11.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 47/98


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s Samen een succes maken van de energie-unie en van klimaatactie — De grondslag voor een geslaagde energietransitie

[COM(2019) 285 final]

(2020/C 47/15)

Rapporteur: Tommaso DI FAZIO

Raadpleging

Commissie, 22.7.2019

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Goedkeuring door de afdeling

16.10.2019

Goedkeuring door de voltallige vergadering

30.10.2019

Zitting nr.

547

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

219/0/1

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met het initiatief van de Europese Commissie om een begin te maken met de evaluatie van de door de lidstaten ingediende ontwerpen van nationale energie- en klimaatplannen (NECP’s). Een en ander sluit aan bij het nieuwe governancemodel dat de Raad en het Parlement in december 2018 hebben gelanceerd en dat (samen met de lidstaten, de regionale en lokale overheden, het maatschappelijk middenveld en de burgers) een proces op gang moet brengen dat gericht is op convergentie en samenhang van de maatregelen op Europees niveau voor de overgang naar schone energie en klimaatbescherming. Dit kan worden verwezenlijkt door middel van een interactieve dialoog op verschillende niveaus, waarbij het maatschappelijk middenveld en de publieke en particuliere actoren op lokaal en regionaal niveau ten volle worden betrokken.

1.2.

Het EESC verheugt zich erover dat de Europese Unie de eerste grote wereldeconomie is die, via de concrete nationale energie- en klimaatplannen, een juridisch bindend kader heeft goedgekeurd om haar in 2015 aangegane verbintenissen na te komen in het kader van de COP21-Overeenkomst van Parijs en de VN-agenda voor 2030, waarin de lidstaten worden opgeroepen om voorstellen voor “geïntegreerde” nationale energie- en klimaatplannen op te stellen.

1.3.

Het EESC juicht toe dat de Europese Unie zo voor de hele wereld een referentie wordt op het gebied van regelgeving en governance in de strijd tegen de voortdurende, zonder uitzondering wereldwijde verslechtering van het klimaat. De verwezenlijking van de klimaatdoelstelling in 2030, die de basis vormt voor de ambitieuzere en noodzakelijke doelstelling van volledige decarbonisatie tegen 2050, kan alleen het resultaat zijn van complexe en gecoördineerde globale actie van de lidstaten.

1.4.

Het EESC is een groot voorstander van het opzetten van een gemeenschappelijk, solide en geharmoniseerd platform om een einde te maken aan de versnippering (tussen maatregelen en sectoren, tussen overheden, tussen belanghebbenden en burgers, en tussen lidstaten) en om gemeenschappelijke trajecten uit te stippelen voor de verwezenlijking van de doelstellingen voor 2030, waaronder duurzame en concurrerende ontwikkeling, klimaatneutraliteit, een geleidelijk decarbonisatieproces en een geïntegreerde en systematische aanpak. Het welslagen van de plannen kan het best worden gegarandeerd als de bevolking er via een proces van bottom-upbetrokkenheid unaniem achter staat.

1.5.

Volgens het EESC is het absoluut noodzakelijk en prioritair om een algemene cultuur van duurzaamheid te ontwikkelen die het proces van energietransitie en klimaatneutraliteit begeleidt en het onderwijs- en opleidingssysteem vanaf de vroege kinderjaren op alle niveaus doordringt, met het oog op een proactieve en geïnformeerde deelname van alle geledingen van de samenleving. Het EESC acht het van essentieel belang dat maatregelen in die zin integraal deel uitmaken van de NECP’s.

1.6.

In de NECP’s moet een transitie naar een meer inclusieve, duurzame, voordelige, rechtvaardige en veilige wereldwijde energiehuishouding worden bevorderd, waarbij de mens centraal staat en waarbij oplossingen worden aangedragen voor de wereldwijde uitdagingen op het gebied van energie en klimaat, op basis van maatschappelijke consensus, maar ook op basis van het creëren van waarde voor het bedrijfsleven en de samenleving, zonder het evenwicht van de energiedriehoek (veiligheid en toegang, ecologische en sociale duurzaamheid, economische ontwikkeling en concurrerende groei) in gevaar te brengen.

1.7.

Een andere prioritaire aanbeveling moet volgens het EESC gericht zijn op de daadwerkelijke voltooiing van de Europese energiemarkt, die nog niet volledig onderling verbonden, interoperabel en transparant is en thans wordt gekenmerkt door grote verschillen in gas- en elektriciteitsprijzen. Daarnaast moeten ook toezeggingen worden gedaan om de wetgeving volledig toe te passen en nauwkeurig toe te zien op de correcte uitvoering ervan.

1.8.

De bijdrage van de energie- en vervoerssector aan het koolstofarm maken van de economie moet volgens het EESC gebaseerd zijn op stimulansen voor de consument en bevordering van het gebruik van sleuteltechnologieën om in 2050 de “nul-emissiedoelstelling” te halen. Het EESC beveelt aan werk te maken van speciale strategieën voor energie-intensieve industrieën en regio’s — met inbegrip van het gebruik van ETS- en koolstofmarktmechanismen in het kader van LULUCF — die expliciet in de NECP’s zouden moeten worden opgenomen, samen met de hervormingen die worden doorgevoerd met het oog op een meer geïntegreerde koolstofarme groothandelsmarkt voor de elektriciteits-, gas- en verwarmingssector en een transparantere Europese detailhandelsmarkt. Het zou graag zien dat bijzondere aandacht wordt geschonken aan een eerlijke toepassing van ETS met het oog op het concurrentievermogen, door de invoering van een passende carbon border tax op energie-intensieve producten die in de EU worden ingevoerd.

1.9.

Het EESC is het met de Commissie eens dat de plannen van cruciaal belang zijn om de gemeenschappelijke klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 gezamenlijk te verwezenlijken, mits zij het bedrijfsleven en de financiële sector de nodige en voorspelbare duidelijkheid en zekerheid bieden om investeringen in heel Europa, ook op het gebied van onderzoek en innovatie, ten behoeve van het concurrentievermogen van de EU in deze sector te stimuleren. De nationale plannen moeten de lidstaten voorts helpen bij het aansturen van de financieringen — geschat op ongeveer 25 % van het totaal — in het kader van het volgende financiële kader 2021-27.

1.10.

Het Comité benadrukt het belang van meer duidelijkheid in de NECP’s over de extra investeringen die nodig zijn voor de uitvoering van de geplande maatregelen die een brede politieke en sociale consensus vereisen, en over de platforms die de samenwerking en gemeenschappelijke inzichten bevorderen tussen de verschillende belanghebbenden. Wat de in de NECP’s geplande investeringen betreft, is het EESC van mening dat moet worden nagedacht over manieren en wijzen om deze te onttrekken aan de beperkingen van het Stabiliteitspact, of dat ze in ieder geval afzonderlijk moeten worden bekeken, gezien hun neutrale doelstellingen, het transversale draagvlak en het hoge gemeenschappelijke doel dat wordt nagestreefd.

1.11.

Er moet in het bijzonder worden gestreefd naar sociale consensus en naar een oplossing van de problemen die zich bij de uitvoering van de plannen zullen voordoen, met name wanneer de verwezenlijking van de doelstelling van schone energie gepaard zal gaan met herstructurering of zelfs sluiting van hele productiesectoren. Regelingen voor de verplaatsing van werknemers moeten in de plannen zelf worden vastgelegd.

1.12.

Het EESC beveelt de Commissie aan erop toe te zien dat alle lidstaten in hun NECP’s zorgen voor een duidelijke beschrijving van de hoofdstukken over de sociale duurzaamheid van de op te starten processen en over de uitvoeringsmaatregelen ter bevordering van inclusieve groei, billijke verdeling van voordelen en lasten en duidelijke en transparante informatie voor het maatschappelijk middenveld,.

1.13.

Het netwerk van sociaal-economische raden en soortgelijke organen in de lidstaten zou moeten worden geactiveerd om het maatschappelijk middenveld in staat te stellen proactief deel te nemen aan de ontwikkeling en de monitoring van de NECP’s. De bijdrage van het maatschappelijk middenveld zou in een specifiek onderdeel van de plannen moeten worden uiteengezet, samen met de opmerkingen van de openbare en particuliere actoren op lokaal en regionaal niveau.

1.14.

Het EESC verzoekt de Commissie om de eindevaluatie van de definitieve NECP’s voor te leggen aan de Raad, het Parlement, het Comité van de Regio’s en het EESC zelf, en zou graag zien dat er in dat verband een interinstitutionele conferentie met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en de lokale en regionale overheden wordt georganiseerd, om te zorgen voor een doeltreffende follow-up en bewustmaking van het energie- en klimaattransitieproces.

1.15.

Voorts zouden de NECP’s moeten voorzien in passende acties en middelen voor permanente bewustmakings- en actualiseringscampagnes, om te voorkomen dat de media hun waakzaamheid en aandacht laten verslappen wanneer energie- en klimaatkwesties, wegens een overvloed aan informatie, niet langer op de voorpagina’s staan.

1.16.

Het EESC is van mening dat de huidige consensus over het belang van de klimaatdoelstelling en de noodzaak om nationale energie- en klimaatplannen ten uitvoer te leggen, maakt dat deze problematiek deel moet uitmaken van de belangrijkste en permanente thema’s van het Europees Semester.

2.   Inleiding

2.1.

In overeenstemming met het EU-regelgevingskader voor energie en de regels voor klimaatactie, die op 24.12.2018 in werking zijn getreden (1), hebben de EU-landen stappen ondernomen om:

NEPC’s te ontwikkelen die de vijf dimensies van de energie-unie bestrijken — energiezekerheid, interne energiemarkt, energie-efficiëntie, decarbonisatie, O&I en concurrentievermogen — voor de periode 2021-30 (en elke volgende periode van tien jaar) op basis van een gemeenschappelijk model;

uiterlijk op 31.12.2018 een NECP-voorstel aan de Europese Commissie voor te leggen en, na onderzoek en evaluatie door de Commissie, klaar te zijn om de definitieve plannen uiterlijk op 31.12.2019 in te dienen;

verslag uit te brengen over de vorderingen bij de uitvoering van de respectieve NECP’s in het kader van de jaarlijkse verslagen over de energie-unie, met een eerste herziening van de NECP’s in 2024.

2.2.

De mededeling waarover dit advies gaat, past in dit kader en heeft betrekking op de aanbevelingen die de Commissie na beoordeling van de door de lidstaten ingediende ontwerp-NECP’s heeft geformuleerd en die met name gericht zijn op:

de ambitieniveaus van de doelstellingen, streefcijfers en bijdragen tot de collectieve verwezenlijking van de doelstellingen van de energie-unie, met name de streefcijfers van de Unie voor de beperking van de uitstoot van broeikasgassen, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie en het niveau van elektriciteitsinterconnectiviteit tegen 2030;

beleidslijnen en maatregelen in verband met de doelstellingen op het niveau van de lidstaten en de Unie alsook andere beleidslijnen en maatregelen van potentieel grensoverschrijdend belang;

eventuele aanvullende beleidslijnen en maatregelen die mogelijk vereist zijn in de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen;

interacties en samenhang tussen bestaande beleidslijnen en maatregelen, alsook tussen de beleidslijnen en maatregelen die zijn gepland en opgenomen in de NECP’s zowel binnen één dimensie als tussen de vijf dimensies van de energie-unie;

de verwezenlijking van de doelstellingen met volledige inachtneming van het concurrentievermogen en de sociale rechtvaardigheid.

2.3.

Wat hernieuwbare energie betreft, zijn de aanbevelingen van de Commissie aan de lidstaten gebaseerd op een formule in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1999, die op haar beurt gebaseerd is op objectieve criteria, en zijn erop gericht enerzijds de algemene ambitie op het niveau van de Unie te beoordelen en anderzijds ervoor te zorgen dat elke betrokken lidstaat voldoende tijd heeft om een adequate sociale consensus te bereiken en over te gaan tot de definitieve NECP’s, die na een formeel iteratief proces opnieuw zullen worden geanalyseerd en beoordeeld door de Commissie.

3.   De mededeling van de Commissie

3.1.

De Europese Commissie heeft de onderhavige mededeling opgesteld, waarin:

een analyse wordt gemaakt van de voorstellen voor NECP’s en van de geaggregeerde gevolgen ervan voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de energie-unie tegen 2030;

deze mededeling vormt een aanvulling op de gedetailleerde analyses op nationaal (2) en Europees (3) niveau en op de specifieke aanbevelingen die tot elke lidstaat (4) zijn gericht.

Doel is de lidstaten te helpen de NECP’s voor de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen tegen eind 2019 af te ronden via een permanente en iteratieve dialoog.

Volgens de Commissie zal met name verdere verfijning door en met de lidstaten nodig zijn, met name wat betreft: individuele ambities, grensoverschrijdende samenwerking, het verband tussen klimaatbeleid en luchtkwaliteit, meer aandacht voor investeringen, concurrentievermogen en sociale rechtvaardigheid.

3.2.

Volgens de Commissie moeten de definitieve plannen onder meer:

degelijkere informatie bevatten over het beleid en de maatregelen om tijdig concreet werk te maken van de voorgestelde doelstellingen en bijdragen voor hernieuwbare energie;

degelijker onderbouwd zijn en duidelijkere trajecten voor het energieverbruik aangeven, wijzen op lacunes en goede praktijken, alsook de reikwijdte, het tijdschema en de verwachte energiebesparingen van de geplande beleidslijnen en maatregelen vaststellen, met name voor de tenuitvoerlegging van de energiebesparingsverplichtingen en de herstructureringsstrategie op lange termijn, samen met de investeringsbehoeften en de financieringsbronnen;

in de NECP’s de risico’s voor de continuïteit van de energievoorziening in kaart brengen, evenals de risico’s die verband houden met de levering van grondstoffen, de gevolgen van de klimaatverandering of toevallige, natuurlijke, door de mens veroorzaakte of terroristische bedreigingen voor kritieke energie-infrastructuur, met name risico’s in verband met cyberveiligheid en digitalisering;

doelstellingen, programma’s en tijdschema’s voor hervormingen van de energiemarkt specificeren in overeenstemming met de wetgeving die is vastgesteld in het kader van het pakket “Schone energie voor alle Europeanen” en met de bestaande netwerkcodes en richtsnoeren — met steun voor hervormingen van de groothandelsmarkten en de ontwikkeling van concurrerende kleinhandelsmarkten — rekening houdend met het toezicht door de nationale regelgevende instanties en het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators;

alle segmenten van de samenleving bij dit proces betrekken in een cocreatie-oefening die ervoor moet zorgen dat de belanghebbenden zich daadwerkelijk voor de actie verantwoordelijk voelen.

4.   Algemene opmerkingen

4.1.

Het EESC is ingenomen met de mededeling van de Commissie, die voor het eerst een nieuw model wil invoeren dat — samen met de lidstaten, de regionale en lokale overheden, het maatschappelijk middenveld en de burgers — moet zorgen voor een proces van convergentie en samenhang van maatregelen op Europees niveau voor de overgang naar schone energie, duurzame en concurrerende ontwikkeling, decarbonisatie en een geïntegreerde, systemische en technologisch neutrale aanpak, een kringloopeconomie als hefboom voor innovatieve oplossingen voor de klimaatverandering, alsook sociale rechtvaardigheid op basis van het Europees energiepact (5) dat de consument in het systeem centraal plaatst, waarbij ook wordt voorzien in een plan om energiearmoede te bestrijden.

4.2.

Het EESC benadrukt dat de EU-burgers de doelstellingen van de energie-unie en ambitieuzere klimaat- en energiemaatregelen steeds krachtig en in toenemende mate hebben gesteund (6), alsook dat de doelstellingen van de energie-unie steeds meer onderschreven worden door het Europese bedrijfsleven (7), zowel binnen als buiten de energiesector. Het EESC is voorts ingenomen (8) met de inwerkingtreding van de verordening betreffende de governance van de energie-unie en de tenuitvoerlegging van de klimaatmaatregelen en roept het maatschappelijk middenveld op om een zo actief mogelijke rol te spelen bij het waarborgen van de correcte uitvoering van deze verordening.

4.3.

Volgens het EESC moet er dringend actie worden ondernomen met het oog op de klimaatverandering, aangezien we nu al de gevolgen ervan ondervinden. De overgang naar een duurzame economie vormt ook een belangrijke kans. Om deze overgang tot een goed einde te brengen, moeten we het concurrentievermogen van onze bedrijven in stand houden en onderzoek en ontwikkeling stimuleren. We moeten alle sectoren en het maatschappelijk middenveld erbij betrekken en een permanente dialoog met de burgers onderhouden om ervoor te zorgen dat niemand achterblijft (9).

4.4.

Het EESC benadrukt het belang van het engagement van de Unie — die op het hoogste niveau is bevestigd door de verklaring van Sibiu (10) — om een verantwoordelijke wereldleider te zijn: in de strijd tegen de klimaatverandering, en wat betreft de bescherming van de burgers, de bescherming van het milieu en de naleving van het gelijkheidsbeginsel.

4.5.

Het EESC is het eens met het beginsel dat de ontwerp-NECP’s een gemeenschappelijk, solide en geharmoniseerd platform bieden voor dialoog met het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven, de sociale partners en de lokale overheden in de hele Unie, dat hen in staat stelt om deel te nemen aan de discussie over gemeenschappelijke uitdagingen en langetermijnprioriteiten van de EU op het gebied van energie en klimaat (11).

4.6.

Het waarborgen van een sociale consensus moet echter prioriteit krijgen, met name wanneer bepaalde regio’s in de EU die nog steeds afhankelijk zijn van steenkoolwinning of het gebruik van andere fossiele brandstoffen, achterlopen op het gebied van de overgang naar duurzaamheid en de inwoners van die regio’s een lager inkomen en beperktere economische kansen hebben dan die in andere lidstaten. Als niet adequaat wordt gereageerd op de negatieve gevolgen van de energietransitie voor burgers en bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen, en onvoldoende steun wordt verleend aan de zwaarst getroffenen, kan dit leiden tot een sterke politieke en sociale weerstand en kan het algemene proces van tenuitvoerlegging van de NECP’s worden vertraagd.

4.7.

Volgens het EESC is het daarom zaak een antropocentrische overgang naar een meer inclusieve, duurzame, economische, rechtvaardige en veilige wereldwijde energiehuishouding aan te bevelen, die oplossingen biedt voor de wereldwijde energie- en klimaatuitdagingen en waarde creëert voor het bedrijfsleven en de samenleving, zonder een bedreiging te vormen voor het evenwicht in de energiedriehoek: veiligheid en toegang, ecologische en sociale duurzaamheid, economische ontwikkeling en concurrerende groei.

4.8.

De eerste aanbeveling — niet alleen aan de lidstaten, maar ook aan de Europese instellingen zelf — is de effectieve voltooiing van de Europese energiemarkt, die nog niet volledig onderling verbonden, interoperabel en transparant is, met aanzienlijke verschillen in gas- en elektriciteitsprijzen, zowel wat de energiecomponent als de netwerk- en leveringskosten en de belastingen betreft. Het EESC is dan ook teleurgesteld dat er nog steeds grote verschillen tussen de energieprijzen in de EU bestaan, die wijzen op een ernstige tekortkoming van de interne markt en de verwezenlijking van de EU-energiedoelstelling tegen 2030 in gevaar kunnen brengen als er geen passende corrigerende maatregelen worden genomen.

4.8.1.

Het EESC roept de Commissie en de lidstaten dan ook op om in de NECP’s toezeggingen op te nemen m.b.t. de volledige tenuitvoerlegging en nauwgezette monitoring van de correcte toepassing van de voor bedrijven en consumenten goedgekeurde wetgeving. Een en ander past in het kader van een vernieuwde strategie voor de voltooiing van de interne markt tegen 2025, die een antwoord moet bieden op de wereldwijde uitdagingen inzake duurzame concurrerende groei en op de klimaatuitdagingen, zulks in een moderne, slimme, gedigitaliseerde en onderling verbonden omgeving op continentaal niveau.

4.8.2.

Het EESC is van mening dat steun moet worden aanbevolen voor zowel de hervorming van een meer geïntegreerde, koolstofvrije groothandelsmarkt voor elektriciteit, gas en warmte als voor een transparantere Europese kleinhandelsmarkt, die het voor burgers en bedrijven mogelijk maakt om daadwerkelijk te profiteren van de maatregelen voor een duurzaam energie- en klimaatbeleid, in de zin van een lager verbruik en lagere kosten op de EU-markt, door hen in staat te stellen goed onderbouwde keuzes te maken.

4.9.

De aanbevelingen inzake de bijdrage van de energiesector aan het koolstofvrij maken van de economie moeten volgens het EESC worden ontwikkeld op basis van stimulansen voor consumenten en bevordering van de toepassing van sleuteltechnologieën voor een klimaatneutrale economie om in 2050 de “nulemissiedoelstelling” te halen. De Europese Commissie zou expliciet speciale strategieën moeten aanbevelen voor energie-intensieve industrieën zoals de chemische, staal-, cement- en papierindustrie, alsmede voor koolstofintensieve regio’s, waarbij de omschakeling naar energie-efficiëntere technologieën moet worden gestimuleerd en aangemoedigd.

4.9.1.

Het is van cruciaal belang dat energie-intensieve industrieën doeltreffend worden ondersteund door de EU en hun nationale regeringen; dit kan o.m. door de ETS-richtsnoeren m.b.t. staatssteun te verbeteren. Het EESC is van mening dat de EU-regeling voor de emissiehandel (EU-ETS) als instrument voor de beperking van de Europese energiegerelateerde uitstoot niet alleen een idee moet geven van de koolstofprijs maar ook duurzame investeringen in koolstofarme nieuwe technologieën (12) positief moet beïnvloeden, ook via het met EU-ETS gefinancierde innovatiefonds.

4.9.2.

Om het vervoer, dat momenteel goed is voor 90 % van de oliebehoefte, koolstofvrij te maken, moet er volgens het EESC geleidelijk worden overgeschakeld op alternatieve klimaatneutrale brandstoffen, met een grotere energie-efficiëntie en middels adequate infrastructuur, waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van digitale technologieën en slimme prijsstelling, alsook multimodale integratie en duurzamere vervoerswijzen worden bevorderd.

4.9.3.

De bouwsector is verantwoordelijk voor 40 % van het energieverbruik en ongeveer 15 % van de broeikasgasemissies; de EU-wetgeving inzake energiebesparing in gebouwen en de daarmee samenhangende stimulansen moeten dan ook volledig ten uitvoer worden gelegd. Voorts moet worden gezorgd voor investeringen in slimme elektriciteitsnetwerken om het gebruik van verschillende hernieuwbare bronnen en duurzame productie-, opslag- en transmissietechnologieën te integreren en te optimaliseren. In het bijzonder moet het gebruik van ter plaatse geproduceerde hernieuwbare energie worden bevorderd door middel van specifieke stimuleringsregelingen binnen een passend regelgevingskader.

4.10.

Het EESC is het eens met de door de Commissie gegeven stimulans om in de NECP’s de in mei 2018 goedgekeurde EU-wetgeving (13) inzake landgebruik, verandering in landgebruik of bosbouw (LULUCF) (14) volledig ten uitvoer te leggen, op grond waarvan de lidstaten verplicht zijn om in de periode van 2021-2030 de uitstoot van broeikasgassen ten gevolge van landgebruik te compenseren met een gelijkwaardige CO2-opname door bossen. De sector kan nog meer doen om de afvang van kooldioxide te verhogen. Het EESC heeft in een eerder advies beklemtoond: “Een actief en duurzaam bosbeheer en het hulpbronnenefficiënte gebruik van hout zijn fundamentele factoren voor het halen van de klimaatdoelstellingen” (15).

4.11.

Wat de veiligheid betreft, steunt het EESC de aanbevelingen voor een veerkrachtig Europees energiesysteem, zowel wat betreft de voorziening en de noodvoorraden als de cyberveiligheid. Cyberveiligheid is van het grootste belang om een veilige overgang naar een koolstofvrij, gedecentraliseerd, gedigitaliseerd en geïntegreerd energiesysteem in de EU te waarborgen.

4.12.

De uitdagingen en risico’s die voor de energiesector zijn vastgesteld, moeten volledig op EU-niveau worden aangepakt door de rol van het Europees Agentschap voor cyberveiligheid (ENISA) te bevorderen en door de lidstaten aan te bevelen een geharmoniseerde aanpak van cyberveiligheid te hanteren om het risico van zwakke schakels in een steeds meer met elkaar verbonden Europees netwerksysteem te verminderen. Op die manier worden een gemeenschappelijk begrip van aanvallen en een gemeenschappelijke reactie op cyberveiligheidsdreigingen gewaarborgd, zoals het EESC reeds eerder heeft benadrukt (16). Het hele energiesysteem is in hoge mate geautomatiseerd, om te allen tijde stabiliteit en evenwicht te garanderen; een cyberaanval kan niet alleen geïsoleerde gebieden, maar ook grote geografische regio’s in gevaar brengen of permanent buiten werking stellen, en zelfs geopolitieke spanningen doen opflakkeren in het onwenselijke maar altijd mogelijke geval van instrumentele hackeraanvallen.

4.13.

De O&I-aanbevelingen van de Commissie krijgen de volledige steun van het EESC, dat het van essentieel belang acht om het internationale concurrentievermogen in het overgangsproces te waarborgen, de omschakeling van het energiesysteem op een kosteneffectieve manier te versnellen en de bijdrage van nationale industriële/innovatieve ecosystemen aan de totstandkoming van duurzame strategische Europese waardeketens te vergroten, zoals in het dossier m.b.t. batterijen waarover het EESC zich nog recentelijk heeft kunnen uitspreken (17).

4.14.

Het nieuwe Horizon Europa-kaderprogramma (2021-2027), de structuurfondsen en de EIB, het Europees Fonds voor strategische investeringen, het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en het innovatiefonds dat wordt gefinancierd door de verkoop van EU ETS-emissierechten, behoren tot de instrumenten waarmee de lidstaten ervoor moeten zorgen dat een en ander in de NECP’s op een correcte manier wordt geactiveerd.

4.15.

De investeringen — en de daarmee samenhangende financiële dekkingen — die vereist zijn om de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU te verwezenlijken — geraamd op extra jaarlijkse investeringen van ongeveer 260 miljard euro (18) — blijven de meest problematische factor, samen met sociale billijkheid en duurzaamheid, die de kern moeten vormen van een antropocentrisch proces van energie- en klimaatovergang.

4.15.1.

Het EESC wijst erop dat deze extra investeringsbedragen zeer beperkt lijken in vergelijking met de bedragen die in zijn recente adviezen (19) zijn genoemd en dat de noodzakelijke financiering een breed politiek en sociaal compromis vereist, samen met platforms die samenwerking en gemeenschappelijke inzichten bevorderen tussen de verschillende belanghebbenden, te beginnen met burgers, consumenten, werknemers en bedrijven, ten aanzien van een langetermijnvisie op de energietransitie, de tussentijdse doelstellingen en de meest directe prioriteiten.

4.15.2.

Een ander groot probleem is dat van de sociale billijkheid en duurzaamheid van het transitieproces alsook van de billijke verdeling van kosten en baten. Het EESC heeft er al op gewezen dat Europa behoefte heeft aan een “sociaal pact voor de energietransitie”, waarover de EU, de lidstaten, de regio’s, de steden, de sociale partners en het maatschappelijk middenveld overeenstemming moeten bereiken om “ervoor te zorgen dat de transitie niemand uitsluit” (20).

4.15.3.

Het EESC beveelt de Commissie aan erop toe te zien dat alle lidstaten in hun NECP’s zorgen voor een duidelijke beschrijving van de hoofdstukken over de sociale duurzaamheid van de op te starten processen en over de uitvoeringsmaatregelen ter bevordering van inclusieve groei, billijke verdeling van voordelen en lasten en duidelijke en transparante informatie voor het maatschappelijk middenveld, samen met plannen voor vaardigheidstraining met het oog op de vorming van goed geïnformeerde en proactieve actoren voor gemeenschappelijke processen.

Brussel, 30 oktober 2019.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

(2)  SWD(2019) 211; SWD(2019) 225; SWD(2019) 214; SWD(2019) 275; SWD(2019) 229; SWD(2019) 277; SWD(2019) 230; SWD(2019) 261; SWD(2019) 262; SWD(2019) 263; SWD(2019) 224; SWD(2019) 264; SWD(2019) 223; SWD(2019) 265; SWD(2019) 228; SWD(2019) 266; SWD(2019) 267; SWD(2019) 268; SWD(2019) 227; SWD(2019) 226; SWD(2019) 281; SWD(2019) 272; SWD(2019) 273; SWD(2019) 271; SWD(2019) 274; SWD(2019) 276; SWD(2019) 278; SWD(2019) 279.

(3)  SWD(2019) 212.

(4)  C(2019) 4401; C(2019)4402; C(2019) 4403; C(2019) 4404; C(2019) 4405; C(2019) 4406; C(2019) 4407; C(2019) 4408; C(2019) 4409; C(2019) 4410; C(2019) 4411; C(2019) 4412; C(2019) 4413; C(2019) 4414; C(2019) 4415; C(2019) 4416; C(2019) 4417; C(2019) 4418; C(2019) 4419; C(2019) 4420; C(2019) 4421; C(2019) 4422; C(2019) 4423; C(2019) 4424; C(2019) 4425; C(2019) 4426; C(2019) 4427; C(2019) 4428.

(5)  COM(2015) 80 final en PB C 345 van 13.10.2017, blz. 120.

(6)  Speciale Eurobarometer 459 Verslag “Climate Change”, maart 2017.

(7)  Union of the Electricity Industry — Eurelectric en B Team Initiative.

(8)  Zie PB C 353 van 18.10.2019, blz. 96.

(9)  Aldus voorzitter Luca Jahier op het seminar over concrete maatregelen ter bestrijding van de klimaatverandering in de nieuwe EU-mandaatsperiode 2019-2024, 6 juni 2019, Helsinki (https://www.eesc.europa.eu/nl/node/71384). Zie ook: “Energieprijzen die sneller stijgen dan de inkomens van huishoudens, inkomensongelijkheid in Europa en de kosten van de energietransitie (decentralisatie en digitalisering van de elektriciteits- en gasmarkt) zijn bepalend voor de mate waarin zich energiearmoede voordoet in een samenleving”, in TEN/694 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).

(10)  Verklaring van Sibiu, informele bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders, Sibiu (Roemenië), 9.5.2019.

(11)  COM(2019) 285 final.

(12)  EESC-advies over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen (COM(2015) 337 final — 2015/0148 (COD)) (PB C 71 van 24.2.2016, blz. 57).

(13)  Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 en Besluit nr. 529/2013/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 1).

(14)  Zie PB C 351 van 15.11.2012, blz. 85.

(15)  Zie het advies van het EESC over de gevolgen van klimaat- en energiebeleid op de land- en bosbouwsector (PB C 291 van 4.9.2015, blz. 1) en het advies van het EESC over de verdeling van de inspanningen 2030 en landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw (LULUCF) (PB C 75 van 10.3.2017, blz. 103).

(16)  PB C 81 van 2.3.2018, blz. 102; PB C 75 van 10.3.2017, blz. 124; PB C 227 van 28.6.2018, blz. 86; PB C 440 van 6.12.2018, blz. 8.

(17)  PB C 353 van 18.10.2019, blz. 102.

(18)  Bedrag vermeld in het scenario EUCO 32-32.5 (aansluitend bij de belangrijkste technologische ontwikkelingen waarvan in de EUCO-scenario’s wordt uitgegaan) (cfr. https://ec.europa.eu/energy/en/data-analysis/energy-modelling/euco-scenarios).

(19)  Zie PB C 353 van 18.10.2019, blz. 79. Volgens het EESC zijn er jaarlijks 175 à 290 miljard euro extra investeringen nodig om een broeikasgasneutrale economie tot stand te brengen, d.w.z. 520 à 575 miljard euro in de energiesector en ongeveer 850 à 900 miljard euro in de vervoerssector.

(20)  Zie PB C 353 van 18.10.2019, blz. 96.