15.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 14/46


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over digitalisering, KI en billijkheid — Hoe kan de EU sterker voor de dag komen in de wereldwijde wedloop van toekomstige vaardigheden en onderwijs en tegelijkertijd sociale integratie waarborgen?

(verkennend advies op verzoek van het Finse voorzitterschap)

(2020/C 14/06)

Rapporteur: Tellervo KYLÄ-HARAKKA-RUONALA

Corapporteur: Giulia BARBUCCI

Verzoek van het Finse voorzitterschap van de Raad

Brief, 7.2.2019

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

Goedkeuring door de afdeling

10.9.2019

Goedkeuring door de voltallige vergadering

25.9.2019

Zitting nr.

546

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

118/0/0

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Vaardigheden en competenties zijn een sleutelfactor voor het succes van de EU in de wereldwijde concurrentiestrijd op het vlak van digitalisering en kunstmatige intelligentie (KI). Er moet niet alleen toptalent worden gekweekt, maar de samenleving als geheel moet voor het “KI-tijdperk” worden toegerust met de nodige inzichten, kennis en vaardigheden om het totale potentieel ten volle te benutten en iedereen aan boord te houden.

1.2.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) spoort de EU aan om te kiezen voor een alomvattende benadering op het gebied van onderwijs- en opleidingsbeleid, gezien de wederkerige verbanden daarvan met andere terreinen zoals gegevensbeleid, onderzoeks-, innovatie- en industriebeleid en economisch en sociaal beleid. Aangezien dit ook de nodige publieke en particuliere investeringen vergt, pleit het EESC nogmaals voor hervormingen die een gunstig klimaat tot stand brengen voor particuliere investeringen, en voor de toepassing van een “gouden regel” waardoor middelen uit de begrotingen van lidstaten kunnen worden gebruikt voor maatschappelijk en economisch productieve investeringen die geen gevaar vormen voor de toekomstige houdbaarheid van de begroting (1).

1.3.

Het EESC meent dat intensieve samenwerking tussen lidstaten cruciaal is om succes te boeken in de wereldwijde wedloop. Europese universiteiten moeten worden aangemoedigd om al netwerkend KI-gerelateerde competenties te versterken. Ook op het gebied van beroepsopleiding moet nauwer worden samengewerkt. Het EESC pleit voor meer EU-middelen ter ondersteuning van zowel de noodzakelijke hervormingen als grensoverschrijdende uitwisseling en samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, waaronder de omscholing van werknemers met het oog op de digitale transitie.

1.4.

Conform de Europese pijler van sociale rechten beklemtoont het EESC dat iedereen individueel recht moet hebben op permanente educatie en een leven lang leren om bij te blijven met de ontwikkelingen op digitaal gebied en op het vlak van KI, bij te dragen aan de vooruitgang en ervoor te zorgen dat de mens in controle blijft (2).

1.5.

Het EESC vindt dat er een EU-strategie moet worden opgesteld ter bevordering van permanente educatie waarbij de lerende centraal staat, met digitalisering en het gebruik van betrouwbare KI als kernpunten. In deze strategie moet worden aangegeven wat allemaal nodig is om de doelstelling uit paragraaf 1.4 te realiseren, rekening houdend met de verschillen tussen de nationale onderwijsstelsels.

1.6.

Volgens het EESC vereist het KI-tijdperk een sterke onderlegdheid in transversale vaardigheden zoals logisch redeneren, kritisch denken, creativiteit en interactieve vaardigheden. Voorts veronderstelt het degelijke competenties op het vlak van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) alsmede op het vlak van kunst en sociale wetenschappen. Ook ethisch denken en een ondernemingsgerichte benadering maken een wezenlijk deel uit van de vaardigheden en competenties van het KI-tijdperk.

1.7.

Inclusiviteit houdt in dat iedereen toegang moet hebben tot digitale en KI-technologieën en tot de noodzakelijke vaardigheden, ongeacht geslacht, leeftijd of sociaal-economische achtergrond. Daarbij speelt het openbaar onderwijs een essentiële rol. Ook niet-formeel onderwijs is van groot belang voor de bevordering van inclusiviteit en actief burgerschap. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de vaardighedenontwikkeling van vrouwen, meisjes en ouderen.

1.8.

Concurrentievermogen vergt zowel toptalent als een brede basis van geschoolde en bekwame mensen. Beroepskwalificaties moeten voortdurend worden bijgesteld om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en de vereiste competenties. Het EESC is van mening dat nieuw talent van wereldklasse het best kan worden bevorderd via onderzoeksprojecten. Inzetten op samenwerkingsprojecten met het bedrijfsleven is een manier om talent in de EU te houden en om buitenlands talent aan te trekken.

1.9.

Het EESC onderstreept het primaire belang van nauwe samenwerking tussen beleidsmakers, onderwijsaanbieders, sociale partners en andere maatschappelijke organisaties op het gebied van digitalisering en KI en de daartoe vereiste opleiding en vaardighedenontwikkeling. Aangezien de sociale partners een specifieke, in het Verdrag vastgelegde rol spelen bij arbeidsgerelateerde aangelegenheden, moeten zij, in overeenstemming met de desbetreffende nationale voorschriften, worden betrokken bij beslissingen over investeringen, technologieën en de organisatie van werk.

2.   Inleiding

2.1.

Door de snelle vooruitgang op het gebied van digitalisering en KI wordt de EU gedwongen zich goed toe te rusten om de mondiale concurrentie met succes aan te gaan. De verbetering van vaardigheden en competenties is daarbij een beslissende factor en vereist de actieve ontwikkeling van onderwijs en opleiding, wat mensen ook zou moeten helpen aan de veranderende vraag te voldoen en bij te dragen aan de vooruitgang door bij te blijven met de verschillende verschijningsvormen en gevolgen daarvan.

2.2.

Dit verkennend advies op verzoek van het Finse EU-voorzitterschap biedt een antwoord op de vraag “Hoe kan de EU sterker voor de dag komen in de wereldwijde wedloop van toekomstige vaardigheden en onderwijs en tegelijkertijd sociale integratie waarborgen?” met betrekking tot digitalisering en KI. Om te verduidelijken wat met een toekomstgerichte aanpak wordt bedoeld, wordt hier het concept “KI-tijdperk” gebruikt.

2.3.

Het EESC heeft al diverse adviezen uitgebracht over de gevolgen van digitalisering en KI voor de toekomst van werk, de vraag naar vaardigheden en de investeringsbehoeften, alsook over de ethische aspecten van KI (3). In dit advies gaat de aandacht vooral uit naar de verwevenheid van digitale en KI-gerelateerde vaardigheden, concurrentievermogen en inclusiviteit (andere noodzakelijke toekomstige vaardigheden, om bijv. de klimaatverandering het hoofd te bieden, blijven buiten beschouwing).

2.4.

Digitalisering en KI houden op verschillende manieren verband met onderwijs en vaardighedenontwikkeling. Ze genereren een nieuwe vraag naar vaardigheden en competenties en maken tevens nieuwe manieren van leren en lesgeven mogelijk. Digitale en KI-technieken kunnen verder worden gebruikt om te anticiperen op veranderingen op het gebied van werk én in het dagelijks leven en dus ook om in te spelen op onderwijs- en opleidingsbehoeften. Bovendien stellen onderwijs en opleiding mensen in staat om de digitale ontwikkeling vorm te geven.

2.5.

Digitalisering en KI houden ook op een aantal manieren verband met inclusiviteit. Ze kunnen bijvoorbeeld mensen met een handicap helpen om te werken en om hun leven beter te organiseren. Ook kunnen ze het isolement van mensen helpen doorbreken. Daartegenover staat dat inclusiviteit inhoudt dat iedereen toegang moet hebben tot deze technologieën en de nodige vaardigheden, ongeacht geslacht, leeftijd of sociaal-economische achtergrond.

2.6.

Onderwijs in het algemeen valt onder de bevoegdheid van de lidstaten. Er bestaan echter verschillende vormen van samenwerking, zoals de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden. Er wordt ook gewerkt aan een Europese onderwijsruimte, die voortbouwt op het Erasmus+-programma en andere financieringsinstrumenten van de EU. De erkenning van beroepskwalificaties is een andere belangrijke vorm van samenwerking.

2.7.

Om een antwoord te geven op de kernvraag van dit advies over digitale en KI-gerelateerde vaardigheden en onderwijs vanuit het oogpunt van zowel succes in de wereldwijde concurrentiestrijd als sociale inclusiviteit, behandelt het EESC de volgende drie deelvragen:

Welke vaardigheden en competenties zijn het nuttigst in het KI-tijdperk?

Hoe kunnen deze vaardigheden en competenties het best worden verworven en verbeterd?

Welke beleidsmaatregelen zijn er op nationaal en EU-niveau nodig om vooruitgang op dit vlak in de hand te werken?

3.   Welke vaardigheden en competenties zijn het nuttigst in het KI-tijdperk?

3.1.

Omdat digitalisering en met name KI aanzienlijke implicaties hebben voor het dagelijks leven van mensen en voor de ontwikkeling van bedrijven, werkgelegenheid en de toekomst van werk, zijn op verschillende cognitieve niveaus ontwikkeling en vooruitgang nodig. Daarbij gaat het enerzijds om bewustzijn, kennis en inzichten en anderzijds om competenties en vaardigheden. Vaardigheden van hoog niveau en toptalenten zijn noodzakelijk om succesvol te zijn in de wereldwijde concurrentiestrijd, maar succes vereist ook een brede basis van geschoolde en bekwame mensen.

3.2.

Het is duidelijk dat burgers zich niet in ruime mate bewust zijn van de kansen die digitalisering, KI en robotica met zich meebrengen om hun het leven makkelijker te maken, terwijl de bezorgdheid over werkgelegenheid, veiligheid en persoonlijke levenssfeer manifest is. Daarom moeten de kansen die digitalisering en KI de samenleving als geheel bieden, meer onder de aandacht worden gebracht.

3.3.

Meer kennis van de aard en werking van KI is ook noodzakelijk om mensen beter inzicht te laten krijgen in en kritisch te laten denken over waar en hoe KI kan worden gebruikt. De behoefte aan een beter inzicht bestaat zowel bij werkgevers als bij ondernemingen, werknemers, consumenten en beleidsmakers.

3.4.

Daarenboven vereist het KI-tijdperk ethisch denkvermogen om richting te geven aan de ontwikkeling en het gebruik van digitale oplossingen en KI in overeenstemming met de mensenrechten. Naast deze humane dimensie is het belangrijk om inzicht te krijgen in de milieu- en klimaataspecten van digitalisering en KI, zowel in de kansen die deze technologieën bieden als de risico’s die ze met zich meebrengen. Deze ethische en andere overwegingen moeten gestalte krijgen door middel van participatief bestuur, wat betekent dat het maatschappelijk middenveld en de sociale partners op de verschillende terreinen en bij de verschillende processen betrokken worden.

3.5.

De dringende kortetermijnbehoeften ten aanzien van de ontwikkeling van competenties en vaardigheden houden verband met het verkleinen van de vaardighedenkloof en het verhelpen van de mismatch van vaardigheden op de arbeidsmarkt.

3.6.

Aangezien het steeds moeilijker wordt om zich op lange termijn op bepaalde beroepen voor te bereiden, moeten de beroepskwalificaties voortdurend worden aangepast aan nieuwe ontwikkelingen en gebaseerd zijn op een reeks vereiste vaardigheden en competenties die losstaan van de concrete ontwikkelingen.

3.7.

Relevant is de vraag welke vaardigheden een meerwaarde hebben ten opzichte van machines en robots en welke vaardigheden we hoe dan ook willen behouden. Dit onderstreept de noodzaak van een sterke onderlegdheid in transversale vaardigheden zoals logisch redeneren, kritisch denken, creativiteit en interpersoonlijke en interactieve vaardigheden.

3.8.

Bovendien is het zowel op korte als op lange termijn noodzakelijk dat de hele samenleving ten minste over digitale basisvaardigheden beschikt. Die algemene vaardigheden moeten niet alleen zorgen voor digitale en KI-geletterdheid, maar moeten mensen ook onder meer in staat stellen KI aan te wenden om innovatieve oplossingen te vinden en toe te passen in hun dagelijks leven en werk. Dit geldt voor mensen van alle leeftijden en achtergronden, én voor mensen met een handicap, gezien de mogelijkheden die KI hun biedt.

3.9.

In het KI-tijdperk is niet alleen een belangrijke rol weggelegd voor wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM), maar ook voor kunst en sociale wetenschappen. Dit tijdperk vraagt eveneens om multidisciplinaire en interdisciplinaire competenties om inzicht te krijgen in stelselmatige verschijnselen en multidimensionale problemen die met behulp van digitalisering en KI kunnen worden opgelost.

3.10.

De veranderingen op het gebied van werk wijzen ook op het belang van ondernemersvaardigheden. Die hebben alle mensen immers nodig, en niet alleen ondernemers in strikte zin, om hun werk en leven te kunnen organiseren. Voorts vraagt de snelheid van de veranderingen aanpassingsvermogen en veerkracht op het werk en in de samenleving in het algemeen. Ondernemingen moeten manieren vinden om werknemers te garanderen dat zij scholing kunnen krijgen teneinde dergelijke transities in de arbeidswereld te vergemakkelijken.

3.11.

Ook in het KI-tijdperk zijn uiteenlopende vaardigheden op het gebied van samenwerking, communicatie en onderwijs nodig: samenwerking en communicatie tussen mensen en intelligente systemen, zoals KI en robotica, worden steeds algemener, zowel op het werk als in het dagelijks leven. Verder worden KI en robots steeds meer getraind in plaats van geprogrammeerd.

3.12.

Behalve meer kennis, competenties en vaardigheden in de hele samenleving is toptalent nodig om de EU in staat te stellen de wereldwijde concurrentie met succes aan te gaan en voorop te lopen op het gebied van innovatie en investeringen in digitalisering en KI. Naast KI-ontwikkelaars zijn er meer mensen met talent en professionals nodig om KI toe te passen in specifieke sectoren, van productie tot dienstverlening. Dit alles vraagt om geavanceerde wetenschappelijke, wiskundige en technische competenties.

3.13.

Solide ondernemingsvaardigheden zijn ook onmisbaar om de door digitalisering en KI geboden zakelijke kansen te benutten, bijvoorbeeld om bedrijven op te schalen. Aangezien betrouwbare KI een concurrentievoordeel van de EU kan zijn, moet ethiek een essentieel onderdeel uitmaken van de competenties van alle ontwikkelaars en gebruikers van KI.

3.14.

Om te slagen in de vaardighedenwedloop is het belangrijk om het potentieel van de gehele samenleving optimaal te benutten. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de digitale vaardigheden en interesse van vrouwen en meisjes in STEM om hen meer te betrekken bij de vooruitgang op het vlak van digitalisering en KI. Daardoor zouden de omstandigheden in verschillende sectoren en in de economie en samenleving als geheel verbeteren en de gendervooroordelen in gegevens en technologie minstens gedeeltelijk uit de weg kunnen worden geruimd.

4.   Hoe kunnen de vaardigheden en competenties van het KI-tijdperk het best worden verworven en verbeterd?

4.1.

Het is duidelijk dat de huidige onderwijs- en opleidingsstelsels moeten worden hervormd met het oog op de verbetering van de vaardigheden en competenties van het KI-tijdperk en dat daarvoor ook de nodige financiële middelen moeten worden uitgetrokken. Digitalisering en KI brengen echter zulke grote veranderingen met zich mee dat het hele concept van leren en lesgeven opnieuw moet worden uitgedacht. Het is daarom cruciaal om leraren en alle opvoeders op het nieuwe denken en de nieuwe cultuur voor te bereiden.

4.2.

Iedereen moet recht hebben op permanente educatie om te kunnen inspelen op de huidige en toekomstige ontwikkelingen in economie en samenleving en om bij te dragen aan de vooruitgang. Daarbij moeten het beginsel van gelijke kansen en het uitgangspunt dat niemand aan zijn lot mag worden overgelaten, worden gevolgd. Permanente educatie is in de eerste plaats leren om professionele redenen, maar draagt ook bij tot persoonlijke en professionele ontplooiing, sociale inclusie en actief burgerschap.

4.3.

Het basisonderwijs dient om leerlingen digitale basisvaardigheden aan te leren, maar moet vooral de basis leggen voor permanente educatie. Bijgevolg moet iedereen er de competenties en vaardigheden meekrijgen om te leren hoe te leren en om gevorderde vaardigheden voor het KI-tijdperk te ontwikkelen, waaronder inzicht in de sociale en ethische aspecten ervan en in hoe de mens in controle kan blijven.

4.4.

In plaats van onderricht te zien als een opeenvolging van verschillende onderwijsinspanningen, moet worden gestreefd naar leerplannen op maat van het individu. Leerplannen voor het KI-tijdperk moeten gepaard gaan met goede methoden voor het beoordelen van individuele leerbehoeften en een aangepast aanbod van leermogelijkheden, waarbij de specifieke rol van het openbaar onderwijs gewaarborgd moet blijven. Daarnaast moet een nieuw soort activiteiten mensen ertoe brengen zichzelf doelen te stellen.

4.5.

KI zelf biedt mogelijkheden voor onderwijs waarbij de lerende meer centraal staat. Met door KI ondersteunde leerplannen kan de vraag naar vaardigheden en competenties worden geanalyseerd, wordt zelfbeoordeling mogelijk, kunnen individuele leertrajecten worden uitgestippeld en wordt het gemakkelijker om formele, niet-formele en informele leerkeuzes te combineren. KI kan ook worden gebruikt om inhoud aan te reiken voor onderwijs en opleiding waarin de lerende centraal staat.

4.6.

Om meer gepersonaliseerde leertrajecten mogelijk te maken en de mogelijkheden voor interdisciplinaire en interinstitutionele studies te vergroten, moeten onderwijsinstellingen leermodules aanbieden die flexibel kunnen worden gecombineerd.

4.7.

Niet alleen basiseducatie en beroepsopleiding zijn belangrijk. Er is ook duidelijk behoefte aan om- en bijscholing. Dit soort leren vindt steeds meer plaats in het kader van het werk. Samenwerking tussen onderwijsinstellingen en de sociale partners, door de vorming van netwerken in grote, kleine en middelgrote ondernemingen, is essentieel om de scholing die op de werkplek nodig is, te verbeteren.

4.8.

Omdat er steeds meer mensen zijn die levenslang leren, zijn eenvoudig schaalbare methoden geboden. Open onlinecursussen voor een groot publiek (“massive open online courses” of “MOOC’s”) bieden hier een veelbelovende kans. Die kunnen onder meer worden gebruikt om de algemene kennis over KI te vergroten (zoals de in Finland gecreëerde cursus “Elementen van KI”) of om de vaardigheden en competenties voor de toepassing van KI en het gebruik van bijvoorbeeld virtuele en toegevoegde realiteit te verbeteren.

4.9.

Niet-formeel onderwijs is van cruciaal belang voor de bevordering van inclusieve onderwijssystemen en vormt een belangrijke opstap naar levenslang en levensbreed leren. Daarom zou meer aandacht moeten uitgaan naar het zo vergelijkbaar mogelijk beoordelen en valideren van de resultaten van niet-formeel onderwijs en informeel leren en naar de ondersteuning van alle stakeholders in dit verband, zoals het EESC in een eerder advies heeft voorgesteld (4).

4.10.

Jongerenorganisaties spelen een belangrijke rol bij het mondiger maken van jongeren als werknemers en burgers. Ze verschaffen onderwijs dat op individuele behoeften is afgestemd en zijn zo in staat om jongeren te bereiken die door het formele onderwijs niet worden bereikt, en om het formele onderwijs aan te vullen door jongeren een andere reeks vaardigheden en competenties bij te brengen.

4.11.

De door werkgevers verlangde zachte vaardigheden en de vaardigheden die door jongerenorganisaties worden aangeleerd stemmen met elkaar overeen. Niet-formeel onderwijs speelt ook een belangrijke rol in om- en bijscholing en bij de ontwikkeling van de digitale vaardigheden van ouderen.

4.12.

Om in de wereldwijde wedloop om talent succes te kunnen boeken, moet zowel op onderzoeks- als onderwijsgebied worden samengewerkt. Onderzoeksprojecten zijn een efficiënte vorm van hoger onderwijs en een goede manier om nieuw talent van wereldklasse te stimuleren. Netwerken van onderling verbonden onderzoeksexcellentiecentra en innovatiehubs zijn belangrijk voor het delen van competenties. Wanneer onderzoeksprojecten berusten op samenwerking tussen universiteiten en bedrijven, gaat talent vaak voor bedrijven werken. Onderzoeksprojecten op hoog niveau kunnen er zo ook voor helpen zorgen dat talent in de EU blijft en buitenlands talent naar de EU komt.

5.   Welke beleidsmaatregelen zijn er nodig om de vaardigheden en competenties van het KI-tijdperk te verbeteren?

5.1.

Het EESC vindt dat investeringen in onderwijs en opleiding een centraal onderdeel moeten vormen van strategieën inzake digitalisering en KI, en dat digitalisering en KI een essentiële dimensie moeten zijn van toekomstgericht onderwijsbeleid en toekomstgerichte onderwijsstelsels. De EU moet ernaar streven op dit vlak mondiaal een voortrekkersrol te spelen.

5.2.

Permanente educatie is door digitalisering en KI belangrijker geworden dan ooit tevoren en uitgegroeid tot een van de voornaamste manieren om de EU op inclusieve wijze sterker voor de dag te laten komen in de wereldwijde wedloop van vaardigheden en onderwijs. Het EESC vindt dat er een EU-strategie moet worden opgesteld waarin wordt aangegeven wat er allemaal nodig is om permanente educatie waarbij de lerende centraal staat, te bevorderen. Digitalisering en het gebruik van betrouwbare KI zouden de kernpunten van zo’n strategie moeten vormen. Daarin zou rekening moeten worden gehouden met de verschillen tussen de nationale onderwijsstelsels. De ambitie van de Europese onderwijsruimte moet dienovereenkomstig worden verhoogd: het volstaat niet dat een kwart van de mensen een leven lang leert, iedereen moet daar recht op hebben.

5.3.

Het EESC zou graag zien dat de lidstaten nauw met elkaar samenwerken op het vlak van onderwijs en opleiding. Er moet ten volle gebruik worden gemaakt van gemeenschappelijke onderwijs- en opleidingsprogramma’s, waaronder master- en doctoraatsprogramma’s inzake KI. Volgens het EESC is het initiatief voor een Europees netwerk van universiteiten een goede manier om geavanceerde KI-gerelateerde competenties te versterken. Verder is internationale samenwerking inzake betrouwbare KI met toonaangevende onderzoeks- en onderwijsorganisaties noodzakelijk en dient samenwerking op het gebied van beroepsopleiding te worden aangemoedigd. Bovendien moet de erkenning van kwalificaties verder worden bevorderd om een flexibele mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten mogelijk te maken.

5.4.

Het EESC pleit ervoor om meer EU-middelen vrij te maken voor initiatieven op het vlak van onderwijs en opleiding inzake KI. De mogelijkheden van het Erasmus+-programma en andere financieringsinstrumenten moeten verder worden onderzocht om de grensoverschrijdende uitwisseling en samenwerking te versterken. Om toptalent voort te brengen en aan te trekken is het ook noodzakelijk om meer middelen vrij te maken voor onderzoeksprogramma’s, zoals het via Horizon 2020 gefinancierde initiatief voor een Europees netwerk van KI-excellentiecentra.

5.5.

Daarnaast moeten het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering worden gebruikt om de inclusieve ontwikkeling van digitale en KI-vaardigheden te ondersteunen, onder meer voor een op grote schaal gepromoot programma om werknemers te helpen bij de verwerving van nieuwe vaardigheden met het oog op de digitale transitie.

5.6.

Gegevens en digitale infrastructuur spelen een belangrijke rol bij het gebruik van digitale instrumenten en KI in onderwijs en opleiding. De beschikbaarheid, kwaliteit, betrouwbaarheid, toegankelijkheid, interoperabiliteit en het vrije verkeer van gegevens zijn dan ook essentieel voor onderwijs en opleiding in het KI-tijdperk. Daarmee moet rekening worden gehouden in het gegevensbeleid, net als met aspecten inzake gegevensbescherming en persoonlijke levenssfeer. Ook zijn op alle gebieden investeringen in digitale infrastructuur van vitaal belang om de digitale mogelijkheden voor onderwijs en opleiding te vergroten en om een digitale kloof te voorkomen.

5.7.

Investeren in innovatie op het vlak van KI is een ander aspect dat nauw verband houdt met onderwijs. Zowel overheid als bedrijfsleven moeten meer middelen vrijmaken voor innovatie. De EU moet ook de nodige aandacht besteden aan een industriële strategie, zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat alsook opdrachtgerichte innovatie en investeringen stimuleren om de belangrijkste economische, sociale en ecologische uitdagingen het hoofd te bieden.

5.8.

Al met al heeft de EU behoefte aan een alomvattende benadering op het gebied van onderwijs- en opleidingsbeleid, gezien de strategische rol daarvan en de wederkerige verbanden met ander beleid, waaronder het economisch en sociaal beleid. Dit moet worden ondersteund door de nodige publieke en particuliere investeringen, die moeten worden bevorderd door middel van hervormingen die een gunstig klimaat tot stand brengen voor particuliere investeringen, met een toereikende EU-begroting en de toepassing van een “gouden regel” waardoor middelen uit de begrotingen van lidstaten kunnen worden gebruikt voor maatschappelijk en economisch productieve investeringen die geen gevaar vormen voor de toekomstige houdbaarheid van de begroting (5). Bijgevolg moeten onderwijs en vaardigheden een significante rol spelen in het Europees Semester. In het kader van de allereerste gezamenlijke bijeenkomst van de Europese ministers van Onderwijs en Financiën tijdens het Finse voorzitterschap van de EU zouden daarvoor passende stimulansen kunnen worden gegeven.

5.9.

Ten slotte benadrukt het EESC het belang van nauwe betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de ontwikkeling van het onderwijs- en opleidingsbeleid, het daarmee samenhangende beleid en bij de uitwerking en uitvoering van nieuwe onderwijs- en opleidingsprogramma’s, die ook betrekking moeten hebben op ethische aspecten. Er is samenwerking nodig tussen overheden, onderwijsinstellingen, sociale partners, consumentenorganisaties en andere betrokken maatschappelijke organisaties.

5.10.

De sociale partners spelen een specifieke rol, die is vastgelegd in het Verdrag. Aangezien zij een bijzondere taak vervullen bij arbeidsgerelateerde aangelegenheden, moeten zij, in overeenstemming met de desbetreffende nationale voorschriften, worden betrokken bij beslissingen over investeringen, technologieën en de organisatie van werk. Het EESC neemt er kennis van dat digitalisering een van de zes prioriteiten in het werkprogramma voor de Europese sociale dialoog 2019-2021 is.

Brussel, 25 september 2019.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  PB C 190 van 5.6.2019, blz. 24.

(2)  Beginsel 1 van de Europese pijler van sociale rechten: Onderwijs, opleiding en een leven lang leren: Iedereen heeft recht op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen.

(3)  PB C 240 van 16.7.2019, blz. 51; PB C 228 van 5.7.2019, blz. 16; PB C 62 van 15.2.2019, blz. 292; PB C 440 van 6.12.2018, blz. 1; PB C 110 van 22.3.2019, blz. 41; PB C 367 van 10.10.2018, blz. 15; PB C 434 van 15.12.2017, blz. 36; PB C 288 van 31.8.2017, blz. 43.

(4)  PB C 13 van 15.1.2016, blz. 49.

(5)  PB C 190 van 5.6.2019, blz. 24.