijkheid worden geïntegreerd in de programma’s en acties uit hoofde van deze verordening, waarbij in voorkomend geval tevens de onderlinge verbanden tussen de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (26) aan de orde komen, zulks ter bevordering van geïntegreerde maatregelen die wederzijdse voordelen kunnen opleveren en waarmee meerdere doelstellingen op coherente wijze kunnen worden verwezenlijkt. Hierbij zal gestreefd worden naar een bijdrage aan de klimaatdoelstellingen van ten minste 16 % van het totale budget. [Am. 50]

3.   De Commissie en de lidstaten werken samen om coherentie te waarborgen en streven ernaar overlapping te vermijden tussen de steun uit hoofde van IPA III en andere steun van de Unie, de lidstaten en de Europese Investeringsbank, overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd voor de versterking van de operationele coördinatie op het gebied van externe bijstand, en met het oog op harmonisering van beleid en procedures, in het bijzonder de internationale beginselen inzake de effectiviteit van ontwikkeling (27). De coördinatie omvat regelmatig overleg, frequente uitwisseling van informatie in de diverse fasen van de steuncyclus, en bijeenkomsten met alle betrokkenen ter bespreking van de coördinatie van de bijstand, en vormt een belangrijk onderdeel van de programmeringsprocedures van de Unie en de lidstaten. De steun heeft als doel om aansluiting op de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei te waarborgen, evenals doeltreffende en doelmatige besteding van de middelen, regelingen met het oog op het partnerschapsbeginsel en een geïntegreerde aanpak van territoriale ontwikkeling. [Am. 51]

3 bis.     De Commissie handelt in partnerschap met de begunstigden. Bij het partnerschap worden, in voorkomend geval, de bevoegde nationale en lokale overheden, evenals maatschappelijke organisaties betrokken, zodat deze een betekenisvolle rol kunnen spelen bij de opzet, uitvoering en monitoring.

De Commissie moedigt samenwerking tussen de relevante belanghebbenden aan. IPA III-steun versterkt de capaciteit van maatschappelijke organisaties, onder meer waar passend in de rol van directe begunstigden van steun. [Am. 52]

4.   De Commissie neemt ook in overleg met de lidstaten de nodige maatregelen om te zorgen voor coördinatie en complementariteit met multilaterale en regionale organisaties en entiteiten, zoals internationale organisaties en financiële instellingen, agentschappen en donoren buiten de Unie.

HOOFDSTUK III

UITVOERING PROGRAMMERINGSKADER EN UITVOERING [Am. 53]

Artikel 7

IPA-programmeringskader

1.   De bijstand in het kader van IPA III is gebaseerd op Deze verordening wordt aangevuld door een IPA-programmeringskader voor de verwezenlijking van waarin verdere bepalingen worden vastgesteld over hoe de in artikel 3 bedoelde specifieke doelstellingen worden nagestreefd . Het IPA-programmeringskader wordt door de Commissie vastgesteld voor de duur van het meerjarig financieel kader van de Unie door middel van gedelegeerde handelingen, in overeenstemming met lid 3 van dit artikel .

De Commissie dient de relevante programmeringsdocumenten tijdig vóór het begin van de programmeringsperiode bij het Europees Parlement in. In deze documenten zijn de indicatieve toewijzingen per thematisch kader vermeld en, indien beschikbaar, per land/regio, met de verwachte resultaten en de keuze van de steunregelingen. [Am. 54]

1 bis.     De jaarlijkse toewijzingen worden door het Europees Parlement en de Raad goedgekeurd binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader voor de periode van 2021 tot en met 2027. [Am. 55]

2.   Het IPA-programmeringskader houdt de nodige rekening met de desbetreffende resoluties en standpunten van het Europees Parlement, met nationale strategieën en het desbetreffende sectorale beleid. [Am. 56]

De steun wordt gericht op en aangepast aan de specifieke situatie van de in bijlage I vermelde begunstigden, rekening houdend met de verdere inspanningen die nodig zijn om aan de lidmaatschapscriteria te voldoen en met de capaciteit van de begunstigden. De steun wordt naar reikwijdte en intensiteit gedifferentieerd naargelang de behoeften, het hervormingsengagement en de vorderingen bij het uitvoeren van die hervormingen.

3.   Het werkprogramma wordt door de Commissie vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling De Commissie stelt het IPA-programmeringskader vast, inclusief de regelingen om het principe van eerlijke verdeling toe te passen , onverminderd het bepaalde in lid 4 . Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 16 bedoelde onderzoeksprocedure van dit artikel . Het IPA-programmeringskader loopt uiterlijk op 30 juni 2025 af. De Commissie stelt uiterlijk op 30 juni 2025 een nieuw IPA-programmeringskader vast, op basis van de tussentijdse evaluatie in samenhang met de andere externe financieringsinstrumenten en rekening houdend met relevante resoluties van het Europees Parlement. De Commissie kan, indien nodig, de effectieve uitvoering van het IPA-programmeringskader herzien, met name wanneer het beleidskader, als bedoeld in artikel 6, substantieel wordt gewijzigd, waarbij tevens rekening wordt gehouden met relevante resoluties van het Europees Parlement . [Am. 57]

4.   Het programmeringskader voor grensoverschrijdende samenwerking met lidstaten wordt door de Commissie vastgesteld overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de ETS-verordening.

5.   Het IPA-programmeringskader omvat indicatoren is gebaseerd op duidelijke en verifieerbare prestatie-indicatoren, die in bijlage IV zijn opgenomen, voor het beoordelen van de vorderingen met betrekking tot de verwezenlijking van de daarin opgenomen doelstellingen , onder meer vorderingen en resultaten op het gebied van:

a)

democratie, de rechtsstaat en een onafhankelijk en efficiënt rechtsstelsel;

b)

mensenrechten en fundamentele vrijheden, waaronder de rechten van personen die tot minderheden en kwetsbare groepen behoren;

c)

gendergelijkheid en vrouwenrechten;

d)

de bestrijding van corruptie en georganiseerde criminaliteit;

e)

verzoening, vredesopbouw en goede nabuurschapsbetrekkingen;

f)

mediavrijheid;

g)

het aanpakken van de klimaatverandering in overeenstemming met de verplichtingen van de Overeenkomst van Parijs.

De Commissie vermeldt de voortgang ten aanzien van deze indicatoren in haar jaarverslagen.

Over de op prestaties gebaseerde benadering uit hoofde van deze verordening wordt in het Europees Parlement en in de Raad regelmatig van gedachten gewisseld. [Am. 123]

Artikel 7 bis

Tussentijdse herziening en evaluatie

1.     De Commissie stelt een nieuw IPA-programmeringskader vast op basis van de tussentijdse evaluatie. Uiterlijk op 30 juni 2024 dient de Commissie een tussentijds evaluatieverslag in over de toepassing van deze verordening. Dit tussentijdse evaluatieverslag bestrijkt de periode vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2023 en bevat een beoordeling van de bijdrage van de Unie tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening, aan de hand van indicatoren voor het meten van de behaalde resultaten en eventuele bevindingen en conclusies inzake het effect van deze verordening.

Het Europees Parlement kan een bijdrage leveren aan deze evaluatie. De Commissie en de EDEO organiseren een raadpleging van de belangrijkste belanghebbenden en begunstigden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties. In het bijzonder zorgen de Commissie en de EDEO ervoor dat de meest gemarginaliseerde personen en groepen worden vertegenwoordigd.

Door middel van externe evaluaties beoordeelt de Commissie tevens de effecten en de doeltreffendheid van haar acties per actiegebied, alsook de doeltreffendheid van de programmering. De Commissie en de EDEO houden rekening met voorstellen en standpunten van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot onafhankelijke externe evaluaties. In de tussentijdse evaluatie wordt beoordeeld hoe de Unie heeft gepresteerd met betrekking tot de streefdoelen van deze verordening.

2.     In het tussentijds evaluatieverslag wordt tevens aandacht besteed aan efficiëntie, de toegevoegde waarde, de werking van de vereenvoudigde en gestroomlijnde financieringsstructuur, interne en externe samenhang, de blijvende relevantie van de doelstellingen van deze verordening, de complementariteit en synergieën tussen de gefinancierde acties, de bijdrage van de maatregelen aan een samenhangend extern optreden van de Unie, en in voorkomend geval de mate waarin de bevolking van de ontvangende landen zich bewust is van de financiële steun van de Unie.

3.     Het specifieke doel van het tussentijdse evaluatieverslag is het verbeteren van de toepassing van de financiering van de Unie. Het bevat informatie betreffende besluiten voor het verlengen, wijzigen of opschorten van de soorten acties die in het kader van deze verordening worden uitgevoerd.

4.     Het tussentijds evaluatieverslag brengt ook informatie samen uit de relevante jaarverslagen over alle middelen die onder deze verordening vallen, waaronder externe bestemmingsontvangsten en bijdragen aan trustfondsen, uitgesplitst in uitgaven per begunstigd land, gebruik van financieringsinstrumenten, vastleggingen en betalingen.

5.     De Commissie zendt de conclusies van de evaluaties, vergezeld van haar opmerkingen, toe aan het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten. De resultaten daarvan worden gebruikt bij de opzet van programma's en de toewijzing van middelen.

6.     De Commissie betrekt alle relevante belanghebbenden en begunstigden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties, bij de evaluatie van de financiering van de Unie waarin deze verordening voorziet en kan, in voorkomend geval, ernaar streven om gezamenlijke evaluaties met de lidstaten te verrichten, met nauwe betrokkenheid van de begunstigden.

7.     De Commissie dient het in dit artikel bedoelde tussentijdse evaluatieverslag in bij het Europees Parlement en de Raad, in voorkomend geval vergezeld van wetgevingsvoorstellen waarin noodzakelijke wijzigingen van deze verordening zijn opgenomen.

8.     Aan het einde van de toepassingsperiode van deze verordening, en uiterlijk drie jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van de verordening uit onder dezelfde voorwaarden als die van toepassing zijn op de in dit artikel bedoelde tussentijdse evaluatie. [Am. 124]

Artikel 7 ter

Opschorting van steun

1.     Wanneer een begunstigde het beginsel van democratie, de rechtsstaat, behoorlijk bestuur, mensenrechten en fundamentele vrijheden of nucleaire veiligheidsnormen niet eerbiedigt of de verbintenissen in de desbetreffende met de Unie gesloten overeenkomsten niet nakomt of consequent tornt aan een of meerdere criteria van Kopenhagen, is de Commissie overeenkomstig artikel 14 bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage I bij deze verordening te wijzigen om de steun van de Unie op te schorten of gedeeltelijk op te schorten. In geval van een gedeeltelijke opschorting wordt aangegeven voor welke programma's de opschorting geldt.

2.     Wanneer de Commissie tot de bevinding komt dat de redenen voor opschorting van de steun niet langer van toepassing zijn, is zij bevoegd om overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage I te wijzigen om de steun van de Unie opnieuw in te stellen.

3.     In geval van gedeeltelijke opschorting wordt de steun van de Unie in de eerste plaats gebruikt om maatschappelijke organisaties en niet-overheidsactoren te steunen voor maatregelen die zijn gericht op de bevordering van mensenrechten en fundamentele vrijheden, en op de ondersteuning van democratiserings- en dialoogprocessen in partnerlanden.

4.     De Commissie houdt bij haar besluitvorming naar behoren rekening met de relevante resoluties van het Europees Parlement. [Am. 125]

Artikel 7 quater

Bestuur

Een horizontale stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de betrokken diensten van de Commissie en de EDEO en onder voorzitterschap van de VV/HV of een vertegenwoordiger van die dienst, is verantwoordelijk voor het aansturen, coördineren en beheren van dit instrument gedurende de gehele beheercyclus, met het oog op het waarborgen van samenhang, efficiëntie, transparantie en verantwoordingsplicht in verband met alle externe financiering van de Unie. De VV/HV zorgt voor de algemene politieke coördinatie van het externe optreden van de Unie. Gedurende de volledige cyclus van programmering, planning en toepassing van het instrument werken de VV/HV en de EDEO samen met alle relevante leden en diensten van de Commissie, vastgesteld op basis van de aard en doelstellingen van de geplande actie, waarbij wordt voortgebouwd op hun deskundigheid. De VV/HV, de EDEO en de Commissie bereiden alle voorstellen voor besluiten voor volgens de Commissieprocedures en leggen deze ter aanneming voor.

Het Europees Parlement wordt ten volle betrokken bij de opzet, programmering, monitoring en evaluatie van de externe financieringsinstrumenten om politieke en democratische controle en verantwoordingsplicht in verband met Uniefinanciering op het gebied van het externe optreden te waarborgen. [Am. 126]

Artikel 8

Uitvoeringsmaatregelen en -methoden [Am. 62. Niet van toepassing op de Nederlandse versie]

1.   De bijstand in het kader van IPA III wordt uitgevoerd in direct beheer of in indirect beheer, overeenkomstig het Financieel Reglement, door middel van jaarlijkse of meerjarige actieprogramma’s en maatregelen als bedoeld in titel II, hoofdstuk III van [de NDICI verordening]. Titel II, hoofdstuk III, van [de NDICI-verordening] is van toepassing op deze verordening, met uitzondering van artikel 24, lid 1 [in aanmerking komende personen en entiteiten] hoofdstuk III bis . [Am. 63]

1 bis.     Indirect beheer kan worden teruggedraaid als de begunstigde de toegekende middelen niet kan of wil beheren overeenkomstig de uit hoofde van deze verordening vastgestelde regels, beginselen en doelstellingen. Wanneer een begunstigde de beginselen van de democratie en de rechtsstaat niet naleeft, de mensenrechten en fundamentele vrijheden niet eerbiedigt of zich niet houdt aan de in de relevante overeenkomsten met de Unie aangegane verbintenissen, kan de Commissie op specifieke beleidsterreinen of -programma's omschakelen van indirect beheer met die begunstigde naar indirect beheer door een of meer toevertrouwde entiteiten die geen begunstigde zijn, of naar direct beheer. [Am. 64]

1 ter.     De Commissie voert een dialoog met het Europees Parlement en houdt rekening met de opvattingen van het Europees Parlement over de gebieden waarop laatstgenoemde over eigen steunprogramma's beschikt, zoals capaciteitsopbouw en verkiezingswaarneming. [Am. 65]

2.   In het kader van deze verordening kunnen actieplannen worden vastgesteld voor een periode van ten hoogste zeven jaar.

2 bis.     De Commissie betrekt het Europees Parlement volledig bij kwesties die verband houden met de planning en uitvoering van maatregelen uit hoofde van dit artikel, met inbegrip van alle beoogde substantiële wijzigingen of toewijzingen. [Am. 66]

2 ter.     De algemene of sectorale begrotingssteun wordt alleen uitbetaald indien er een bevredigende vooruitgang is geboekt bij het nastreven van de doelstellingen die met een begunstigde zijn overeengekomen.

De Commissie past de voorwaarden en criteria voor begrotingssteun toe, zoals die zijn uiteengezet in artikel 23, lid 4, van de NDICI-verordening. Zij neemt maatregelen om Uniefinanciering middels begrotingssteun te verminderen of op te schorten in gevallen van systemische onregelmatigheden in de beheer- en controlesystemen of als er onvoldoende vooruitgang wordt geboekt bij het bereiken van de met de begunstigde overeengekomen doelstellingen.

Het opnieuw instellen van steun door de Commissie na de in dit artikel bedoelde opschorting gaat gepaard met gerichte steun aan nationale controle-instanties. [Am. 67]

Hoofdstuk III bis

Uitvoering [Am. 68]

Artikel 8 bis

Actieplannen en -maatregelen

1.     De Commissie keurt jaarlijkse of meerjarige actieplannen of -maatregelen goed. Deze maatregelen kunnen de vorm aannemen van afzonderlijke maatregelen, bijzondere maatregelen, ondersteunende maatregelen of buitengewone steunmaatregelen. In de actieplannen en -maatregelen worden voor elke actie de nagestreefde doelstellingen, de verwachte resultaten en hoofdactiviteiten, de toepassingsmethoden, de begroting en eventuele bijbehorende ondersteunende uitgaven vermeld.

2.     De actieplannen zijn gebaseerd op programmeringsdocumenten, met uitzondering van de gevallen bedoeld in de leden 3 en 4.

Indien nodig kan een actie, vóór of na de vaststelling van actieplannen, als afzonderlijke maatregel worden vastgesteld. Afzonderlijke maatregelen zijn gebaseerd op programmeringsdocumenten, met uitzondering van de in lid 3 bedoelde gevallen en in andere naar behoren gemotiveerde gevallen.

In geval van onvoorziene behoeften of omstandigheden, en wanneer financiering uit passender bronnen niet mogelijk is, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 34 van de NDICI-verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen met bijzondere maatregelen die niet zijn gebaseerd op de programmeringsdocumenten.

3.     De jaarlijkse of meerjarige actieplannen en -maatregelen kunnen worden gebruikt voor de uitvoering van snelleresponsacties, conform artikel 4, lid 4, onder b), van de NDICI-verordening.

4.     De Commissie kan buitengewone steunmaatregelen nemen voor snelleresponsacties, conform artikel 4, lid 4, onder a), van de NDICI-verordening.

5.     Uit hoofde van artikel 19, leden 3 en 4, genomen maatregelen kunnen een duur van maximaal 18 maanden hebben, die twee keer met een periode van maximaal zes maanden kan worden verlengd tot een maximale duur van 30 maanden, wanneer de tenuitvoerlegging ervan stuit op objectieve, onvoorziene hindernissen en mits het aan de maatregel verbonden financiële bedrag niet hoger wordt.

In geval van langdurige crises of conflicten kan de Commissie een tweede buitengewone steunmaatregel vaststellen voor een duur van maximaal 18 maanden. In naar behoren gemotiveerde gevallen, wanneer de continuïteit van het in dit lid bedoelde optreden van de Unie van essentieel belang is en niet door andere middelen kan worden verzekerd, kunnen er verdere maatregelen worden genomen. [Am. 69]

Artikel 8 ter

Steunmaatregelen

1.     De Uniefinanciering kan dienen ter dekking van uitgaven voor de tenuitvoerlegging van het instrument en voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, waaronder administratieve ondersteuning in verband met activiteiten op het gebied van voorbereiding, follow-up, toezicht, controle, audit en evaluatie die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging, alsmede van uitgaven bij de centrale diensten en bij de delegaties van de Unie voor de administratieve ondersteuning die nodig is voor het programma en voor het beheer van in het kader van deze verordening gefinancierde verrichtingen, onder meer met betrekking tot IT en bedrijfsinformatietechnologiesystemen.

2.     Wanneer ondersteunende uitgaven niet zijn opgenomen in de actieplannen of -maatregelen als bedoeld in artikel 8 quater, stelt de Commissie waar toepasselijk ondersteunende maatregelen vast. De financiering door de Unie in het kader van ondersteunende maatregelen kan betrekking hebben op:

a)

studies, bijeenkomsten, activiteiten op het gebied van informatie, voorlichting, opleiding, voorbereiding en uitwisseling van geleerde lessen en beste praktijken, publicatie en andere uitgaven voor administratieve of technische bijstand die voor de programmering en het beheer van de acties vereist zijn, met inbegrip van bezoldigde externe deskundigen;

b)

activiteiten inzake onderzoek en innovatie en studies over relevante vraagstukken alsook verspreiding van de resultaten daarvan;

c)

uitgaven voor informatie- en communicatieactiviteiten, onder meer de ontwikkeling van communicatiestrategieën en pr-activiteiten, en het zichtbaar maken van de politieke prioriteiten van de Unie. [Am. 70]

Artikel 8 quater

Vaststelling van actieplannen en maatregelen

1.     De Commissie stelt actieplannen en maatregelen vast door middel van een besluit van de Commissie in overeenstemming met het Financieel Reglement.

2.     Met het oog op de samenhang van het externe optreden van de Unie houdt de Commissie bij de planning en de toepassing van deze actieplannen en maatregelen rekening met de relevante beleidsbenadering van de Raad en het Europees Parlement.

De Commissie brengt het Europees Parlement onmiddellijk op de hoogte van de planning van actieplannen en maatregelen in het kader van dit artikel, met inbegrip van de beoogde financiële bedragen, en informeert het Europees Parlement eveneens indien zij overgaat tot substantiële wijzigingen of verlengingen van die bijstand. Zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen een maand na de goedkeuring of substantiële wijziging van een maatregel, brengt de Commissie verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, waarbij zij een overzicht verschaft van de aard en de beweegredenen voor de getroffen maatregel, alsmede de duur, de begroting en de context ervan, met inbegrip van het aanvullende karakter ervan ten opzichte van andere, lopende en geplande steun van de Unie. Voor buitengewone steunmaatregelen geeft de Commissie bovendien aan of, in welke mate en hoe zij de continuïteit van het via de buitengewone steun uitgevoerde beleid zal garanderen aan de hand van instrumenten op de middellange en lange termijn in het kader van deze verordening.

3.     Alvorens actieplannen en maatregelen vast te stellen die niet gebaseerd zijn op programmeringsdocumenten overeenkomstig artikel 8 bis, lid 2, behalve in de gevallen vermeld in artikel 8 bis, leden 3 en 4, stelt de Commissie een gedelegeerde handeling vast overeenkomstig artikel 14 om deze verordening aan te vullen door de specifieke te verwezenlijken doelstellingen te bepalen, de verwachte resultaten, de te gebruiken instrumenten, de belangrijkste activiteiten en de indicatieve financiële toewijzing voor deze actieplannen en maatregelen.

4.     Op actieniveau vindt een passend onderzoek inzake mensenrechten, sociale aspecten en milieu plaats, waaronder onderzoek naar het effect op klimaatverandering en biodiversiteit, overeenkomstig de toepasselijke wetgevingshandelingen van de Unie, met inbegrip van Richtlijn 2011/92/EU  (28) van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 85/337/EEG  (29) r van de Raad, en waar toepasselijk ook een milieueffectbeoordeling voor milieugevoelige acties, in het bijzonder voor belangrijke nieuwe infrastructuur.

Daarnaast worden ex-antebeoordelingen uitgevoerd van het effect op de mensenrechten, gender, de maatschappij en de arbeidsmarkt, alsmede een conflictanalyse en een risicobeoordeling.

Waar dit relevant is, wordt bij de uitvoering van sectorale programma's gebruik gemaakt van beoordelingen inzake mensenrechten en sociale aspecten en van strategische milieubeoordelingen. De Commissie ziet erop toe dat de belanghebbenden bij deze beoordelingen worden betrokken en dat het publiek toegang krijgt tot de resultaten van die beoordelingen. [Am. 127]

Artikel 8 quinquies

Methoden van samenwerking

1.     Financiering in het kader van dit instrument wordt uitgevoerd door de Commissie, zoals bepaald in het Financieel Reglement, hetzij rechtstreeks door de Commissie zelf, de delegaties van de Unie en door uitvoerende agentschappen, of onrechtstreeks door een van de entiteiten die worden genoemd in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.

2.     Financiering in het kader van dit instrument mag ook worden verstrekt in de vorm van bijdragen aan internationale, regionale of nationale fondsen, zoals die welke zijn ingesteld of worden beheerd door de EIB, de lidstaten, partnerlanden en -regio's of door internationale organisaties of andere donoren.

3.     De entiteiten die worden genoemd in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement en in artikel 29, lid 1, van de NDICI-verordening vervullen jaarlijks hun verslagleggingsverplichtingen in het kader van artikel 155 van het Financieel Reglement. De verslagleggingsvereisten voor elk van die entiteiten worden vastgesteld in de partnerschapskaderovereenkomst, de bijdrage-overeenkomst, de overeenkomst inzake begrotingsgaranties of de financieringsovereenkomst.

4.     In het kader van dit instrument gefinancierde acties kunnen worden uitgevoerd door middel van parallelle of gemeenschappelijke medefinanciering.

5.     Bij parallelle medefinanciering wordt een actie in meerdere, duidelijk te onderscheiden componenten opgedeeld, die elk worden gefinancierd door de verschillende partners die de medefinanciering verstrekken, en wel zo dat de eindbestemming van de financiering altijd traceerbaar is.

6.     Bij gemeenschappelijke medefinanciering worden de totale kosten van het project of programma verdeeld tussen de partners die de medefinanciering verstrekken en worden de geldmiddelen gemeenschappelijk ingebracht, en wel zo dat het niet mogelijk is de financieringsbron van een specifieke activiteit in het kader van de actie na te gaan.

7.     De samenwerking tussen de Unie en haar partners kan onder andere de volgende vormen aannemen:

a)

driehoeksregelingen waarbij de Unie haar financiële bijstand aan een partnerland of -regio coördineert met derde landen;

b)

maatregelen voor administratieve samenwerking zoals twinning tussen overheidsinstellingen, lokale overheden, nationale overheidsorganen en privaatrechtelijke entiteiten met een openbaredienstverleningstaak van de lidstaten en van de partnerlanden en -regio's, alsmede samenwerkingsmaatregelen waarbij door de lidstaten en hun regionale en lokale autoriteiten uitgezonden deskundigen uit de overheidssector worden betrokken;

c)

bijdragen aan de kosten die noodzakelijk zijn voor het opzetten en beheren van een publiek-privaat partnerschap, waaronder steun voor de ruime deelname door een onafhankelijke derde maatschappelijke organisatie op te zetten die het opzetten van publiek-privaat partnerschappen beoordeelt en opvolgt;

d)

steunprogramma's voor het sectoraal beleid waarbij de Unie steun verleent aan het sectorale programma van een partnerland;

e)

bijdragen aan de kosten van deelname van de landen aan de programma's van de Unie en acties die worden uitgevoerd door agentschappen en organen van de Unie, alsook door organen of personen belast met de uitvoering van specifieke acties in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit hoofde van titel V VEU;

f)

rentesubsidies. [Am. 72]

Artikel 8 sexies

Vormen van Uniefinanciering en toepassingsmethoden

1.     De financiering van de Unie kan worden verstrekt door middel van de financieringsvormen waarin het Financieel Reglement voorziet, met name:

a)

subsidies;

b)

overheidsopdrachten voor diensten, leveringen of werkzaamheden;

c)

begrotingssteun;

d)

bijdragen aan door de Commissie opgezette trustfondsen, overeenkomstig artikel 234 van het Financieel Reglement;

e)

financiële instrumenten;

f)

begrotingsgaranties;

g)

blending;

h)

schuldverlichting in het kader van een internationaal overeengekomen programma voor schuldverlichting;

i)

financiële bijstand;

j)

bezoldigde externe deskundigen.

2.     Wanneer de Commissie met belanghebbenden van partnerlanden werkt, houdt zij bij het bepalen van nadere regelingen voor de financiering, het type bijdrage, de toekenningsmodaliteiten en de administratieve bepalingen voor het beheer van subsidies rekening met hun specifieke kenmerken zoals hun behoeften en de relevante context, met als doel een zo breed mogelijk spectrum van belanghebbenden te bereiken en hen zo goed mogelijk te helpen. Bij die beoordeling wordt rekening gehouden met de voorwaarden voor een zinvolle deelname en betrokkenheid van alle belanghebbenden, met name het lokale maatschappelijk middenveld. Overeenkomstig het Financieel Reglement worden specifieke oplossingen gestimuleerd, zoals partnerschapsovereenkomsten, toestemming voor financiële steun aan derden, rechtstreekse gunning of voor een beperkte doelgroep bestemde oproepen tot het indienen van voorstellen, of nog vaste bedragen, eenheidskosten, financiering op basis van een vast percentage en financiering die niet gekoppeld is aan kosten zoals bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement. Deze verschillende modaliteiten waarborgen transparantie, traceerbaarheid en innovatie. De samenwerking tussen lokale en internationale ngo's moet worden gestimuleerd opdat de capaciteiten van het plaatselijke maatschappelijk middenveld worden verbeterd met het oog op zijn volledige deelname aan ontwikkelingsprogramma's.

3.     Naast de gevallen als bedoeld in artikel 195 van het Financieel Reglement, mag onderhandse gunning worden gebruikt voor:

a)

kleine subsidiebedragen voor mensenrechtenactivisten en voor mechanismen ter bescherming van bedreigde mensenrechtenactivisten, voor de financiering van dringende beschermingsacties, in voorkomend geval zonder dat medefinanciering nodig is, alsook voor bemiddelaars en andere maatschappelijke spelers die betrokken zijn bij dialoog, verzoening en vredesopbouw in crisissen en gewapende conflicten;

b)

subsidies, in voorkomend geval zonder dat medefinanciering nodig is, ter financiering van acties in de moeilijkste omstandigheden waarin de publicatie van een oproep tot het indienen van voorstellen niet passend is, met inbegrip van situaties waarin de fundamentele vrijheden ernstig in het gedrang zijn, democratische instellingen worden bedreigd, crisissen en gewapende conflicten escaleren, de veiligheid van mensen gevaar loopt, of waarin mensenrechtenorganisaties, mensenrechtenactivisten, bemiddelaars en andere maatschappelijke spelers die betrokken zijn bij dialoog, verzoening en vredesopbouw in crisissen en gewapende conflicten in zeer moeilijke omstandigheden moeten werken. Dergelijke subsidies bedragen ten hoogste 1 000 000 EUR en hebben een looptijd van ten hoogste 18 maanden, die met 12 maanden kan worden verlengd wanneer het gebruik ervan op objectieve en onvoorziene hindernissen stuit;

c)

subsidies aan het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten, alsook aan de Global Campus, aan het Europees Interuniversitair Centrum voor mensenrechten en democratisering, dat een Europese masteropleiding in mensenrechten en democratisering aanbiedt, en het daaraan gerelateerde netwerk van universiteiten die postacademische diploma's op het gebied van mensenrechten uitreiken, met inbegrip van beurzen voor studenten, onderzoekers, docenten en mensenrechtenactivisten uit derde landen.

d)

Kleine projecten zoals beschreven in artikel 23 bis van de NDICI-verordening.

Begrotingssteun als bedoeld in punt c) van lid 1, onder meer door prestatiecontracten voor sectorale hervorming, wordt gebaseerd op de eigen verantwoordelijkheid van een land, op wederzijdse verantwoordingsplicht en gemeenschappelijke verbintenissen tot universele waarden, democratie, mensenrechten, gendergelijkheid, sociale inclusie, menselijke ontwikkeling en de rechtsstaat, en is gericht op versterking van de partnerschappen tussen de Unie en de partnerlanden. Deze steun wordt onder meer ingezet voor versterkte beleidsdialoog, capaciteitsontwikkeling en beter bestuur, in aanvulling op de inspanningen van de partners om meer inkomsten te innen en middelen beter te besteden en ter ondersteuning van een duurzame en inclusieve sociaal-economische ontwikkeling die iedereen ten gunste komt, het scheppen van fatsoenlijke banen, waarbij bijzondere aandacht moet uitgaan naar jongeren, het verkleinen van ongelijkheid en de uitbanning van armoede; dit alles met inachtneming van de plaatselijke economie, het milieu en sociale rechten. Elk besluit om begrotingssteun te verstrekken, is gebaseerd op door de Unie overeengekomen begrotingssteunmaatregelen, een duidelijke reeks subsidiabiliteitscriteria en een zorgvuldige beoordeling van de risico's en voordelen. Een van de belangrijkste bepalende elementen van dat besluit is een beoordeling van het engagement, de prestaties en de vorderingen van de partnerlanden met betrekking tot democratie, mensenrechten en de rechtsstaat.

4.     Begrotingssteun wordt gedifferentieerd op basis van de politieke, economische en sociale context van het partnerland, waarbij rekening wordt gehouden met kwetsbare situaties.

Wanneer begrotingssteun wordt verleend overeenkomstig artikel 236 van het Financieel Reglement bepaalt en monitort de Commissie duidelijke criteria met betrekking tot de voorwaarden voor de begrotingssteun, inclusief vorderingen op het gebied van hervormingen en transparantie, en ondersteunt zij de ontwikkeling van parlementaire controle, nationale auditcapaciteit, deelname van maatschappelijke organisaties aan toezicht, en verbeterde transparantie van en publieke toegang tot informatie, alsook ontwikkeling van sterke systemen voor overheidsopdrachten die de ontwikkeling van de plaatselijke economie en plaatselijke bedrijven ondersteunen.

5.     De uitbetaling van begrotingssteun geschiedt op basis van indicatoren waaruit blijkt dat voldoende vooruitgang wordt geboekt bij het verwezenlijken van de doelstellingen die zijn overeengekomen met het partnerland.

6.     Financieringsinstrumenten in het kader van deze verordening kunnen de vorm aannemen van leningen, garanties, eigen vermogen of quasi-eigenvermogen, investeringen of participaties, en risicodelingsinstrumenten, waar mogelijk en in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in artikel 209, lid 1, van het Financieel Reglement onder leiding van de EIB, een multilaterale Europese financiële instelling, zoals de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, of een bilaterale Europese financiële instelling, bijvoorbeeld bilaterale ontwikkelingsbanken, eventueel te combineren met bijkomende andere vormen van financiële steun, zowel van de lidstaten en derde partijen.

Bijdragen aan financieringsinstrumenten van de Unie in het kader van deze verordening kunnen worden ingediend door de lidstaten, alsook door elke entiteit als bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.

7.     Die financieringsinstrumenten mogen ten behoeve van toepassing en rapportage worden samengevoegd in faciliteiten.

8.     De Commissie en de EDEO gaan geen nieuwe acties aan en verlengen geen bestaande acties met entiteiten die geregistreerd of gevestigd zijn in rechtsgebieden die in het kader van het desbetreffende Uniebeleid als niet-coöperatieve rechtsgebieden gelden of die krachtens artikel 9, lid 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad  (30) als derde landen met een hoog risico zijn aangemerkt, of die in de praktijk niet voldoen aan op Unie- of internationaal niveau overeengekomen fiscale normen inzake transparantie en informatie-uitwisseling.

9.     De bijstand van de Unie leidt niet tot de instelling van specifieke belastingen, rechten of heffingen noch tot de inning daarvan.

10.     Belastingen, rechten en heffingen die worden opgelegd door de partnerlanden, kunnen in aanmerking komen voor financiering in het kader van deze verordening. [Am. 73]

Artikel 8 septies

Overdrachten, jaarlijkse tranches, vastleggingskredieten, terugbetalingen en door financieringsinstrumenten gegenereerde inkomsten

1.     In aanvulling op artikel 12, lid 2, van het Financieel Reglement worden ongebruikte vastleggings- en betalingskredieten in het kader van deze verordening automatisch overgedragen en mogen zij worden vastgelegd tot 31 december van het volgende begrotingsjaar. Het overgedragen bedrag wordt in het volgende begrotingsjaar als eerste gebruikt.

De Commissie verstrekt het Europees Parlement en de Raad informatie, met inbegrip van de bedragen in kwestie, over kredieten die automatisch zijn overgedragen overeenkomstig artikel 12, lid 6, van het Financieel Reglement.

2.     Naast de voorschriften van artikel 15 van het Financieel Reglement over de wederopvoering van kredieten, worden vastleggingskredieten die overeenkomen met het bedrag van vrijmakingen die zijn verricht wegens gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van een actie in het kader van deze verordening, wederopgevoerd ten voordele van het oorspronkelijke begrotingsonderdeel.

Verwijzingen naar artikel 15 van het Financieel Reglement in artikel 12, lid 1, onder b), van de verordening tot vaststelling van het meerjarig financieel kader worden opgevat als een verwijzing naar dit lid voor de toepassing van deze verordening.

3.     Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, kunnen over verschillende jaren in jaarlijkse tranches worden opgedeeld, in overeenstemming met artikel 112, lid 2, van het Financieel Reglement.

Artikel 114, lid 2, derde alinea, van het Financieel Reglement is niet van toepassing op deze meerjarige acties. De Commissie haalt ambtshalve elke tranche van een vastleggingskrediet door die op 31 december van het vijfde jaar volgend op dat van de vastlegging niet is gebruikt voor voorfinanciering of tussentijdse betalingen of waarvoor geen gecertificeerde uitgavenstaat of enig betalingsverzoek werd ingediend.

Lid 2 van dit artikel is eveneens van toepassing op de jaarlijkse tranches.

4.     In afwijking van artikel 209, lid 3, van het Financieel Reglement worden inkomsten en terugbetalingen die worden gegenereerd door een financieringsinstrument, toegewezen aan het begrotingsonderdeel als interne bestemmingsontvangsten, na aftrek van beheerskosten en vergoedingen. De Commissie verricht om de vijf jaar een evaluatie van de bijdrage die de bestaande financieringsinstrumenten hebben geleverd tot de doelstellingen van de Unie, alsmede van de doeltreffendheid van deze financieringsinstrumenten. [Am. 74]

Artikel 9

Grensoverschrijdende samenwerking

1.   Ten hoogste 3 % van de financiële middelen wordt toegewezen aan programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking tussen de in bijlage I vermelde begunstigden en de lidstaten, in overeenstemming met hun behoeften en prioriteiten.

2.   Het medefinancieringspercentage van de Unie bedraagt voor elke prioriteit ten hoogste 85 % van de subsidiabele uitgaven van een programma voor grensoverschrijdende samenwerking. Voor technische bijstand bedraagt het medefinancieringspercentage van de Unie 100 %.

3.   De hoogte van de voorfinanciering voor grensoverschrijdende samenwerking met lidstaten wordt vastgesteld in het werkprogramma, in overeenstemming met de behoeften van de in bijlage I vermelde begunstigden, en mag het percentage bedoeld in artikel 49 van de ETS-verordening overschrijden.

4.   Indien programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking overeenkomstig artikel 12 van de ETS-verordening worden beëindigd, kan de steun voor het stopgezette programma die via deze verordening was verleend en beschikbaar blijft, worden gebruikt voor de financiering van andere activiteiten die voor steun in het kader van deze verordening in aanmerking komen.  Indien er geen in aanmerking komende activiteiten zijn die tijdens het lopende jaar financiering behoeven, kunnen de kredieten in dit geval naar het volgende jaar worden overgeheveld. [Am. 75]

HOOFDSTUK IV

SUBSIDIABILITEIT EN ANDERE SPECIFIEKE BEPALINGEN

Artikel 10

Subsidiabiliteit uit hoofde van IPA III

1.   Inschrijvers, aanvragers en kandidaten uit de volgende landen komen voor financiering uit hoofde van IPA III:

a)

lidstaten, begunstigden die worden vermeld in bijlage I bij deze verordening, partijen bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en landen die vallen onder bijlage I bij de NDICI-verordening, en

b)

landen ten aanzien waarvan de Europese Commissie wederzijdse toegang tot externe bijstand heeft vastgesteld. Wederzijdse toegang kan voor een beperkte periode van ten minste één jaar worden vastgesteld indien een land entiteiten van de Unie en entiteiten uit landen die voor deelname onder deze verordening in aanmerking komen, op gelijke voorwaarden tot deelname toelaat. De Commissie beslist over de wederkerigheid van de toegang na raadpleging van het betrokken begunstigde land of de betrokken begunstigde landen.

HOOFDSTUK V

EFDO+ EN BEGROTINGSGARANTIES

Artikel 11

Financiële instrumenten en garantie voor extern optreden

1.   De in bijlage I vermelde begunstigden komen in aanmerking voor het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO+) en de garantie voor extern optreden waarin is voorzien in titel II, hoofdstuk IV, van de NDICI-verordening. Daartoe levert IPA III een bijdrage aan de voorzieningen voor de garantie voor extern optreden bedoeld in artikel 26 van de NDICI-verordening die in verhouding staat tot de investeringen die worden gedaan ten behoeve van de in bijlage I bij deze verordening vermelde begunstigden.

HOOFDSTUK VI

MONITORING EN , VERSLAGGEVING, EVALUATIE EN COMMUNICATIE [Am. 76]

Artikel 12

Monitoring, audit en evaluatie en bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   Titel II, hoofdstuk V, van de NDICI-verordening is met betrekking tot monitoring, rapportage en evaluatie van toepassing op deze verordening.

2.   De indicatoren voor de monitoring van de uitvoering van IPA III en de vorderingen bij de verwezenlijking van de in artikel 3 vastgestelde specifieke doelstellingen zijn opgenomen in bijlage IV bij deze verordening. [Am. 77. Niet van toepassing op de Nederlandse versie]

3.   Wat de grensoverschrijdende samenwerking met lidstaten betreft, gelden de indicatoren bedoeld in artikel 33 van de ETS-verordening.

4.   Bij het resultatenkader voor de IPA III-steun wordt rekening gehouden met de uitbreidingsverslagen en de beoordelingen van de economische hervormingsprogramma's door de Commissie , in aanvulling op de in bijlage IV opgenomen indicatoren. [Am. 78]

4 bis.     De Commissie dient de in artikel 32 van de NDICI-verordening bedoelde tussentijdse en definitieve evaluatieverslagen in bij het Europees Parlement en de Raad. De Commissie maakt deze verslagen openbaar. [Am. 79]

5.   Bij indirect beheer melden de in bijlage I vermelde begunstigden onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, waarover een eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal is opgesteld, onverwijld aan de Commissie en houden zij haar op de hoogte van het verloop van de administratieve en gerechtelijke procedures, zulks in aanvulling op artikel 129 van het Financieel Reglement betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Unie. De melding wordt elektronisch verricht met behulp van het Irregularity Management System dat door de Commissie is ingesteld. De Commissie steunt de begunstigden bij de ontwikkeling van parlementaire controle- en auditbevoegdheden en bij het streven naar grotere transparantie en openbare toegankelijkheid van informatie. De Commissie, de HV/VV en in het bijzonder de delegaties van de Unie bij de begunstigden zorgen ervoor dat alle toewijzingen van middelen onder indirect beheer op transparante, gedepolitiseerde en ongedeelde wijze plaatsvinden, onder meer dankzij een billijke verdeling, overeenkomstig de behoeften van regio's en lokale gemeenschappen. [Am. 80]

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 14 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen II, III en IV bij deze verordening.

Artikel 14

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de voorwaarden van dit artikel.

2.   De in artikel 13 7, lid 3, artikel 7 bis, artikel 7 ter, leden 1 en 2, artikel 8 quater, lid 3, en de artikelen 13 en 15 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend. [Am. 128]

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 13 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 13 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 14 bis

Democratische verantwoordingsplicht

1.     Teneinde de dialoog tussen de instellingen en diensten van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Commissie en de EDEO, te versterken, de algehele samenhang van alle externe financieringsinstrumenten te bevorderen en te zorgen voor meer transparantie en verantwoordingsplicht alsook voor doelmatigheid bij de aanneming van handelingen en maatregelen door de Commissie, kan het Europees Parlement de Commissie en de EDEO vragen voor het Parlement te verschijnen om de strategische oriëntaties en richtsnoeren voor de programmering in het kader van deze verordening te bespreken. Die dialoog kan plaatsvinden voorafgaand aan de vaststelling van gedelegeerde handelingen en van het ontwerp van de jaarlijkse begroting door de Commissie, en kan op verzoek van het Europees Parlement of de Commissie ook op ad-hocbasis plaatsvinden, in het licht van belangrijke politieke ontwikkelingen.

2.     Wanneer er een in lid 1 vermelde dialoog gepland is, leggen de Commissie en de EDEO het Europees Parlement alle relevante documenten voor die dialoog voor. Indien de dialoog betrekking heeft op de jaarlijkse begroting, verschaffen zij geconsolideerde informatie over alle overeenkomstig artikel 8 quater vastgestelde of geplande actieplannen en -maatregelen, informatie inzake samenwerking per land, regio en thematisch gebied, het gebruik van snelleresponsacties en de garantie voor extern optreden.

3.     De Commissie en de EDEO houden zoveel mogelijk rekening met het standpunt van het Europees Parlement. Indien de Commissie of de EDEO geen rekening houden met de standpunten van het Europees Parlement, verstrekken zij hiervoor een deugdelijke motivering.

4.     De Commissie en de EDEO zijn met name via de in artikel 7 quater bedoelde stuurgroep verantwoordelijk voor het informeren van het Europees Parlement over de stand van zaken met betrekking tot de toepassing van deze verordening en in het bijzonder over lopende maatregelen en acties alsook resultaten. [Am. 82]

Artikel 15

Vaststelling van nadere uitvoeringsvoorschriften [Am. 83]

1.   Specifieke voorschriften tot vaststelling van uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening, in het bijzonder met betrekking tot de ter voorbereiding van de toetreding op te zetten structuren en steun voor plattelandsontwikkeling, worden vastgesteld volgens de in artikel 16 bedoelde onderzoeksprocedure door middel van gedelegeerde handelingen . [Am. 84]

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing De Commissie stelt actieplannen en maatregelen vast bij besluit in overeenstemming met het Financieel Reglement . [Am. 85]

Artikel 16

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité, het “comité voor het instrument voor pretoetredingssteun” (IPA III-comité). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   In gevallen waarin het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.

3.   Een waarnemer van de EIB neemt deel aan de werkzaamheden van het comité voor wat betreft kwesties die betrekking hebben op de EIB.

4.   Het IPA III-comité staat de Commissie bij en is bevoegd voor rechtshandelingen en vastleggingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1085/2006 en Verordening (EU) nr. 231/2014 en voor de uitvoering van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 389/2006.

5.   Het IPA III-comité is niet bevoegd voor de bijdrage aan Erasmus+ als bedoeld in artikel 5, lid 3. [Am. 86]

Artikel 17

Informatie, communicatie , zichtbaarheid en publiciteit [Am. 87]

1.   De artikelen 36 en 37 van [de NDICI-verordening] zijn van toepassing Bij het verlenen van financiële steun uit hoofde van deze verordening nemen de Commissie, de HV/VV en in het bijzonder de EU-delegaties bij de begunstigden alle noodzakelijke maatregelen om de zichtbaarheid van de financiële steun van de Unie te waarborgen, met inbegrip van de controle van de naleving van de vereisten door de ontvangers. Door IPA gefinancierde acties zijn onderworpen aan de vereisten die in de Communicatie- en zichtbaarheidshandleiding betreffende externe maatregelen van de Europese Unie zijn vastgesteld. De Commissie stelt richtsnoeren vast voor door de Unie gefinancierde projecten met betrekking tot zichtbaarheids- en communicatieacties voor elke begunstigde. [Am. 88]

1 bis.     De Commissie neemt maatregelen ter versterking van de strategische communicatie en de publieke diplomatie om de waarden van de Unie over te brengen en de toegevoegde waarde van de steun van de Unie te benadrukken. [Am. 89]

1 ter.     De ontvangers van EU-financiering moeten de oorsprong van de financiering van de Unie erkennen en ervoor zorgen dat deze goed zichtbaar is door:

a)

te zorgen voor een verklaring, waarmee op zichtbare wijze de steun van de Unie in de verf wordt gezet op documenten en communicatiemateriaal over de uitvoering van de fondsen, inclusief op een officiële website, indien een dergelijke website bestaat; en

b)

de bevordering van de acties en de resultaten ervan middels samenhangende, doeltreffende en evenredige gerichte informatie aan meerdere doelgroepen, waaronder de media en het publiek.

De Commissie voert de informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot deze verordening, evenals tot de acties die zij heeft vastgesteld en de behaalde resultaten ervan. De aan deze verordening toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij direct verband houden met de in artikel 3 en bijlagen II en III bedoelde doelstellingen. [Am. 90]

Artikel 18

Overgangsbepalingen

1.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van acties op grond van Verordening (EU) nr. 231/2014 (IPA II) en Verordening (EG) nr. 1085/2006 (IPA), die op de betrokken acties van toepassing blijven totdat zij worden afgesloten. Titel II, hoofdstuk III, van de NDICI-verordening (voorheen Verordening (EU) nr. 236/2014) is van toepassing op deze acties, met uitzondering van artikel 24, lid 1.

2.   De financiële middelen voor IPA III kunnen tevens de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve bijstand in verband met de overgang naar IPA III van maatregelen die uit hoofde van het voorgaande instrument IPA II zijn vastgesteld.

3.   Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in artikel 4, lid 2, bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de […] [twintigste] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 . [Am. 91]

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te …,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 110 van 22.3.2019, blz. 156.

(2)  PB C 86 van 7.3.2019, blz. 8.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 27 maart 2019.

(4)  Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 11).

(5)  De “eerst de basis”-benadering koppelt de rechtsstaat en de grondrechten aan de twee andere cruciale elementen van het toetredingsproces: economische governance — sterkere nadruk op economische ontwikkeling en verbetering van het concurrentievermogen — en versterking van de democratische instellingen en hervorming van het openbaar bestuur. Elk van de drie basiselementen is van cruciaal belang voor de hervormingsprocessen in de kandidaten en potentiële kandidaten en is gericht op een belangrijk zorgpunt van de burgers.

(6)  COM(2018)0065.

(7)  De Europese pijler van sociale rechten is door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 17 november 2017 plechtig afgekondigd tijdens de sociale top van Göteborg voor eerlijke banen en groei.

(8)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

(9)  Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad van … (PB …).

(10)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(11)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(12)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

(13)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(14)  Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).

(15)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).

(16)  Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven (OB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(18)  Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82).

(19)  Verordening (EG) nr. 389/2006 van de Raad van 27 februari 2006 tot instelling van een instrument voor financiële steun ter bevordering van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2667/2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw (PB L 65 van 7.3.2006, blz. 5).

(20)  COM(2018)0374: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), ondersteund door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en financieringsinstrumenten voor extern optreden.

(21)  COM(2018)0367: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van “Erasmus”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013.

(22)  COM(2018)0372: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds.

(23)  COM(2018)0382: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds+ (ESF+).

(24)  COM(2018)0392: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad.

(25)  COM(2018)0372: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds.

(26)  https://ec.europa.eu/europeaid/policies/sustainable-development-goals_en

(27)  https://ec.europa.eu/europeaid/policies/eu-approach-aid-effectiveness_en

(28)   Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (codificatie) (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).

(29)   Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40).

(30)   Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

BIJLAGE I

Albanië

Bosnië en Herzegovina

IJsland

Kosovo (*1)

Montenegro

Servië

Turkije

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië Noord-Macedonië [Am. 129]


(*1)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

BIJLAGE II

Prioritaire thema's voor steun

De steun kan, naar gelang van het geval, betrekking hebben op de onderstaande prioritaire thema's.

(a)

Het tot stand brengen en vanaf het prille begin bevorderen van het goed functioneren van de instellingen die nodig zijn voor een goed werkende rechtsstaat. Het optreden op dit gebied beoogt: de scheiding der machten, het tot stand brengen van onafhankelijke, verantwoordingsplichtige en efficiënte rechtsstelsels, met onder meer transparante en op verdienste gebaseerde systemen voor aanwerving, beoordeling en promotie en doeltreffende disciplinaire procedures bij gevallen van vergrijp, en de bevordering van justitiële samenwerking; het tot stand brengen van solide adequate grensbewakingssystemen, het beheer van migratiestromen en asielverlening aan wie in nood verkeert; het ontwikkelen van doeltreffende middelen ter voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, smokkel van migranten, drugshandel, witwaspraktijken/financiering van terrorisme en corruptie; het bevorderen en beschermen van de rechten van de mens, van inclusief de rechten van het kind en van personen die tot minderheden behoren — waaronder Roma, lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen – , de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en van de fundamentele vrijheden, waaronder mediavrijheid en gegevensbescherming; [Am. 92]

(b)

Hervorming van overheidsdiensten conform de beginselen van openbaar bestuur. Het optreden beoogt: het versterken van de kaders voor de hervorming van het openbaar bestuur; het verbeteren van de strategische planning en het ontwikkelen van inclusief en empirisch onderbouwd beleid en wetgeving; het bevorderen van de professionalisering en de depolitisering van het overheidsapparaat door het verankeren van meritocratische beginselen; het bevorderen van transparantie en verantwoordingsplicht; het verbeteren van de kwaliteit van diensten en van de verlening van diensten, onder meer door middel van adequate administratieve procedures en op de burger gerichte e-overheidsdiensten; het versterken van het beheer van de overheidsfinanciën en de productie van betrouwbare statistieken;

(c)

Het versterken van de economische governance. Het optreden beoogt het ondersteunen van de deelname aan programma's voor economische hervorming en het bevorderen van systematische samenwerking met internationale financiële instellingen met betrekking tot de fundamentele aspecten van economisch beleid , alsook het versterken van multilaterale economische instellingen . Het versterken van het vermogen om de macro-economische stabiliteit en sociale cohesie te vergroten en het ondersteunen van het streven naar duurzame ontwikkeling en een functionerende markteconomie die in staat is het hoofd te bieden aan de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie; [Am. 93]

(d)

Het versterken van de capaciteit van de Unie en haar partners voor het voorkomen van conflicten, het opbouwen van vrede , goede nabuurschapsrelaties en het aanpakken van pre- en postcrisissituaties, onder meer door middel van vroegtijdige waarschuwing en conflictbewuste risicoanalyse; het bevorderen van netwerkvorming tussen personen, verzoening, verantwoordingsplicht, internationale rechtspleging, vredesopbouw en vertrouwenwekkende maatregelen , inclusief het opzetten van de regionale commissie voor het vaststellen van feiten over oorlogsmisdaden en andere ernstige schendingen van de mensenrechten gepleegd in het voormalige Joegoslavië (RECOM), evenals het ondersteunen van capaciteitsopbouw ter bevordering van acties op het gebied van veiligheid en ontwikkeling (CBSD) ; en het versterken van de capaciteit voor cyberdefensie en strategische communicatie ter bevordering van systematische opsporing van desinformatie; [Am. 94]

(e)

Het versterken van de capaciteit , onafhankelijkheid en pluriformiteit van de organisaties van het maatschappelijk middenveld en van de sociale partners, waaronder verenigingen van beroepsbeoefenaren, in de in bijlage I vermelde en begunstigden, en het aanmoedigen aanmoediging van netwerkvorming op alle niveaus tussen in de Unie gevestigde organisaties en de organisaties van de in bijlage I vermelde begunstigden begunstigden op alle niveaus , met het oog op een daadwerkelijke dialoog tussen publieke en private actoren. Het doel is ervoor te zorgen dat de steun voor een verscheidenheid aan organisaties van begunstigden zo breed mogelijk toegankelijk is; [Am. 95]

(f)

Het bevorderen van de afstemming van de regels, normen, beleidsmaatregelen en praktijken van de partnerlanden op die van de Unie, met inbegrip van het GBVB, regels inzake openbare aanbesteding en staatssteunregels; [Am. 96]

(g)

Het versterken van de toegang tot en de kwaliteit van onderwijs, opleiding en een leven lang leren op alle niveaus en het ondersteunen van de cultuursector en de creatieve sectoren. Het optreden op dit gebied beoogt: het bevorderen van gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardige , inclusieve en gemeenschapsgebaseerde voor- en vroegschoolse educatie en opvangdiensten, lager en secundair onderwijs en het verbeteren van het aanbod van basisvaardigheden; het verhogen van het opleidingsniveau; het terugdringen van vroegtijdige schoolverlating en het versterken van de opleiding van leerkrachten; emancipatie van kinderen en jongeren en hen in staat stellen hun volledige potentieel te benutten; het ontwikkelen van stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding (VET) en het bevorderen van werkgerelateerde opleidingen om de overgang naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken; het verbeteren van de kwaliteit en de relevantie van het hoger onderwijs; het stimuleren van alumni-activiteiten; het verruimen van de toegang tot een leven lang leren leren en fysieke activiteiten , en het ondersteunen van investeringen in de onderwijs- en opleidingsinfrastructuur - , opleidings- en sportinfrastructuur , met name om territoriale verschillen te beperken en niet-gesegregeerd onderwijs te bevorderen, onder meer door het gebruik van digitale technologieën; [Am. 97]

(h)

Het bevorderen van kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en toegang tot de arbeidsmarkt. Het optreden op dit gebied beoogt: het aanpakken van hoge werkloosheid en inactiviteit door duurzame integratie op de arbeidsmarkt te ondersteunen, met name van jongeren (in het bijzonder jongeren die niet werken en geen school of opleiding volgen (NEET)), vrouwen, langdurig werklozen en alle ondervertegenwoordigde groepen. De maatregelen stimuleren het creëren van banen van hoge kwaliteit en ondersteunen de doeltreffende handhaving van arbeidsvoorschriften en -normen internationaal overeengekomen arbeidsnormen op het gehele grondgebied , onder andere door het bevorderen van de naleving van de belangrijkste beginselen en rechten als bedoeld in de Europese pijler van sociale rechten . Andere belangrijke gebieden waarop maatregelen worden genomen betreffen het ondersteunen van gendergelijkheid; het bevorderen van inzetbaarheid en productiviteit; het aanpassen van werknemers en ondernemingen aan veranderingen; het tot stand brengen van een duurzame sociale dialoog, en het moderniseren en versterken van de arbeidsmarktinstellingen, zoals openbare arbeidsvoorzieningsdiensten en arbeidsinspectiediensten; [Am. 98]

(i)

Het bevorderen van sociale bescherming en integratie en het bestrijden van armoede. Het opreden optreden op dit gebied beoogt het moderniseren van socialebeschermingsstelsels om te voorzien in een doeltreffende, efficiënte en adequate bescherming in alle levensfasen; het stimuleren van sociale inclusie; het bevorderen van gelijke kansen; het aanpakken van ongelijkheden en armoede en het bevorderen van de overgang van institutionele zorg naar gezins- en gemeenschapszorg; het bevorderen van gelijke kansen, en het aanpakken van ongelijkheden en armoede. Het optreden op dit gebied beoogt ook: het integreren van gemarginaliseerde gemeenschappen zoals de Roma; het bestrijden van discriminatie op basis van geslacht, raciale of etnische herkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid; het verbeteren van de toegang tot betaalbare, duurzame en kwalitatief hoogwaardige diensten gezins- en gemeenschapsdiensten zoals inclusieve en niet-gesegregeerde voor- en vroegschoolse educatie en opvang, huisvesting, gezondheidszorg en essentiële sociale diensten en langdurige zorg, onder meer door de modernisering van de systemen voor sociale bescherming. Acties die om het even welke vorm van segregatie of sociale uitsluiting in de hand werken, mogen geen ondersteuning ontvangen; [Am. 99]

(j)

Het bevorderen van slim, duurzaam, inclusief en veilig vervoer en het elimineren van knelpunten in essentiële netwerkinfrastructuren, door middel van investeringen in projecten met een hoge toegevoegde waarde voor de EU. De investeringen moeten worden geprioriteerd op basis van hun relevantie voor TEN-T-verbindingen met de EU, grensoverschrijdende verbindingen, het scheppen van werkgelegenheid, hun bijdrage tot duurzame mobiliteit, lagere emissies, milieu-impact, veilige mobiliteit, in synergie met de hervormingen die worden gestimuleerd door het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap; [Am. 100]

(k)

Het verbeteren van het klimaat voor de private sector en van het concurrentievermogen van ondernemingen, in het bijzonder kmo's, met inbegrip van slimme specialisatie, als essentiële stimulansen voor groei, het creëren van werkgelegenheid en cohesie. Er zal prioriteit worden gegeven aan duurzame projecten die leiden tot een beter ondernemingsklimaat; [Am. 101]

(l)

Het verbeteren van de toegang tot digitale technologieën en diensten en het versterken van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie, door te investeren in digitale connectiviteit, vertrouwen in digitale techniek en digitale beveiliging, digitale vaardigheden en ondernemerschap, onderzoeksinfrastructuur en een gunstig klimaat, en het bevorderen van netwerkvorming en samenwerking;

(m)

Het bijdragen tot de veiligheid en de zekerheid van de voedselvoorziening voedsel- en watervoorziening en het behoud van gediversifieerde en levensvatbare landbouwsystemen in levendige dorpsgemeenschappen en op het platteland; [Am. 102]

(n)

Het beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het milieu; het aanpakken van de aantasting van het milieu en van biodiversiteitsverlies; het bevorderen van het behoud en het duurzame beheer van terrestrische en mariene ecosystemen en hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen; het bevorderen van het efficiënte gebruik van hulpbronnen en van duurzame consumptie en productie; het ondersteunen van de overgang naar een groene en circulaire economie; het bijdragen tot de vermindering van broeikasgasemissies; het vergroten van de bestendigheid tegen klimaatverandering, en het bevorderen van governance en voorlichting met betrekking tot klimaatmaatregelen en energie-efficiëntie. Met IPA III wordt beleid bevorderd ter ondersteuning van de overgang naar een hulpmiddelenefficiënte, veilige en duurzame koolstofarme economie en ter versterking van rampbestendigheid en van ramppreventie, -paraatheid en -respons. IPA III bevordert ook een hoog niveau van nucleaire veiligheid, stralingsbescherming en de toepassing van efficiënte en effectieve veiligheidscontroles op kernmateriaal in derde landen, alsmede de vaststelling van kaders en methoden voor de toepassing van efficiënte en effectieve veiligheidscontroles op kernmateriaal;

(o)

Het bevorderen van de strengste nucleaire veiligheidsnormen, met inbegrip van een nucleaire veiligheidscultuur, paraatheid bij noodsituaties, een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval, een verantwoorde en veilige ontmanteling en sanering van voormalige nucleaire terreinen en installaties; stralingsbescherming en de boekhouding van en de controle op kernmateriaal;

(p)

Meer mogelijkheden voor de agro-voedingssector en de visserijsector om het hoofd te bieden aan de concurrentiedruk en aan de marktkrachten en om zich , met het oog op het vergroten van de capaciteit voor uitvoer naar de markt van de Unie, geleidelijk aan de voorschriften en normen van de Unie aan te passen, onder inachtneming van economische, maatschappelijke en ecologische doelstellingen in het kader van een evenwichtige territoriale ontwikkeling van plattelands- en kustgebieden; [Am. 103]

(p bis)

Het bevorderen van activiteiten en het verbeteren van langetermijnstrategieën en -beleid ter voorkoming en bestrijding van radicalisering en gewelddadig extremisme. [Am. 104]

BIJLAGE III

Prioritaire thema's voor steun voor grensoverschrijdende samenwerking

De steun voor grensoverschrijdende samenwerking kan, naar gelang van het geval, betrekking hebben op de onderstaande prioritaire thema's.

a)

Het bevorderen van de werkgelegenheid, arbeidsmobiliteit en maatschappelijke en culturele inclusie op grensoverschrijdend niveau, onder meer door integratie van grensoverschrijdende arbeidsmarkten, met inbegrip van grensoverschrijdende mobiliteit; gezamenlijke plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven; voorlichtings- en adviesdiensten en gemeenschappelijke opleiding; gendergelijkheid; gelijke kansen; integratie van immigrantengemeenschappen en kwetsbare groepen; investeringen in openbare arbeidsvoorzieningsdiensten, en steun voor investeringen in de volksgezondheid alsook voor de omschakeling op gezins- en gemeenschapsgebaseerde sociale diensten; [Am. 105]

b)

Het beschermen van het milieu en het bevorderen van de aanpassing aan en de beperking van de klimaatverandering, risicopreventie en -beheer, onder meer door: gezamenlijke acties ten behoeve van de bescherming van het milieu; het bevorderen van een duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, een gecoördineerde maritieme ruimtelijke ordening, een efficiënt gebruik van de middelen en een circulaire economie, hernieuwbare energiebronnen en de overgang naar een veilige, duurzame, koolstofarme en groene economie; het bevorderen van investeringen om het hoofd te kunnen bieden aan specifieke risico's, om te zorgen voor rampbestendigheid en ramppreventie, -paraatheid en -respons;

c)

Het bevorderen van duurzaam vervoer en het verbeteren van de openbare infrastructuur, onder meer door het isolement te doorbreken door een verbeterde toegang tot vervoer, digitale netwerken en diensten, en het investeren in grensoverschrijdende systemen en faciliteiten voor water, afval en energie;

d)

Het bevorderen van de digitale economie en samenleving, onder meer door de invoering van digitale connectiviteit, de ontwikkeling van e-overheidsdiensten, digitaal vertrouwen en digitale beveiliging, en digitale vaardigheden en ondernemerschap;

(d bis)

Het bevorderen van de verwijdering van onnodige handelsbelemmeringen, met inbegrip van bureaucratische horden, tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen; [Am. 106]

e)

Het stimuleren van toerisme en sport, en het onder de aandacht brengen van cultureel en natuurlijk erfgoed; [Am. 107]

f)

Het investeren in de jeugd, in sport, onderwijs en vaardigheden onder meer door middel van het garanderen dat vaardigheden en kwalificaties worden erkend, het ontwikkelen en implementeren van gemeenschappelijk onderwijs, beroepsopleiding, opleidingsprogramma's en infrastructuur ten behoeve van gezamenlijke jongerenactiviteiten; [Am. 108]

g)

Het bevorderen van plaatselijke en regionale governance alsmede , met inbegrip van grensoverschrijdende samenwerking tussen overheidsdiensten met het oog op het bevorderen van verzoening en vredesopbouw, en het versterken van de capaciteit van plaatselijke en regionale autoriteiten op het gebied van planning en administratie; [Am. 109]

(g bis)

het investeren in de capaciteitsopbouw van maatschappelijke organisaties; [Am. 110]

(g ter)

Het bevorderen van grensoverschrijdende samenwerking tussen overheidsdiensten met het oog op het bevorderen van verzoening en vredesopbouw, met inbegrip van de oprichting van de regionale commissie voor het vaststellen van feiten over oorlogsmisdaden en andere ernstige schendingen van mensenrechten in het voormalige Joegoslavië (RECOM); [Am. 111]

h)

Het versterken van het concurrentievermogen, het ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen, handel en investeringen, onder meer door het bevorderen en ondersteunen van ondernemerschap, in het bijzonder in kleine en middelgrote ondernemingen; het ontwikkelen van plaatselijke grensoverschrijdende markten en internationalisering;

i)

Het versterken van onderzoek, technologische ontwikkeling, innovatie en digitale technologieën, onder meer door het bevorderen van het delen van personele middelen en faciliteiten voor onderzoek en technologische ontwikkeling;

(i bis)

Het verbeteren van grensoverschrijdende politiële en justitiële samenwerking en informatie-uitwisseling ter vergemakkelijking van het onderzoek naar en de vervolging van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en daaraan gerelateerde gevallen van economische en financiële criminaliteit en corruptie, illegale handel en smokkel. [Am. 112]

BIJLAGE IV

Lijst van kernprestatie-indicatoren

De onderstaande lijst van kernprestatie-indicatoren en hun jaarlijkse evolutie is een hulpmiddel voor het meten van de bijdrage van de Unie aan de verwezenlijking van haar specifieke doelstellingen en de door de begunstigden geboekte vooruitgang . [Am. 113]

1.

Samengestelde indicator (1) betreffende de paraatheid van uitbreidingslanden met betrekking tot de fundamentele aspecten van de politieke toetredingscriteria (waaronder democratie, rechtsstaat — rechterlijke macht, bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad — en mensenrechten) (bron: Europese Commissie);

1 bis.

Samengestelde indicator betreffende de inspanningen van de partners op het gebied van verzoening, vredesopbouw, goede nabuurschapsbetrekkingen, internationale verplichtingen, gendergelijkheid en vrouwenrechten; [Am. 114]

1 ter.

Een indicator voor het ontbreken van geweld in samenhang met de afname van conflictoorzaken (bijvoorbeeld politieke of economische uitsluiting) in vergelijking met een basisevaluatie; [Am. 115]

1 quater.

Het percentage van de bevolking in de begunstigde landen dat van mening is goed ingelicht te zijn over de bijstand van de Unie uit hoofde van deze verordening (bron: Europese Commissie); [Am. 116]

2.

Paraatheid van uitbreidingslanden met betrekking tot de hervorming van het openbaar bestuur (bron: Europese Commissie);

3.

Samengestelde indicator betreffende de paraatheid van kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten met betrekking tot het EU-acquis (bron: Europese Commissie);

3 bis.

Het percentage en de jaarlijkse ontwikkeling van de aanpassing aan de GBVB-besluiten en -maatregelen (bron: EDEO); [Am. 117]

4.

Samengestelde indicator betreffende de paraatheid van kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten voor de fundamentele aspecten van de economische criteria (functionerende markteconomie en concurrentievermogen) (bron: Europese Commissie);

5.

Overheidsuitgaven voor sociale zekerheid (als percentage van het bbp) (bron: IAO) of , uitgaven gezondheidszorg, inkomensongelijkheid, armoedecijfers, arbeidsparticipatie (bron: en werkloosheidscijfers, zoals door officiële nationale statistieken) wordt aangegeven; [Am. 118]

5 bis.

Veranderingen in de Gini-coëfficiënt van een begunstigde in de tijd; [Am. 119]

6.

Digitale kloof tussen de begunstigden en het EU-gemiddelde (bron: Europese Commissie, DESI-index);

7.

Score voor de afstand tot het optimum ('Doing Business') (bron: WB);

8.

Energie-intensiteit gemeten in termen van primaire energie en bbp (bron: Eurostat);

9.

Verminderde of vermeden uitstoot van broeikasgassen (kiloton CO2-eq.) met EU-steun;

10.

Aantal uitgevoerde programma's voor grensoverschrijdende samenwerking tussen IPA-begunstigden en IPA/EU-lidstaten (bron: , zoals door de Europese Commissie) aangegeven; [Am. 120]

10 bis.

Het aantal nieuwe organisaties dat in de loop der tijd aan acties en programma's deelneemt. [Am. 121]

De indicatoren worden, waar relevant, uitgesplitst naar geslacht minimumleeftijd en gender . [Am. 122]


(1)  De drie samengestelde indicatoren worden door de Europese Commissie ontwikkeld op grond van de uitbreidingsverslagen, die ook zijn gebaseerd op meerdere onafhankelijke bronnen.