23.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 449/198


P8_TA(2019)0068

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU ***I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 februari 2019 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het fraudebestrijdingsprogramma van de EU (COM(2018)0386 — C8-0236/2018 — 2018/0211(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

(2020/C 449/32)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0386),

gezien artikel 294, lid 2, en artikelen 33 en 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0236/2018),

gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien het advies van de Rekenkamer van 15 november 2018 (1),

gezien artikel 59 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Begrotingscommissie (A8-0064/2019),

1.

stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.

wijst erop dat de in het wetgevingsvoorstel genoemde financiële middelen slechts een indicatie voor de wetgevingsautoriteit vormen en dat deze niet kunnen worden vastgesteld zolang er geen overeenstemming is bereikt over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van het meerjarig financieel kader voor de periode 2021-2027;

3.

verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;

4.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

(1)  PB C 10 van 10.1.2019, blz. 1.


P8_TC1-COD(2018)0211

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 12 februari 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het fraudebestrijdingsprogramma van de EU

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 33 en 325,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Rekenkamer (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dienen de Unie en de lidstaten fraude, corruptie en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, te bestrijden. De Unie moet op deze gebieden ondernomen acties ondersteunen.

(2)

Eerdere steun voor dergelijke acties krachtens Besluit nr. 804/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) (het Hercules-programma), gewijzigd en uitgebreid bij Besluit nr. 878/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) (het Hercules II-programma), ingetrokken en vervangen bij Verordening (EU) nr. 250/2014 van het Europees Parlement en de Raad (5) (het Hercules III-programma), heeft een impuls gegeven aan het optreden van de Unie en de lidstaten tegen fraude, corruptie en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

(3)

Het ondersteunen van de rapportage via het Irregularity Management System (IMS) door lidstaten, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten over onregelmatigheden en fraude waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, is vanaf de programmeringsperiode 2014-2020 een vereiste van sectorale wetgeving voor het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (6), het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (7), het Fonds voor asiel, migratie en integratie en het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing (8), het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (9), alsook voor pretoetredingssteun (10). Het IMS is een beveiligd elektronisch communicatiemiddel dat de lidstaten alsook kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten helpt hun verplichting om ontdekte onregelmatigheden te melden na te komen en het beheer en de analyse van onregelmatigheden ondersteunt.

(3 bis)

Er is een oplossing nodig voor de verscheidenheid aan rechts- en bestuurssystemen in de lidstaten om een einde te maken aan onregelmatigheden en fraude te bestrijden. Schommelingen in het aantal onregelmatigheden kunnen worden gekoppeld aan de voortschrijding van de cycli voor meerjarenprogramma's en aan laattijdige rapportage. Dit alles vereist de invoering van een uniform systeem voor het verzamelen van gegevens over onregelmatigheden en fraudegevallen in de lidstaten, teneinde het meldingsproces te standaardiseren en de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de verstrekte gegevens te waarborgen. [Am. 1]

(3 ter

) De preventiemaatregelen van de Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn van ontegenzeggelijk belang, evenals de bevordering van de tenuitvoerlegging van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting (EDES), het antifraude-informatiesysteem (AFIS) en de afronding van de nationale fraudebestrijdingsstrategieën. In het kader van deze activiteiten moet een door alle lidstaten toe te passen kader voor de digitalisering van alle tenuitvoerleggingsprocessen met betrekking tot beleid van de Unie (inclusief oproepen tot het indienen van voorstellen, toepassing, beoordeling, tenuitvoerlegging en betalingen) worden ontworpen. [Am. 2]

(4)

Verordening (EG) nr. 515/97 (11) en Besluit 2009/917/JBZ (12) bepalen dat de Unie de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie moet ondersteunen met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften.

(5)

Die steun wordt verleend voor een aantal operationele activiteiten. Daartoe behoort het informatiesysteem AFIS (Anti-Fraud Information System), een IT-platform bestaande uit een serie toepassingen onder een gemeenschappelijk, door de Commissie beheerd systeem. Ook het IMS draait op het AFIS-platform. Een dergelijk systeem heeft voor zijn continuïteit behoefte aan een stabiele en voorspelbare financiering.

(6)

De steun van de Unie voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie, voor de rapportage over onregelmatigheden en voor de wederzijdse administratieve bijstand en de samenwerking op het gebied van douane en landbouw moeten worden gestroomlijnd in één enkel programma — het fraudebestrijdingsprogramma van de EU (hierna “het programma”) — om de synergetische effecten en de begrotingsflexibiliteit te vergroten en het beheer te vereenvoudigen zonder afbreuk te doen aan een effectieve controle van de tenuitvoerlegging van het programma door de medewetgevers . [Am. 3]

(7)

Daarom combineert het programma een onderdeel zoals het Hercules-programma, een tweede onderdeel voor de financiering van het IMS en een derde onderdeel voor de financiering van de activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 515/97 aan de Commissie zijn opgedragen, waaronder het AFIS-platform.

(7 bis)

De bescherming van de financiële belangen van de Unie moet betrekking hebben op alle aspecten van de begroting van de Unie, zowel aan de ontvangstenzijde als aan de uitgavenzijde. In verband hiermee moet naar behoren rekening worden gehouden met het feit dat het programma het enige is waarmee specifiek de uitgavenzijde van de begroting van de Europese Unie wordt ondersteund. [Am. 4]

(8)

Het AFIS-platform bestaat uit verschillende informatiesystemen, waaronder het douane-informatiesysteem (DIS). Het DIS is een geautomatiseerd informatiesysteem dat tot doel heeft de lidstaten te helpen bij het voorkomen, onderzoeken en vervolgen van handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften, door verbetering, via een snellere verspreiding van informatie, van de doeltreffendheid van de samenwerkings- en controleprocedures van de douaneadministraties. Het DIS omvat onder één infrastructuur zowel gevallen van administratieve als van politiële samenwerking. Wat de administratieve samenwerking betreft is het DIS ingesteld bij Verordening (EG) nr. 515/97, waarvoor de artikelen 33 en 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de rechtsgrondslag zijn.

Wat de politiële samenwerking betreft is het DIS ingesteld bij Besluit 2009/917/JBZ, waarvoor artikel 30, lid 1, onder a), en artikel 34, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie de rechtsgrondslag zijn. Het onderdeel politiële samenwerking van het DIS kan technisch gezien niet worden gescheiden van het administratieve onderdeel doordat beide één IT-systeem delen. Omdat het DIS zelf slechts een van verschillende informatiesystemen op het AFIS-platform is en het aantal gevallen van politiële samenwerking in het DIS kleiner is dan het aantal gevallen van administratieve samenwerking, wordt het onderdeel politiële samenwerking van het AFIS bijkomend geacht ten opzichte van het administratieve.

(9)

In deze verordening worden de financiële middelen vastgesteld voor de gehele looptijd van het programma, die het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [verwijzing in voorkomend geval aan te passen aan het nieuwe interinstitutioneel akkoord: punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (13)], voor het Europees Parlement en de Raad ten behoeve van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

(10)

De horizontale financiële regels die zijn aangenomen door het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn van toepassing op deze verordening. Deze regels zijn vastgelegd in het Financieel Reglement en hebben in het bijzonder betrekking op de procedure voor de opstelling van de begroting, de uitvoering ervan via subsidies, overheidsopdrachten, prijzen, indirecte uitvoering, controle en rekening en verantwoording van de financiële actoren. Overeenkomsten in het kader van het programma die geheel of gedeeltelijk uit de begroting van de Unie worden gefinancierd, moeten derhalve onder meer voldoen aan de beginselen van transparantie, evenredigheid, gelijke behandeling en non-discriminatie, terwijl subsidies voorts moeten voldoen aan de beginselen van cofinanciering, niet-cumuleerbaarheid, het verbod op dubbele financiering, het verbod op terugwerkende kracht en het winstverbod. De op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aangenomen regels hebben eveneens betrekking op de bescherming van de begroting van Unie bij algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële voorwaarde is voor goed financieel beheer en een doeltreffende EU-financiering. [Am. 5]

(11)

De soorten financiering en de wijzen van uitvoering in het kader van deze verordening dienen te worden gekozen op grond van het vermogen bij te dragen tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van de acties en resultaten op te leveren, in het bijzonder rekening houdende met de kosten van controles, de administratieve lasten en het risico van niet-naleving. Dit houdt in dat in overweging wordt genomen vaste bedragen, forfaits en eenheidskosten, alsook financiering die niet gekoppeld is aan de kosten als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement te gebruiken.

(11 bis)

De maximumpercentages voor de medefinanciering van subsidies in het kader van het programma mogen niet meer bedragen dan 80 % van de subsidiabele kosten. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen die in het werkprogramma zijn vastgesteld, bijvoorbeeld in verband met lidstaten die zijn blootgesteld aan een hoog risico met betrekking tot de financiële belangen van de Unie, moet het maximale medefinancieringspercentage worden vastgesteld op 90 % van de subsidiabele kosten. [Am. 6]

(12)

Om de continuïteit te waarborgen van de financiering van alle activiteiten die bij Verordening (EG) nr. 515/97 aan de Commissie zijn opgedragen, waaronder het AFIS-platform, is in bijlage I een indicatieve lijst opgenomen van activiteiten die zullen worden gefinancierd.

(12 bis)

De Commissie moet de werkprogramma's vaststellen overeenkomstig artikel 110 van het Financieel Reglement. De werkprogramma's moeten een beschrijving bevatten van de te financieren acties, alsmede een indicatie van het aan elke actie toegewezen bedrag, een indicatief tijdschema voor de uitvoering en het maximale medefinancieringspercentage voor subsidies. Bij de opstelling van het werkprogramma moet de Commissie rekening houden met de prioriteiten van het Europees Parlement zoals die tot uitdrukking zijn gebracht in het kader van de jaarlijkse evaluatie van de bescherming van de financiële belangen van de Unie. Het werkprogramma moet worden gepubliceerd op de website van de Commissie en worden toegezonden aan het Parlement. [Am. 7]

(12 ter)

De acties zijn subsidiabel op grond van hun vermogen om de in artikel 2 bedoelde specifieke doelstellingen van het programma te verwezenlijken. Hiertoe behoren onder meer het verlenen van bijzondere technische bijstand aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zoals het verstrekken van specifieke kennis, gespecialiseerde en technisch geavanceerde apparatuur en doeltreffende instrumenten op het gebied van informatietechnologie (IT); het waarborgen van de nodige ondersteuning en het vergemakkelijken van onderzoek, en met name het instellen van gezamenlijke onderzoeksteams en grensoverschrijdende operaties; of verbetering van de uitwisseling van personeel voor specifieke projecten. Bovendien kunnen subsidiabele acties ook de organisatie omvatten van gerichte gespecialiseerde opleidingen, workshops inzake risicoanalyse en, indien nodig, conferenties en studies. [Am. 8]

(13)

De aanschaf van apparatuur via het instrument van de Unie voor financiële steun voor controleapparatuur voor de douane (14) kan een positief effect hebben op de bestrijding van fraude waardoor de financiële belangen van de EU worden geschaad. Er moet worden op toegezien dat de steunverlening via het instrument van de Unie voor financiële steun voor controleapparatuur voor de douane en die via het programma elkaar niet overlappen. De steunverlening via het programma moet vooral gericht zijn op de aanschaf van uitrusting die niet onder het toepassingsgebied van het instrument van de Unie voor financiële steun voor controleapparatuur voor de douane valt, alsmede uitrusting waarvan de begunstigden andere autoriteiten zijn die waarvoor het instrument van de Unie voor financiële steun voor controleapparatuur voor de douane bedoeld is. Bovendien moet er een duidelijk verband bestaan tussen het effect van de gefinancierde uitrusting en de bescherming van de financiële belangen van de Unie. Er dient met name voor het vermijden van overlappingen en het tot stand brengen van synergieën tussen het programma en andere relevante programma's op gebieden zoals justitie, douane en binnenlandse zaken te worden gezorgd bij de opstelling van de jaarlijkse werkprogramma’s. [Am. 9]

(13 bis)

Met het programma wordt samenwerking ondersteund tussen de administratieve en rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten en tussen deze autoriteiten en de Commissie, met inbegrip van OLAF, alsmede andere relevante organen en agentschappen van de Unie, zoals het Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) en het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), met het oog op een doeltreffender bescherming van de financiële belangen van de Unie. In verband hiermee zal met het programma ook samenwerking worden ondersteund met het Europees Openbaar Ministerie (EOM), zodra dit zijn functie opneemt. [Am. 10]

(14)

Aan het programma moet kunnen worden deelgenomen door de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER). Er moet ook aan kunnen worden deelgenomen door toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten kandidaat-lidstaten , alsook door partnerlanden in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid, in overeenstemming met de algemene beginselen en voorwaarden voor de deelname van deze landen aan programma's van de Unie die werden vastgesteld in de desbetreffende raamovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of soortgelijke regelingen. Het programma moet ook openstaan voor andere derde landen, op voorwaarde dat zij een associatieovereenkomst hebben of een specifieke overeenkomst sluiten die hun deelname aan programma’s van de Unie omvat. [Am. 11]

(15)

In het licht van eerdere evaluaties van de Hercules-programma’s en ter versterking van het programma moet deelname van juridische entiteiten die zijn gevestigd in een derde land dat niet is geassocieerd met het programma uitzonderlijk mogelijk zijn zonder dat die entiteiten de kosten van hun deelname dragen.

(15 bis)

Met name moet de deelname worden aangemoedigd van entiteiten die gevestigd zijn in landen die een associatieovereenkomst met de Unie hebben, om de financiële belangen van de Unie beter te beschermen door middel van samenwerking op het gebied van douane en door de uitwisseling van beste praktijken, met name wat methoden betreft voor de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden, en wat de uitdagingen betreft in verband met nieuwe technologische ontwikkelingen. [Am. 12]

(16)

Het programma moet worden uitgevoerd met inachtneming van de aanbevelingen en maatregelen die vervat zijn in de mededeling van de Commissie van 6 juni 2013 met als titel “Intensivering van de bestrijding van sigarettensmokkel en andere vormen van illegale handel in tabaksproducten — Een integrale EU-strategie” (15) en van het voortgangsverslag over de tenuitvoerlegging van deze mededeling van 12 mei 2017 (16).

(17)

De Unie heeft in 2016 het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging (“het protocol”) geratificeerd. Het protocol moet ertoe bijdragen de financiële belangen van de Unie te beschermen waar het gaat om de strijd tegen grensoverschrijdende illegale handel in tabak, die verantwoordelijk is voor derving van inkomsten. Het programma moet het secretariaat van het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging steunen wat betreft zijn taken in verband met het protocol. Het moet ook andere activiteiten steunen die door het secretariaat worden georganiseerd in verband met de strijd tegen de illegale handel in tabaksproducten.

(18)

Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17), Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (18), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (19) en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (20) moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, fraude daaronder begrepen, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties.

In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (21). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

(19)

Derde landen die deel uitmaken van de EER kunnen deelnemen aan programma’s van de Unie in het kader van de samenwerking krachtens de EER-overeenkomst, die voorziet in de uitvoering van de programma’s bij een besluit uit hoofde van die overeenkomst. Derde landen kunnen ook deelnemen op grond van andere rechtsinstrumenten. In deze verordening dient een specifieke bepaling te worden opgenomen waarbij aan de bevoegde ordonnateur, OLAF en de Europese Rekenkamer de nodige rechten en toegang worden verleend om hun respectieve bevoegdheden ten volle uit te oefenen.

(20)

 

(21)

Volgens [verwijzing in voorkomend geval aan te passen aan een nieuw LGO-besluit: artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad (22)] komen in landen en gebieden overzee (LGO's) gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.

(22)

Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (23) moet dit programma worden geëvalueerd op basis van informatie die is verzameld aan de hand van specifieke monitoringvoorschriften door middel van voorschriften met betrekking tot rapportering, met name over de prestaties, monitoring en evaluatie , waarbij overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van het programma op het terrein worden beoordeeld. De evaluatie moet worden uitgevoerd door een onafhankelijke beoordelaar. [Am. 13]

(23)

De bevoegdheid om handelingen vast te stellen Teneinde deze verordening aan te vullen moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dient te worden gedelegeerd handelingen vast te stellen ten aanzien van de vaststelling van de werkprogramma's. Bovendien moet om deze verordening te wijzigen aan de Commissie met het oog op de vaststelling van bepalingen voor een kader voor toezicht op en evaluatie van het programma de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de indicatoren in bijlage II bij deze verordening . Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. [Am. 14]

(24)

Artikel 42 bis, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 515/97 vormt de rechtsgrondslag voor de financiering van het AFIS. Deze verordening moet voorzien in een nieuwe rechtsgrondslag. Artikel 42 bis, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 515/97 moet daarom worden geschrapt.

(25)

Verordening (EU) nr. 250/2014 tot vaststelling van het programma Hercules III had betrekking op de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020. Deze verordening voorziet in een voortzetting van het programma Hercules III met ingang van 1 januari 2021. Verordening (EG) nr. 250/2014 moet derhalve worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Voorwerp

Bij deze verordening wordt het fraudebestrijdingsprogramma van de EU (hierna “het programma” genoemd) vastgesteld.

In deze verordening worden de doelstellingen van het programma, de begrotingsmiddelen voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie en de regels voor de verstrekking vastgelegd.

Artikel 2

Doelstellingen van het programma

1.   De algemene doelstellingen van het programma zijn:

a)

beschermen van de financiële belangen van de Unie;

b)

ondersteunen van de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften.

2.   De specifieke doelstellingen van het programma zijn:

a)

voorkomen en bestrijden van fraude, corruptie en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad;

b)

ondersteunen van de melding van onregelmatigheden, fraude daaronder begrepen, met begrotingsmiddelen van de Unie op het gebied van gedeeld beheer en pretoetredingssteun;

c)

verstrekken van instrumenten voor het uitwisselen van informatie en het ondersteunen van operationele activiteiten op het gebied van wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van douane en landbouw.

Artikel 3

Begroting

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2021 — 2027 bedragen 181,207 321 314 000  EUR in prijzen van 2018 (362 414 000 EUR in lopende prijzen). [Am. 15]

2.   De indicatieve verdeling van het in lid 1 bedoelde bedrag is als volgt:

a)

114,207 miljoen 202 512 000 EUR in prijzen van 2018 (228 414 000  EUR in lopende prijzen) voor de doelstelling bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a); [Am. 16]

b)

7 miljoen EUR 12 412 000 EUR in prijzen van 2018 (14 miljoen EUR in lopende prijzen) voor de doelstelling bedoeld in artikel 2, lid 2, onder b); [Am. 17]

c)

60 miljoen EUR 106 390 000 EUR in prijzen van 2018 (120 miljoen EUR in lopende prijzen) voor de doelstelling bedoeld in artikel 2, lid 2, onder c). [Am. 18]

2 bis.     De Commissie is bevoegd om middelen te herverdelen tussen de in artikel 2, lid 2, genoemde doelstellingen. Indien een herverdeling de wijziging inhoudt van één van de in lid 2 van dit artikel genoemde bedragen met 10 % of meer, vindt de nieuwe toewijzing plaats door middel van een overeenkomstig artikel 14 vastgestelde gedelegeerde handeling. [Am. 19]

3.   Het in lid 1 bedoelde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor het uitvoeren van het programma, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen. Bovendien wordt bij de indicatieve verdeling van lid 2, onder a), naar behoren rekening gehouden met het feit dat het programma het enige in zijn soort is dat betrekking heeft op de uitgavenzijde van de bescherming van de financiële belangen van de Unie. [Am. 20]

Artikel 4

Met het programma geassocieerde derde landen

Het programma staat open voor deelname van de volgende derde landen:

a)

landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden;

b)

toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;

c)

landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;

d)

andere derde landen, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan een programma van de Unie, mits de overeenkomst;

a)

een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan programma's van de Unie deelneemt; [Am. 21]

b)

de voorwaarden voor deelname aan de programma's vaststelt, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan afzonderlijke programma's en de administratieve kosten ervan. Deze bijdragen vormen bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel [21, lid 5,] van het Financieel Reglement;

c)

het derde land geen beslissingsmacht over de programma’s verleent;

d)

de rechten van de Unie om naar een goed financieel beheer te streven en haar financiële belangen te beschermen, waarborgt.

Artikel 5

Uitvoering en vormen van EU-financiering

1.   Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement of in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.

2.   Het programma kan financiering verstrekken in een van de vormen waarin het Financieel Reglement voorziet, met name subsidies overeenkomstig titel VIII en overheidsopdrachten overeenkomstig titel VII , alsook vergoeding van reis- en verblijfkosten als bedoeld in artikel 238 van het Financieel Reglement. [Am. 22]

3.   Het programma kan financiering verstrekken voor acties uitgevoerd in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 515/97, met name ter dekking van de soorten kosten als bedoeld in de indicatieve lijst in bijlage I.

4.   Wanneer de ondersteunde actie de aankoop van apparatuur omvat, zorgt de Commissie in voorkomend geval voor een coördinatiemechanisme om de efficiëntie en interoperabiliteit van alle met steun van programma’s van de Unie gekochte apparatuur te waarborgen.

Artikel 6

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

Wanneer een derde land aan het programma deelneemt bij een besluit uit hoofde van een internationale overeenkomst of op grond van enig ander rechtsinstrument, verleent het derde land aan de bevoegde ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de Rekenkamer de rechten en de toegang die zij nodig hebben om hun respectieve bevoegdheden ten volle uit te oefenen. In het geval van het Europees Bureau voor fraudebestrijding omvatten deze rechten het recht om onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding.

HOOFDSTUK II

SUBSIDIES [Am. 23]

Artikel 7

Subsidies Het medefinancieringspercentage voor in het kader van het programma worden toegekend en beheerd in overeenstemming met titel VIII van het Financieel Reglement toegekende subsidies bedraagt niet meer dan 80 % van de subsidiabele kosten. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen, die in de in artikel 10 bedoelde werkprogramma's worden vastgelegd, bedraagt het cofinancieringspercentage niet meer dan 90 % van de subsidiabele kosten . [Am. 24]

Artikel 8

In aanmerking komende acties

Alleen De volgende acties voor de verwezenlijking van de doelstellingen als bedoeld in artikel 2 komen in aanmerking voor financiering.:

a)

het aanbieden van technische kennis, gespecialiseerde en technisch geavanceerde apparatuur en doeltreffende IT-instrumenten die de grensoverschrijdende en multidisciplinaire samenwerking en de samenwerking met de Commissie vergemakkelijken;

b)

het bevorderen van personeelsuitwisselingen voor specifieke projecten, het waarborgen van de nodige ondersteuning en het vergemakkelijken van onderzoek, en met name het instellen van gezamenlijke onderzoeksteams en grensoverschrijdende operaties;

c)

het verlenen van technische en operationele ondersteuning aan nationale onderzoeken, met name aan douane- en rechtshandhavingsautoriteiten, met het oog op de versterking van de strijd tegen fraude en andere onwettige activiteiten;

d)

het opbouwen van IT-capaciteit in alle lidstaten en derde landen, het verbeteren van de gegevensuitwisseling en het ontwikkelen en leveren van IT-instrumenten voor onderzoek en monitoring van inlichtingenwerk;

e)

het organiseren van gespecialiseerde opleidingen, workshops met risicoanalyse, conferenties en studies ter verbetering van de samenwerking en coördinatie tussen de diensten die betrokken zijn bij de bescherming van de financiële belangen van de Unie;

f)

het financieren van een reeks IT-toepassingen voor douanedoeleinden die worden gebruikt in het kader van een gemeenschappelijk informatiesysteem dat wordt beheerd door de Commissie en dat is opgezet om taken uit te voeren die de Commissie zijn toevertrouwd bij Verordening (EG) nr. 515/97;

g)

het financieren van een beveiligd elektronisch communicatiemiddel om de lidstaten te helpen hun verplichting om ontdekte onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, te melden, na te komen en dat het beheer en de analyse van onregelmatigheden ondersteunt;

h)

elke andere actie waarin in de in artikel 10 bedoelde werkprogramma's is voorzien die nodig is om de algemene en specifieke doelstellingen van artikel 2 te verwezenlijken. [Am. 25]

Wanneer de ondersteunde actie de aanschaf van apparatuur omvat, zorgt de Commissie ervoor dat de gefinancierde apparatuur bijdraagt tot de bescherming van de financiële belangen van de Unie. [Am. 26]

Artikel 9

In aanmerking komende entiteiten

1.   Naast de in artikel 197 van het Financieel Reglement vermelde criteria zijn de in lid 2 vastgestelde criteria om in aanmerking te komen van toepassing.

2.   De volgende entiteiten komen in aanmerking:

a)

overheidsinstanties die kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelstellingen en gevestigd zijn in een van de volgende landen:

a)

een lidstaat of een met een lidstaat verbonden land of gebied overzee;

b)

een met het programma geassocieerd derde land;

c)

een derde land dat is opgenomen in het werkprogramma onder de in lid 3 genoemde voorwaarden;

b)

onderzoeks- en onderwijsinstellingen en non-profitorganisaties, die kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelstellingen, op voorwaarde dat zij zijn gevestigd en sinds ten minste één jaar actief zijn in een lidstaat of in een derde land dat met het programma is geassocieerd, of in een derde land dat is opgenomen in een werkprogramma onder de in lid 3 genoemde voorwaarden;

c)

elke juridische entiteit die is opgericht krachtens het recht van de Unie of elke internationale organisatie , overeenkomstig de definitie in artikel 156 van het Financieel Reglement . [Am. 27]

3.   De in lid 2 bedoelde entiteiten die zijn gevestigd in een niet met het programma geassocieerd derde land komen bij wijze van uitzondering voor deelname in aanmerking voor zover dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van een bepaalde actie.

4.   De in lid 2 bedoelde entiteiten die zijn gevestigd in een derde land dat niet met het programma geassocieerd is, moeten in beginsel de kosten van hun deelname dragen.

HOOFDSTUK III

PROGRAMMERING, TOEZICHT EN EVALUATIE

Artikel 10

Werkprogramma

Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma's als bedoeld in artikel 110 van het Financieel Reglement.

De werkprogramma's worden door de Commissie vastgesteld door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 14. [Am. 28]

De Commissie onderzoekt synergieën tussen het programma en andere relevante programma's op gebieden zoals justitie, douane en binnenlandse zaken en zorgt ervoor dat overlappingen in het kader van de opstelling van de werkprogramma's worden vermeden. [Am. 29]

De werkprogramma's worden gepubliceerd op de website van de Commissie en toegezonden aan het Europees Parlement, dat de inhoud en de resultaten ervan beoordeelt in het kader van de jaarlijkse evaluatie van de bescherming van de financiële belangen van de Unie. [Am. 30]

Artikel 11

Monitoring en verslaglegging

1.   Indicatoren om verslag uit te brengen over de door het programma geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 2 vermelde algemene en specifieke doelstellingen zijn vastgesteld in bijlage II.

2.   Met het oog op een effectieve evaluatie van de voortgang van het programma in de richting van de verwezenlijking van de doelstellingen kan de Commissie overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vaststellen om bijlage II te wijzigen teneinde de indicatoren waar nodig te herzien of aan te vullen en deze verordening aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een kader voor toezicht en evaluatie. [Am. 31]

2 bis.     De Commissie dient jaarlijks een verslag in over de resultaten van het programma bij het Europees Parlement en de Raad. [Am. 32]

3.   Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie en in voorkomend geval aan de lidstaten.

Artikel 12

Evaluatie

1.   Evaluaties worden tijdig uitgevoerd , door een onafhankelijke beoordelaar, zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen. [Am. 33]

2.   De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het programma is begonnen.

3.   Aan het einde van de uitvoering van het programma, doch uiterlijk vier drie jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, voert de Commissie een eindevaluatie van het programma uit. [Am. 34]

4.   De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Rekenkamer en publiceert ze op haar website . [Am. 35]

Artikel 13

Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen houdende bepalingen voor een kader voor toezicht en evaluatie als bedoeld in artikel 11 worden voor de goedkeuring van de werkprogramma's als bedoeld in artikel 10 en de wijziging van de indicatoren als bepaald in bijlage II bij deze verordening . [Am. 44]

Artikel 14

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 13 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2028.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 13 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5 bis.     Een overeenkomstig de artikelen 10 en 13 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. [Am. 36]

HOOFDSTUK IV

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

Informatie, communicatie en publiciteit

1.   De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven maximale zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten) door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren. De oorsprong van financiering van de Unie behoeft niet te worden erkend en er behoeft geen zichtbaarheid aan te worden gegeven indien zulks afbreuk zou kunnen doen aan de doeltreffendheid van fraudebestrijdings- of douaneoperaties. [Am. 37]

2.   De Commissie voert geregeld informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma alsmede, de acties en de resultaten ervan. De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 2 bedoelde doelstellingen. [Am. 38]

Artikel 16

Wijziging van Verordening (EG) nr. 515/97

In artikel 42 bis van Verordening (EG) nr. 515/97 worden de leden 1 en 2 geschrapt.

Artikel 17

Intrekking

Verordening (EU) nr. 250/2014 wordt met ingang van 1 januari 2021 ingetrokken.

Artikel 18

Overgangsbepalingen

1.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van de betrokken acties tot de afsluiting ervan op grond van Verordening (EU) nr. 250/2014 en artikel 42 bis van Verordening (EG) nr. 515/97, die op de betrokken acties van toepassing blijven totdat zij worden afgesloten.

2.   De financiële middelen voor het programma kunnen eveneens de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve bijstand om de overgang te waarborgen tussen het programma en de maatregelen die zijn vastgesteld op grond van Verordening (EU) nr. 250/2014 en artikel 42 bis van Verordening (EG) nr. 515/97.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de [twintigste] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te …,

Voor het Europees

De voorzitter

Parlement Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 10 van 10.1.2019, blz. 1.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 12 februari 2019.

(3)  Besluit nr. 804/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van acties op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap (Hercules-programma) (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 9).

(4)  Besluit nr. 878/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2007 houdende wijziging en verlenging van Besluit nr. 804/2004/EG tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van acties op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap (Programma Hercules II) (PB L 193 van 25.7.2007, blz. 18).

(5)  Verordening (EU) nr. 250/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 tot vaststelling van een programma voor de bevordering van acties op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie (programma “Hercules III”) en tot intrekking van Besluit nr. 804/2004/EG (PB L 84 van 20.3.2014, blz. 6).

(6)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1971 van 8 juli 2015 van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad met specifieke bepalingen inzake de rapportage over onregelmatigheden aangaande het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1848/2006 van de Commissie, en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1975 van de Commissie van 8 juli 2015 tot vaststelling van de frequentie en de vorm van de rapportage over onregelmatigheden aangaande het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 293 van 10.11.2015, blz. 6).

(7)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1970 van 8 juli 2015 van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad met specifieke bepalingen inzake de rapportage over onregelmatigheden aangaande het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1974 van de Commissie van 8 juli 2015 tot vaststelling van de frequentie en de vorm van de rapportage over onregelmatigheden aangaande het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 293 van 10.11.2015, blz. 1).

(8)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1973 van de Commissie van 8 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad met specifieke bepalingen inzake de rapportage over onregelmatigheden aangaande het Fonds voor asiel, migratie en integratie en aangaande het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing, en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1977 van de Commissie tot vaststelling van de frequentie en de vorm van de rapportage over onregelmatigheden aangaande het Fonds voor asiel, migratie en integratie en aangaande het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 293 van 10.11.2015, blz. 15).

(9)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1972 van de Commissie van 8 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad met specifieke bepalingen inzake de rapportage over onregelmatigheden aangaande het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1976 van de Commissie van 8 juli 2015 tot vaststelling van de frequentie en de vorm van de rapportage over onregelmatigheden aangaande het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 293 van 10.11.2015, blz. 11).

(10)  Artikel 16 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 447/2014 van de Commissie van 2 mei 2014 betreffende nadere bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (PB L 132 van 3.5.2014, blz. 32).

(11)  Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening 2015/1525 (PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1).

(12)  Besluit 2009/917/JBZ van de Raad inzake het gebruik van informatica op douanegebied (PB L 323 van 10.12.2009, blz. 20).

(13)  Aan te passen referentie: PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1. Het akkoord kan worden geraadpleegd op: http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=uriserv:OJ.C_.2013.373.01.0001.01.ENG&toc=OJ:C:2013:373:TOC.

(14)  [ref.]

(15)  COM(2013)0324.

(16)  COM(2017)0235.

(17)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(18)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1

(19)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(20)  Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).

(21)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).

(22)  Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (LGO-besluit) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).

(23)  Interinstitutioneel akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven van 13 april 2016 (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).

BIJLAGE I

Indicatieve lijst van de soorten kosten die door het programma zullen worden gefinancierd met betrekking tot acties uitgevoerd in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 515/97:

a)

alle kosten van het installeren en onderhouden van de permanente technische infrastructuur voor het ter beschikking stellen aan de lidstaten van de logistieke, kantoorautomatiserings- en IT-middelen voor de coördinatie van gezamenlijke douaneoperaties en andere operationele activiteiten;

b)

vergoeding van reis- en verblijfkosten, alsmede eventueel alle andere vergoedingen van de vertegenwoordigers van de lidstaten en, in voorkomend geval, vertegenwoordigers van derde landen die deelnemen aan de communautaire missies, gezamenlijke douaneoperaties, georganiseerd door of tezamen met de Commissie en opleidingen, vergaderingen ad hoc en voorbereidende en evaluatievergaderingen voor administratieve onderzoeken of operationele acties van de lidstaten, wanneer zij worden georganiseerd door of tezamen met de Commissie;

c)

de kosten voor de aanschaf, bestudering, ontwikkeling en het onderhoud van de informatica-infrastructuur (de hardware), de software en de netwerkverbindingen, en voor de ermee verbonden diensten voor productie, ondersteuning en opleiding ten behoeve van de uitvoering van de in Verordening (EG) nr. 515/97 vastgelegde acties, met name het voorkomen en bestrijden van fraude;

d)

de uitgaven voor de verstrekking van inlichtingen en de uitgaven voor de daarop betrekking hebbende acties die toegang verschaffen tot inlichtingen, gegevens en gegevensbronnen ten behoeve van de uitvoering van de in Verordening (EG) nr. 515/97 vastgelegde acties, met name het voorkomen en bestrijden van fraude;

e)

de uitgaven voor het gebruik van het douane-informatiesysteem waarin is voorzien bij instrumenten die zijn vastgesteld op grond van artikel 87 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name Besluit 2009/917/JHA inzake het gebruik van informatica op douanegebied, voor zover in die instrumenten is bepaald dat de uitgaven ten laste zijn van de algemene begroting van de Europese Unie;

f)

de kosten voor de aanschaf, bestudering, ontwikkeling en het onderhoud van de EU-componenten van het gemeenschappelijk communicatienetwerk dat wordt gebruikt ten behoeve van punt c).

BIJLAGE II

INDICATOREN VOOR DE MONITORING VAN HET PROGRAMMA

Op het programma wordt nauwlettend toezicht gehouden aan de hand van een reeks indicatoren om te meten in hoeverre de algemene en specifieke doelstellingen van het programma zijn verwezenlijkt, mede met het oog op verlichting van de administratieve lasten en de kosten. Daartoe zullen er gegevens worden vergaard met betrekking tot onderstaande indicatoren.

Specifieke doelstelling nr. 1: Voorkomen en bestrijden van fraude, corruptie en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

Indicator 1: Ondersteuning van het voorkomen en bestrijden van fraude, corruptie en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, gemeten aan de hand van:

1.1:

Tevredenheid over de in het kader van het programma georganiseerde en (mee)gefinancierde activiteiten.

a)

aantal en type activiteiten die in het kader van het programma worden georganiseerd en (mee)gefinancierd; [Am. 39]

1.2:

Percentage Lijst van de lidstaten dat die steun ontvangt ontvangen voor elk jaar van het programma en respectief aandeel in de financiering . [Am. 40]

Specifieke doelstelling nr. 2: Ondersteunen van de melding van onregelmatigheden, fraude daaronder begrepen, met de begroting van de Unie op het gebied van gedeeld beheer en pretoetredingssteun.

Indicator 2: Gebruikerstevredenheid voor het Irregularities Management System (IMS).

a)

aantal meldingen van onregelmatigheden; [Am. 41]

Indicator 2a: Tevredenheid van gebruikers met het gebruik van het antifraude-informatiesysteem. [Am. 42]

Specifieke doelstelling nr. 3: Verstrekken van instrumenten voor het uitwisselen van informatie en het ondersteunen van operationele activiteiten op het gebied van wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van douane.

Indicator 3: Het aantal beschikbaar gestelde inlichtingen met betrekking tot wederzijdse bijstand en het aantal gesteunde activiteiten met betrekking tot wederzijdse bijstand.

Indicator 3a: Aantal en soort activiteiten met betrekking tot wederzijdse bijstand. [Am. 43]