5.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 190/48


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels ter waarborging van basisconnectiviteit in het wegvervoer in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Unie

(COM(2018) 895 final — 2018/0436 (COD))

(2019/C 190/08)

Algemeen rapporteur: Raymond HENCKS

Raadpleging

Europees Parlement: 14.1.2019

Raad van de Europese Unie: 14.1.2019

Rechtsgrondslag

artikel 91, lid 1, VWEU

Bevoegde afdeling

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Besluit van het bureau

22.1.2019

Goedkeuring door de voltallige vergadering

20.2.2019

Zitting nr.

541

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

76/1/0

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) steunt de Commissie in haar inspanningen om basisconnectiviteit in het internationaal goederenvervoer over de weg tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk te waarborgen vanaf het ogenblik dat het Verenigd Koninkrijk zonder geratificeerd terugtrekkingsakkoord uit de Unie stapt en dus niet meer door het Unierecht is gebonden.

1.2.

Het EESC vindt het een goede zaak dat in het voorstel voor een verordening aan Britse wegvervoerders tot 31 december 2019 het recht wordt verleend om bilateraal vervoer te verrichten tussen punten van vertrek en aankomst in respectievelijk het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie onder de in het voorstel uiteengezette voorwaarden en met name op voorwaarde dat vervoerders uit de Unie onder gelijkwaardige condities aan het verkeer op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk mogen deelnemen en zij daarbij eerlijke en gelijke kansen krijgen om te concurreren zonder te worden gediscrimineerd.

1.3.

Het EESC hoopt van harte dat de Britse overheid ten laatste voor de dag waarop het Verenigd Koninkrijk zich zonder akkoord uit de Unie zou terugtrekken, een gelijkwaardig tijdelijk stel maatregelen vaststelt waardoor wegvervoerders uit de Unie die zich in het Verenigd Koninkrijk verplaatsen, dezelfde rechten genieten die de Commissie bij wijze van overgangsmaatregel voor wegvervoerders met een vergunning uit het Verenigd Koninkrijk voorstelt, waardoor zij goederen over de weg kunnen vervoeren tussen het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk en de resterende 27 lidstaten.

1.4.

Indien het Verenigd Koninkrijk zich uit de Unie terugtrekt zonder dat er een akkoord is gesloten, dringt het EESC er bij het Verenigd Koninkrijk en de EU op aan in onderling overleg voor het einde van voornoemde overgangsperiode basisconnectiviteit in het kader van het CEMT-systeem en de toekomstige regels voor de betrekkingen tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie vast te stellen.

1.5.

Bij de sociale en technische voorschriften die de wegvervoerders met een vergunning uit het Verenigd Koninkrijk die zich op het grondgebied van de Unie mogen verplaatsen, tijdens de overgangsperiode in acht moeten nemen, zijn geen voorschriften opgenomen betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van beroepsbestuurders van voor goederenvervoer over de weg bestemde voertuigen. Aangezien het hier om een uitermate belangrijke veiligheidsfactor gaat, vraagt het EESC dat artikel 4 van de voorgestelde verordening wordt aangevuld met een verwijzing naar Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad (1).

2.   Inleiding

2.1.

Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) stelt gemeenschappelijke regels vast voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg in de Gemeenschap, met voertuigen met een maximaal beladen massa van meer dan 3,5 ton, van of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van één of meer lidstaten.

2.2.

Deze verordening heeft tot doel ten aanzien van degene die de vervoersdiensten verricht, alle beperkingen op grond van nationaliteit of vestiging in een andere lidstaat dan die waarin de dienst moet worden verricht, met inbegrip van de beperkingen inzake markttoegang, op te heffen. Die vervoersdiensten worden, in beginsel, uitgevoerd onder dekking van een door een lidstaat afgeleverde communautaire vergunning en, indien de bestuurder een onderdaan van een derde land is, in combinatie met een bestuurdersattest.

2.3.

Het vervoer van lidstaten naar derde landen wordt nog steeds overwegend geregeld bij bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en die derde landen.

2.4.

Indien het Verenigd Koninkrijk zich uit de Unie terugtrekt zonder dat er een akkoord is gesloten, zullen de Britse wegvervoersdiensten niet langer onder het Unierecht vallen. Bij gebreke van een geldige vergunning zullen de Britse wegvervoerders geen toegang meer hebben tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg van de Unie en (waarschijnlijk) vice versa.

2.5.

Zonder terugtrekkingsakkoord is het multilaterale quotasysteem van de Europese Conferentie van ministers van Verkeer (CEMT) momenteel het enige rechtskader dat kan dienen als grondslag. Het CEMT-systeem is van toepassing in 43 landen, waaronder 26 EU-lidstaten (met uitzondering van Cyprus) en het Verenigd Koninkrijk en laat toe internationaal goederenvervoer te verrichten van het land van de registratie van het voertuig naar een ander CEMT-land.

2.6.

Het aantal aan CEMT-landen afgeleverde vergunningen voor 2019 (23 252 voor de 27 EU-landen en 984 voor het Verenigd Koninkrijk) is te klein voor de huidige vervoersvolumes. Om het aantal CEMT-vergunningen te verhogen, is het unanieme akkoord van alle CEMT-landen vereist. Bijgevolg vormt deze optie geen passende oplossing om te voorkomen dat de toegang tot de markt voor goederenvervoer over de weg van de Unie naar het Verenigd Koninkrijk en omgekeerd wordt onderbroken.

2.7.

Om elke buitenmatige verstoring van de connectiviteit en de desastreuze gevolgen die er aan beide kanten van het Kanaal uit zouden voortvloeien, te vermijden, moeten dringend tijdelijke rechten van vrij verkeer in de EU worden toegekend aan Britse wegvervoerders op voorwaarde dat het Verenigd Koninkrijk op zijn beurt dezelfde regels toepast op wegvervoerders uit de EU.

3.   Voorstellen van de Commissie

3.1.

De voorgestelde verordening voorziet, bij gebreke van een uittredingsakkoord, in de toekenning van rechten voor bilateraal vervoer in de EU aan Britse wegvervoerders vanaf de dag na die waarop de Verdragen niet langer van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk, tot en met 31 december 2019.

3.2.

Dit recht om bilateraal vervoer te verrichten in de EU wordt echter slechts toegekend indien het Verenigd Koninkrijk waarborgt dat wegvervoerders uit de Unie volkomen gelijkwaardige rechten genieten in het Verenigd Koninkrijk als de rechten die aan wegvervoerders uit het Verenigd Koninkrijk in de EU worden toegekend. Indien dat niet het geval is, is de Commissie gemachtigd door middel van een gedelegeerde handeling:

 

beperkingen vast te stellen voor de toegestane beschikbare capaciteit en/of het aantal ritten, of

 

de toepassing van de voorgestelde verordening op te schorten, of

 

andere dienstige maatregelen te nemen.

3.3.

De rechten die aan wegvervoerders uit het Verenigd Koninkrijk worden toegekend, zijn onderworpen aan conformiteit met het desbetreffende Unierecht inzake het wegvervoer, en met name ten aanzien van:

mobiele werknemers en zelfstandige bestuurders;

voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer;

tachografen;

de maximaal toegestane afmetingen en gewichten van bepaalde wegvoertuigen;

snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen;

het verplichte gebruik van veiligheidsgordels;

de naleving van de richtlijn inzake de detachering van personeel;

de naleving van de communautaire bepalingen inzake eerlijke mededinging zonder enige vorm van discriminatie.

3.4.

De lidstaten en de Commissie mogen zich ervan vergewissen dat de wegvervoerders die de Unie binnenkomen, beschikken over een door het Verenigd Koninkrijk afgegeven vergunning die of een bevoegdheidsbewijs dat in overeenstemming is met de desbetreffende normen, dat alle desbetreffende nationale wetgeving en Uniewetgeving in acht is genomen en dat de toegekende rechten niet worden overschreden.

3.5.

De lidstaten mogen over geen bilaterale wegvervoersovereenkomsten met het Verenigd Koninkrijk onderhandelen of dit soort overeenkomsten afsluiten voor kwesties die onder het toepassingsgebied van de voorgestelde verordening vallen.

4.   Algemene opmerkingen

4.1.

Het goederenvervoer over de weg is een heel belangrijke sector voor zowel het Verenigd Koninkrijk als de EU. Meer dan 4,4 miljoen wegvoertuigen voor goederenvervoer met bestuurder per jaar maken de overtocht tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU. Het Verenigd Koninkrijk heeft in 2015 in totaal 21 350 000 ton goederen over de weg naar de Unie vervoerd. De EU heeft op haar beurt in dezelfde tijdspanne 26 816 000 ton goederen naar het Verenigd Koninkrijk uitgevoerd (3).

4.2.

Dit betekent dat belemmeringen voor dat vervoer een enorme impact zouden hebben op de handel, de werkgelegenheid en de economische groei aan beide kanten van het Kanaal en de bevoorradingsketens ernstig zouden verstoren.

4.3.

Het EESC is verheugd over het initiatief van de Commissie om noodmaatregelen voor te stellen om het ergste te voorkomen door Britse wegvervoerders tijdelijk het recht te verlenen om bilateraal vervoer tussen punten in het Verenigd Koninkrijk en de EU te verrichten onder de in het voorstel uiteengezette voorwaarden en daarbij wegvervoerders uit de EU een gelijkwaardige toegang in het Verenigd Koninkrijk alsook eerlijke mededingingsvoorwaarden te garanderen, totdat er voor het einde van de overgangsperiode op 31 december 2019 de nodige bepalingen voor basisconnectiviteit in het kader van het CEMT-systeem en eventuele toekomstige regels voor de betrekkingen tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie besproken en in onderling overleg vastgesteld worden.

4.4.

Het EESC hoopt van harte dat de Britse overheid ten laatste voor de dag waarop het Verenigd Koninkrijk zich zonder akkoord uit de Unie zou terugtrekken, een gelijkwaardig tijdelijk stel maatregelen vaststelt waardoor wegvervoerders uit de Unie die zich in het Verenigd Koninkrijk verplaatsen, dezelfde rechten genieten die de Commissie bij wijze van overgangsmaatregel voor wegvervoerders met een vergunning uit het Verenigd Koninkrijk voorstelt, waardoor zij goederen over de weg kunnen vervoeren tussen het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk en de resterende 27 lidstaten.

4.5.

Indien het Verenigd Koninkrijk deze wederkerigheid van rechten binnen de gestelde termijn weigert te aanvaarden, wordt deze voorgestelde verordening nietig en moeten de goederen van Britse vrachtvoertuigen aan de Uniegrenzen in in de EU geregistreerde vrachtvoertuigen worden overgeladen of, voor zover mogelijk, worden vervoerd in lichte bedrijfsvoertuigen met een maximaal toegelaten gewicht van minder dan 3,5 ton, waarvoor de gemeenschappelijke voorschriften voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg niet gelden.

4.6.

In zijn advies over het thema „Toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg en het beroep van wegvervoerondernemer” (4) van 18 januari 2018, over een voorstel voor een verordening tot herziening van Verordening (EG) nr. 1072/2009, heeft het EESC reeds benadrukt dat het niet uitbreiden van de verordening tot lichte bedrijfsvoertuigen tot concurrentievervalsing kan leiden. Het EESC herhaalt zijn verzoek om voornoemde verordening, of eventueel een afgeslankte versie ervan, van toepassing te maken op lichte bedrijfsvoertuigen.

5.   Specifieke opmerkingen

5.1.

In artikel 4 van het voorstel voor een verordening worden de sociale en technische voorschriften vastgesteld die de wegvervoerders met een vergunning uit het Verenigd Koninkrijk die in de EU goederen over de weg mogen vervoeren, gedurende de overgangsperiode in acht moeten nemen.

5.2.

Het EESC stelt vast dat hierin geen voorschriften betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van beroepsbestuurders zijn opgenomen. Aangezien het hier om een uitermate belangrijke veiligheidsfactor gaat, vraagt het EESC dat voornoemd artikel wordt aangevuld met een verwijzing naar Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad.

Brussel, 20 februari 2019.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4.

(2)  Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 72).

(3)  Statistieken van de Britse vereniging van wegvervoerders (Road Haulage Association).

(4)  PB C 197 van 8.6.2018, blz. 38.